Instrukcja obsługi Triumph Scrambler 1200 Steve McQueen Edition
Przeczytaj poniżej 📖 instrukcję obsługi w języku polskim dla Triumph Scrambler 1200 Steve McQueen Edition (204 stron) w kategorii motocykl. Ta instrukcja była pomocna dla 11 osób i została oceniona przez 2 użytkowników na średnio 4.5 gwiazdek
Strona 1/204

Gebruikershandleiding
Scrambler 1200 XC, Scrambler 1200 XE
en Scrambler 1200 Steve McQueen Edition
Deze handleiding bevat informatie over de Triumph-motorfiets(en) Scrambler 1200 XC,
Scrambler 1200 XE en Scrambler 1200 Steve McQueen Edition. Bewaar deze
gebruikershandleiding altijd bij de motorfiets en raadpleeg de informatie indien nodig.
De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van
publicatie beschikbare informatie. Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde,
zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te brengen.
Deze publicatie mag niet in zijn geheel, noch gedeeltelijk worden gereproduceerd
zonder schriftelijke toestemming van Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 08.2020 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Engeland.
Publicatie onderdeelnummer 3850084-NL versie 1
1

2
Inhoudsopgave
Deze gebruikershandleiding bevat een aantal verschillende hoofdstukken.
Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken,
waar u – in het geval van grotere hoofdstukken – een meer gedetailleerde
inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden.
Voorwoord 3
Veiligheid voorop 7
Plaats van de waarschuwingslabels 16
Onderdelenoverzicht 18
Onderdelen in blikveld bestuurder 20
Serienummers 21
Algemene informatie 23
Rijden op de motorfiets 101
Accessoires, lading en passagiers 115
Onderhoud en afstelling 119
Reiniging en stalling 173
Specificaties - Scrambler 1200 XC en XE 185
Specificaties - Scrambler Steve McQueen Edition 191
Index 197
Goedkeuringsinformatie 201

Voorwoord
3
Voorwoord
Waarschuwingen en
opmerkingen
In deze gebruikershandleiding wordt
belangrijke informatie op de volgende
manier gepresenteerd:
Waarschuwing
Dit waarschuwingssymbool geeft
speciale instructies of procedures aan,
die persoonlijk letsel of levensgevaar
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze
niet goed worden opgevolgd.
Voorzichtig
Dit symbool maant tot voorzichtig-
heid en gaat vergezeld van speciale
instructies of procedures die bescha-
diging of vernieling van apparatuur
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze
niet strikt worden opgevolgd.
Let op
Dit opmerkingssymbool geeft punten
van speciaal belang voor efficiëntere en
gemakkelijkere bediening aan.
Waarschuwingslabels
Bovenstaand symbool wordt op
bepaalde plaatsen op de motorfiets
weergegeven. Het symbool betekent
'VOORZICHTIG: RAADPLEEG DE HAND-
LEIDING' en wordt gevolgd door een
grafische voorstelling van het betref-
fende onderwerp.
Probeer nooit op de motorfiets te rijden
of een aanpassing uit te voeren zonder
de in deze handleiding beschreven rele-
vante instructies te raadplegen.
Raadpleeg het gedeelte Locaties van de
waarschuwingslabels voor de locatie van
alle labels met dit symbool. Dit symbool
wordt zo nodig ook weergegeven op de
pagina's met de relevante informatie.

Voorwoord
4
Onderhoud
Om een lang, veilig en probleemloos
gebruik van uw motorfiets te garan-
deren, dient het onderhoud te worden
uitgevoerd door een erkende Triumph-
dealer.
Alleen een erkende Triumph-dealer
beschikt over de noodzakelijke kennis,
apparatuur en vakkundigheid om uw
Triumph-motorfiets goed te onder-
houden.
Bezoek de Triumph-website op
www. triumph. co. uk of neem telefonisch
contact op met de bevoegde distribu-
teur in uw land voor informatie over de
dichtstbijzijnde erkende Triumph-dealer.
De adressen zijn ook vermeld in het bij
deze handleiding geleverde onderhouds-
boekje.
Geluiddempingssysteem
Wijzigen van het geluiddempingssys-
teem is verboden.
Eigenaars worden gewaarschuwd dat
het wettelijk verboden kan zijn om:
1. onderdelen of designelementen van
nieuwe voertuigen die bedoeld zijn
voor geluiddemping, voorafgaand
aan de verkoop of aflevering aan de
koper of daarna te verwijderen of
buiten werking te stellen, behalve
als dat nodig is voor onderhoud,
reparatie of vervanging, en,
2. het voertuig te gebruiken nadat
zo'n onderdeel of designcomponent
is verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Onder knoeien worden onder meer de
volgende handelingen verstaan:
• Verwijderen of doorboren van de
geluiddemper, schotten, uitlaat-
bochten of enig ander onderdeel dat
uitlaatgassen geleidt.
• Verwijderen of doorboren van enig
onderdeel van het inlaatsysteem.
• Gebrek aan goed onderhoud.
• Vervanging van bewegende delen
van het voertuig, of delen van de
uitlaat of het inlaatsysteem, door
onderdelen die niet door de fabri-
kant zijn aangegeven.

Voorwoord
5
Gebruikershandleiding
Waarschuwing
Deze gebruikershandleiding en alle
overige instructies die bij uw motor-
fiets worden geleverd, maken integraal
deel uit van uw motorfiets en moeten
bij de motorfiets blijven, ook wanneer
deze wordt doorverkocht.
Iedereen die uw motorfiets gaat
berijden, dient deze gebruikershand-
leiding en alle overige instructies die
bij uw motorfiets worden geleverd,
aandachtig te lezen om volledig
vertrouwd te raken met de werking
van de bedieningselementen, de
kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets.
Leen uw motorfiets niet aan anderen
uit, omdat rijden zonder vertrouwd
te zijn met de werking van de bedie-
ningselementen, de kenmerken, de
capaciteiten en de beperkingen van de
motorfiets kan leiden tot een ongeval.
Dank u voor het kiezen van een
Triumph-motorfiets. Deze motorfiets is
het resultaat van Triumph's toepassing
van beproefde technieken, grondige
tests en het voortdurend streven naar
superieure betrouwbaarheid, veiligheid
en prestaties.
Lees voordat u gaat rijden deze gebrui-
kershandleiding aandachtig door om
volledig vertrouwd te raken met de
werking van de bedieningselementen,
de kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets.
Deze handleiding bevat tips voor veilig
rijden, maar beschrijft niet alle tech-
nieken en vaardigheden die nodig zijn
om veilig op een motorfiets te rijden.
Triumph adviseert motorrijders
nadrukkelijk de nodige lessen te nemen
om deze motorfiets veilig te kunnen
bedienen.

Voorwoord
6
Deze handleiding is bij uw plaatselijke
dealer verkrijgbaar in het:
• Engels
• Amerikaans Engels
• Arabisch
• Chinese
• Nederlands
• Frans
• Duits
• Italiaans
• Japans
• Portugees
• Spaans
• Zweeds
• Thais
• Fins (online beschikbaar op
www. triumphmotorcycles. com).
De beschikbare talen voor deze handlei-
ding zijn afhankelijk van het specifieke
motorfietsmodel en land.
Praat met Triumph
Onze relatie met u stopt niet bij de
aankoop van uw Triumph. Uw feedback
over de ervaringen tijdens aankoop en
bezit zijn zeer belangrijk voor ons om
onze producten en diensten voor u te
ontwikkelen.
U helpt ons daarmee door ervoor te
zorgen dat uw erkende Triumph-dealer
uw e-mailadres heeft en dat bij ons
registreert. U ontvangt dan van ons op
uw e-mailadres een uitnodiging voor
een online-klanttevredenheidsonderzoek
waarmee u ons deze feedback kunt
geven.
Het Triumph-team.

Veiligheid voorop
7
Veiligheid voorop
De motorfiets
Waarschuwing
Deze motorfiets is ontworpen voor
gebruik als tweewielig voertuig om een
bestuurder alleen of een bestuurder
met één passagier te vervoeren
(mits een achterzadel en achterste
voetsteunen zijn aangebracht).
Het totale gewicht van de berijder,
een eventuele passagier, accessoires
en bagage mag het in de specificaties
vermelde maximale laadvermogen niet
overschrijden.
Waarschuwing
Deze motorfiets is niet ontworpen voor
het trekken van een aanhanger of het
gebruik van een zijspan.
Het gebruik van een zijspan en/of
aanhanger kan het verliezen van de
controle over de motorfiets of een
ongeval tot gevolg hebben.
Waarschuwing
De motorfietsen zijn bedoeld voor
gebruik op de weg en licht terrein-
rijden. Onder licht terreinrijden wordt
gebruik op ongeplaveide zand- of
grindwegen verstaan, maar niet het
rijden op een motorcrossbaan, deel-
name aan een offroadwedstrijd (zoals
motorcross of enduro), of terreinrijden
met een passagier.
Extreem terreinrijden kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Het off-the-roadrijden met de motor-
fiets kan resulteren in het losraken
van de spaken.
Zorg ervoor dat de spaken worden
gecontroleerd voor en na het motor-
rijden op onverharde wegen. Draai
losse spaken vast en controleer op
velgschade.
Spaken die los zitten, kunnen het rijge-
drag en de stabiliteit beïnvloeden, met
als gevolg schade aan de motorfiets,
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

Veiligheid voorop
8
Waarschuwing
Controleer de velgen en spaken regel-
matig op slijtage en beschadigingen.
Controleer de spaakspanning op alle
intervallen in het onderhoudsschema.
Draai losse spaken vast.
Verkeerd vastgedraaide spaken
kunnen van invloed zijn op het rijge-
drag en de stabiliteit, met als gevolg
schade aan de motorfiets, verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Voorzichtig
Motorrijden in extreme omstandig-
heden, zoals natte en modderige
wegen, op ruw terrein of in stoffige en
vochtige omgevingen, kan leiden tot
bovengemiddelde slijtage en beschadi-
ging van bepaalde componenten.
Daarom kan onderhoud en vervanging
van versleten of beschadigde onder-
delen noodzakelijk zijn voordat de
geplande datum voor het periodieke
onderhoud is bereikt.
Het is belangrijk dat de motorfiets
wordt geïnspecteerd na het rijden
in extreme omstandigheden en dat
versleten of beschadigde onderdelen
worden onderhouden of vervangen.
Brandstof en uitlaatgassen
Waarschuwing
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat
tanken.
Niet tanken of de vuldop van de tank
openen terwijl u rookt of in de buurt
van open vuur (vlammen).
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen of de dempers wordt
gemorst.
Indien brandstof wordt ingeslikt, inge-
ademd of in de ogen komt, dient direct
medische hulp te worden ingeroepen.
Indien benzine op de huid terechtkomt,
dient deze onmiddellijk te worden
gewassen met water en zeep en met
brandstof verontreinigde kleding dient
onmiddellijk te worden uitgetrokken.
Contact met brandstof kan
brandwonden en andere ernstige
huidaandoeningen veroorzaken.
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik de motorfiets altijd in de open
lucht of op een plaats met voldoende
ventilatie.

Veiligheid voorop
9
Valhelm en kleding
Waarschuwing
Tijdens het rijden op de motorfiets
dienen de berijder en de passagier
(bij modellen waarop een passagier
vervoerd mag worden) altijd geschikte
kleding te dragen, waaronder valhelm,
oogbescherming, handschoenen,
laarzen, broek (nauw aansluitend rond
de knieën en de enkels) en een felge-
kleurd jack.
Tijdens off-the-roadgebruik (op
modellen die geschikt zijn voor
off-the-roadgebruik), moet de rijder
altijd geschikte kleding dragen, inclu-
sief broek en laarzen.
Felgekleurde kleding verhoogt de
zichtbaarheid van de rijder (of de
passagier) voor andere weggebruikers
aanzienlijk.
Hoewel volledige bescherming niet
mogelijk is, kan het dragen van de
juiste beschermende kleding het risico
op verwondingen tijdens het rijden
verlagen.
Waarschuwing
Een valhelm is een van de belang-
rijkste uitrustingsstukken, omdat deze
bescherming biedt tegen hoofdletsel.
Uw valhelm en die van uw passagier
dienen met zorg te worden gekozen
en comfortabel en stevig om het
hoofd te passen. Een felgekleurde
helm verhoogt de zichtbaarheid van
de rijder (of passagier) voor andere
weggebruikers aanzienlijk.
Een valhelm met open voorzijde biedt
enige bescherming bij een ongeval,
maar een integraalhelm biedt betere
bescherming.
Draag altijd een vizier of een goedge-
keurde beschermende bril voor beter
zicht en ter bescherming van uw ogen.

Veiligheid voorop
10
Parkeren
Waarschuwing
Altijd de motor uitschakelen en de
contactsleutel verwijderen voordat u
uw motorfiets onbeheerd achterlaat.
Door het verwijderen van de contact-
sleutel wordt het risico van gebruik
door onbevoegde en onervaren
personen verkleind.
Denk aan het volgende als u uw
motorfiets parkeert:
- Zet de motorfiets in de eerste
versnelling om te voorkomen dat hij
van de standaard rolt.
- De motor en het uitlaatsysteem zijn
heet na het rijden. Parkeer NOOIT op
plaatsen waar voetgangers, dieren
en/of kinderen de motorfiets kunnen
aanraken.
- Parkeer nooit op een zachte onder-
grond of op een hellend oppervlak.
Indien de motorfiets onder deze
omstandigheden wordt geparkeerd,
kan deze omvallen.
Zie voor nadere informatie het hoofd-
stuk 'Het berijden van de motorfiets' in
deze gebruikershandleiding.
Onderdelen en accessoires
Waarschuwing
De eigenaar dient zich ervan bewust
te zijn dat onderdelen, accessoires
en aanpassingen voor een Triumph-
motorfiets alleen goedgekeurd zijn
wanneer ze door Triumph voorzien zijn
van een officiële goedkeuring en door
een erkende Triumph-dealer op de
motorfiets zijn aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk
om onderdelen of accessoires aan te
brengen of te vervangen waarvoor
het noodzakelijk is om het elektrische
of het brandstofsysteem te demon-
teren, of hierop uitbreidingen aan
te brengen. Dergelijke aanpassingen
kunnen de veiligheid in gevaar
brengen.
Het aanbrengen van niet-goedge-
keurde onderdelen, accessoires of
wijzigingen kan een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets. Dat kan leiden tot
een ongeval met letsel of de dood tot
gevolg.
Triumph aanvaardt geen aansprakelijk-
heid voor gebreken die zijn veroorzaakt
door het aanbrengen van niet-goed-
gekeurde onderdelen, accessoires of
wijzigingen of door het aanbrengen van
goedgekeurde onderdelen, accessoires
of wijzigingen door onbevoegd perso-
neel.

