Instrukcja obsługi Triumph Bonneville Bobber (2018)
Przeczytaj poniżej 📖 instrukcję obsługi w języku polskim dla Triumph Bonneville Bobber (2018) (157 stron) w kategorii motocykl. Ta instrukcja była pomocna dla 6 osób i została oceniona przez 2 użytkowników na średnio 4.5 gwiazdek
Strona 1/157

Gebruikershandleiding
Bonneville Bobber, Bonneville Bobber Black en
Bonneville Speedmaster
Deze handleiding bevat informatie over de Triumph-motorfiets(en) Bonneville Bobber,
Bonneville Bobber Black en Bonneville Speedmaster. Bewaar deze
gebruikershandleiding altijd bij de motorfiets en raadpleeg de informatie indien nodig.
De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van
publicatie beschikbare informatie. Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde,
zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te brengen.
Deze publicatie mag niet in zijn geheel, noch gedeeltelijk worden gereproduceerd
zonder schriftelijke toestemming van Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 04.2020 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Engeland.
Publicatie onderdeelnummer 3855569-NL versie 1
1

2
Inhoudsopgave
Deze gebruikershandleiding bevat een aantal verschillende hoofdstukken.
Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken,
waar u – in het geval van grotere hoofdstukken – een meer gedetailleerde
inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden.
Voorwoord .......................................................................................................................................................... 3
Veiligheid voorop ............................................................................................................................................. 7
Waarschuwingslabels .................................................................................................................................. 16
Onderdelenoverzicht .................................................................................................................................. 20
Onderdelenoverzicht ................................................................................................................................... 22
Serienummers................................................................................................................................................. 25
Algemene informatie ................................................................................................................................... 27
Rijden op de motorfiets ............................................................................................................................ 69
Accessoires, lading en passagiers....................................................................................................... 83
Onderhoud....................................................................................................................................................... 89
Reiniging en stalling .................................................................................................................................. 137
Specificaties ................................................................................................................................................... 147
Specificaties .................................................................................................................................................... 151
Index.................................................................................................................................................................. 155

Voorwoord
3
Voorwoord
Waarschuwingen en
opmerkingen
In deze gebruikershandleiding wordt
belangrijke informatie op de volgende
manier gepresenteerd:
Waarschuwing
Dit waarschuwingssymbool geeft
speciale instructies of procedures aan,
die persoonlijk letsel of levensgevaar
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze
niet goed worden opgevolgd.
Voorzichtig
Dit symbool maant tot voorzichtigheid
en gaat vergezeld van speciale
instructies of procedures die
beschadiging of vernieling van
apparatuur tot gevolg kunnen hebben
wanneer ze niet strikt worden
opgevolgd.
Let op
Dit opmerkingssymbool geeft punten
van speciaal belang voor efficiëntere en
gemakkelijkere bediening aan.
Waarschuwingslabels
Bovenstaand symbool wordt op
bepaalde plaatsen op de motorfiets
weergegeven. Het symbool betekent
'VOORZICHTIG: RAADPLEEG DE
HANDLEIDING' en wordt gevolgd door
een grafische voorstelling van het
betreffende onderwerp.
Probeer nooit op de motorfiets te rijden
of een aanpassing uit te voeren zonder
de in deze handleiding beschreven
relevante instructies te raadplegen.
Zie pagina 16 voor de plaatsen van alle
labels met dit symbool. Dit symbool
wordt zo nodig ook weergegeven op de
pagina's met de relevante informatie.
Onderhoud
Om een lang, veilig en probleemloos
gebruik van uw motorfiets te
garanderen, dient het onderhoud te
worden uitgevoerd door een erkende
Triumph-dealer.
Alleen een erkende Triumph-dealer
beschikt over de noodzakelijke kennis,
apparatuur en vakkundigheid om uw
Triumph-motorfiets goed te
onderhouden.
Bezoek de Triumph-website op
www.triumph.co.uk of neem telefonisch
contact op met de bevoegde
distributeur in uw land voor informatie
over de dichtstbijzijnde erkende
Triumph-dealer. De adressen zijn ook
vermeld in het bij deze handleiding
geleverde onderhoudsboekje.

Voorwoord
4
Geluiddempingssysteem
Wijzigen van het
geluiddempingssysteem is verboden.
Eigenaars worden gewaarschuwd dat
het wettelijk verboden kan zijn om:
1. onderdelen of designelementen van
nieuwe voertuigen die bedoeld zijn
voor geluiddemping, voorafgaand
aan de verkoop of aflevering aan de
koper of daarna te verwijderen of
buiten werking te stellen, behalve
als dat nodig is voor onderhoud,
reparatie of vervanging, en,
2. het voertuig te gebruiken nadat zo'n
onderdeel of designcomponent is
verwijderd of buiten werking is
gesteld.
FCC-verklaring
Dit apparaat voldoet aan punt 15 van de
FCC-richtlijnen.
Het gebruik van dit apparaat is
gebonden aan de volgende twee
voorwaarden:
1. Dit apparaat mag geen schadelijke
storing veroorzaken.
2. Dit apparaat moet in staat zijn alle
ontvangen storing te verwerken,
inclusief storing die een ongewenste
werking kan veroorzaken.
Door aanpassingen of modificaties aan
het apparaat vervalt mogelijk het recht
van de gebruiker dit apparaat toe te
passen.
Banden
Met betrekking tot de 'Pneumatic Tyres
and Tubes for Automotive Vehicles
(Quality Control) Order, 2009, Cl. Nr. 3 (c)',
verklaart M/s. Triumph Motorcycles Ltd.
dat de op deze motorfiets gemonteerde
banden voldoen aan de eisen van IS
15627: 2005 en de eisen ingevolge de
Central Motor Vehicle Rules (CMVR),
1989.
Gebruikershandleiding
Waarschuwing
Deze gebruikershandleiding en alle
overige instructies die bij uw
motorfiets worden geleverd, maken
integraal deel uit van uw motorfiets en
moeten bij de motorfiets blijven, ook
wanneer deze wordt doorverkocht.
Iedereen die uw motorfiets gaat
berijden, dient deze
gebruikershandleiding en alle overige
instructies die bij uw motorfiets
worden geleverd, aandachtig te lezen
om volledig vertrouwd te raken met de
werking van de bedieningselementen,
de kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets. Leen
uw motorfiets niet aan anderen uit,
omdat rijden zonder vertrouwd te zijn
met de werking van de
bedieningselementen, de kenmerken,
de capaciteiten en de beperkingen van
de motorfiets kan leiden tot een
ongeval.

Voorwoord
5
Dank u voor het kiezen van een
Triumph-motorfiets. Deze motorfiets is
het resultaat van Triumphs toepassing
van beproefde technieken, grondige
tests en het voortdurend streven naar
superieure betrouwbaarheid, veiligheid
en prestaties.
Lees voordat u gaat rijden deze
gebruikershandleiding aandachtig door
om volledig vertrouwd te raken met de
werking van de bedieningselementen, de
kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets.
Deze handleiding bevat tips voor veilig
rijden, maar beschrijft niet alle
technieken en vaardigheden die nodig
zijn om veilig op een motorfiets te rijden.
Triumph adviseert motorrijders
nadrukkelijk de nodige lessen te nemen
om deze motorfiets veilig te kunnen
bedienen.
Deze handleiding is bij uw plaatselijke
dealer verkrijgbaar in het:
• Engels
• Amerikaans Engels
• Frans
• Duits
• Italiaans
• Nederlands
• Spaans
• Portugees
• Zweeds
• Japans
• Thai.
Praat met Triumph
Onze relatie met u stopt niet bij de
aankoop van uw Triumph. Uw feedback
over de ervaringen tijdens aankoop en
bezit zijn zeer belangrijk voor ons om
onze producten en diensten voor u te
ontwikkelen.
U helpt ons daarmee door ervoor te
zorgen dat uw erkende Triumph-dealer
uw e-mailadres heeft en dat bij ons
registreert. U ontvangt dan van ons op
uw e-mailadres een uitnodiging voor
een online-klanttevredenheidsonderzoek
waarmee u ons deze feedback kunt
geven.
Het Triumph-team.

Voorwoord
6
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

Veiligheid voorop
7
Veiligheid voorop
De motorfiets
Waarschuwing
Deze motorfiets is uitsluitend bedoeld
voor gebruik op de weg. Hij is niet
geschikt voor gebruik op onverhard
terrein.
Gebruik in ruw terrein kan het
verliezen van de controle over de
motorfiets veroorzaken, wat kan leiden
tot een ongeval met letsel of de dood
als gevolg.
Waarschuwing
Deze motorfiets is niet ontworpen
voor het trekken van een aanhanger
of het gebruik van een zijspan. Het
gebruik van een zijspan en/of
aanhanger kan het verliezen van de
controle over de motorfiets of een
ongeval tot gevolg hebben.
Waarschuwing
Bonneville Bobber Black en
Bonneville Bobber
Deze motorfiets is bedoeld om als
tweewielig voertuig te worden
gebruikt voor het vervoeren van één
bestuurder/bestuurster.
Besturing van deze motorfiets met
een passagier is gevaarlijk en kan tot
verlies van controle en een ongeval
leiden.
Het totale gewicht van bestuurder,
accessoires en bagage mag het
maximale laadvermogen van 125 kg
niet overschrijden.
Waarschuwing
Bonneville Speedmaster
Deze motorfiets is ontworpen voor
gebruik als tweewielig voertuig om een
bestuurder alleen of een bestuurder
met één passagier te vervoeren (mits
een achterzadel, een houvast voor de
passagier en achterste voetsteunen
zijn aangebracht).
Het totale gewicht van bestuurder,
accessoires, bagage en passagiers
mag het maximale laadvermogen van
210 kg niet overschrijden.