Veiligheid voorop
11
Onderhoud en apparatuur
Waarschuwing
Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer
indien u twijfelt aan de juiste of veilige
werking van deze Triumph-motorfiets.
Onthoud dat het blijven gebruiken van
een niet goed werkende motorfiets
een fout kan verergeren en de veilig-
heid in gevaar kan brengen.
Waarschuwing
Controleer of alle wettelijk vereiste
apparatuur is gemonteerd en correct
functioneert.
Verwijderen of wijzigen van de
verlichting, dempers, uitstoot- en
geluiddempingssystemen van de
motorfiets kunnen een overtreding
van de wet betekenen.
Onjuiste of niet toegestane aanpas-
singen kunnen een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets, waardoor een
ongeval kan worden veroorzaakt met
letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing
Indien de motorfiets betrokken is bij
een ongeval, aanrijding of valpartij
dient deze voor inspectie en reparatie
naar een erkende Triumph-dealer te
worden gebracht.
Elk ongeval kan schade aan de motor-
fiets veroorzaken, die – indien niet
op de juiste wijze gerepareerd – een
tweede ongeval kan veroorzaken met
letsel of de dood als gevolg.

Veiligheid voorop
12
Rijden
Waarschuwing
Nooit op de motorfiets rijden indien
u moe bent of onder invloed verkeert
van alcohol of andere verdovende
middelen.
Onder invloed van alcohol of andere
verdovende middelen op een motor-
fiets rijden is verboden.
Het berijden van een motorfiets terwijl
u moe bent of onder invloed van
alcohol of andere verdovende middelen
verkeert, vermindert het vermogen
van de berijder om de motorfiets
onder controle te houden waardoor
een ongeval kan worden veroorzaakt.
Waarschuwing
Alle rijders moeten in het bezit zijn van
een rijbewijs voor motorfietsen.
Het zonder rijbewijs besturen van een
motorfiets is verboden en kan gerech-
telijke vervolging tot gevolg hebben.
Het rijden op een motorfiets zonder
formele training in de juiste rijtech-
nieken die nodig zijn om een rijbewijs
te halen, is gevaarlijk en kan leiden tot
verlies van de controle over de motor-
fiets en een ongeval.
Waarschuwing
Rijd altijd defensief en draag de elders
in dit voorwoord genoemde bescher-
mende uitrusting.
Onthoud dat een motorfiets bij een
ongeval minder bescherming biedt dan
een auto.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.

Veiligheid voorop
13
Waarschuwing
Wees altijd bedacht op veranderingen
in het wegdek, het verkeer en de wind
en pas uw rijgedrag hierop aan. Alle
tweewielige voertuigen zijn onderhevig
aan externe factoren die een ongeval
kunnen veroorzaken. Deze factoren
zijn onder andere:
- windstoten van passerende voer-
tuigen
- gaten in de weg, oneffenheden of
beschadigingen in het wegdek
- slecht weer
- fouten van de bestuurder.
Rijd altijd met matige snelheid en
vermijd druk verkeer, totdat u zich
volledig vertrouwd hebt gemaakt met
het rijgedrag en de rijeigenschappen
van de motorfiets. Overschrijd nooit de
wettelijk geldende snelheidslimiet.
Handgrepen en voetsteunen
Waarschuwing
De bestuurder dient de motorfiets
onder controle te houden door te
allen tijde de handen aan het stuur te
houden.
De besturing en stabiliteit van de
motorfiets worden nadelig beïnvloed
als de bestuurder het stuur loslaat. Dit
leidt tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De bestuurder en de passagier
(indien van toepassing) dienen tijdens
het rijden altijd de voetsteunen te
gebruiken.
Door de voetsteunen te gebruiken
wordt voor zowel de bestuurder als
de passagier het risico op onbedoeld
contact met onderdelen van de
motorfiets verminderd. Ook de kans op
verwondingen doordat kledingstukken
vast komen te zitten neemt op die
manier af.
Waarschuwing
De hellingshoekindicators mogen niet
worden gebruikt als richtlijn voor
de mate waarin de motorfiets veilig
schuin gelegd kan worden in bochten.

Veiligheid voorop
14
Waarschuwing Vervolg
Dat hangt af van vele factoren,
waaronder, maar niet beperkt tot, het
wegdek, de toestand van de band en
het weer. Overhellen tot een onveilige
hoek kan instabiliteit, verlies van
controle over de motorfiets of een
ongeval veroorzaken.
Waarschuwing
Wanneer de hellingshoekindicator
op de voetsteun van de bestuurder
tijdens het overhellen de grond raakt,
nadert de motorfiets de maximale
hellingshoek. Nog verder overhellen is
onveilig.
De slijtagelimiet wordt aangegeven
door een groef op de hellingshoek-
indicator.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval veroor-
zaken.
1
1. Hellingshoekindicator
Waarschuwing
Wanneer de hellingshoekindicators tot
voorbij de slijtagelimiet zijn afgesleten,
kan de motorfiets tot een onveilige
hoek overhellen. Vervang daarom altijd
de hellingshoekindicatoren voordat ze
tot de slijtagelimiet zijn afgesleten.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval veroor-
zaken.
Meer informatie over de slijtageli-
mieten van de hellingshoekindicators
vindt u in hoofdstuk Onderhoud en
afstelling.

Veiligheid voorop
15
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

Plaats van de waarschuwingslabels
16
Plaats van de waarschuwingslabels
Locaties van de waarschuwingslabels
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in deze handleiding. Zie erop toe dat iedereen die op de motor-
fiets gaat rijden, vooraf alle informatie waarop deze labels betrekking hebben, heeft
begrepen en nageleefd.
R.P.M.
MAX LOAD
5 kg (11 lbs)
DAILY SAFETY CHECKS
TÄGLICHE SICHERHEITSKONTROLLEN
CONTROLES DE SECURITE QUOTIDIENS
CHEQUEOS DE SEGURIDAD DIARIOS
VERIFICAÇÕES DIÁRIAS DE SEGURANÇA
VERIFICHE GIORNALIERE DI SICUREZZA
DAGELIJSKE VEILIGHEIDSINSPECTIES
DAGLIG SÄKERHETSKONTROLL
運行前点検
6 7 8
1 2 3 5
100 KM/H
(60 MPH)
MAX
M S
+
4
1. Koplamp (pagina 169)
2. Inrijden (pagina )97
3. Helm (pagina 9)
4. Modder- en sneeuwbanden (pagina )187
5. Koffers (indien gemonteerd) (pagina 115)
6. Koelvloeistof (pagina 129)
7. Dagelijkse veiligheidscontrole
(pagina 98)
8. Banden (pagina 157)

Plaats van de waarschuwingslabels
17
Locaties van de waarschuwingslabels (vervolg)
Voorzichtig
Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label voor inrijden,
worden op de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen
worden labels aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag.
Daarom zal elke poging om de waarschuwingslabels te verwijderen, schade veroor-
zaken aan lakwerk of carrosserie.
1 2
6 7
RON/ROZ min.95 91
E5 E10
3900691
Unleaded fuel only
Carburant sans plomb
Gasolina sin plomo
Bleifreies Benzin
Endast blyfri bensin
Benzina senza piombo
Ongelode Brandstof
Combustival sem schumbo
3 4
5
1. Motorolie (pagina 125)
2. E5- en E10-brandstof (indien aanwezig)
(pagina 88)
3. Loodvrije brandstof (pagina 88)
4. Spiegels (pagina 146)
5. Windscherm (indien gemonteerd)
(pagina 180)
6. Aandrijfketting (pagina 136)
7. Bandspanningscontrolesysteem (indien
gemonteerd) (pagina )81

Onderdelenoverzicht
18
Onderdelenoverzicht
1
2
3 4 5 6
7
8
91 0111213141516
1. Richtingaanwijzer voor
2. Koplamp
3. Koppelingshendel
4. Afstelgereedschap (achter zijpaneel)
5. Accu (onder zadel)
6. Gebruikershandleiding (onder zadel)
7. Rem-/achterlicht
8. Richtingaanwijzer achter
9. Achterremklauw
10. Achterremschijf
11. Schakelpedaal
12. Zijstandaard
13. Claxon
14. Radiateur
15. Remklauw voorrem
16. Remschijf voorrem

Onderdelenoverzicht
19
Omschrijving van onderdelen - vervolg
6
78
5
1 2
910
3
11
4
1213
1. Brandstoftank
2. Drukdop koelvloeistofreservoir (onder
brandstoftank)
3. Tankdop
4. Vloeistofreservoir voorrem
5. Remhendel voorrem
6. Voorvork
7. Olievulplug
8. Remvloeistofreservoir achterrem (achter
dop)
9. Kijkglas oliepeil
10. Rempedaal achterrem
11. Aandrijfketting
12. Achterschokdemper
13. Geluiddemper

Onderdelen in blikveld bestuurder
20
Onderdelen in blikveld bestuurder
4 5 6
17 16 15 14 13 12 11
8 9 10321 7
1. Koppelingshendel
2. Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
3. Cruisecontrolknop
4. Schakelaar voor mistlampen vóór (indien
aanwezig) en grootlichtknop
5. Accessoire-aansluiting
6. Instrumentendisplay
7. Stuurslot
8. Vloeistofreservoir voorrem
9. Knop alarmknipperlichten
10. Remhendel voorrem
11. Start-stopschakelaar motor
12. Homeknop
13. Modusknop
14. Joystickknop
15. Richtingaanwijzerschakelaar
16. Claxonknop
17. Schakelaar handvatverwarming (indien
gemonteerd)

Serienummers
21
Serienummers
Voertuigidentificatienummer (VIN)
Het voertuigidentificatienummer is in
het balhoofdgedeelte van het frame
geslagen. Het staat ook op een label
ernaast.
12
1. VIN-stempel
2. VIN-label
Noteer het voertuigidentificatienummer
in de ruimte hieronder.
Motorserienummer
Het motorserienummer is rechtsachter
in het bovenste motorcarter geslagen,
vlakbij de achterzijde, en is te zien vanaf
de rechterzijde, achter de startmotor.
1
1. Motorserienummer
Noteer het motorserienummer in de
ruimte hieronder.

Serienummers
22
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

Algemene informatie
23
Algemene informatie
Inhoudsopgave
Instrumenten 27
Lay-out instrumentenpaneel 28
Waarschuwingslampjes 30
Snelheidsmeter en kilometerteller 34
Toerenteller 34
Brandstofmeter 35
Weergave versnellingsstand 36
Rijmodi 36
Rijmodi selecteren 37
Informatievak 39
Hoofdmenu 47
Afstelling positie instrumentenpaneel 65
Sleutels 66
Smartkey 66
De batterij van de smartkey vervangen 67
Standaardsleutel 68
Sleutelloze ontsteking 68
Hoofdschakelaar (indien gemonteerd) 69
Stuurslot 70
Schakelaars rechter handgreep 70
Knop alarmknipperlichten 70
Stand voeding AAN/UIT 70
Stand STOP 71
Stand RUN 71
Stand QUICK START (SNELSTART) 71
Homeknop 71

Algemene informatie
24
Schakelaars linker handgreep 72
Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien gemonteerd) 72
Modusknop 72
Richtingaanwijzerschakelaar 73
Joystickknop 73
Claxonknop 73
Schakelaar handvatverwarming (indien gemonteerd) 73
Mistlichtschakelaar 74
Cruisecontrolknop (indien gemonteerd) 74
Grootlichtknop 74
Cruisecontrol 75
Cruisecontrol inschakelen 76
Cruisecontrol uitschakelen 77
Tractiecontrole (TC) 77
Tractiecontrole voor optimaal bochtenwerk (indien gemonteerd) 78
Instellingen tractiecontrole 79
ABS inschakelen 80
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) (indien gemonteerd) 81
Serienummer bandspanningssensor 82
Weergave TPMS-systeem 82
Sensorbatterijen 83
Storing in TPMS-systeem 83
Bandenspanning 84
Vervangende banden 84
Remhendel voorrem 85
Koppelingshendel 86
Gasklepbediening 87
Brandstof 88
Tankdop 90
Brandstoftank vullen 90
Zijstandaard 91
Middenbok (indien gemonteerd) 92
Zijpanelen 93
Gereedschapsset 94

Algemene informatie
25
Zadels 94
Zadelonderhoud 94
Zadelslot 94
Zadel demonteren en monteren 95
Opbergruimte onder het zadel 96
USB-aansluiting 96
Inrijden 97
Dagelijkse veiligheidscontrole 98

Algemene informatie
26
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

Algemene informatie
27
Instrumenten
Inhoudsopgave
Lay-out instrumentenpaneel 28
Waarschuwingslampjes 30
Snelheidsmeter en kilometerteller 34
Toerenteller 34
Brandstofmeter 35
Weergave versnellingsstand 36
Rijmodi 36
Rijmodi selecteren 37
Informatievak 39
Hoofdmenu 47
Afstelling positie instrumentenpaneel 65

Algemene informatie
28
Lay-out instrumentenpaneel
Er zijn twee verschillende thema's beschikbaar op het instrumentdisplay. Niet alle
instrumentfuncties zijn beschikbaar op alle modellen.
Kwartsthema
25:20
hh:mm
02:55
9999
15:53
mph
9 9 7 4 8 2
Trip 1
HOLD TO RESET
N
12
13
14
3 4 5 6 7
22
281 9
1718
21
20
19
15
11
16
10
1. Waarschuwingslampje
2. Brandstofmeter
3. Storingslampje (MIL)
Motormanagementsysteem
4. Waarschuwingslampje laag brandstofpeil
5. Controlelampje status alarminstallatie/
startonderbreker (alarminstallatie is
optionele accessoire)
6. Waarschuwingslampje ABS
7. Waarschuwingslampje oliedruk
8. Symbool informatievenster/Symbool
rijmodus
9. Waarschuwingslampje
10. Klok
11. Rechterzijpaneel
12. Richtingaanwijzer rechts
13. Dagrijlicht (DRL) (indien gemonteerd)
14. Waarschuwingslampje grootlicht
15. Snelheidsmeter
16. Symbool van de versnellingsstand
17. Informatievak
18. Indicatielampje cruisecontrol ingesteld
19. Status verwarmde handgrepen
20. Huidige rijmodus
21. Toerenteller/linkerzijpaneel
22. Richtingaanwijzer links

Algemene informatie
29
Chronos-thema
N
25:20
hh:mm
02:25
0145
15:53
123
4
5
6
7
8
0
000 60
mph
Trip 1
E
F
mph
Odometer: 763 miles
HOLD TO RESET
12
13
14
5 6 7
8
21
41 3
9
20
17
15
11
16
10
22
19
2
18
1. Symbool van de versnellingsstand
2. Status verwarmde handgrepen
3. Storingslampje (MIL)
Motormanagementsysteem
4. Waarschuwingslampje laag brandstofpeil
5. Controlelampje status alarminstallatie/
startonderbreker (alarminstallatie is
optionele accessoire)
6. Waarschuwingslampje ABS
7. Waarschuwingslampje oliedruk
8. Klok
9. Rechterzijpaneel
10. Richtingaanwijzer rechts
11. Dagrijlicht (DRL) (indien gemonteerd)
12. Waarschuwingslampje grootlicht
13. Toerenteller
14. Waarschuwingslampje
15. Indicatielampje cruisecontrolsnelheid
ingesteld
16. Informatievak
17. Snelheidsmeter
18. Symbool informatievenster
19. Linkerzijpaneel
20. Brandstofmeter
21. Richtingaanwijzer links
22. Huidige rijmodus

Algemene informatie
30
Waarschuwingslampjes
Let op
Wanneer het contact wordt ingescha-
keld, lichten de waarschuwingslampjes
op het instrumentenpaneel 1,5 seconde
op en gaan vervolgens weer uit (behalve
de lampjes die blijven branden tot de
motor wordt gestart, zoals beschreven
op de volgende pagina's).
Zie pagina 40 voor aanvullende waar-
schuwings- en informatieberichten.
Storingslampje
motormanagementsysteem
Het storingslampje voor
het motormanagement-
systeem licht op wanneer het
contact wordt ingeschakeld
(om aan te geven dat het systeem
werkt), maar mag niet gaan branden
wanneer de motor draait.
Als de motor loopt en er een storing
is in het motormanagementsysteem,
brandt de MIL en begint het alge-
mene waarschuwingssymbool te
knipperen. In dat geval schakelt het
motormanagementsysteem over naar
de 'thuisbrengmodus', zodat de rit kan
worden voortgezet indien de storing
niet zo ernstig is dat de motor niet kan
draaien.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
storingslampje brandt. De storing kan
de motorprestaties, de uitstoot van
uitlaatgassen en het brandstofver-
bruik negatief beïnvloeden.
Verlaagde motorprestaties kunnen
gevaarlijke rijomstandigheden veroor-
zaken, die kunnen leiden tot verlies
van controle en een ongeval.
Neem zo snel mogelijk contact op
met een erkende Triumph-dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Let op
Als het storingslampje knippert wanneer
het contact wordt ingeschakeld, neem
dan zo snel mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om deze situatie
te verhelpen. Onder deze omstandig-
heden zal de motor niet starten.
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Als bij draaiende motor de
oliedruk gevaarlijk daalt, gaat
het waarschuwingslampje
lage oliedruk branden.

Algemene informatie
31
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien
het waarschuwingslampje lage olie-
druk gaat branden. De motor niet
opnieuw starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan.
Let op
Het waarschuwingslampje lage oliedruk
gaat branden als het contact wordt
ingeschakeld en de motor niet draait.
Controlelampje startonderbreker/
alarminstallatie
Deze Triumph-motorfiets is uitge-
rust met een startonderbreker die
geactiveerd wordt wanneer de contact-
schakelaar in de stand OFF (UIT) wordt
gedraaid.
Zonder alarm
Wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF (UIT) staat, knippert de lamp
van de startonderbreker gedurende
24 uur om aan te geven dat de star-
tonderbreker ingeschakeld is. Wanneer
de contactschakelaar in de stand ON
(AAN) staat, zijn startonderbreker en het
controlelampje uitgeschakeld.
Als het controlelampje blijft branden,
betekent dit dat er een storing in de
startonderbreker is, die nader moet
worden onderzocht. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Met alarm
Het controlelampje van de starton-
derbreker/alarminstallatie gaat alleen
branden wanneer is voldaan aan
de voorwaarden zoals beschreven
in de instructies van de originele
Triumph-alarminstallatie (accessoire).
Waarschuwingslampje
antiblokkeerremsysteem (ABS)
Wanneer de contactschake-
laar in de stand ON (AAN)
wordt gedraaid, is het normaal
dat het waarschuwingslampje
voor het ABS-systeem gaat knipperen.
Het lampje blijft knipperen nadat de
motor gestart is, totdat de motorfiets
een snelheid van meer dan 10 km/h
heeft bereikt, waarna het lampje dooft.
Let op
Tractiecontrole werkt niet bij een
storing aan het ABS-systeem. In dat
geval branden de waarschuwingslampjes
voor de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Het waarschuwingslampje mag pas
weer gaan branden als de motor weer
wordt gestart, tenzij er een storing is
of het ABS uitgeschakeld is; in dat geval
blijft het waarschuwingslampje branden.
Als het ABS door de rijder wordt
uitgeschakeld, gaat het waarschuwings-
lampje branden totdat het ABS weer is
ingeschakeld.
Als er een storing is in het ABS-
systeem, gaat het waarschuwingslampje
branden en knippert het algemene
waarschuwingssymbool.

Algemene informatie
32
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt het
remsysteem verder als een remsys-
teem zonder ABS.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het waarschuwingslampje
brandt.
Neem zo snel mogelijk contact op
met een erkende Triumph-dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen. In deze situatie kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Controlelampje tractiecontrole (TC)
Het TC-controlelampje wordt
gebruikt om aan te geven dat
het tractiecontrolesysteem
actief is en bezig is om slippen
van het achterwiel te beperken bij snelle
acceleratie of op natte of gladde wegen.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole niet werkt,
moet voorzichtigheid in acht worden
genomen bij het accelereren en het
nemen van bochten op een nat of glad
wegoppervlak, om doorslippen van het
achterwiel te voorkomen.
Waarschuwing Vervolg
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het storingslampje voor het
motormanagementsysteem (MIL) en
het waarschuwingslampje van de
tractiecontrole branden. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.
Als tractiecontrole is ingeschakeld:
• Onder normale rijomstandigheden
blijft het tractiecontrolelampje uit.
• Het tractiecontrolelampje knippert
snel wanneer het tractiecontrole-
systeem in werking is om slippen
van het achterwiel te beperken bij
snelle acceleratie of op een natte of
gladde weg.
Als tractiecontrole is uitgeschakeld:
• Het controlelampje brandt niet.
In plaats daarvan gaat het waar-
schuwingslampje 'TC uitgeschakeld'
branden.
Let op
Tractiecontrole werkt niet in geval van
een storing aan het ABS-systeem. In dat
geval branden de waarschuwingslampjes
voor de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.

Algemene informatie
33
Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje
voor uitgeschakelde TC mag
alleen gaan branden bij een
storing of als de tractie-
controle uitgeschakeld is.
Als het waarschuwingslampje op
enig ander moment onder het rijden
gaat branden, betekent dit dat er een
storing met het tractiecontrolesysteem
is opgetreden die nader moet worden
onderzocht.
Richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwij-
zerschakelaar naar links of
naar rechts wordt gedraaid,
knippert het waarschuwings-
lampje van de richtingaanwijzer in
hetzelfde tempo als de richtingaanwijzer
zelf.
Schakelaar alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
zetten, drukt u kort op de alarmknipper-
lichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact wordt uitgeschakeld, totdat
de alarmknipperlichtschakelaar weer
wordt ingedrukt.
Grootlichtlampje
Wanneer de grootlichtknop
wordt ingedrukt, wordt het
grootlicht ingeschakeld. Door
nogmaals op de knop te
drukken wordt het dimlicht weer inge-
schakeld.
Let op
Als de motorfiets voorzien is van
dagrijlicht, heeft de grootlichtknop extra
functionaliteit.
Als de DRL-schakelaar in de stand
dagrijlicht staat, kan het grootlicht
worden ingeschakeld door de groot-
lichtknop ingedrukt te houden. Dit blijft
branden zolang de knop ingedrukt
wordt gehouden, en gaat uit zodra de
knop wordt losgelaten.
Let op
Op dit model is geen aan/uit-schake-
laar voor verlichting aangebracht. Het
achterlicht en de kentekenplaatverlich-
ting gaan automatisch branden wanneer
het contact wordt ingeschakeld.
De koplamp gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld. De koplamp
gaat uit wanneer de startknop wordt
ingedrukt, totdat de motor start.
Dagrijlichten (DRL) (indien
gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlicht-
schakelaar op dagrijlicht is
ingesteld, gaat het waarschu-
wingslampje voor dagrijlicht branden.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing, zie
pagina 33.

Algemene informatie
34
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het omge-
vingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Let op
Overdag zorgt de dagrijverlichting
ervoor dat de motorfiets beter zichtbaar
is voor andere weggebruikers.
In andere situaties moet het dimlicht
worden gebruikt, tenzij de verkeerssitu-
atie het gebruik van grootlicht mogelijk
maakt.
Waarschuwingslampje
brandstofniveau
Het waarschuwingslampje voor
het brandstofniveau gaat
branden wanneer er nog circa
3,5 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Algemeen waarschuwingssymbool
Het algemeen waarschuwings-
symbool wordt getoond in het
informatievak wanneer een
storing is opgetreden in de ABS of het
motormanagement en de waarschu-
wingslampjes voor het ABS en/of het
motormanagementsysteem branden.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Snelheidsmeter en kilometerteller
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid
van de motorfiets aan.
De kilometerteller geeft de totale door
de motorfiets afgelegde afstand weer.
Toerenteller
Voorzichtig
Laat het motortoerental nooit oplopen
tot in de 'rode zone', omdat dit kan
leiden tot ernstige motorschade.
De toerenteller geeft het motortoerental
weer in omwentelingen per minuut
- omw/min. Aan het einde van het
toerentellerbereik bevindt zich de rode
zone.
Toerentallen in het rode gebied liggen
boven het aanbevolen maximumtoe-
rental en ook boven het toerentalbereik
waarbij de motor de beste prestaties
levert.

Algemene informatie
35
Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
A
15:53
1/3
OK
Lo w Fuel
mi
42.2
mpg RANGE
38
+
N
1 2
3
1. Brandstofmeter
2. Waarschuwingslampje laag brandstofpeil
3. Informatievak laag brandstofpeil
Let op
De brandstofmeter wordt weergegeven
in het linkerzijpaneel wanneer het
Chronos- thema is geselecteerd.
Het resterende bereik en het actuele
brandstofverbruik worden weergegeven
in het rechterzijpaneel wanneer het
brandstofmenu is geselecteerd.
Bij ingeschakeld contact geeft een door-
getrokken streep in de brandstofmeter
aan hoeveel brandstof er nog in de tank
zit.
De schaalverdeling van de brandstof-
meter geeft verschillende niveaus in de
brandstoftank weer, variërend van leeg
tot vol.
Het waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden wanneer er
nog circa 3,5 liter brandstof in de tank
zit. U dient dan bij de eerstvolgende
mogelijkheid te tanken.
Er verschijnt een waarschuwingsbe-
richt voor een laag brandstofpeil in het
informatievak. Druk de joystick in het
midden in om de waarschuwing voor
laag brandstofpeil te bevestigen en te
verbergen.
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.

Algemene informatie
36
Weergave versnellingsstand
De versnellingsstandweergave geeft aan
welke versnelling (één t/m zes) er inge-
schakeld is. Als de transmissie in vrijloop
staat (er is geen versnelling gekozen)
toont het display 'N'.
A
25:20
hh:mm
02:25
0145
mph
mi
15:53
0 0 7 4 8 2
Trip 1
mi
0
N
1
1. Versnellingsstandweergave (neutrale
stand is afgebeeld)
A
25:20
hh:mm
02:25
0145
mph
mi
15:53
0 0 7 4 8 2
Trip 1
mi
0
3
1
1. Versnellingsweergave (derde versnelling
afgebeeld)
Rijmodi
Met de rijmodi kunnen de gasklepres-
pons (MAP), het antiblokkeerremsysteem
(ABS) en de tractiecontrole (TTC) worden
aangepast aan verschillende wegom-
standigheden en voorkeuren van de
bestuurder. Afhankelijk van de speci-
ficatie van het motorfietsmodel zijn tot
zes rijmodi beschikbaar.
Rijmodi kunnen gemakkelijk worden
geselecteerd met behulp van de
modusknop en de joystick op de schake-
laarbehuizing aan de linker handgreep,
bij stilstaande of rijdende motorfiets.
Elke rijmodus is instelbaar. De beschik-
baarheid van instellingen voor ABS, MAP
en TC verschilt per model. Voor meer
informatie, zie pagina 49. Wanneer een
rijmodus is bewerkt (behalve de modus
Rider), verandert het pictogram zoals
hieronder aangegeven.
Standaard-
pictogram
Pictogram
bestuurders-
aanpassing
Beschrijving
-Rider
Rain
Road
Sport
Off-Road
Off-Road Pro

Algemene informatie
37
Rijmodi selecteren
Waarschuwing
Om op een rijdende motor een
rijmodus te selecteren moet de
bestuurder de motorfiets kortstondig
laten freewheelen (motorfiets rijdt,
motor draait, gas dicht en remmen los).
Selectie van een rijmodus onder het
rijden mag alleen worden geprobeerd:
- Bij lage snelheid
- Op plaatsen waar geen ander
verkeer is
- Op rechte en vlakke wegen of opper-
vlakken
- Bij goede weg- en weersomstandig-
heden
- Daar waar het veilig is om de
motorfiets kortstondig te laten free-
wheelen.
Selectie van een rijmodus onder het
rijden MAG NIET worden geprobeerd:
- Bij hoge snelheid
- Te midden van rijdend verkeer
- Tijdens het nemen van een bocht of
op bochtige wegen of oppervlakken
- Op sterk hellende wegen of opper-
vlakken
- Bij slechte weg-/weersomstandig-
heden
- Daar waar het onveilig is om de
motorfiets kortstondig te laten free-
wheelen.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Als tractiecontrole is uitgeschakeld
in het hoofdmenu, zoals beschreven
in pagina 53, worden de opgeslagen
instellingen van alle rijmodi onder-
drukt.
De tractiecontrole blijft, ongeacht uw
keuze van de rijmodus, uitgeschakeld
tot deze weer wordt ingeschakeld,
het contact wordt uitgeschakeld en
weer ingeschakeld, of wanneer de
modusknop ingedrukt wordt gehouden
om terug te keren naar de standaard
Road-modus (waarin de tractiecontrole
wordt geactiveerd wanneer de motor-
fiets (bijna) stilstaat).
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole.
In dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval.
Waarschuwing
Wanneer ABS uitgeschakeld is, werkt
het remsysteem als een remsysteem
zonder ABS. In dat geval kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.