Veiligheid voorop
8
Brandstof en uitlaatgassen
Waarschuwing
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat
tanken.
Niet tanken of de vuldop van de tank
openen terwijl u rookt of in de buurt
van open vuur (vlammen).
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen of de dempers wordt
gemorst.
Indien brandstof wordt ingeslikt,
ingeademd of in de ogen komt, dient
direct medische hulp te worden
ingeroepen.
Indien benzine op de huid terechtkomt,
dient deze onmiddellijk te worden
gewassen met water en zeep en met
brandstof verontreinigde kleding dient
onmiddellijk te worden uitgetrokken.
Contact met brandstof kan
brandwonden en andere ernstige
huidaandoeningen veroorzaken.
Waarschuwing
De motor nooit in een afgesloten
ruimte starten of laten draaien.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de
open lucht of in een ruimte met
afdoende ventilatie.
Valhelm en kleding
Waarschuwing
Tijdens het rijden op de motorfiets
dienen de berijder en de passagier (bij
modellen waarop een passagier
vervoerd mag worden) altijd valhelm,
oogbescherming, handschoenen,
laarzen, broek (nauw aansluitend rond
de knieën en de enkels) en een
felgekleurd jack te dragen.
Felgekleurde kleding verhoogt de
zichtbaarheid van de rijder (of de
passagier) voor andere weggebruikers
aanzienlijk.
Hoewel volledige bescherming niet
mogelijk is, kan het dragen van de
juiste beschermende kleding het risico
op verwondingen tijdens het rijden
verlagen.

Veiligheid voorop
9
Waarschuwing
Een valhelm is een van de
belangrijkste uitrustingsstukken,
omdat deze bescherming biedt tegen
hoofdletsel. Uw valhelm en die van uw
passagier dienen met zorg te worden
gekozen en comfortabel en stevig om
het hoofd te passen. Een felgekleurde
helm verhoogt de zichtbaarheid van de
rijder (of passagier) voor andere
weggebruikers aanzienlijk.
Een valhelm met open voorzijde biedt
enige bescherming bij een ongeval,
maar een integraalhelm biedt betere
bescherming.
Draag altijd een vizier of een
goedgekeurde beschermende bril voor
beter zicht en ter bescherming van uw
ogen.
Waarschuwing
Zonder helm rijden kan leiden tot
ernstig of dodelijk letsel. Passagiers
mogen alleen meerijden als ze de
passagiersvoetsteunen kunnen
bereiken.
Kies altijd een helm waarop een officieel
keurmerk is aangebracht. Koop geen
helm zonder geldig keurmerk.
Parkeren
Waarschuwing
Altijd de motor uitschakelen en de
contactsleutel verwijderen voordat u
uw motorfiets onbeheerd achterlaat.
Door het verwijderen van de
contactsleutel wordt het risico van
gebruik door onbevoegde en
onervaren personen verkleind.
Denk aan het volgende als u uw
motorfiets parkeert:
- Zet de motorfiets in de eerste
versnelling om te voorkomen dat hij
van de standaard rolt.
- De motor en het uitlaatsysteem zijn
heet na het rijden. Parkeer NOOIT op
plaatsen waar voetgangers, dieren en/
of kinderen de motorfiets kunnen
aanraken.
- Parkeer nooit op een zachte
ondergrond of op een hellend
oppervlak. Indien de motorfiets onder
deze omstandigheden wordt
geparkeerd, kan deze omvallen.
Zie voor nadere informatie het
hoofdstuk 'Het berijden van de
motorfiets' in deze
gebruikershandleiding.

Veiligheid voorop
10
Onderdelen en accessoires
Waarschuwing
De eigenaar dient zich ervan bewust
te zijn dat onderdelen, accessoires en
aanpassingen voor een Triumph-
motorfiets alleen goedgekeurd zijn
wanneer ze door Triumph voorzien zijn
van een officiële goedkeuring en door
een erkende Triumph-dealer op de
motorfiets zijn aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk
om onderdelen of accessoires aan te
brengen of te vervangen waarvoor het
noodzakelijk is om het elektrische of
het brandstofsysteem te demonteren,
of hierop uitbreidingen aan te
brengen. Dergelijke aanpassingen
kunnen de veiligheid in gevaar
brengen.
Het aanbrengen van niet-
goedgekeurde onderdelen, accessoires
of wijzigingen kan een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets. Dat kan leiden tot
een ongeval met letsel of de dood tot
gevolg.
Triumph aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor gebreken die zijn
veroorzaakt door het aanbrengen van
niet-goedgekeurde onderdelen,
accessoires of wijzigingen of door het
aanbrengen van goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen
door onbevoegd personeel.
Onderhoud/apparatuur
Waarschuwing
Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer
indien u twijfelt aan de juiste of veilige
werking van deze Triumph-motorfiets.
Onthoud dat het blijven gebruiken van
een niet goed werkende motorfiets
een fout kan verergeren en de
veiligheid in gevaar kan brengen.

Veiligheid voorop
11
Waarschuwing
Controleer of alle wettelijk vereiste
apparatuur is gemonteerd en correct
functioneert. Verwijderen of wijzigen
van de verlichting, dempers, uitstoot-
en geluiddempingssystemen van de
motorfiets kunnen een overtreding
van de wet betekenen. Onjuiste of niet
toegestane aanpassingen kunnen een
nadelig effect hebben op het rijgedrag,
de stabiliteit en andere aspecten van
de werking van de motorfiets,
waardoor een ongeval kan worden
veroorzaakt met letsel of de dood als
gevolg.
Waarschuwing
Indien de motorfiets betrokken is bij
een ongeval, aanrijding of valpartij
dient deze voor inspectie en reparatie
naar een erkende Triumph-dealer te
worden gebracht. Elk ongeval kan
schade aan de motorfiets veroorzaken,
die – indien niet op de juiste wijze
gerepareerd – een tweede ongeval kan
veroorzaken met letsel of de dood als
gevolg.
Rijden

Veiligheid voorop
12
Waarschuwing
Nooit op de motorfiets rijden indien u
moe bent of onder invloed verkeert
van alcohol of andere verdovende
middelen.
Onder invloed van alcohol of andere
verdovende middelen op een
motorfiets rijden is verboden.
Het berijden van een motorfiets terwijl
u moe bent of onder invloed van
alcohol of andere verdovende
middelen verkeert, vermindert het
vermogen van de berijder om de
motorfiets onder controle te houden
waardoor een ongeval kan worden
veroorzaakt.
Waarschuwing
Alle rijders moeten in het bezit zijn van
een rijbewijs voor motorfietsen. Het
zonder rijbewijs besturen van een
motorfiets is verboden en kan
gerechtelijke vervolging tot gevolg
hebben.
Het rijden op een motorfiets zonder
formele training in de juiste
rijtechnieken die nodig zijn om een
rijbewijs te halen, is gevaarlijk en kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Rijd altijd defensief en draag de elders
in dit voorwoord genoemde
beschermende uitrusting. Onthoud dat
een motorfiets bij een ongeval minder
bescherming biedt dan een auto.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden. Het met hoge
snelheid op een motorfiets rijden kan
gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op
bepaalde verkeerssituaties te
reageren bij hogere snelheden
aanzienlijk wordt verkort. Neem altijd
snelheid terug in eventueel gevaarlijke
rijomstandigheden, zoals slecht weer
of druk verkeer.

Veiligheid voorop
13
Waarschuwing
Wees altijd bedacht op veranderingen
in het wegdek, het verkeer en de wind
en pas uw rijgedrag hierop aan. Alle
tweewielige voertuigen zijn onderhevig
aan krachten van buitenaf die een
ongeval kunnen veroorzaken. Deze
krachten zijn onder andere:
Windstoten van passerende
voertuigen
Gaten in de weg, oneffenheden of
beschadigingen in het wegdek
Slecht weer
Fouten van de rijder.
Rijd altijd met matige snelheid en
vermijd druk verkeer, totdat u zich
volledig vertrouwd hebt gemaakt met
het rijgedrag en de rijeigenschappen
van de motorfiets. Overschrijd nooit de
wettelijk geldende snelheidslimiet.
Trilling/slingering
Een slingering is een relatief langzame,
op en neer gaande beweging van de
achterkant van de motorfiets, terwijl
een trilling een snelle, soms sterke
beving van het stuur is. Dit zijn
verwante, maar aparte
stabiliteitsproblemen die gewoonlijk
veroorzaakt worden door te veel
gewicht op de verkeerde plaats of door
een mechanisch probleem zoals
versleten of loszittende lagers, te slappe
of ongelijkmatig versleten banden.
De oplossing is in beide gevallen
hetzelfde. Houd het stuur stevig vast
zonder de armen op slot te zetten of de
stuurbeweging tegen te gaan. Draai het
gas gelijkmatig terug om geleidelijk
vaart te minderen. Rem niet en
accelereer niet in een poging om het
trillen of slingeren te stoppen. Soms
helpt het om het lichaamsgewicht naar
voren te verplaatsen door over de tank
te buigen.
Copyright © 2005 Motorcycle Safety
Foundation. Alle rechten voorbehouden.
Gebruikt met toestemming.