Algemene informatie
38
Waarschuwing
Rijd na het selecteren van een
rijmodus eerst een stukje op een
plaats waar geen verkeer is, om
vertrouwd te raken met de nieuwe
instellingen.
Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat ze de instellingen
van uw vertrouwde rijmodus kunnen
wijzigen, waardoor u de controle over
de motorfiets kunt verliezen en een
ongeval kunt krijgen.
Let op
Wanneer bij het laatste keer uitscha-
kelen van het contact aan de volgende
voorwaarden was voldaan:
- De modus Off-Road, Off-Road Pro of
Rider was actief,
- en ABS of TC was ingesteld op
Off-Road of OFF,
dan schakelt de rijmodus standaard
naar modus Road wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Anders wordt de laatst geselecteerde
rijmodus onthouden en geactiveerd
wanneer het contact wordt ingescha-
keld.
Controleer of de motorstopschakelaar in
de stand DRAAIEN staat als de modus-
pictogrammen niet weergegeven worden
bij ingeschakeld contact.
Om een rijmodus te selecteren:
• Druk kort op de modusknop op de
linker schakelaarbehuizing om het
informatievak voor rijmodi en het
rijmodiselectiepaneel te activeren.
• Het pictogram van de actieve
rijmodus wordt weergegeven in het
midden van het instrumentenpaneel.
Om van geselecteerde rijmodus te
wisselen:
• Duw de joystick naar links of
rechts of druk herhaaldelijk op de
modusknop tot de vereiste modus
in het midden van het display wordt
weergegeven, of wordt gemarkeerd
in het rijdmodiselectiepaneel.
• Met een korte druk op het midden
van de joystick selecteert u de
gewenste rijmodus.
A
15:53
Road
ROAD
MAP
ROAD
ROAD
TC
N
5
2
4
1
3
1. Modusknop
2. Huidige rijmodus
3. Joystick
4. Informatievak met instellingen voor de
rijmodus
5. Rijmodusselectiepaneel
• Duw de joystick naar links/rechts
of druk op de modusknop om in
de onderstaande volgorde door de
beschikbare rijmodi te bladeren:
– Rider
– Rain
– Road
– Sport
– Off-road
– Off-road Pro.

Algemene informatie
39
De geselecteerde modus wordt
geactiveerd zodra aan de volgende
voorwaarden voor moduswijziging is
voldaan:
Motorfiets staat stil - motor uit
• Het contact is ingeschakeld.
• De motorstopschakelaar staat in de
stand RUN (DRAAIEN).
Motorfiets staat stil - motor draait
• De vrijloopstand is geselecteerd.
Motorfiets rijdt
Binnen 30 seconden na het selecteren
van een rijmodus moet de bestuurder
tegelijkertijd de volgende handelingen
uitvoeren:
• De gashendel dichtdraaien.
• Maak geen gebruik van de remmen
(laat de motor 'freewheelen').
Let op
Als het ABS of de TC ingesteld zijn
op Off-Road of UIT, kunnen de modi
Off-Road, Off-Road Pro of Rider niet
worden in- of uitgeschakeld terwijl de
motorfiets rijdt.
In dat geval moet de motor tot stilstand
gebracht worden alvorens de rijmodus
kan worden veranderd.
Als een wisseling van rijmodus niet
is voltooid, geeft het pictogram
afwisselend de vorige en de onlangs
geselecteerde rijmodus weer tot de
wisseling voltooid is of geannuleerd
wordt.
De selectie van een rijmodus is nu
voltooid en er kan weer normaal
gereden worden.
Informatievak
Waarschuwing
Als de motorfiets rijdt, is het alleen
onder de volgende voorwaarden
toegestaan om de weergave van het
informatievak te wijzigen of de brand-
stofinformatie te resetten:
- Bij lage snelheid
- Op plaatsen waar geen ander
verkeer is
- Op rechte en vlakke wegen of opper-
vlakken
- Bij goede weg- en weersomstandig-
heden.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Het informatievak verschijnt aan de
onderzijde van het scherm en biedt
eenvoudige toegang tot verschillende
statusgegevens van de motorfiets.
Om de verschillende items van een
informatievak te bekijken:
• Duw de joystick naar links/rechts
tot het gewenste item van het infor-
matievak wordt weergegeven.
Let op
Om toegang te krijgen tot het
informatievak, moeten eerst alle waar-
schuwingsberichten worden bevestigd,
zie pagina 40.

Algemene informatie
40
Het informatievak bevat de volgende
items:
• Waarschuwingen en informatiebe-
richten, zie pagina 40
• Contrast, zie pagina 41
• Thema-opties, zie pagina 42
• Details, zie pagina 42
• Dagteller, zie pagina 43
• Brandstofinformatie, zie pagina 44
• Koelvloeistoftemperatuur, zie
pagina 45
• Aankondiging onderhoudsinterval en
kilometerteller, zie pagina 46
• Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) (indien gemonteerd), zie
pagina 46.
Het is mogelijk verschillende gegeven-
sitems te tonen of te verbergen binnen
het informatievak. Zie pagina 58 voor
meer informatie.
Waarschuwingen en berichten
Alle waarschuwingen en informatieve
berichten worden weergegeven in het
informatievak. Hieronder ziet u een
voorbeeld.
A
15:53
PREV
NEXT
1/3
Warning
Tyre Pressure Low
Visit Garage Now
N
1
2 3
1. Waarschuwingssymbool (TPMS
weergegeven)
2. Waarschuwing en/of berichtbeschrijving
3. Waarschuwing en/of berichtenteller
Om de waarschuwingen en berichten te
bekijken:
• Duw de joystick naar links/rechts
om door de verschillende opties te
bladeren, tot de waarschuwingen-
weergave verschijnt.
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
elke waarschuwing (wanneer meer-
dere waarschuwingen actief zijn) in
te zien. De teller geeft aan hoeveel
waarschuwingen er actief zijn.
• Duw de joystick naar links/rechts
om naar het informatievak terug te
keren.

Algemene informatie
42
Thema's
Met de opties in informatievak Thema's
kunt u verschillende stijlen toepassen
op het display.
A
15:53
SELECT
2
1
2. Quartz
Theme
N
1
32
1. Thema-symbool
2. Informatievak Thema's
3. Schuifbalk Thema's
Om het thema te veranderen:
• Duwt u de joystick omlaag/omhoog
om het gewenste thema te selec-
teren en drukt u de joystick in de
middenstand in om de selectie te
bevestigen.
• Een schuifbalk in het rechterzijpa-
neel geeft ook de keuze van het
thema aan.
Details
Met het informatievak Details kunt u
het detailniveau selecteren dat op het
display moet worden weergeven of moet
worden verborgen.
A
15:53
SELECT
1
2
3
Detail
2. Auto Hide Info
N
1
432
1. Detailsymbool
2. Linkerzijpaneel
3. Informatievak
4. Rechterzijpaneel
Er zijn drie mogelijkheden:
• Automatisch Alles verbergen - Deze
optie verbergt alle informatie in het
linkerzijpaneel, rechterzijpaneel en
het informatievak.
• - Automatisch informatie verbergen
Deze optie verbergt alle informatie
in het linkerzijpaneel en het rech-
terzijpaneel. Eventuele informatie
wordt in het informatievak weerge-
geven.
• Toon alles - Deze optie toont
informatie in het linkerzijpaneel,
rechterzijpaneel en het informa-
tievak.
Om een optie te selecteren:
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
de gewenste detailoptie te selec-
teren.

Algemene informatie
43
Let op
Er is een korte tijdsvertraging tussen
het gebruik van de joystick om de
optie te selecteren, en het vervolgens
daadwerkelijk verbergen of weerge-
geven van de optie op het display. Denk
eraan dat u de joystick niet vasthoudt
terwijl het systeem bezig is met het
verwerken van het verzoek de optie te
tonen of te verbergen. Als op de joystick
wordt gedrukt, verschijnt de informatie
opnieuw totdat de volgende optie is
geselecteerd.
• Zodra de gewenste detailoptie is
gekozen, drukt u op het midden van
de joystick om te bevestigen.
• De detailopties zijn ook genummerd
en worden weergegeven in het
rechterzijpaneel van het display.
Dagtellers
In het informatievak kunnen twee
dagtellers worden opgeroepen en
gereset.
A
25:20
hh:mm
02:25
0145
mph
mi
15:53
0 0 7 4 8 2
Trip 1
HOLD TO RESET
mi
0
N
1
2
3
4
5
1. Dagtellersymbool
2. Afgelegde afstand
3. Gereden tijd
4. Gemiddelde snelheid
5. Informatievak Dagteller
Om een specifieke dagteller te zien:
• Duw de joystick naar links/rechts
om door de gegevensitems in het
informatievak te bladeren, tot
dagteller 1 wordt weergegeven.
• Selecteer Dagteller 1 of Dagteller 2
door de joystick omhoog/omlaag te
duwen.
Let op
Het is mogelijk Dagteller 2 te tonen of
te verbergen in het informatievak. Voor
meer informatie, zie pagina 56.
Om een dagteller te resetten:
• Selecteer de te resetten dagteller.
• Duw de joystick in de midden-
stand in en houd hem langer dan
1 seconde ingedrukt.
• De dagteller wordt gereset.
De dagteller kan ook gereset worden in
het hoofdmenu, zie pagina 54.

Algemene informatie
44
Brandstof
Het informatievak Brandstofstatus
toont gegevens over het brandstofver-
bruik.
A
15:53
+
+
Fuel
HOLD TO RESET
mi
35.8
mpg
42.2
mpg
RANGE
22.8
N
1
2
3
4
5
1. Brandstofsymbool
2. Gemiddeld brandstofverbruik
3. Actueel brandstofverbruik
4. Resterende actieradius
5. Informatievak Brandstof
Gemiddeld brandstofverbruik
Dit is een indicatie van het gemiddelde
brandstofverbruik. Nadat het display is
gereset, geeft het streepjes weer, totdat
er 0,1 kilometer is afgelegd.
Actueel brandstofverbruik
Een indicatie van het brandstofverbruik
op een bepaald moment. Als de motor-
fiets stilstaat, wordt --.- op het display
getoond.
Resterende actieradius
Dit is een aanduiding van de afstand die
naar verwachting zal kunnen worden
afgelegd op de brandstof die nog in de
tank aanwezig is.
Reset
Houd de joystick in de middenstand
ingedrukt om het gemiddelde brandstof-
verbruik te resetten.
Let op
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.

Algemene informatie
45
Koelvloeistof
Het informatievak Koelvloeistof geeft de
temperatuur weer van de koelvloeistof
in de motor.
A
15:53
H
C
Coolant
Temperature OK
68°C
N
1
32
1. Koelvloeistofsymbool
2. Informatievak Koelvloeistof
3. Koelvloeistoftemperatuurmeter
De koelvloeistoftemperatuur wordt
weergegeven in het informatievak met
een statusbericht. De koelvloeistoftem-
peratuur wordt ook weergegeven in een
meter in het rechterzijpaneel. Het bereik
van de meter loopt van C (koud) tot H
(heet). Als de motor koud wordt gestart,
geeft de meter grijze blokjes weer. Naar-
mate de temperatuur oploopt neemt
het aantal verlichte blokjes in de meter
toe. Als de motor warm wordt gestart,
toont de meter het bijbehorende aantal
verlichte blokjes, afhankelijk van de
motortemperatuur.
Als de koelvloeistoftemperatuur bij
draaiende motor gevaarlijk stijgt, gaat
het waarschuwingslampje voor hoge
koelvloeistoftemperatuur op het display
branden en wordt een bericht weerge-
geven in het informatievak.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur gaat branden. De
motor niet opnieuw starten voordat de
storing is verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur brandt, kan ernstige
motorschade ontstaan.

Algemene informatie
46
Onderhoudsindicator en
kilometerteller
Het onderhoudsindicatiescherm toont
het onderhoudssymbool, de(het) reste-
rende afstand/aantal dagen tot het
volgende geplande onderhoud en de
actuele kilometerstand. De kilometer-
teller geeft de totale door de motorfiets
afgelegde afstand weer.
A
15:53
10k
0
0 5 607
3443 mi
OR APR 2019
Service In
mi
70
N
1
32
1. Onderhoudssymbool
2. Informatievak onderhoudsindicator
3. Meter onderhoudsindicatie
Zie pagina 53 voor meer informatie
over de aankondigingen van de onder-
houdsindicator.
Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) (indien gemonteerd)
Het informatievenster Bandenspan-
ningscontrolesysteem (TPMS) toont
de drukken in de voor- en achterband.
Voor meer informatie over TPMS, zie
pagina .81
A
15:53
FRONT
REAR
1.9
2.9
bar
bar
Front Tyre
Low
TPMS
2
2
1
4
3
1. TPMS-symbool
2. Weergave bandspanning voor
3. Weergave bandspanning achter
4. Informatievenster TPMS

Algemene informatie
47
Hoofdmenu
Om het hoofdmenu te openen:
• De motorfiets moet stilstaan met
ingeschakeld contact.
• Druk op de homeknop, op de
schakelaarbehuizing op de rechter
handgreep.
• Scrol door het hoofdmenu door de
joystick omlaag/omhoog te duwen
tot de gewenste optie is geselec-
teerd en druk de joystick vervolgens
in de middenstand in om de keuze te
bevestigen.
Het hoofdmenu geeft toegang tot de
volgende opties:
Rijmodi
In dit menu kunnen de rijmodi worden
geconfigureerd. Voor meer informatie,
zie pagina 48.
Motorfietsinstellingen
Met dit menu kunnen de verschillende
functies van de motorfiets worden
geconfigureerd. Voor meer informatie,
zie pagina 51.
Dagteller instellen
In dit menu kunnen dagteller 1 en
dagteller 2 worden ingesteld. Voor meer
informatie, zie pagina 54.
Weergave instellen
In dit menu kunnen de weergave-opties
geconfigureerd worden. Voor meer
informatie, zie pagina 56.
Standaardinstellingen terugzetten
In dit menu kunnen de standaardinstel-
lingen van alle instrumenten worden
teruggezet. Voor meer informatie, zie
pagina 64.

Algemene informatie
48
Rijmodi
Om de instellingen van de rijmodi te
wijzigen:
• Vanuit het menu Rijmodi, drukt u
de joystick omlaag/omhoog om een
specifieke rijmodus te selecteren en
drukt u de joystick in de midden-
stand in om de keuze te bevestigen.
• Duw de joystick omlaag/omhoog tot
de gewenste instelling is geselec-
teerd en druk de joystick vervolgens
in de middenstand in om de keuze te
bevestigen.
• Duw de joystick omlaag/omhoog tot
de gewenste optie is geselecteerd
en druk de joystick vervolgens in
de middenstand in om de keuze te
bevestigen.

Algemene informatie
50
ABS-opties
Waarschuwing
De ABS-optie Off-road is niet bedoeld
voor normaal rijden op de weg.
Wanneer het achterrempedaal in deze
situatie hard wordt ingetrapt, kan het
achterwiel blokkeren.
Wanneer de bestuurder op de weg
rijdt terwijl het ABS is ingesteld op
Off-road, kan dat leiden tot instabiliteit
tijdens het remmen. Dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Wanneer ABS uitgeschakeld is, werkt
het remsysteem als een remsysteem
zonder ABS. In dat geval kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Beschrijvingen ABS-opties
Road en Sport – optimale ABS-instelling
voor gebruik op de weg.
Rain – optimale ABS-instelling voor
gebruik in de regen.
Off-road - ABS werkt minder agressief
op het voorwiel. ABS voor het achter-
wiel is uitgeschakeld. Bochten-ABS is
uitgeschakeld.
Off-Road Pro - ABS voor het
voorwiel is uitgeschakeld. ABS voor
het achterwiel is uitgeschakeld.
Bochten-ABS is uitgeschakeld. Het
ABS- waarschuwingslampje brandt.
MAP-opties
Beschrijvingen MAP-opties
Road – standaard gaskleprespons.
Rain – gereduceerde gaskleprespons in
vergelijking met de Road-modus, voor
natte of gladde omstandigheden.
Sport – verhoogde gaskleprespons in
vergelijking met de Road-modus.
Off-Road – optimale gaskleprespons
voor terreinrijden.
Opties tractiecontrole
Waarschuwing
De tractiecontrole-optie Off-Road is
niet bedoeld voor normaal rijden op de
weg.
Rijden op de weg met de tractie-
controle ingesteld op Off-road kan
instabiliteit veroorzaken bij het accele-
reren omdat het achterwiel eerder kan
slippen.
Instabiliteit veroorzaakt door slippen
van het achterwiel kan resulteren in
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

Algemene informatie
53
Motorfietsinstellingen -
Tractiecontrole (TC)
Het is mogelijk om het tractiecontro-
lesysteem tijdelijk uit te schakelen. Het
tractiecontrolesysteem kan niet perma-
nent worden uitgeschakeld, het systeem
wordt automatisch geactiveerd nadat
het contact is uitgeschakeld en weer
ingeschakeld, of wanneer de standaard
rijmodus wordt geactiveerd door lang te
drukken op de modusknop.
Om de gewenste optie te selecteren:
• Vanuit het menu Motorfietsinstel-
lingen, drukt u de joystick omlaag
om TC te selecteren en drukt u de
joystick in de middenstand in om de
keuze te bevestigen.
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
te wisselen tussen Ingeschakeld en
Uitgeschakeld.
• Druk de joystick in de middenstand
in om de gewenste optie te selec-
teren.
• Het display schakelt vervolgens
terug naar het scherm Motorfietsin-
stellingen.
Motorfietsinstellingen - Onderhoud
Het onderhoudsinterval is ingesteld op
een afstand en/of tijdsperiode.
Om het onderhoudsinterval te bekijken:
• Vanuit het menu Motorfietsinstel-
lingen, drukt u de joystick omlaag
om Onderhoud te selecteren en
drukt u de joystick in de midden-
stand in om de keuze te bevestigen.
• De resterende tijd en afstand tot
het volgende onderhoud worden
vervolgens weergegeven.

Algemene informatie
54
Menu Dagtellerinstellingen
In het menu Dagtellerinstellingen kunt
u de dagtellers configureren. Elke
dagteller kan zo worden geconfigureerd
dat deze handmatig of automatisch
wordt gereset. De instelprocedure is
voor beide dagtellers gelijk.
Voor het oproepen van het menu
Dagtellerinstellingen:
• Druk op de homeknop om het hoofd-
menu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en duw deze
vervolgens in de middenstand in om
Dagtellerinstellingen te selecteren.
De volgende opties zijn beschikbaar:
• Dagteller 1 resetten
• Dagteller 2 resetten
• Dagteller 2 weergeven.
Dagteller instellen - Handmatige
reset
Met dit menu kan elke dagteller afzon-
derlijk handmatig worden gereset.
Om een dagteller in te stellen op hand-
matig:
• Druk op de homeknop om het hoofd-
menu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en duw deze
vervolgens in de middenstand in om
Dagtellerinstellingen te selecteren.
• Duw de joystick omlaag en
vervolgens in de middenstand om
Dagteller 1 resetten of Dagteller 2
resetten te selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand
in om Handmatig te selecteren.
Er zijn twee mogelijkheden:
– Nu resetten en doorgaan - Reset
alle gegevens van de betref-
fende dagteller.
– Verdergaan zonder resetten - De
dagteller wordt niet gereset.
• Duw in de middenstand op de
joy stick om uw selectie te beves-
tigen en terug te keren naar het
voorgaande menu.

Algemene informatie
55
Dagteller instellen - Automatische
reset
Dit menu maakt het mogelijk beide
dagtellers automatisch te resetten
nadat het contact gedurende een inge-
stelde tijd uitgeschakeld is geweest.
Om de dagtellers in te stellen op een
automatische reset:
• Druk op de homeknop om het hoofd-
menu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en duw deze
vervolgens in de middenstand in om
Dagtellerinstellingen te selecteren.
• Duw de joystick omlaag/omhoog en
vervolgens in de middenstand om
Dagteller 1 resetten of Dagteller 2
resetten te selecteren.
• Duw de joystick omlaag/omhoog,
selecteer Automatisch en duw de
joystick vervolgens in de midden-
stand in.
• Duw de joystick omlaag/omhoog
om de gewenste timerinstel-
ling te selecteren en druk de
joy stick in de middenstand in om de
gewenste tijdslimiet te bevestigen.
De gewenste tijdslimiet wordt dan
in het geheugen van de dagteller
opgeslagen.
Als het contact wordt uitgeschakeld,
wordt de dagteller op nul gesteld
wanneer de tijdsperiode is verstreken.
De volgende tabel toont twee voor-
beelden van de functionaliteit voor
automatische reset van de dagteller.
Contact
uitgescha-
keld
Geselec-
teerde
tijdsvertra-
ging
Dagteller
wordt op nul
gesteld
10.30 uur 4 uur 14.30 uur
18.00 uur 16 uur
10.00 uur
(volgende
dag)

Algemene informatie
57
Weergave instellen - Thema's
Om een ander thema te selecteren,
moet de motorfiets stilstaan met inge-
schakeld contact.
• Druk op de homeknop om het hoofd-
menu weer te geven.
• Duw de joystick omlaag en duw deze
vervolgens in de middenstand in om
Weergave instellen te selecteren.
• Duw de joystick in de middenstand
in om het menu Thema's weer te
geven.
• Druk de joystick in de middenstand
in om het gewenste thema te selec-
teren.
Het nieuwe thema wordt getoond en
opgeslagen. Druk op de homeknop om
het menu af te sluiten.
Weergave instellen - Helderheid
Met de helderheidsfunctie kan het
schermcontrast worden aangepast aan
rijden overdag of 's nachts.
Er zijn twee helderheidsopties om uit te
kiezen; Hoog contrast en Laag contrast.
Om het helderheidsniveau aan te
passen:
• Beweeg vanuit het menu Weergave
instellen de joystick naar beneden
om Helderheid (Hoog contrast) of
Helderheid (Laag contrast) te selec-
teren.
• Druk de joystick in de middenstand
in om de keuze te bevestigen.
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
de helderheid aan te passen.
• Druk de joystick in de middenstand
in om het gewenste helderheids-
niveau te bevestigen.
• Druk op de homeknop om naar het
hoofdscherm terug te keren.
Let op
Bij fel zonlicht worden de helderheids-
instellingen aangepast, om ervoor te
zorgen dat de instrumenten altijd zicht-
baar zijn.

Algemene informatie
59
Vanuit het menu Schakelindicator, duw
de joystick omlaag om Door gebruiker
gedefinieerd te selecteren en druk op
het midden van de joystick om te beves-
tigen.
Om de drempelwaarde van het motor-
toerental (RPM) voor de schakelindicator
aan te passen:
• Beweeg de joystick naar links/rechts
om elk afzonderlijk getal te selec-
teren.
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
het getal te wijzigen.
• Druk de joystick in de middenstand
in om de keuze te bevestigen.
• Herhaal deze procedure met elk
afzonderlijk getal totdat de juiste
TPM-waarde wordt getoond.
De schakelindicator resetten:
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
Resetten te selecteren en druk de
joystick in de middenstand in om
de selectie te bevestigen. Hiermee
wordt het toerental gereset naar
07000.
Weergave instellen - Naam rijder
Met dit menu kan de naam van de rijder
worden ingevoerd in het systeem van
het instrumentenpaneel en worden
weergegeven in het welkomst- /
opstartscherm.
Om de naam van een rijder in te voeren:
• Vanuit het menu Weergave instellen,
drukt u de joystick omlaag om Naam
rijder te selecteren en drukt u de
joystick in de middenstand in om de
keuze te bevestigen.
• Navigeer met behulp van de joystick
over het toetsenbord en selecteer
de eerste letter van de naam van
de rijder. Druk ter bevestiging op
de joystickknop. De letter verschijnt
bovenaan het toetsenbord.
• Herhaal de procedure totdat de
volledige naam van de rijder is gese-
lecteerd. Er is een tekenlimiet van
13 tekens.
• Als u ?123 selecteert, wordt een
nieuw toetsenbord weergegeven
met symbolen en cijfers waaruit u
kunt kiezen.

Algemene informatie
61
Weergave instellen - Eenheden
Voor de weergave in het display kan een
keuze worden gemaakt uit verschillende
maateenheden.
Om de gewenste maateenheid te selec-
teren:
• Vanuit het menu Weergave instellen,
drukt u de joystick omlaag om
Eenheden te selecteren en drukt u
de joystick in de middenstand in om
de keuze te bevestigen.
• Duw de joystick omlaag/omhoog
om de gewenste grootheid te
selecteren; Afstand/Verbruik,
Temperatuur of Druk.
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
de gewenste maateenheid te selec-
teren uit de volgende opties:
– Afstand/Verbruik:
– Miles en MPG (VK)
– Miles en MPG (VS)
– KM en L/100 KM
– KM en KM/L
– Temperatuur:
– °C
– °F
– Druk:
– PSI
– Bar
– kPa
• Druk de joystick in de middenstand
in om de keuze te bevestigen.

Algemene informatie
62
Weergave instellen - Klok
Met deze functie kunt u de klok
instellen.
Om de klok in te stellen:
• Vanuit het menu Weergave instellen,
drukt u de joystick omlaag om Klok
te selecteren en drukt u de joystick
in de middenstand in om de keuze te
bevestigen.
• Duw de joystick omlaag/omhoog
om de 12-uursweergave of 24-uurs-
weergave te selecteren en druk de
joystick in de middenstand in om de
selectie te bevestigen. De klok geeft
de tijd weer per 12 of 24 uur. Als de
klokweergave is ingesteld, keert het
display terug naar het menu Klok.
Om de tijd in te stellen moeten de uren
of minuten worden geselecteerd door de
joystick omlaag/omhoog te duwen.
De uren gelijkzetten:
• Selecteer Uur op het display en druk
de joystick in de middenstand in.
Er verschijnt een vinkje naast Uur
en de uurweergave knippert zoals
hieronder afgebeeld.
• Duw de joystick omlaag/omhoog
om de uren in te stellen en druk de
joystick in de middenstand in om de
selectie te bevestigen.

Algemene informatie
63
De minuten gelijkzetten:
• Selecteer Minuut op het display en
druk de joystick in de middenstand
in. Er verschijnt een vinkje naast
Minuten en de minutenweergave
knippert zoals hieronder afgebeeld.
• Duw de joystick omlaag/omhoog om
de minuten in te stellen en druk de
joystick in de middenstand in om de
selectie te bevestigen.
Weergave instellen - Datum
Met deze functie kunnen de datum en
de datumindeling ingesteld worden.
Om de datumindeling in te stellen:
• Vanuit het menu Weergave instellen,
drukt u de joystick omlaag om
Datum te selecteren en drukt u de
joystick in de middenstand in om de
keuze te bevestigen.
• Duw de joystick in de middenstand
in om Datumindeling weer te geven.

Algemene informatie
65
Afstelling positie
instrumentenpaneel
Waarschuwing
Het is gevaarlijk om op de motorfiets
te rijden als het instrumentenpaneel
niet goed is afgesteld.
Een onjuiste afstelling van het instru-
mentenpaneel leidt tot beperkt zicht
op de instrumenten. De afleiding die
dat met zich meebrengt, kan verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval tot gevolg hebben.
Stel het instrumentenpaneel voordat u
gaat rijden altijd zo af dat de instru-
menten goed zichtbaar zijn.
Waarschuwing
Probeer nooit tijdens het rijden het
instrumentenpaneel te reinigen of te
verstellen. Wanneer de bestuurder
tijdens het rijden zijn handen van
het stuur af neemt, vermindert hij
daarmee zijn vermogen om de controle
over de motorfiets te behouden.
Pogingen om het instrumentenpaneel
onder het rijden te reinigen of af te
stellen, kunnen leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Reinig of verstel het instrumentenpa-
neel alleen als de motorfiets stilstaat.
Voorzichtig
Duw niet rechtstreeks op het instru-
mentenpaneel.
Stel de positie van het instrumenten-
paneel alleen af met de stelhendel.
Het instrumentenpaneel kan bescha-
digd raken als er direct op het scherm
wordt gedrukt.
Het instrumentenpaneel kan worden
versteld om het display beter zichtbaar
te maken.
1
1. Stelhendel
Ga als volgt te werk om het instrumen-
tenpaneel te verstellen:
• Gebruik de hendel, om het instru-
mentenpaneel zo te positioneren dat
u onbelemmerd zicht heeft op het
display.
Let op
Om het instrumentenpaneel te
verstellen moet een middelmatige kracht
met de duim en een vinger worden
uitgeoefend.

Algemene informatie
66
Sleutels
Bij de motorfiets worden drie sleutels
geleverd. Een smartkey en twee stan-
daardsleutels.
Waarschuwing
Extra sleutels, sleutelringen/
-kettingen of voorwerpen die aan
de sleutel zijn bevestigd, kunnen het
sturen belemmeren en verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval veroorzaken.
Verwijder alle extra sleutels, sleutel-
ringen/-kettingen en voorwerpen van
de sleutel voordat u met de motorfiets
gaat rijden.
Voorzichtig
Extra sleutels, sleutelringen/-ket-
tingen en voorwerpen die aan de
sleutel zijn bevestigd, kunnen de
gelakte of gepolijste onderdelen van
de motorfiets beschadigen.
Verwijder alle extra sleutels, sleutel-
ringen/-kettingen en voorwerpen van
de sleutel voordat u met de motorfiets
gaat rijden.
Voorzichtig
De motorfiets mag niet worden
bereden met de sleutel in het stuurslot
of het zadelslot.
Vergrendel altijd het zadel en verwijder
de sleutel voordat u op de motorfiets
gaat rijden.
Voorzichtig
Bewaar de reservesleutel niet bij de
motorfiets, omdat hierdoor alle veilig-
heidsaspecten in gevaar komen.
Smartkey
Bij de motorfiets wordt één smartkey
geleverd.
Voorzichtig
Alle sleutels die worden meegeleverd
met de motorfiets zijn specifiek
bedoeld voor die individuele motorfiets.
Ze kunnen niet op een andere motor-
fiets worden gebruikt.
Als alle sleutels zoek of beschadigd
zijn, moet de regeleenheid sleutelloos
starten (KCU) van de motorfiets
worden vervangen.
Om onnodige kosten en tijdsverlies
te voorkomen, moeten alle reserve-
sleutels op een veilige plaats worden
bewaard.
Voorzichtig
Wanneer zich een storing voordoet in
de smartkey, of wanneer de batterij
van de smartkey leeg is, moet u uw
smartkey naar de dichtstbijzijnde
Triumph-dealer brengen om dit te
laten herstellen.