Veiligheid voorop
14
Handgrepen en voetsteunen
Waarschuwing
De bestuurder dient het voertuig
onder controle te houden door te allen
tijde de handen aan het stuur te
houden.
De besturing en stabiliteit van de
motorfiets worden nadelig beïnvloed
als de bestuurder het stuur loslaat. Dit
leidt tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De rijder (en de
Bonneville Speedmaster passagier)
dient tijdens het rijden altijd de
voetsteunen te gebruiken.
Door de voetsteunen te gebruiken
wordt het risico op onbedoeld contact
met onderdelen van de motorfiets
beperkt. Ook de kans op verwondingen
doordat kledingstukken vast komen te
zitten neemt op die manier af.
Waarschuwing
Wanneer de hellingshoekindicators tot
voorbij de maximale limiet zijn
afgesleten, kan de motorfiets tot een
onveilige hoek overhellen. Vervang
daarom altijd de pennen van de
hellingshoekindicators voordat ze tot
de maximale limiet zijn afgesleten.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval
veroorzaken. Meer informatie over de
slijtagelimieten voor de
hellingshoekindicators vindt u in het
gedeelte Onderhoud en afstelling, in
pagina 120.
Waarschuwing
De hellingshoekindicators mogen niet
worden gebruikt als richtlijn voor de
mate waarin de motorfiets veilig
schuin gelegd kan worden in bochten.
Dat hangt af van vele factoren,
waaronder, maar niet beperkt tot, het
wegoppervlak, de toestand van de
band en het weer. Overhellen tot een
onveilige hoek kan instabiliteit, verlies
van controle over de motorfiets of een
ongeval veroorzaken.

Veiligheid voorop
15
Waarschuwing
Wanneer de hellingshoekindicator op
de voetsteun van de bestuurder
tijdens het overhellen de grond raakt,
nadert de motorfiets de maximale
hellingshoek. Nog verder overhellen is
onveilig. Overhellen tot een onveilige
hoek kan instabiliteit, verlies van
controle over de motorfiets of een
ongeval veroorzaken.
ü
1. Hellingshoekindicator

Waarschuwingslabels
16
Waarschuwingslabels
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in deze handleiding. Zie erop toe dat iedereen die op de
motorfiets gaat rijden, vooraf alle informatie waarop deze labels betrekking hebben,
heeft begrepen en nageleefd.
Ter illustratie wordt hier de motorfiets Bonneville Bobber weergegeven.
Plaats van de waarschuwingslabels
1. Koplamp (pagina 132)
2. Inrijden (pagina 65)
3. Loodvrije brandstof (pagina 55)
4. Dagelijkse veiligheidscontrole (pagina 66)

Waarschuwingslabels
17
Plaats van de waarschuwingslabels (vervolg)
Voorzichtig
Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label voor inrijden,
worden op de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen
worden labels aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag.
Probeer de waarschuwingslabels niet te verwijderen, omdat dat schade aan het
lakwerk of plaatwerk veroorzaakt.
1. Helm (pagina 8)
2. Spiegels (pagina 114)
3. Aandrijfketting (pagina 106) en banden
(pagina 120)
4. Motorolie (pagina 97)

Waarschuwingslabels
18
5. Koelvloeistof (pagina 101)

Waarschuwingslabels
19
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

Onderdelenoverzicht
20
Onderdelenoverzicht
Bonneville Bobber afgebeeld
1. Richtingaanwijzer voor
2. Koplamp
3. Koppelingshendel
4. Tankdop
5. Brandstoftank
6. Rem-/achterlicht
7. Richtingaanwijzer achter
8. Achterremschijf
9. Achterremklauw
10. Zekeringdoos (achter zijpaneel)
11. Afstelgereedschap en gereedschap voor
inspectiedop (achter zijpaneel)
12. Accu (achter afdekpaneel)
13. Zijstandaard
14. Schakelpedaal
15. Claxon
16. Radiateur
17. Remklauw voorrem
18. Remschijf voorrem

Onderdelenoverzicht
21
Omschrijving van onderdelen - vervolg
Bonneville Bobber afgebeeld
1. Contactschakelaar
2. Vloeistofreservoir voorrem
3. Remhendel voorrem
4. Stuurslot
5. Olievulplug
6. Rempedaal achterrem
7. Kijkglas oliepeil
8. Remvloeistofreservoir achterrem (achter
dop)
9. Dop expansiereservoir koelsysteem
(achter kettingwieldeksel)
10. Achterschokdemper
11. Geluiddemper
12. Aandrijfketting

Onderdelenoverzicht
22
Onderdelenoverzicht
Bonneville Speedmaster
1. Richtingaanwijzer voor
2. Koplamp
3. Koppelingshendel
4. Tankdop
5. Brandstoftank
6. Haaksleutel met verlengstuk (aan de
onderzijde van het bestuurderszadel)
7. Rem-/achterlicht
8. Richtingaanwijzer achter
9. Achterremschijf
10. Achterremklauw
11. Zekeringdoos (achter zijpaneel)
12. Afstelgereedschap en gereedschap voor
inspectiedop (achter zijpaneel)
13. Accu (achter afdekpaneel)
14. Zijstandaard
15. Schakelpedaal
16. Claxon
17. Radiateur
18. Remklauw voorrem
19. Remschijf voorrem

Onderdelenoverzicht
23
Omschrijving van onderdelen - vervolg
Bonneville Speedmaster
1. Contactschakelaar
2. Vloeistofreservoir voorrem
3. Remhendel voorrem
4. Stuurslot
5. Olievulplug
6. Kijkglas oliepeil
7. Remvloeistofreservoir achterrem (achter
dop)
8. Dop expansiereservoir koelsysteem
(achter kettingwieldeksel)
9. Rempedaal achterrem
10. Achterschokdemper
11. Geluiddemper
12. Aandrijfketting

Onderdelen in blikveld bestuurder
24
Onderdelen in blikveld bestuurder
Bonneville Bobber afgebeeld
1. Koppelingshendel
2. Dimschakelaar koplamp
3. Scrollknop
4. Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
5. Snelheidsmeter
6. Waarschuwingslampjes
7. Kilometerteller/informatiedisplay
8. Vloeistofreservoir voorrem
9. Remhendel voorrem
10. Start-stopschakelaar motor
11. Modusknop
12. Alarmknipperlichtschakelaar
13. Cruisecontrolknop (indien gemonteerd)
14. Richtingaanwijzerschakelaar
15. Claxonknop

Serienummers
25
Serienummers
Voertuigidentificatienummer (VIN)
Het voertuigidentificatienummer is in
het balhoofdgedeelte van het frame
geslagen.
1. VIN
Noteer het voertuigidentificatienummer
in de ruimte hieronder.
Motorserienummer
Het motorserienummer is rechtsachter
in het bovenste motorcarter geslagen,
vlakbij de achterzijde, en is te zien vanaf
de rechterzijde.
1. Motorserienummer
Noteer het motorserienummer in de
ruimte hieronder.

Serienummers
26
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

Algemene informatie
27
Algemene informatie
Inhoudsopgave
Lay-out instrumentenpaneel.................................................................................................................. 29
Afstelling instrumentenpaneel.............................................................................................................. 30
Waarschuwingslampjes .............................................................................................................................. 31
Storingslampje motormanagementsysteem ............................................................................ 31
Waarschuwingslampje lage oliedruk ............................................................................................ 31
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur..................................................... 32
Controlelampje startonderbreker/alarminstallatie............................................................... 32
Waarschuwingslampje ABS (antiblokkeerremsysteem) ..................................................... 32
Controlelampje tractiecontrole (TC).............................................................................................. 33
Waarschuwingslampje Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld .............................................. 34
Waarschuwingslampje laag brandstofpeil................................................................................ 34
Vrijloop.......................................................................................................................................................
Richtingaanwijzers ............................................................................................................................... 34
Dagrijlichten (DRL) (indien gemonteerd) .................................................................................... 34
Controlelampje cruisecontrol (indien gemonteerd) .............................................................. 35
Instrumenten ................................................................................................................................................. 3
Snelheidsmeter en kilometerteller................................................................................................ 36
Toerenteller .............................................................................................................................................. 3
Versnellingsstandweergave............................................................................................................. 36
Gemiddeld brandstofverbruik ......................................................................................................... 36
Brandstofmeter ..................................................................................................................................... 37
Resterende actieradius...................................................................................................................... 37
Dagteller ...................................................................................................................................................
Klok............................................................................................................................................................
Onderhoudsinterval ............................................................................................................................. 39
Rijmodi ..............................................................................................................................................................
Een rijmodus selecteren – bij stilstaande motorfiets ........................................................ 40
Een rijmodus selecteren – tijdens het rijden op de motorfiets ...................................... 41
Tractiecontrole (TC) ..................................................................................................................................... 4
Instellingen tractiecontrole.............................................................................................................. 43
De tractiecontrole uitschakelen .................................................................................................... 43
Contactschakelaar....................................................................................................................................... 44
Contactsleutel................................................................................................................................................. 4
Stuurslot............................................................................................................................................................