Algemene informatie
67
Let op
Een extra smartkey kunt u aanschaffen
via uw Triumph-dealer. Er kunnen echter
slechts drie sleutels worden geprogram-
meerd voor uw motorfiets. Dit kan een
combinatie zijn van smartkeys en stan-
daardsleutels.
3
2
1
1. Smartkeyblad
2. Statussymbool
3. AAN-/UIT-knop
De smartkey bedient het sleutelloze
ontstekingssysteem. Het smartkeyblad
bedient het zadelslot, het stuurslot en
de tankdop.
De batterij van de smartkey
vervangen
Waarschuwing
Bij gebruik van een onjuiste batterij
ontstaat explosiegevaar.
Gebruik altijd een batterij van het
juiste formaat en het juiste type.
Waarschuwing
Batterijen bevatten schadelijke stoffen.
Houd batterijen altijd uit de buurt van
baby's en jonge kinderen om inslikken
te voorkomen.
Na inslikken onmiddellijk een arts
raadplegen.
Voorzichtig
Voorkom contact van uw huid met de
contactvlakken van de batterij. Raak
alleen de randen van de batterij aan
als u deze vasthoudt.
De natuurlijke stoffen in uw huid
kunnen corrosie veroorzaken en de
levensduur van de batterij verkorten.
Batterij van smartkey vervangen:
• Zorg dat de smartkey in de passieve
modus staat (rode led).
• Verwijder de schroef uit het batte-
rijdeksel met een inbussleutel van
1,5 mm.
• Verwijder het batterijdeksel.
• Verwijder de batterij na de polariteit
genoteerd te hebben.
• Plaats een nieuwe lithiumbatterij
van 3 volt, type CR2032.
• Plaats het batterijdeksel terug en let
op dat het goed op zijn plaats valt.
• Monteer de schroef in het deksel en
draai hem vast met 0,3 Nm.

Algemene informatie
68
Batterij afvoeren
De gebruikte batterij moet worden
ingeleverd bij een milieustraat zodat de
gevaarlijke stoffen van de batterij niet in
het milieu terechtkomen.
Standaardsleutel
Bij de motorfiets worden twee
standaardsleutels geleverd. De stan-
daardsleutel bedient het zadelslot, het
stuurslot en de tankdop.
1
1. Sleutelnummerlabel
Aan de sleutels is een klein label beves-
tigd met het sleutelnummer. Noteer het
sleutelnummer en bewaar de reserve-
sleutel en het sleutellabel op een veilige
plaats, niet in de buurt van de motor-
fiets. Bestel vervangende sleutels altijd
bij uw erkende Triumph-dealer.
Sleutelloze ontsteking
Met het sleutelloze ontstekingssysteem
kan de motorfiets worden gestart
zonder een mechanische sleutel te
gebruiken.
Gebruik smart key
Om de motorfiets in te schakelen met de
sleutelloze ontsteking:
• De smartkey moet zich in de directe
nabijheid (één meter) van een
systeemsensor bevinden. Er bevindt
zich een systeemsensor onder het
zadel en een andere systeemsensor
in de koplampunit. Wanneer de
smartkey buiten bereik van een
systeemsensor is, wordt er niet
meer op de sleutel gereageerd en
kan de sleutelloze ontsteking niet
worden gebruikt.
• Druk op de knop op de smartkey om
de sleutel aan te zetten. Het groene
lampje in de knop licht kort op om
aan te geven dat de smartkey is
ingeschakeld.
Met een korte druk op de knop van
de smartkey wordt de status van de
smartkey getoond; rood staat voor
UIT en groen staat voor AAN.
Door langer te drukken wijzigt u de
status in UIT of AAN, nadat eerst
kort de statuskleur is getoond.
• Voor meer informatie over het
starten van de motor met de sleu-
telloze ontsteking, zie pagina 102.
Let op
Om veiligheidsredenen moet de
smartkey worden uitgeschakeld elke
keer dat u deze van de motorfiets
verwijdert.

Algemene informatie
70
Stuurslot
Waarschuwing
Schakel het stuurslot altijd uit voordat
u gaat rijden.
Als het stuurslot is ingeschakeld, is het
niet mogelijk om het stuur te draaien
of de motor te sturen.
Rijden met de motorfiets terwijl de
stuurinrichting niet werkt leidt tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Het stuurslot bevindt zich op de
bovenste kroonplaat.
Het stuurslot heeft twee standen en
wordt met de sleutel bediend. De sleutel
kan zowel in vergrendelde als ontgren-
delde stand worden verwijderd.
Ga als volgt te werk om de motorfiets op
het stuurslot te zetten:
• Steek de sleutel in het slot en draai
de sleutel rechtsom.
• Draai tegelijkertijd het stuur hele-
maal naar links tot het stuurslot
aangrijpt.
Ga als volgt te werk om de motorfiets
van het stuurslot te halen:
• Steek de sleutel in het slot.
• Draai het stuur iets om het
stuurslot te ontlasten en draai de
sleutel linksom.
Om de sleutel te verwijderen:
• Draai de sleutel iets rechtsom om
het borgmechanisme te openen
voordat de sleutel uit het slot kan
worden verwijderd.
Schakelaars rechter
handgreep
7
6
5
4
1
3
2
1. Schakelaar alarmknipperlichten
2. Start-stopschakelaar motor
3. Stand voeding AAN/UIT
4. Stand STOP
5. Stand RUN (DRAAIEN)
6. Stand QUICK START (SNELSTART)
7. Homeknop
Knop alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit
te zetten, drukt u kort op de knop voor
alarmknipperlichten.
Om de alarmknipperlichten aan te
zetten moet het contact ingeschakeld
zijn, maar de lichten blijven aan als het
contact wordt uitgeschakeld, totdat de
knop voor de alarmknipperlichten weer
wordt ingedrukt.
Stand voeding AAN/UIT
Met de standen Voeding AAN/UIT
worden de elektrische circuits en het
instrumentenpaneel in- of uitgescha-
keld. Zo is kan het instrumentenpaneel
worden gebruikt zonder de motor te
starten.

Algemene informatie
71
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar niet gedu-
rende een langere periode in de stand
ON (AAN) staan, omdat dit kan leiden
tot schade aan elektrische onderdelen
en ontlading van de accu.
Stand STOP
In de stand STOP, stopt de motor.
Let op
Hoewel de motorstopschakelaar de
motor uitschakelt, worden hierdoor niet
alle elektrische circuits uitgeschakeld.
Dit kan leiden tot problemen met het
opnieuw starten van de motor door een
ontladen accu.
Stand RUN
De start-stopschakelaar van de motor
moet in stand RUN staan, om de motor-
fiets te laten draaien.
Stand QUICK START (SNELSTART)
In de stand QUICK START (SNELSTART)
wordt de elektrische starter geacti-
veerd, waardoor de motor sneller kan
worden gestart.
Zorg ervoor dat aan alle voorwaarden
voor het starten van de motorfiets
is voldaan. Vanuit stand ontsteking
uit, houdt u de start-stopschakelaar
ingedrukt in stand QUICK START
(SNELSTART), om de motorfiets te
starten.
Voor meer informatie, zie pagina 102.
Homeknop
De homeknop wordt gebruikt om naar
het hoofdmenu van het instrumenten-
display te gaan.
Druk kort op de homeknop om te
wisselen tussen het hoofdmenu en het
instrumentendisplay.

Algemene informatie
72
Schakelaars linker handgreep
4
5
1
2
6
8
9
3
7
1. Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
2. Modusknop
3. Richtingaanwijzerschakelaar
4. Joystickknop
5. Claxonknop
6. Schakelaar handvatverwarming (indien
gemonteerd)
7. Mistlichtschakelaar voor
8. Cruisecontrolknop
9. Grootlichtknop
Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlicht-
schakelaar op modus
dagrijlicht (DRL) is ingesteld,
gaat het waarschuwingslampje voor
dagrijlicht branden.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via de DRL-scha-
kelaar. Druk de bovenkant van de
schakelaar in voor DRL-modus en de
onderkant van de schakelaar voor
dimlichtmodus.
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het omge-
vingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Let op
Overdag zorgt de dagrijverlichting
ervoor dat de motorfiets beter zichtbaar
is voor andere weggebruikers.
In andere situaties moet het dimlicht
worden gebruikt, tenzij de verkeerssitu-
atie het gebruik van grootlicht mogelijk
maakt.
Modusknop
Wanneer de modusknop kort wordt
ingedrukt, wordt het menu voor selectie
van rijmodi geactiveerd op het display.
Door nogmaals op de modusknop te
drukken scrolt u door de beschikbare
rijmodi (zie 'Rijmodusselectie' op
pagina ).37
Als u de modusknop ingedrukt houdt
terwijl er een rijmodus geselecteerd is,
krijgt u direct toegang tot het configu-
ratiemenu van de rijmodus.
Zie pagina 49 voor meer informatie over
het selecteren en configureren van
rijmodi.

Algemene informatie
74
Er zijn drie warmteniveaus beschikbaar:
laag, medium en hoog. Deze niveaus
worden op het instrumentenpaneel
aangegeven door symbolen met
verschillende kleuren.
1
2 3
1. Symbool verwarmingsstand laag (geel)
2. Symbool verwarmingsstand medium
(oranje)
3. Symbool verwarmingsstand hoog (rood)
Druk voor een maximaal resultaat in
koude omstandigheden, vanuit de stand
UIT, eerst eenmaal op de schakelaar
voor heet en verlaag het warmteniveau
daarna naar warm door nogmaals op
de schakelaar te drukken wanneer de
handgrepen zijn opgewarmd.
Om de handvatverwarming uit te scha-
kelen drukt u op de schakelaar tot het
symbool van de handvatverwarming
niet langer zichtbaar is op het display.
Uitschakeling bij lage spanning
Als een lage spanning wordt gede-
tecteerd, wordt de schakelaar van de
handvatverwarming buiten werking
gesteld. De handvatverwarming kan
pas weer worden gebruikt wanneer de
spanning weer tot een veilig niveau is
toegenomen.
De schakelaar wordt niet automatisch
weer in werking gesteld, ook niet als
de spanning weer tot een veilig niveau
is toegenomen. De gebruiker moet de
schakelaar zelf indrukken om de hand-
vatverwarming in te schakelen.
Mistlichtschakelaar
Om de mistlichten in of uit te schakelen,
moet u met de koplampen aan de mist-
lichtschakelaar kort indrukken. Wanneer
de mistlichten zijn ingeschakeld, brandt
het mistlichtcontrolelampje in het
display.
Let op
De schakelaar voor de voorste mist-
lichten werkt alleen wanneer de
koplampen branden.
De mistlichtschakelaar gaat automatisch
weer uit wanneer de contactschakelaar
uit en weer aan gezet wordt.
Cruisecontrolknop (indien
gemonteerd)
De cruisecontrol wordt ingeschakeld
door de cruisecontrolknop in te drukken.
De cruisecontrol blijft ingeschakeld
tot er weer op de knop wordt gedrukt
om de cruisecontrol uit te schakelen.
Inschakelen van de cruisecontrol
is op elk moment mogelijk, maar de
cruisecontrol wordt pas daadwerkelijk
geactiveerd wanneer aan bepaalde
voorwaarden is voldaan. Zie pagina 75
voor meer informatie.
Grootlichtknop
De grootlichtknop heeft verschillende
functies; deze zijn ervan afhankelijk of
de dagrijverlichting (DRL) is gemon-
teerd of niet. Wanneer het grootlicht is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
grootlicht in het display.

Algemene informatie
75
Modellen met dagrijverlichting (DRL)
Als de DRL-schakelaar in de stand
dagrijlicht (DRL) staat, kan het groot-
licht worden ingeschakeld door de
grootlichtknop ingedrukt te houden. Dit
blijft branden zolang de knop ingedrukt
wordt gehouden, en gaat uit zodra de
knop wordt losgelaten.
Als de DRL-schakelaar in de stand
dimlicht staat, kan het grootlicht
worden ingeschakeld door op de groot-
lichtknop te drukken. Door nogmaals op
de knop te drukken wordt het dimlicht
weer ingeschakeld.
Let op
Op dit model is geen aan/uit-schake-
laar voor verlichting aangebracht. Het
achterlicht en de kentekenplaatverlich-
ting gaan automatisch branden wanneer
het contact in de stand AAN wordt
gedraaid.
De koplamp brandt als het contact in de
stand AAN staat en de motor draait.
Modellen zonder dagrijverlichting (DRL)
Druk op de grootlichtknop om het groot-
licht in te schakelen. Door nogmaals op
de knop te drukken wordt het dimlicht
weer ingeschakeld.
Let op
Op dit model is geen aan/uit-schake-
laar voor verlichting aangebracht. Het
positielicht, achterlicht en de kente-
kenplaatverlichting gaan automatisch
branden wanneer het contact in de
stand ON (AAN) wordt gedraaid.
De koplamp brandt als het contact in de
stand AAN staat en de motor draait.
Cruisecontrol
Waarschuwing
Cruisecontrol mag alleen worden
gebruikt op plaatsen waar u veilig met
constante snelheid kunt rijden.
Cruisecontrol mag niet worden
gebruikt bij druk verkeer, op wegen
met scherpe/blinde bochten of op
gladde wegen.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met
scherpe of onoverzichtelijke bochten
of op gladde wegen, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.