Algemene informatie
28
Schakelaars rechter handgreep ........................................................................................................... 48
Stand STOP............................................................................................................................................. 4
Stand RUN ...............................................................................................................................................
Stand START...........................................................................................................................................
Modusknop.............................................................................................................................................. 4
Schakelaar alarmknipperlichten ................................................................................................... 49
Schakelaars linker handgreep ............................................................................................................... 49
Scrollknop.................................................................................................................................................
Grootlichtknop....................................................................................................................................... 4
Richtingaanwijzerschakelaar........................................................................................................... 50
Claxonknop...............................................................................................................................................
Cruisecontrolknop (indien gemonteerd)..................................................................................... 50
Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien gemonteerd) ................................................................. 50
Gasklepbediening ........................................................................................................................................... 5
Cruisecontrol (indien gemonteerd) ....................................................................................................... 52
Cruisecontrol inschakelen................................................................................................................. 53
Cruisecontrol uitschakelen............................................................................................................... 54
Stelwieltjes rem- en koppelingshendel............................................................................................... 54
Brandstof ..........................................................................................................................................................
Tankdop......................................................................................................................................................
Brandstoftank vullen .......................................................................................................................... 58
Zijstandaard..................................................................................................................................................... 5
Zijpanelen.........................................................................................................................................................
Zadel verstellen............................................................................................................................................... 6
Bestuurderszadel.......................................................................................................................................... 62
Passagierszadel ............................................................................................................................................ 63
Gereedschapsset........................................................................................................................................... 65
Inrijden ..............................................................................................................................................................
Dagelijkse veiligheidscontrole ................................................................................................................ 66

Algemene informatie
29
Lay-out instrumentenpaneel
Let op
Ter illustratie is hier de Bonneville Bobber afgebeeld.
1. Snelheidsmeter
2. Controlelampje cruisecontrol (indien
gemonteerd)
3. Waarschuwingslampje Tractiecontrole (TC)
uitgeschakeld
4. Controlelampje dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
5. Controlelampje tractiecontrole (TC)
6. Indicator brandstofniveau laag
7. Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
8. Waarschuwingslampje lage oliedruk
9. Storingslampje (MIL)
Motormanagementsysteem
10. Waarschuwingslampje ABS
(antiblokkeerremsysteem)
11. Controlelampje status startonderbreker
12. Controlelampje rechter richtingaanwijzer
13. Neutraal-indicator
14. Informatiescherm
15. Controlelampje onderhoudsinterval
16. Rijmodi
17. Kilometerteller/dagteller/klok
18. Indicator gebruikte versnelling
19. Brandstofmeter
20. Controlelampje cruisecontrol (indien
gemonteerd)
21. Controlelampje grootlicht
22. Controlelampje linker richtingaanwijzer

Algemene informatie
30
Afstelling
instrumentenpaneel
Alleen Bonneville Bobber en
Bonneville Bobber Black
Waarschuwing
Het is gevaarlijk om op de motorfiets
te rijden als het instrumentenpaneel
niet goed is afgesteld of loszit.
Een onjuiste afstelling of
ontoereikende bevestiging van het
instrumentenpaneel kan leiden tot
beperkt zicht op de instrumenten. De
afleiding die dat met zich meebrengt,
kan verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval tot gevolg
hebben.
Stel het instrumentenpaneel altijd zo
af dat het zicht op de instrumenten
voldoende is en controleer of het
instrumentenpaneel goed vastzit
voordat u op de motorfiets gaat rijden.
Waarschuwing
Probeer nooit tijdens het rijden het
instrumentenpaneel te reinigen of te
verstellen. Wanneer de bestuurder
tijdens het rijden zijn handen van het
stuur af neemt, vermindert hij
daarmee zijn vermogen om de controle
over de motorfiets te behouden.
Pogingen om het instrumentenpaneel
onder het rijden te reinigen of af te
stellen, kunnen leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Reinig of verstel het
instrumentenpaneel alleen als de
motorfiets stilstaat.
Het instrumentenpaneel kan worden
versteld om het zicht op de
instrumenten tijdens het rijden te
verbeteren.
1. Stelhendel
Ga als volgt te werk om het
instrumentenpaneel te verstellen:
• Trek aan de stelhendel onder het
instrumentenpaneel om het
instrumentenpaneel te
ontgrendelen.
• Verstel het instrumentenpaneel
zodanig dat het display goed te zien
is.
• Houd het instrumentenpaneel tegen
terwijl u de stelhendel weer
terugduwt om het
instrumentenpaneel in de nieuwe
stand vast te zetten.

Algemene informatie
31
Waarschuwingslampjes
Storingslampje
motormanagementsysteem
Het storingslampje voor het
motormanagementsysteem licht op
wanneer het contact wordt ingeschakeld
(om aan te geven dat het systeem werkt),
maar mag niet gaan branden wanneer
de motor draait.
Indien het storingslampje gaat branden
terwijl de motor draait, betekent dit dat
er een storing is opgetreden in een of
meer systemen die door het
motormanagementsysteem worden
geregeld. In dat geval schakelt het
motormanagementsysteem over naar
de 'thuisbrengmodus', zodat de rit kan
worden voortgezet indien de storing
niet zo ernstig is dat de motor niet kan
draaien.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
storingslampje brandt. De storing kan
de motorprestaties, de uitstoot van
uitlaatgassen en het
brandstofverbruik negatief
beïnvloeden.
Verlaagde motorprestaties kunnen
gevaarlijke rijomstandigheden
veroorzaken, die kunnen leiden tot
verlies van controle en een ongeval.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Let op
Als het storingslampje knippert wanneer
het contact wordt ingeschakeld, neem
dan zo snel mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om deze situatie
te verhelpen. Onder deze
omstandigheden zal de motor niet
starten.
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Als bij draaiende motor de
oliedruk gevaarlijk daalt, gaat het
waarschuwingslampje lage oliedruk in
de toerenteller branden.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje lage oliedruk
gaat branden. De motor niet opnieuw
starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan.
Let op
Het waarschuwingslampje lage oliedruk
gaat branden als het contact wordt
ingeschakeld en de motor niet draait.

Algemene informatie
32
Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
Als bij draaiende motor de
koelvloeistoftemperatuur gevaarlijk
stijgt, gaat het waarschuwingslampje
voor hoge koelvloeistoftemperatuur
branden.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat
branden. De motor niet opnieuw
starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur brandt, kan
ernstige motorschade ontstaan.
Controlelampje startonderbreker/
alarminstallatie
Deze Triumph-motorfiets is
uitgerust met een startonderbreker die
geactiveerd wordt wanneer de
contactschakelaar in de stand OFF (UIT)
wordt gedraaid.
Zonder alarm
Wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF (UIT) staat, knippert de lamp
van de startonderbreker/het alarm
gedurende 24 uur om aan te geven dat
de startonderbreker ingeschakeld is.
Wanneer de contactschakelaar in de
stand ON (AAN) staat, zijn
startonderbreker en het controlelampje
uitgeschakeld.
Als het controlelampje blijft branden,
betekent dit dat er een storing in de
startonderbreker is, die nader moet
worden onderzocht. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Met alarm
Het controlelampje van de
startonderbreker/alarminstallatie gaat
alleen branden wanneer is voldaan aan
de voorwaarden zoals beschreven in de
instructies van de originele Triumph-
alarminstallatie (accessoire).
Waarschuwingslampje ABS
(antiblokkeerremsysteem)
Het ABS-
waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de ABS-functie niet
beschikbaar is. Het is normaal dat het
lampje brandt nadat de motor gestart is,
tot de motorfiets de snelheid van 10 km/
h overschrijdt. Behalve in geval van
storing mag het lampje niet meer gaan
branden tot de motor opnieuw wordt
gestart.

Algemene informatie
33
Als het waarschuwingslampje op enig
ander moment onder het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
in het ABS-systeem is opgetreden, die
nader moet worden onderzocht.
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, functioneert
het remsysteem verder als een niet-
ABS remsysteem.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het controlelampje brandt.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen. In deze situatie kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Controlelampje tractiecontrole (TC)
Het TC-controlelampje wordt
gebruikt om aan te geven dat het
tractiecontrolesysteem actief is en bezig
is om slippen van het achterwiel te
beperken bij snelle acceleratie of op een
natte of gladde weg.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole niet werkt, moet
voorzichtigheid in acht worden
genomen bij het accelereren en het
nemen van bochten op een nat of glad
wegoppervlak, om doorslippen van het
achterwiel te voorkomen. Rijd niet
langer door dan noodzakelijk wanneer
het storingslampje voor het
motormanagementsysteem (MIL) en
het waarschuwingslampje van de
tractiecontrole branden. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.
Werking van het TC-controlelampje
TC ingeschakeld:
• Bij normale rijomstandigheden blijft
het controlelampje uit.
• Het controlelampje knippert snel
wanneer het tractiecontrolesysteem
bezig is om slippen van het
achterwiel te beperken bij snelle
acceleratie of op een natte of gladde
weg.
TC uitgeschakeld:
Het controlelampje gaat niet branden. In
plaats daarvan gaat het
waarschuwingslampje 'TC uitgeschakeld'
branden (zie pagina 34).

Algemene informatie
34
Let op
Tractiecontrole werkt niet in geval van
een storing aan het ABS-systeem. In dat
geval branden de waarschuwingslampjes
voor de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje
voor uitgeschakelde TC mag alleen gaan
branden bij een storing of als de
tractiecontrole uitgeschakeld is.
Als het waarschuwingslampje op enig
ander moment onder het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
met het tractiecontrolesysteem is
opgetreden die nader moet worden
onderzocht.
Waarschuwingslampje laag
brandstofpeil
Het controlelampje Laag
brandstofpeil gaat branden wanneer er
nog de volgende hoeveelheid brandstof
in de tank aanwezig is:
• 2,0 liter - Bonneville Bobber en
Bonneville Bobber Black
• 3,0 liter - Bonneville Speedmaster.
Vrijloop
Het waarschuwingslampje
voor de vrijloop geeft aan dat de
transmissie in de vrijloopstand staat
(geen versnelling ingeschakeld). Het
waarschuwingslampje gaat branden
wanneer de transmissie in vrijloop staat
terwijl de contactschakelaar in de stand
AAN (ON) staat.
Richtingaanwijzers
Wanneer de
richtingaanwijzerschakelaar naar links
of naar rechts wordt gedraaid, knippert
het bijbehorende waarschuwingslampje
in hetzelfde tempo als de
richtingaanwijzer.
Dagrijlichten (DRL) (indien
gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlichtschakelaar
op dagrijlicht is ingesteld, gaat het
waarschuwingslampje voor dagrijlicht
branden.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing, zie
pagina 50.

Algemene informatie
35
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het
omgevingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Let op
Overdag zorgt de dagrijverlichting
ervoor dat de motorfiets beter zichtbaar
is voor andere weggebruikers.
In andere situaties moet het dimlicht
worden gebruikt, tenzij de
verkeerssituatie het gebruik van
grootlicht mogelijk maakt.
Controlelampje cruisecontrol (indien
gemonteerd)
Cruisecontrol kan alleen
worden ingeschakeld wanneer de
motorfiets een snelheid heeft tussen 30
en 160 km/h en in de derde versnelling
of hoger geschakeld is. Wanneer
cruisecontrol is ingeschakeld, brandt het
bijbehorende lampje op het
instrumentenpaneel.
Waarschuwing
Cruisecontrol mag alleen worden
gebruikt op plaatsen waar u veilig met
constante snelheid kunt rijden.
Cruisecontrol mag niet worden
gebruikt bij druk verkeer, op gladde
wegen of op wegen met scherpe of
onoverzichtelijke bochten.
Gebruik van cruisecontrol in deze
omstandigheden kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.

Algemene informatie
36
Instrumenten
Snelheidsmeter en kilometerteller
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid
van de motorfiets aan.
De kilometerteller geeft de totale door
de motorfiets afgelegde afstand weer.
Toerenteller
Voorzichtig
Laat het toerental nooit oplopen tot
boven het aanbevolen maximum (7000
omw/min) omdat de motor anders
ernstig beschadigd kan raken.
De toerenteller geeft het motortoerental
weer in rpm ofwel omwentelingen per
minuut (omw/min).
1. Toerental in omw/min
Versnellingsstandweergave
1. Symbool van de versnellingsstand
2. Versnellingsstandweergave (neutrale
stand is afgebeeld)
De versnellingsstandweergave geeft aan
welke versnelling (1-6) er ingeschakeld is.
Als de transmissie in vrijloop staat (geen
versnelling gekozen) toont het display
een .n
Gemiddeld brandstofverbruik
1. Symbool voor 'gemiddeld'
2. Gemiddeld brandstofverbruik
Dit is een indicatie van het gemiddelde
brandstofverbruik. Nadat het display is
gereset, geeft het streepjes weer, totdat
er 0,1 km is afgelegd.

Algemene informatie
37
Let op
Na het tanken wordt de informatie over
het gemiddelde brandstofverbruik pas
bijgewerkt wanneer de motorfiets weer
rijdt. Afhankelijk van de rijstijl kan het
bijwerken tot vijf minuten duren.
Brandstofmeter
1. Waarschuwingslampje laag brandstofpeil
2. Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan. Wanneer het
contact ingeschakeld is, wordt het
brandstofpeil aangegeven door het
aantal blokjes dat in het display wordt
weergegeven.
Als de brandstoftank vol is, worden alle
acht blokjes weergegeven en als de tank
leeg is worden er geen blokjes
weergegeven. Andere aanduidingen
geven brandstofniveaus tussen vol en
leeg weer.
Het waarschuwingslampje Laag
brandstofpeil gaat branden wanneer er
nog de volgende hoeveelheid brandstof
in de tank aanwezig is:
• 2,0 liter - Bonneville Bobber en
Bonneville Bobber Black
• 3,0 liter - Bonneville Speedmaster.
Let op
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.
Resterende actieradius
1. Controlelampje resterende actieradius
2. Geschatte resterende afstand
Dit is een aanduiding van de afstand die
naar verwachting zal kunnen worden
afgelegd op de brandstof die nog in de
tank aanwezig is.
Als er nog hooguit één kilometer op de
resterende brandstof kan worden
gereden, wordt ‘---’ op het display
getoond.
Let op
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.

Algemene informatie
38
Dagteller
Waarschuwing
Probeer niet om tijdens het rijden te
schakelen tussen de weergavestanden
van de kilometerteller en de dagteller
of om de dagteller te resetten, want
dit kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
1. Display dagteller (trip 1 geselecteerd)
Er zijn twee dagtellers. Beide dagtellers
tonen de afstand die de motorfiets
heeft afgelegd sinds de weergegeven
meter voor het laatst op nul gesteld
werd.
Om te schakelen tussen de dagtellers,
drukt u de scrollknop op het linker
schakelaarblok kort in tot de gewenste
dagteller wordt weergegeven.
1. Scrollknop
Dagteller resetten
Voor het op nul stellen van een
dagteller, de betreffende dagteller
selecteren. Houd vervolgens de
scrollknop een seconde ingedrukt. Na
meer dan een seconde wordt de
weergegeven dagteller op nul gesteld.

Algemene informatie
39
Klok
Om de klok weer te geven, drukt u
herhaaldelijk op de scrollknop op het
linker schakelaarblok tot de klok wordt
weergegeven.
1. Klok
Klok instellen
Waarschuwing
Probeer onder het rijden niet de klok
in te stellen, dit kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Om de klok te resetten:
• Selecteer de klokweergave.
• Houd vervolgens de scrollknop een
seconde ingedrukt. De uurweergave
van de klok begint te knipperen.
Laat de scrollknop los.
Om de uurweergave te resetten:
• Controleer of de uurweergave nog
knippert en druk vervolgens kort op
de scrollknop om de instelling te
wijzigen. Elke keer indrukken van de
knop verandert de instelling met één
cijfer.
• Wanneer de juiste uurweergave
wordt getoond, houdt u de
scrollknop gedurende een seconde
ingedrukt. De uurweergave is nu
ingesteld en de minutenweergave
begint te knipperen. De
minutenweergave wordt op dezelfde
manier ingesteld als de
uurweergave.
• Zodra de uren en minuten correct
zijn ingesteld, drukt u de scrollknop
een seconde in. De weergave stopt
dan met knipperen.
Onderhoudsinterval
1. Resterende afstand
2. Onderhoudssymbool
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de afstand tot de
volgende onderhoudsbeurt 100 km of
minder is, knippert het
onderhoudssymbool op het display vijf
seconden na inschakeling van het
contact.
Wanneer de resterende afstand 0 km is,
of wanneer het onderhoudsinterval is
verstreken, blijft het
onderhoudssymbool ingeschakeld totdat
het onderhoud is uitgevoerd en het
systeem gereset is door uw erkende
Triumph-dealer.