Algemene informatie
76
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets
alleen met hoge snelheden tijdens
wedstrijden op voor ander verkeer
afgesloten weggedeelten of gesloten
circuits.
Het rijden met hoge snelheid is voor-
behouden aan rijders die les hebben
gehad in de technieken die noodza-
kelijk zijn voor het rijden met hoge
snelheden en die vertrouwd zijn met
de rijkarakteristieken van de motor-
fiets onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
onder alle andere omstandigheden
gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Let op
Cruisecontrol werkt mogelijk niet als er
een storing is aan het ABS-systeem en
het ABS-waarschuwingslampje brandt.
Cruisecontrol blijft werken als een
rijmodus wordt geselecteerd waarbij het
ABS is ingesteld op Off-Road of Off (Uit).
Cruisecontrol blijft werken als het ABS is
uitgeschakeld.
De cruisecontrolknop bevindt zich op de
linker schakelaarbehuizing en kan met
een minimum aan beweging door de
bestuurder worden bediend.
1
1. Cruisecontrolknop
Cruisecontrol kan pas worden ingescha-
keld als alle op pagina 76 beschreven
voorwaarden zijn vervuld. Daarna kan
de cruisecontrol op elk moment worden
in- of uitgeschakeld.
Cruisecontrol inschakelen
Om cruisecontrol in te kunnen scha-
kelen, moeten de volgende voorwaarden
zijn vervuld:
• De motorfiets moet met een snel-
heid tussen 48 en 160 km/h rijden.
• De motorfiets moet in de in de
3e versnelling of hoger staan.
Cruisecontrol inschakelen:
• Druk de cruisecontrolknop in om
het cruisecontrolsysteem in te
schakelen. Het cruisecontrolsymbool
wordt op het display weergegeven.
• Druk nogmaals op de cruise-
controlknop wanneer de gewenste
kruissnelheid is bereikt om de
cruise control te activeren.

Algemene informatie
77
• Het woord SET (instellen) wordt
getoond naast het symbool van de
cruisecontrol. De ingestelde snelheid
van de cruisecontrol wordt dan
weergegeven.
mi
30
25:20
hh:mm
02:25
0143
15:53
mph
0 0 7 4 8 2
Trip 1
HOLD TO RESET
4
1 2 3
1. Cruisecontrolsymbool
2. Ingestelde cruisecontrolsnelheid
3. Lampje cruisecontrol ingesteld
Het snelheidsregelsysteem behoudt de
ingestelde snelheid totdat de cruise-
control wordt gedeactiveerd zoals
beschreven op pagina 77.
Cruisecontrol uitschakelen
De cruisecontrol kan op een van de
volgende manieren worden uitgescha-
keld:
• Helemaal naar voren draaien van de
gashendel.
• Intrekken van de koppelingshendel.
• Bedienen van de voor- of achterrem.
• Verhogen van de snelheid door de
gashendel meer dan 60 seconden te
gebruiken.
Na uitschakeling dimt het cruisecon-
trolsymbool, maar de SET-indicator en
de ingestelde snelheid worden getoond
op het display om aan te geven dat
de ingestelde cruisecontrolsnelheid is
opgeslagen.
Tractiecontrole (TC)
Waarschuwing
Tractiecontrole en tractiecontrole voor
optimaal bochtenwerk dienen niet als
vervanging van een gepaste rijstijl die
is afgestemd op de toestand van de
weg en de weersomstandigheden. Ze
kunnen niet voorkomen dat tractie-
verlies optreedt als gevolg van:
- te hoge snelheid bij het inrijden van
bochten
- accelereren bij een scherpe hellings-
hoek
- remmen.
Tractiecontrole of tractiecontrole voor
optimaal bochtenwerk kan niet voor-
komen dat het voorwiel slipt.
Wanneer een van bovenstaande
punten niet wordt nageleefd, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Als het tractiecontrolesysteem niet
werkt, moet voorzichtigheid in acht
worden genomen bij het accelereren
en het nemen van bochten op een nat
of glad wegoppervlak om doorslippen
van het achterwiel te voorkomen.
Indien er een storing optreedt,
brandt het waarschuwingslampje
Tractiecontrole uitgeschakeld mogelijk
tegelijkertijd met het storingslampje
voor het motormanagementsysteem
en/of het ABS-waarschuwingslampje.

Algemene informatie
78
Waarschuwing Vervolg
Rijd niet langer door dan noodza-
kelijk wanneer een of meer van de
bovenstaande waarschuwingslampjes
branden. Neem zo snel mogelijk
contact op met een erkende Triumph-
dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.
Alle motorfietsen zijn uitgerust met
tractiecontrole (TC). Tractiecontrole is
een systeem dat helpt de grip op de
weg te behouden tijdens het accele-
reren op natte of gladde wegen. Als de
sensoren detecteren dat het achterwiel
zijn grip op de weg verliest (slipt), treedt
het tractiecontrolesysteem in werking
en wijzigt het motorvermogen tot de
grip van het achterwiel is hersteld. Het
indicatielampje van de tractiecontrole
knippert terwijl dit systeem is ingescha-
keld en er kan een verandering in het
geluid van de motor worden opgemerkt.
Voor informatie over de werking van het
indicatielampje van de tractiecontrole,
zie pagina 32.
Let op
Tractiecontrole is mogelijk niet altijd
actief, afhankelijk van de geselecteerde
rijmodus.
Tractiecontrole en Tractiecontrole
voor optimaal bochtenwerk (indien
gemonteerd) werken mogelijk niet als
er een storing is in het ABS-systeem.
In dat geval kan waarschuwingslampje
voor het ABS, de tractiecontrole en het
storingslampje gaan branden.
Tractiecontrole voor optimaal
bochtenwerk (indien gemonteerd)
Waarschuwing
Als een storing optreedt in de Tractie-
controle voor optimaal bochtenwerk,
brandt het waarschuwingslampje
Tractie controle uitgeschakeld en
wordt een bericht weergegeven op het
display.
In dit geval blijft het TC-systeem
werken, maar zonder de functie voor
optimaal bochtenwerk, mits:
- er geen andere fouten zijn in het
tractiecontrolesysteem.
- de tractiecontrole niet is uitge-
schakeld door de bestuurder (zie
Motorfietsinstellingen op pagina 53
of Configuratie rijmodus op
pagina ).49
Neem voorzichtigheid in acht bij
het accelereren en het nemen van
bochten op een nat of glad wegopper-
vlak om doorslippen van het achterwiel
te voorkomen.

Algemene informatie
80
ABS inschakelen
Als het ABS is uitgeschakeld tijdens het
rijden in een bepaalde rijmodus, kan het
opnieuw worden ingeschakeld terwijl de
motorfiets stilstaat of rijdt.
Om het ABS-systeem in te schakelen
wanneer de motorfiets stilstaat, voert u
een van de volgende handelingen uit:
• Zet het contact UIT en weer AAN.
• Houd, met ingeschakeld contact, de
modusknop langer dan een seconde
ingedrukt.
Het ABS wordt ingeschakeld als de
motorfiets een snelheid van meer dan
10 km/u bereikt. Het ABS-waarschu-
wingslampje gaat uit.
Om het ABS-systeem in te schakelen als
de motorfiets rijdt, doet u het volgende:
• Houd de modusknop langer dan een
seconde ingedrukt.
Waarschuwing
Als het ABS tijdens een remmanoeuvre
wordt ingeschakeld door een druk op
de modusknop, wordt het ABS actief.
Het inschakelen van het ABS tijdens
een remmanoeuvre kan de rijeigen-
schappen en de stabiliteit van de
motorfiets veranderen.
Veranderingen in de rijeigenschappen
van de motorfiets tijdens een remma-
noeuvre kunnen leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Na het rijden met uitgeschakeld ABS,
moet u altijd controleren of het ABS is
ingeschakeld wanneer u terugkeert om
op de openbare wegen te rijden.
Rijden op de openbare weg met het
ABS uitgeschakeld, zal bij te hard
remmen leiden tot het blokkeren van
de wielen, wat verlies van controle
over de motorfiets en ongevallen kan
veroorzaken.

Algemene informatie
81
Bandenspannings-
controlesysteem (TPMS)
(indien gemonteerd)
Waarschuwing
Het TPMS-systeem ontslaat u niet van
de verplichting dagelijks de banden-
spanning te controleren.
Controleer de bandenspanning als de
banden koud zijn met behulp van een
nauwkeurige bandenspanningsmeter,
zie het hoofdstuk Banden voor meer
informatie.
Gebruik van het TPMS-systeem voor
het instellen van de bandenspanning
kan leiden tot een verkeerde banden-
spanning en bijgevolg tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Bandenspanningssensoren zijn bij het
voor- en het achterwiel gemonteerd.
Deze sensoren meten de luchtdruk in
de band en verzenden de drukgegevens
naar de instrumenten. De sensoren
verzenden de gegevens pas wanneer de
motorfiets een snelheid van ongeveer
20 km/h bereikt. In de systeemweergave
worden twee streepjes getoond tot het
bandenspanningssignaal is ontvangen.
Nadat de motorfiets tot stilstand is
gebracht, blijven de sensoren nog
ongeveer zeven minuten gegevens
verzenden voordat ze worden uitge-
schakeld. De bandenspanningswaarden
blijven in de systeemweergave zichtbaar
totdat de sensoren worden uitgescha-
keld.
Op de velg wordt een sticker
aangebracht om de positie van de
bandenspanningssensor aan te geven,
vlakbij het ventiel.
Let op
Het bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) kan worden geleverd als optie.
Het systeem mag uitsluitend worden
gemonteerd door een erkende Triumph-
dealer.
Het TPMS-display in de instrumen-
tengroep wordt alleen ingeschakeld
wanneer het systeem ingebouwd is.

Algemene informatie
82
Serienummer bandspanningssensor
Het serienummer van de bandenspan-
ningssensor is afgedrukt op een label
dat op de sensor is aangebracht. De
erkende Triumph-dealer kan dit nummer
nodig hebben voor onderhoud of diag-
nose.
Wanneer het bandspanningscontro-
lesysteem op de motorfiets gemonteerd
wordt, zie er dan op toe dat de erkende
Triumph-dealer de serienummers van
de spanningssensoren van voor- en
achterband in de ruimtes hieronder
noteert.
Bandspanningssensor voor
Bandspanningssensor achter
Weergave TPMS-systeem
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de banden-
spanning gaat branden.
Rij niet op de motorfiets tot de
banden gecontroleerd zijn en de juiste
bandenspanning hebben in koude
toestand.
Het waarschuwingslampje
voor de bandenspanning
werkt samen met
het bandenspannings-
controle systeem (TPMS).
Het waarschuwingslampje gaat branden
wanneer de bandenspanning voor of
achter onder de aanbevolen span-
ningswaarde ligt. Het gaat niet branden
wanneer de bandenspanning te hoog is.

Algemene informatie
83
Wanneer het waarschuwingslampje
brandt, wordt op het bandenspannings-
display automatisch het symbool van
het bandspanningscontrolesysteem
getoond. Daaraan is tevens te zien
welke band te slap is en wat de druk in
die band is.
A
15:53
FRONT
REAR
1.9
2.9
bar
bar
Front Tyre
Low
TPMS
2
2
1
4
3
1. TPMS-waarschuwingslampje
2. Indicatie bandspanning voor
3. Indicatie bandspanning achter
4. Bericht in TPMS-informatievenster
De bandspanning waarbij het waar-
schuwingslampje gaat branden wordt
gecompenseerd tot 20°C, maar de
bijbehorende digitale drukweergave
niet. Zelfs wanneer het digitale display
precies of ongeveer de standaard
bandenspanning lijkt aan te geven
wanneer het waarschuwingslampje
brandt, wordt een lage bandenspanning
aangegeven. Een lekke band is dan de
meest waarschijnlijke oorzaak.
Er wordt automatisch overgeschakeld
van het informatiescherm naar de
bandenspanningsweergave wanneer
een lage bandenspanning wordt gede-
tecteerd.
Er worden streepjes in de bandenspan-
ningsweergave weergegeven totdat de
motorfiets een snelheid van ongeveer
20 km/h bereikt.
Sensorbatterijen
Wanneer de batterijspanning in een
druksensor laag is, wordt het symbool
van het bandspanningscontrolesysteem
oranje gekleurd weergegeven en er
verschijnt een bericht op het scherm
dat aangeeft welke wielsensor een lage
batterijspanning heeft.
Wanneer de batterijen helemaal leeg
zijn, worden alleen strepen op het
display weergegeven en het rode
waarschuwingslampje van het band-
spanningscontrolesysteem brandt. Er
verschijnt ook een bericht in het display.
Neem contact op met uw erkende
Triumph-dealer om de sensor te laten
vervangen en het nieuwe serienummer
te laten noteren in de daarvoor
bestemde ruimte op pagina 82.
Wanneer, met ingeschakeld contact,
het symbool van het bandspannings-
controlesysteem continu knippert of
wanneer het waarschuwingslampje van
het bandspanningscontrolesysteem
blijft branden, is er een storing in het
bandspanningscontrolesysteem. Neem
contact op met uw Triumph-dealer om
de storing te laten verhelpen.
Storing in TPMS-systeem
Als er een fout optreedt in het band-
spanningscontrolesysteem, brandt het
waarschuwingslampje van het band-
spanningscontrolesysteem rood, om aan
te geven dat het systeem de druk niet
kan weergeven of dat de druk laag is.

Algemene informatie
84
Als het waarschuwingslampje van
het bandspanningscontrolesysteem
oranje gaat branden, betekent dit dat
de batterij bijna leeg is maar dat de
druk beschikbaar is. Er verschijnt ook
een bericht in het informatievak. Neem
contact op met uw erkende Triumph-
dealer om de storing te laten verhelpen.
Bandenspanning
Waarschuwing
Het bandspanningscontrolesysteem
mag niet als bandenspannings-
meter worden gebruikt tijdens het
aanpassen van de bandenspanningen.
Om de juiste bandenspanning te
verkrijgen, moet u de bandenspanning
altijd controleren met een nauwkeu-
rige bandspanningsmeter wanneer de
banden koud zijn.
Gebruik van het TPMS-systeem voor
het instellen van de bandenspanning
kan leiden tot een verkeerde banden-
spanning en bijgevolg tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Voorzichtig
Gebruik geen antilekvloeistof of een
ander middel dat vermoedelijk de
luchtstroom naar de openingen van
de TPMS-sensor blokkeert. Verstop-
ping van de luchtdrukopening van de
TPMS-sensor leidt tot blokkering van
de sensor en bijgevolg tot onherstel-
bare schade aan de TPMS-sensor.
Voorzichtig Vervolg
Schade door gebruik van antilekvloei-
stof of onjuist onderhoud wordt niet
beschouwd als fabricagefout en wordt
niet gedekt door de garantie.
Laat uw banden altijd door uw
erkende Triumph-dealer monteren
en vertel de monteur dat er banden-
spanningssensoren op de wielen zijn
gemonteerd.
De bandenspanningen die in uw
instrumentenpaneel worden getoond,
geven de actuele bandenspanning weer
op het moment waarop de weergave
is geselecteerd. Dit kan afwijken van
de bandenspanning die ingesteld is
wanneer de banden koud zijn, omdat
de banden warmer worden tijdens het
rijden, waardoor de lucht in de band
uitzet en de bandenspanning toeneemt.
Bij de koude bandenspanningswaarden
die door Triumph worden opgegeven, is
hiermee rekening gehouden.
Pas de bandenspanningen uitslui-
tend aan wanneer de banden koud
zijn met een nauwkeurige banden-
spanningsmeter en gebruik niet de
bandenspanningsweergave op het
instrumentenpaneel. Raadpleeg altijd de
bandenspanning in het gedeelte Specifi-
caties.
Vervangende banden
Laat banden altijd vervangen door een
erkende Triumph-dealer en vertel hem
dat er bandenspanningssensoren op de
wielen gemonteerd zijn.