Algemene informatie
41
Een rijmodus selecteren – tijdens
het rijden op de motorfiets Waarschuwing
Om op een rijdende motor een
rijmodus te selecteren moet de
bestuurder de motorfiets kortstondig
laten freewheelen (motorfiets rijdt,
motor draait, gas dicht,
koppelingshendel ingetrokken en
remmen los).
Selectie van een rijmodus onder het
rijden mag alleen worden geprobeerd:
- Bij lage snelheid
- Op plaatsen waar geen ander
verkeer is
- Op rechte en vlakke wegen of
oppervlakken
- Bij goede weg- en
weersomstandigheden
- Daar waar het veilig is om de
motorfiets kortstondig te laten
freewheelen.
Selectie van een rijmodus onder het
rijden MAG NIET worden geprobeerd:
- Bij hoge snelheid
- Te midden van rijdend verkeer
- Tijdens het nemen van een bocht of
op bochtige wegen of oppervlakken
- Op sterk hellende wegen of
oppervlakken
- Bij slechte weg-/
weersomstandigheden
- Daar waar het onveilig is om de
motorfiets kortstondig te laten
freewheelen.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, leidt dat tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

Algemene informatie
42
Waarschuwing
Rijd na het selecteren van een
rijmodus eerst een stukje op een
plaats waar geen verkeer is, om
vertrouwd te raken met de nieuwe
instellingen.
Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat ze de instellingen van
uw vertrouwde rijmodus kunnen
wijzigen, waardoor u de controle over
de motorfiets kunt verliezen en een
ongeval kunt krijgen.
Druk herhaaldelijk op de modusknop op
het linker schakelaarblok tot de
gewenste rijmodus knippert op het
display.
Binnen 30 seconden na indrukken van
de modusknop moet de bestuurder
tegelijkertijd de volgende handelingen
uitvoeren:
• De gashendel dichtdraaien.
• De koppeling intrekken.
• Maak geen gebruik van de remmen
(laat de motor 'freewheelen').
Let op
De rijmodus verandert standaard in
ROAD wanneer het contact wordt
ingeschakeld.
Bij een onvolledige moduswijziging:
• Breng de motorfiets veilig tot
stilstand.
• Selecteer de vrijloopstand.
• Zet het contact uit en weer aan.
• Selecteer de gewenste rijmodus.
• Start de motor opnieuw en rij
verder.
Waarschuwing
Stop de motor niet met de
contactschakelaar of start-
stopschakelaar wanneer de motorfiets
rijdt.
Breng de motorfiets altijd veilig tot
stilstand en schakel hem in de
vrijloopstand voordat u de motor
stopt.
Door de motor tijdens het rijden te
stoppen via het contact of de start-
stopschakelaar kan het achterwiel
blokkeren, wat leidt tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Voorzichtig
Stop de motor niet met de
contactschakelaar of start-
stopschakelaar wanneer de motorfiets
rijdt.
Door de motor tijdens het rijden te
stoppen via het contact of de start-
stopschakelaar, kan schade aan
onderdelen van de motorfiets
ontstaan.

Algemene informatie
43
Tractiecontrole (TC)
Waarschuwing
Tractiecontrole dient niet als
vervanging van een gepaste rijstijl die
is afgestemd op de toestand van de
weg en de weersomstandigheden. De
tractiecontrole kan niet voorkomen
dat wielspin optreedt als gevolg van:
te hoge snelheid bij het inrijden van
bochten
accelereren bij een scherpe
hellingshoek
remmen.
Tractiecontrole kan niet voorkomen
dat het voorwiel slipt.
Wanneer een van bovenstaande
punten niet wordt nageleefd, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Tractiecontrole helpt de grip op de weg
te behouden tijdens het accelereren op
natte of gladde wegen. Als de sensoren
detecteren dat het achterwiel zijn grip
op de weg verliest (slipt), treedt het
tractiecontrolesysteem in werking en
wijzigt het motorvermogen tot de grip
van het achterwiel is hersteld. Het
waarschuwingslampje van de
tractiecontrole knippert tijdens de
werking van het systeem en de
bestuurder kan een verandering in het
motorgeluid waarnemen.
Let op
Tractiecontrole werkt niet in geval van
een storing aan het ABS-systeem. In dat
geval branden de waarschuwingslampjes
voor de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Instellingen tractiecontrole
Waarschuwing
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole. In
dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
De tractiecontrole kan in de volgende
standen worden gezet:
ON
(AAN)
Optimale tractiecontrole-
instelling voor gebruik op de
weg, minimale achterwielslip
toegestaan.
UIT
Tractiecontrole is uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje 'TC
uitgeschakeld' gaat branden (zie
pagina 34).
De tractiecontrole wordt automatisch
ingeschakeld als het contact uit- en
vervolgens weer ingeschakeld wordt.
De tractiecontrole uitschakelen
Om de tractiecontrole uit te schakelen:
• Zorg dat de motorfiets stilstaat en
in vrijloop geschakeld is.
• Zet het contact op ON (AAN) en zorg
dat de start-stopschakelaar in de
stand RUN (DRAAIEN) staat.
• Druk herhaaldelijk op de scrollknop
op het linker schakelaarblok tot
’ttcOn’ op het display wordt
weergegeven.

Algemene informatie
44
• Houd de scrollknop langer dan een
seconde ingedrukt om de
tractiecontrole in of uit te schakelen.
1. Weergave 'Tractiecontrole uit'
Contactschakelaar
Waarschuwing
Om redenen van beveiliging en
veiligheid het contact altijd in de stand
UIT (OFF) of PARKEREN (PARK) zetten
en de sleutel verwijderen voordat u de
motorfiets onbeheerd achterlaat.
Onbevoegd gebruik van de motorfiets
kan leiden tot verwonding van de
bestuurder, medeweggebruikers en
voetgangers en beschadiging van de
motorfiets.
1. Contactschakelaar
2. Stand UIT
3. Stand AAN
4. Stand PARKEREN
Startonderbreker
De behuizing van de contactschakelaar
fungeert als een antenne voor de
startonderbreker. De startonderbreker
wordt ingeschakeld wanneer het
contactslot in de stand OFF of PARK
wordt gedraaid en de contactsleutel
wordt verwijderd. De startonderbreker
wordt uitgeschakeld wanneer de
contactsleutel in de contactschakelaar
steekt en in de stand AAN wordt
gedraaid.

Algemene informatie
45
Plaats van de schakelaar
De contactschakelaar bevindt zich onder
de achterrand van de brandstoftank,
aan de rechterzijde van de motorfiets.
Werking van de schakelaar
Dit is een sleutelschakelaar met drie
standen. De sleutel kan uitsluitend uit
de contactschakelaar worden verwijderd
als deze in de stand OFF (UIT) of P
(PARKEREN) staat.
Om de schakelaar van OFF (uit) naar ON
(aan) te draaien, steekt u de sleutel in
het contact en draait u hem rechtsom in
de stand ON.
Om de schakelaar van ON (aan) naar
PARK (parkeren) te draaien, drukt u de
slotcilinder verder in het slot en draait u
de sleutel rechtsom in de stand PARK.
Gebruik de stand PARK alleen wanneer
u de motorfiets tijdelijk achter moet
laten met de nummerplaatverlichting,
het achterlicht en het parkeerlicht
ingeschakeld.
Om de sleutel weer in de stand OFF te
zetten, draait u hem linksom.
Contactsleutel
Waarschuwing
Extra sleutels, sleutelringen/-
kettingen of voorwerpen die aan de
contactsleutel zijn bevestigd, kunnen
het rijden belemmeren en verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval veroorzaken.
Verwijder alle extra sleutels,
sleutelringen/-kettingen en
voorwerpen van de contactsleutel
voordat u met de motorfiets gaat
rijden.
Voorzichtig
Extra sleutels, sleutelringen/-
kettingen en voorwerpen die aan de
contactsleutel zijn bevestigd, kunnen
de gelakte of gepolijste onderdelen
van de motorfiets beschadigen.
Verwijder alle extra sleutels,
sleutelringen/-kettingen en
voorwerpen van de contactsleutel
voordat u met de motorfiets gaat
rijden.

Algemene informatie
46
Voorzichtig
Bewaar de reservesleutel niet bij de
motorfiets, omdat hierdoor alle
veiligheidsaspecten in gevaar komen.
1. Sleutelnummerlabel
Met de contactsleutel worden de
contactschakelaar en het stuurslot
bediend.
Bij aflevering vanuit de fabriek worden
twee contactsleutels meegeleverd en
een label waarop het sleutelnummer is
vermeld. Noteer het sleutelnummer en
bewaar de reservesleutel en het
sleutellabel op een veilige plaats, niet in
de buurt van de motorfiets.
In de contactsleutel is een transponder
aangebracht om de startonderbreker uit
te schakelen. Om er zeker van te zijn dat
de startonderbreker correct
functioneert, altijd maar een van de
twee contactsleutels in de buurt van de
contactschakelaar houden. Wanneer
twee contactsleutels in de buurt van de
schakelaar worden gehouden, kan het
signaal tussen de transponder en de
startonderbreker onderbroken worden.
In zo'n situatie blijft de startonderbreker
actief, tot een van de contactsleutels
verwijderd wordt.
Bestel vervangende sleutels altijd bij uw
erkende Triumph-dealer. Vervangende
sleutels moeten door een erkende
Triumph-dealer worden 'gekoppeld' aan
de startonderbreker van de motorfiets.

Algemene informatie
47
Stuurslot
Waarschuwing
Haal de motorfiets altijd van het
stuurslot voor u gaat rijden omdat het
met geactiveerd stuurslot niet
mogelijk is het stuur te draaien of de
motorfiets te besturen.
Rijden met de motorfiets terwijl de
stuurinrichting niet werkt leidt tot
verlies van controle en een ongeval.
1. Stuurslot
Het stuurslot heeft twee standen die
met de sleutel worden ingeschakeld.
Ga als volgt te werk om de motorfiets op
het stuurslot te zetten:
• Steek de sleutel in het slot.
• Draai het stuur helemaal naar links
en draai de vervolgens de sleutel
naar rechts.
• Verwijder de sleutel.
Ga als volgt te werk om de motorfiets
van het stuurslot te halen:
• Steek de sleutel in het slot en draai
tegelijkertijd iets aan het stuur om
het slot te ontlasten.
• Draai de sleutel linksom.
• Verwijder de sleutel.

Algemene informatie
48
Schakelaars rechter
handgreep
1. Start-stopschakelaar motor
2. Stand STOP
3. Stand DRAAIEN (RUN)
4. Stand START
5. Modusknop
6. Schakelaar alarmknipperlichten
Stand STOP
De stopstand is bedoeld voor gebruik in
een noodgeval. Indien zich een
noodgeval voordoet waarbij het
noodzakelijk is de motor uit te zetten,
zet u de start-stopschakelaar in de
stand STOP.
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar niet in de
stand AAN (ON) staan wanneer de
motor niet draait, omdat dit kan leiden
tot schade aan elektrische onderdelen
en het ontladen van de accu.
Let op
Hoewel de motorstopschakelaar de
motor uitschakelt, worden hierdoor niet
alle elektrische circuits uitgeschakeld.
Dit kan leiden tot problemen met het
opnieuw starten van de motor door een
ontladen accu. Normaliter dient
uitsluitend de contactschakelaar te
worden gebruikt om de motor te
stoppen.
Stand RUN
De contactschakelaar moet in de stand
AAN (ON)staan en de start-
stopschakelaar moet in de stand
DRAAIEN (RUN) staan om met de
motorfiets te kunnen rijden.
Stand START
De stand START bedient de elektrische
startinrichting. Om de startinrichting te
kunnen inschakelen, moet de
koppelingshendel tegen de handgreep
worden getrokken.
Let op
Ook wanneer de koppelingshendel tegen
de handgreep is getrokken, werkt de
startinrichting niet indien de
zijstandaard is uitgeklapt en er een
versnelling is ingeschakeld.
Modusknop
Met de modusknop kan de
gaskleprespons worden afgesteld. Druk
herhaaldelijk op de modusknop om een
van de rijmodi te selecteren (zie
pagina 40 voor meer informatie).

Algemene informatie
49
Schakelaar alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
zetten, drukt u de
alarmknipperlichtschakelaar naar links
of naar rechts.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op AAN staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact wordt uitgeschakeld, totdat
de alarmknipperlichtschakelaar weer
wordt uitgeschakeld.
Schakelaars linker handgreep
1. Claxonknop
2. Richtingaanwijzerschakelaar
3. Grootlichtknop
4. Scrollknop
5. Dagrijlichten (DRL) (indien gemonteerd)
6. Cruisecontrolknop (indien gemonteerd)
Scrollknop
De scrollknop wordt gebruikt om de
volgende functies van de instrumenten
te bedienen:
• Functies van de kilometerteller (zie
pagina 38)
• Resetten van de dagteller (zie
pagina 38)
• Resetten van de klok (zie pagina 39)
• Functies van de tractiecontrole (zie
pagina 43).
Grootlichtknop
Wanneer de grootlichtknop wordt
ingedrukt, wordt het grootlicht
ingeschakeld. Door nogmaals op de knop
te drukken wordt het dimlicht weer
ingeschakeld.

Algemene informatie
50
Let op
Op dit model is geen aan/uit-schakelaar
voor verlichting aangebracht. Het
positielicht, achterlicht en de
kentekenplaatverlichting gaan
automatisch branden wanneer het
contact in de stand AAN wordt gedraaid.
De koplamp gaat branden als het
contact in de stand AAN gezet wordt. De
koplamp gaat uit wanneer de startknop
wordt ingedrukt, totdat de motor start.
Richtingaanwijzerschakelaar
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
naar links of naar rechts wordt geduwd,
gaat het controlelampje van de
betreffende richtingaanwijzer knipperen.
De richtingaanwijzerschakelaar keert
altijd terug in de middenstand.
De richtingaanwijzers kunnen alleen
handmatig worden uitgeschakeld. Om de
richtingaanwijzers handmatig uit te
schakelen, duwt u op de
richtingaanwijzerschakelaar en laat u
deze in de middenstand los.
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt
ingedrukt en het contact in de stand
AAN (ON) staat, klinkt de claxon.
Cruisecontrolknop (indien
gemonteerd)
De cruisecontrol wordt ingeschakeld
door de cruisecontrolknop in te drukken.
De knop blijft ingedrukt tot er weer op
gedrukt wordt om de cruisecontrol uit
te schakelen.
Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlichtschakelaar
op dagrijlicht is ingesteld, gaat het
waarschuwingslampje voor dagrijlicht
branden.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing (indien
gemonteerd).
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het
omgevingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Let op
Overdag zorgt de dagrijverlichting
ervoor dat de motorfiets beter zichtbaar
is voor andere weggebruikers.
In andere situaties moet het dimlicht
worden gebruikt, tenzij de
verkeerssituatie het gebruik van
grootlicht mogelijk maakt.

Algemene informatie
51
Gasklepbediening
1. Stand gasklep open
2. Stand gasklep dicht
Alle modellen hebben een elektronische
gashendel waarmee de gaskleppen via
de motormanagementmodule (ECM)
worden geopend en gesloten. Het
systeem bevat geen direct werkende
kabels.
De gashendel geeft een voelbare
weerstand wanneer hij naar achteren
wordt gedraaid om de gaskleppen open
te zetten. Wanneer de handgreep wordt
losgelaten, keert hij onder invloed van
een inwendige veer terug naar de
gesloten stand en worden de
gaskleppen gesloten.
De gebruiker kan aan de gasklepregeling
niets instellen.
Als er een storing optreedt aan de
gasklepregeling, gaat het storingslampje
(MIL) branden en kan zich een van de
volgende situaties voordoen:
• Storingslampje brandt, beperkt
motortoerental en beperkte
gasklepbeweging
• Storingslampje brandt, alleen
thuisbrengmodus waarin de motor
met versneld stationair toerental
draait
• Storingslampje brandt, motor start
niet.
Neem in alle vermelde situaties zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.

Algemene informatie
52
Cruisecontrol (indien
gemonteerd)
Waarschuwing
Cruisecontrol mag alleen worden
gebruikt op plaatsen waar u veilig met
constante snelheid kunt rijden.
Cruisecontrol mag niet worden
gebruikt bij druk verkeer, op wegen
met scherpe/blinde bochten of op
gladde wegen.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met
scherpe of onoverzichtelijke bochten
of op gladde wegen, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk korter is.
Verlaag de snelheid altijd in
overeenstemming met de weers- en
verkeersomstandigheden.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets
alleen met hoge snelheden tijdens
wedstrijden op voor ander verkeer
afgesloten weggedeelten of gesloten
circuits. Het rijden met hoge snelheid
is voorbehouden aan rijders die les
hebben gehad in de technieken die
noodzakelijk zijn voor het rijden met
hoge snelheden en die vertrouwd zijn
met het gedrag van de motorfiets
onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
onder alle andere omstandigheden
gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
De cruisecontrolknop bevindt zich op de
linker schakelaarbehuizing en kan met
een minimum aan beweging door de
bestuurder worden bediend.
1. Cruisecontrolknop
Cruisecontrol kan pas worden
ingeschakeld als alle op pagina 53
beschreven voorwaarden zijn vervuld.
Daarna kan de cruisecontrol op elk
moment worden in- of uitgeschakeld.

Algemene informatie
53
Cruisecontrol inschakelen
Om cruisecontrol in te kunnen
schakelen, moeten de volgende
voorwaarden zijn vervuld:
• De motorfiets moet rijden met een
snelheid tussen 30 en 160 km/h.
• De motorfiets moet in de in de derde
versnelling of hoger staan.
Cruisecontrol inschakelen:
• Druk de cruisecontrolknop in om het
cruisecontrolsysteem in te
schakelen. Het cruisecontrolsymbool
wordt op het display weergegeven.
1. Cruisecontrolsymbool
• Druk nogmaals op de
cruisecontrolknop wanneer de
gewenste kruissnelheid is bereikt
om de cruisecontrol te activeren.
Het cruisecontrollampje in de
toerenteller gaat branden om aan te
geven dat cruisecontrol actief is.
1. Lampje cruisecontrol

Algemene informatie
54
Cruisecontrol uitschakelen
De cruisecontrol kan op een van de
volgende manieren worden
uitgeschakeld:
• Helemaal naar voren draaien van de
gashendel.
• Intrekken van de koppelingshendel.
• Bedienen van de voor- of achterrem.
• Verhogen van de snelheid door de
gashendel meer dan 60 seconden te
gebruiken.
Na deactivering dooft het
cruisecontrollampje in de toerenteller.
Stelwieltjes rem- en
koppelingshendel
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de
hendels af te stellen, dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Gebruik na het afstellen van de
hendels de motorfiets eerst ergens
waar geen verkeer is, om vertrouwd te
raken met de nieuwe afstelling.
Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat iemand de hendels
kan afstellen op een manier die u niet
gewend bent en dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
1. Stelwieltje, koppelingshendel afgebeeld
2. Pijlmarkering