Algemene informatie
85
Remhendel voorrem
Scrambler 1200 Steve McQueen Edition
en Scrambler 1200 XE
De remhendel heeft twee stelmogelijk-
heden: voor de hendelafstand en de
vrije slag.
3
1
2
1. Remhendel
2. Stelwiel hendelafstand
3. Stelwiel vrije slag
Stelwiel hendelafstand
Met het stelwiel voor de hendelafstand
kan de afstand tussen de handgreep
en de hendel worden aangepast aan de
spanwijdte van de hand van de berijder.
Om de spanwijdte van de voorrem-
hendel af te stellen:
• Draai het stelwieltje voor de
hendelafstand linksom om de
afstand tot het stuur te verkleinen
of rechtsom om de afstand tot het
stuur te vergroten.
• De afstand van de handgreep tot
de losgelaten hendel is het kortst
wanneer het stelwieltje voor de
hendelafstand volledig linksom
gedraaid is.
Stelwiel vrije slag
Het stelwiel voor de vrije slag verplaatst
de duwstang van de hoofdremcilinder
naar links of rechts in stappen van 1 mm
van 19 mm naar 21 mm.
Om de vrije slag van de voorremhendel
aan te passen:
• Draai het stelwiel voor de vrije
slag naar de voorkeurspositie van
de berijder. Het stelwiel voor de
vrije slag kan linksom en rechtsom
worden gedraaid om de gewenste
stand in te stellen.
• Het stelwiel klikt hoorbaar vast in de
verschillende standen.
De hendel kan met het stelwiel in
drie standen worden gezet:
• 19 (19 mm) voor een geleidelijke
remwerking met een lange slag van
de hendel.
• 20 (20 mm) voor een stevigere
remwerking met een middellange
slag van de hendel.
• 21 (21 mm) voor een directe
remwerking met een korte slag van
de hendel.

Algemene informatie
86
Scrambler 1200 XC
De hendel van de voorrem is voorzien
van een stelmechanisme. Met deze
stelschroef kan de afstand tussen de
handgreep en de hendel worden aange-
past aan de spanwijdte van de hand van
de rijder.
1
2
1. Remhendel
2. Stelwiel hendelafstand
Om de slag van de remhendel af te
stellen:
• Draai het stelwieltje voor de
hendelafstand linksom om de
afstand tot het stuur te verkleinen
of rechtsom om de afstand tot het
stuur te vergroten.
Koppelingshendel
De koppelingshendel is voorzien van een
stelmechanisme voor de hendelafstand.
Met dit stelwiel kan de afstand tussen
de handgreep en de hendel worden
aangepast aan de spanwijdte van de
hand van de berijder.
Scrambler 1200 Steve McQueen Edition
en Scrambler 1200 XE
1 2
1. Stelwiel hendelafstand
2. Koppelingshendel
Om de slag van de koppelingshendel af
te stellen:
• Draai het stelwieltje voor de
hendelafstand linksom om de
afstand tot het stuur te verkleinen
of rechtsom om de afstand tot het
stuur te vergroten.
• De afstand van de handgreep tot
de losgelaten hendel is het kortst
wanneer het stelwieltje volledig
linksom gedraaid is.

Algemene informatie
87
Scrambler 1200 XC
1
2
1. Koppelingshendel
2. Stelwiel hendelafstand
Om de slag van de koppelingshendel af
te stellen:
• Draai het stelwieltje voor de
hendelafstand linksom om de
afstand tot het stuur te verkleinen
of rechtsom om de afstand tot het
stuur te vergroten.
Gasklepbediening
2
1
1. Stand gasklep open
2. Stand gasklep dicht
Alle modellen hebben een elektronische
gashendel waarmee de gaskleppen via
de motormanagementmodule worden
geopend en gesloten. Het systeem
bevat geen direct werkende kabels.
De gashendel geeft een voelbare
weerstand wanneer hij naar achteren
wordt gedraaid om de gaskleppen
open te zetten. Wanneer de handgreep
wordt losgelaten, keert hij onder
invloed van een inwendige veer terug
naar de gesloten stand en worden de
gaskleppen gesloten.
De gebruiker kan aan de gasklepregeling
niets instellen.

Algemene informatie
89
Voorzichtig
Bij gebruik met een onjuiste brandstof
of onjuiste kalibratie van de motor, kan
de motorfiets permanent beschadigd
raken.
Zorg altijd voor brandstof van het
juiste type en de juiste kwaliteit.
Schade door gebruik van de verkeerde
brandstof of een onjuiste motorka-
libratie wordt niet beschouwd als
fabricagefout en valt niet onder de
garantie.
Voorzichtig
Het uitlaatsysteem van dit model is
voorzien van een katalysator, die zorgt
voor een lagere uitstoot van schade-
lijke stoffen.
Het gebruik van gelode benzine
beschadigt de katalysator. Bovendien
kan de katalysator onherstelbaar
beschadigd raken indien de brandstof-
tank helemaal of bijna helemaal leeg
wordt gereden.
Zorg ervoor dat u altijd voldoende
brandstof heeft voor uw rit.
Let op
Het gebruik van gelode benzine is
in sommige landen, staten of regio's
verboden.
Tanken
Waarschuwing
Om de gevaren in verband met tanken
te minimaliseren, dienen de volgende
veiligheidsinstructies altijd in acht te
worden genomen:
- Benzine (brandstof) is uiterst
brandbaar en kan onder bepaalde
omstandigheden exploderen. Zet
voordat u gaat tanken de contact-
schakelaar in de stand UIT.
- Niet roken.
- Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon.
- Zorg ervoor dat de voor het tanken
gebruikte ruimte goed geventileerd is
en geen vlam- of vonkbronnen bevat.
Hieronder valt ook apparatuur met
een waakvlam.
- Vul de tank nooit zo ver, dat het
brandstofpeil stijgt tot in de hals
van de vulpijp. Warmteopname uit
zonlicht of andere bronnen kan
leiden tot uitzetten en uitlopen van
de brandstof, waardoor brandgevaar
ontstaat.
- Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.
- Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek
of het morsen van benzine, of het
niet in acht nemen van de hiervoor
genoemde veiligheidsinstructies,
brand veroorzaken, met schade aan
eigendommen, persoonlijk letsel of de
dood als gevolg.

Algemene informatie
90
Tankdop
1
1. Tankdop
Om de tankdop te openen:
• Verwijder de afdekking of til de klep
op.
• Steek de sleutel in het slot en draai
de sleutel rechtsom.
• Draai de dop tegen de klok in en til
hem uit de tankvulpijp.
Om de dop te sluiten en vergrendelen:
• Zet de dop op de vulpijp van de tank
en draai hem rechtsom vast.
• In de gesloten stand voorkomt een
ratelsysteem dat de dop te vast
gedraaid wordt. Het buitenste deel
van de dop draait dan vrij over het
binnenste deel.
• Draai de sleutel linksom om de dop
te vergrendelen en verwijder de
sleutel.
• Plaats de afdekking terug.
Brandstoftank vullen
Waarschuwing
Teveel brandstof vullen kan leiden tot
morsen.
Indien brandstof wordt gemorst, dient
deze direct en volledig te worden
opgenomen en dienen de hiervoor
gebruikte materialen op een veilige
manier te worden afgevoerd.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen, de banden of andere
onderdelen van de motorfiets wordt
gemorst.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of
het morsen van benzine, of het niet in
acht nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroor-
zaken, met schade aan eigendommen,
persoonlijk letsel of de dood als gevolg.
Bij of op de banden gemorste brand-
stof vermindert de grip van de band
op de weg. Hierdoor ontstaan gevaar-
lijke rijomstandigheden, die kunnen
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.

Algemene informatie
91
Voorzichtig
Voorkom het vullen van de tank onder
regenachtige of stoffige omstan-
digheden, omdat dit kan leiden tot
verontreiniging van de brandstof.
Verontreinigde brandstof kan onder-
delen van het brandstofsysteem
beschadigen.
Vul de brandstoftank langzaam om
morsen te voorkomen. Vul de tank niet
verder dan tot de onderkant van de
vulpijp. Hierdoor blijft er ruimte voor een
luchtlaag, zodat de brandstof in de tank
kan uitzetten door warmteopname uit
de motor of zonlicht.
21
1. Hals van de vulpijp
2. Maximaal brandstofpeil
Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.
Zijstandaard
Waarschuwing
De motorfiets is voorzien van een
beveiliging die voorkomt dat met de
motorfiets kan worden gereden terwijl
de zijstandaard is uitgeklapt.
Probeer nooit te rijden met de zijstan-
daard uitgeklapt en wijzig nooit iets
aan het interlocksysteem, omdat dit
kan leiden tot gevaarlijke rijomstan-
digheden, met verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval als
gevolg.
Waarschuwing
Leun, zit of klim niet op de motorfiets
wanneer deze op de zijstandaard
staat.
Hierdoor kan de motorfiets omvallen,
wat kan leiden tot schade aan de
motorfiets en een ongeluk.
1
1. Zijstandaard

Algemene informatie
92
De motorfiets is uitgerust met een
zijstandaard waarop hij kan worden
geparkeerd. Draai wanneer u de zijstan-
daard gebruikt de stuurstang volledig
naar links en laat de motorfiets in de
eerste versnelling staan.
Controleer na gebruik van de zijstan-
daard of deze volledig is ingeklapt
voordat u gaat rijden. Ga daartoe eerst
op de motorfiets zitten.
Zie voor nadere informatie over veilig
parkeren het hoofdstuk 'Het berijden
van de motorfiets'.
Middenbok (indien
gemonteerd)
Waarschuwing
Leun, zit of klim niet op de motorfiets
wanneer deze op de middenbok staat.
Hierdoor kan de motorfiets omvallen,
wat kan leiden tot schade aan de
motorfiets en een ongeluk.
Voorzichtig
Gebruik nooit de framepanelen of
het zadel als houvast bij het op de
middenbok zetten van de motorfiets,
omdat hierdoor schade wordt veroor-
zaakt.
cizj
1
1. Middenbok

Algemene informatie
95
Voorzichtig
De motorfiets mag niet worden
bereden met de sleutel in het zadelslot.
Vergrendel altijd het zadel en verwijder
de sleutel voordat u op de motorfiets
gaat rijden.
Het zadelslot bevindt zich aan de linker-
zijde van de motorfiets, op het frame,
onder het zadel.
1
1. Zadelslot
Het zadel kan worden verwijderd om
toegang tot het opbergvak, de accu en
de gebruikershandleiding te krijgen.
Zadel demonteren en monteren
Waarschuwing
Na montage het zadel stevig beet-
pakken en omhoog trekken, om te
controleren of het goed vastzit en te
voorkomen dat het onder het rijden
losschiet.
Indien het zadel niet goed in het slot is
vergrendeld, komt het los uit het slot.
Een loszittend of losgeraakt zadel kan
tot verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval leiden.
Voorzichtig
De motorfiets mag niet worden
bereden met de sleutel in het zadelslot.
Vergrendel altijd het zadel en verwijder
de sleutel voordat u op de motorfiets
gaat rijden.
Zadel demonteren
Om het zadel te verwijderen:
• Steek de contactsleutel in het zadel-
slot en draai hem linksom.
• Daardoor wordt het zadel ontgren-
deld.
• Schuif het zadel omhoog en naar
achteren om het van de motorfiets
te verwijderen.

Rijden op de motorfiets
108
Let op
De ABS-bediening kan aanvoelen als
een hardere pedaaldruk of pulserende
remhendel en pedaal.
Aangezien het ABS geen geïntegreerd
remsysteem is en het de voor- en
achterrem niet tegelijkertijd aanstuurt,
kan deze pulsering voelbaar zijn in de
hendel, het pedaal, of in beide.
Het ABS kan worden geactiveerd door
plotselinge op- of neerwaartse verande-
ringen in het wegoppervlak.
Waarschuwingslampje ABS
Wanneer de contactschake-
laar in de stand ON (AAN)
wordt gedraaid, is het normaal
dat het waarschuwingslampje
voor het ABS-systeem gaat knipperen.
Het lampje blijft knipperen nadat de
motor gestart is, totdat de motorfiets
een snelheid van meer dan 10 km/h
heeft bereikt, waarna het lampje dooft.
Het waarschuwingslampje gaat pas
weer branden als de motor weer wordt
gestart, tenzij er een storing is.
Als er een storing is in het ABS-sys-
teem, gaat het waarschuwingslampje
branden en knippert het algemene
waarschuwingssymbool.
Waarschuwing
Het ABS-waarschuwingslampje gaat
branden als het achterwiel langer dan
30 seconden met hoge snelheid wordt
aangedreven terwijl de motorfiets op
een standaard staat. Deze reactie is
normaal.
Wanneer het contact is uitgeschakeld
en de motorfiets opnieuw wordt
gestart, gaat het waarschuwings-
lampje branden tot de motorfiets
een snelheid van meer dan 30 km/u
bereikt.
Waarschuwing
Het ABS-systeem vergelijkt de
relatieve snelheid van het voor- en
achterwiel.
Het gebruik van niet-goedgekeurde
banden kan de wielsnelheid beïn-
vloeden en de ABS-functie buiten
werking stellen, wat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval onder omstandigheden
waarbij de ABS normaliter zou werken.
Specyfikacje produktu
Marka: | Triumph |
Kategoria: | motocykl |
Model: | Scrambler 1200 Steve McQueen Edition |
Potrzebujesz pomocy?
Jeśli potrzebujesz pomocy z Triumph Scrambler 1200 Steve McQueen Edition, zadaj pytanie poniżej, a inni użytkownicy Ci odpowiedzą
Instrukcje motocykl Triumph

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024
Instrukcje motocykl
- motocykl Yamaha
- motocykl Joy-It
- motocykl Honda
- motocykl KTM
- motocykl Ducati
- motocykl BMW
- motocykl GasGas
- motocykl Suzuki
- motocykl Husqvarna
- motocykl Indian
- motocykl Piaggio
- motocykl Reebok
- motocykl Beta
- motocykl Bajaj
- motocykl Royal Enfield
- motocykl Sherco
- motocykl Cagiva
- motocykl Mash
- motocykl TVS
Najnowsze instrukcje dla motocykl

2 Października 2024

21 Września 2024

21 Września 2024

16 Września 2024

16 Września 2024

16 Września 2024

15 Września 2024

11 Września 2024

6 Września 2024

4 Września 2024