Algemene informatie
55
De hendels van de voorrem en de
koppeling zijn voorzien van een
stelmechanisme. Met dit
stelmechanisme kan de afstand tussen
de handgreep en de hendel worden
ingesteld op één van vijf standen voor
de voorremhendel of vier standen voor
de koppelingshendel, afhankelijk van de
spanwijdte van de handen van de
bestuurder.
Om de hendel af te stellen, drukt u de
hendel naar voren en verdraait u het
stelwieltje totdat een van de
genummerde standen tegenover het
pijltje op de hendelhouder staat.
De afstand tussen de handgreep en de
losgelaten hendel is het kleinst wanneer
het stelwieltje is ingesteld op stand vier/
vijf en het grootst wanneer het is
ingesteld op stand 1.
Brandstof
Brandstoftype
Uw Triumph-motor is ontworpen voor
loodvrije benzine en levert optimale
prestaties indien het juiste type benzine
wordt gebruikt. Gebruik altijd loodvrije
benzine met een octaangehalte (RON)
van ten minste 91.
Uitgedrukt in CLC of AKI (ofwel R+M/2)
staat dit gelijk aan een octaangetal van
87 of hoger. Volgens federale wetgeving
moeten benzinepompen in de VS die
loodvrije benzine leveren aangeduid zijn
met "LOODVRIJ" en moet tevens het CLC-
of AKI-octaangetal zijn aangegeven.
Deze waarden zijn een gemiddelde van
het RON (Research Octane Number) en
het MON (Motor Octane Number).
In sommige gevallen moet de motor
gekalibreerd worden. Wend u altijd tot
een erkende Triumph-dealer.
Voorzichtig
Bij gebruik met een onjuiste brandstof
of onjuiste kalibratie van de motor, kan
de motorfiets permanent beschadigd
raken.
Zorg altijd voor brandstof van het
juiste type en de juiste kwaliteit.
Schade door gebruik van de verkeerde
brandstof of motorkalibratie wordt
niet beschouwd als fabricagefout en
valt niet onder de garantie.

Algemene informatie
56
Voorzichtig
Het uitlaatsysteem van dit model is
voorzien van een katalysator, die zorgt
voor een lagere uitstoot van
schadelijke stoffen.
Het gebruik van gelode benzine
beschadigt de katalysator. Bovendien
kan de katalysator onherstelbaar
beschadigd raken indien de
brandstoftank helemaal of bijna
helemaal leeg wordt gereden.
Zorg ervoor dat u altijd voldoende
brandstof heeft voor uw rit.
Let op
Het gebruik van gelode benzine is in
sommige landen, staten of regio's
verboden.
Let op
Gebruik een ander merk benzine of
benzine met een hoger octaangetal als
er bij normale belasting en gelijkmatig
toerental kloppen of pingelen optreedt.
Zuurstofhoudende brandstof
Om beter aan de
luchtzuiverheidsnormen te kunnen
voldoen wordt in sommige streken van
de VS zuurstofhoudende brandstof
gebruikt om de schadelijke uitstoot te
beperken. Deze benzine is een mengsel
van gewone benzine met een andere
verbinding zoals alcohol. Deze Triumph-
motorfiets levert de beste prestaties op
loodvrije benzine. Bij gebruik van
zuurstofhoudende brandstof dient
echter het volgende in acht te worden
genomen.
Ethanol
Ethanolbrandstof is een mengsel van
10% ethanol en 90% benzine en wordt
ook wel aangeduid als "gasohol",
"verbeterde ethanol" of
"ethanolhoudend". Deze brandstof is te
gebruiken voor uw Triumph-motorfiets.
MTBE (methyl-tert-butylether)
Gebruik van brandstof met een gehalte
van maximaal 15% MTBE (methyl-tert-
butylether) is toegestaan voor deze
motorfiets van Triumph.
Methanol
Methanolhoudende brandstof is niet
toegestaan omdat onderdelen van het
brandstofsysteem schade kunnen
oplopen als ze in contact komen met
methanol.
Let op
De over het algemeen hogere
vluchtigheid van zuurstofhoudende
brandstof kan nadelig uitwerken voor
het startgedrag, de motorrespons en
het brandstofverbruik. Tank weer
normale loodvrije benzine als deze
problemen zich voordoen.

Algemene informatie
57
Tanken
Waarschuwing
Om de gevaren in verband met tanken
te minimaliseren, dienen de volgende
veiligheidsinstructies altijd in acht te
worden genomen:
- Benzine (brandstof) is uiterst
brandbaar en kan onder bepaalde
omstandigheden exploderen. Zet
voordat u gaat tanken de
contactschakelaar in de stand OFF
(UIT).
- Niet roken.
- Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon.
- Zorg ervoor dat de voor het tanken
gebruikte ruimte goed geventileerd is
en geen vlam- of vonkbronnen bevat.
Hieronder valt ook apparatuur met
een waakvlam.
- Vul de tank nooit zo ver, dat het
brandstofpeil stijgt tot in de hals van
de vulpijp. Warmteopname uit zonlicht
of andere bronnen kan leiden tot
uitzetten en uitlopen van de
brandstof, waardoor brandgevaar
ontstaat.
- Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.
- Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of
het morsen van benzine, of het niet in
acht nemen van de hiervoor
genoemde veiligheidsinstructies, brand
veroorzaken, met schade aan
eigendommen, persoonlijk letsel of de
dood als gevolg.
Tankdop
1. Tankdop
Om de tankdop te openen:
• Schuif het deksel opzij om het slot
bloot te leggen.
• Steek de sleutel in het slot en draai
de sleutel linksom. Draai de dop
tegen de klok in en til hem uit de
tankvulpijp.
Om de dop te sluiten en vergrendelen:
• Zet de dop op de vulpijp van de tank
en draai hem rechtsom vast.
• In de gesloten stand voorkomt een
ratelsysteem dat de dop te vast
gedraaid wordt. Het buitenste deel
van de dop draait dan vrij over het
binnenste deel.
• Draai de sleutel rechtsom om de dop
te vergrendelen en verwijder de
sleutel.
• Schuif het deksel weer op zijn
plaats.

Algemene informatie
58
Brandstoftank vullen
Waarschuwing
Teveel brandstof vullen kan leiden tot
morsen.
Indien brandstof wordt gemorst, dient
deze direct en volledig te worden
opgenomen en dienen de hiervoor
gebruikte materialen op een veilige
manier te worden afgevoerd.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen, de banden of andere
onderdelen van de motorfiets wordt
gemorst.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of
het morsen van benzine, of het niet in
acht nemen van de hiervoor
genoemde veiligheidsinstructies, brand
veroorzaken, met schade aan
eigendommen, persoonlijk letsel of de
dood als gevolg.
Bij of op de banden gemorste
brandstof vermindert de grip van de
band op de weg. Hierdoor ontstaan
gevaarlijke rijomstandigheden, die
kunnen leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Voorzichtig
Voorkom het vullen van de tank onder
regenachtige of stoffige
omstandigheden, omdat dit kan leiden
tot verontreiniging van de brandstof.
Verontreinigde brandstof kan
onderdelen van het brandstofsysteem
beschadigen.
Vul de brandstoftank langzaam om
morsen te voorkomen. Vul de tank niet
verder dan tot de onderkant van de
vulpijp. Hierdoor blijft er ruimte voor een
luchtlaag, zodat de brandstof in de tank
kan uitzetten door warmteopname uit
de motor of zonlicht.
1. Hals van de vulpijp
2. Maximaal brandstofpeil
Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.

Algemene informatie
59
Zijstandaard
Waarschuwing
De motorfiets is voorzien van een
beveiliging die voorkomt dat met de
motorfiets kan worden gereden terwijl
de zijstandaard is uitgeklapt.
Probeer nooit te rijden met de
zijstandaard uitgeklapt en wijzig nooit
iets aan het interlocksysteem, omdat
dit kan leiden tot gevaarlijke
rijomstandigheden, met verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval als gevolg.
1. Zijstandaard
De motorfiets is uitgerust met een
zijstandaard waarop hij kan worden
geparkeerd.
Let op
Draai wanneer u de zijstandaard
gebruikt de stuurstang volledig naar
links en laat de motorfiets in de eerste
versnelling staan.
Controleer na gebruik van de
zijstandaard of deze volledig is ingeklapt
voordat u gaat rijden. Ga daartoe eerst
op de motorfiets zitten.
Zie voor nadere informatie over veilig
parkeren het hoofdstuk 'Het berijden
van de motorfiets'.

Algemene informatie
60
Zijpanelen
Het linker zijpaneel kan worden
verwijderd om toegang tot de
zekeringdoos, het afstelgereedschap en
het gereedschap voor de inspectiedop
te krijgen.
Ga als volgt te werk om een zijpaneel te
verwijderen:
• Grijp het paneel met beide handen
stevig vast en trek het aan de
onderrand weg van de motorfiets
tot de pen vrijkomt uit de ring (de
ring moet blijven zitten).
• Schuif het zijpaneel naar achteren
en til het van de pasnokken af.
Ga als volgt te werk om een zijpaneel te
monteren:
• Schuif het zijpaneel naar voren,
zodat de pasnokken in de
bijbehorende sleuven van het
zijpaneel vallen.
• Plaats de pen in de ring.
• Druk het paneel stevig aan tot het
vastzit.
• Grijp het paneel stevig vast en
controleer of het goed vastzit.
1. Pasnokken
2. Sleuven in zijpaneel
3. Pen
4. Rubberen ring

Algemene informatie
61
Zadel verstellen
Alleen Bonneville Bobber en
Bonneville Bobber Black
Voorzichtig
Om schade aan zadel of de
zadelbekleding te voorkomen, mag u
het zadel niet laten vallen.
Plaats het zadel niet tegen de
motorfiets of enig ander oppervlak
waardoor het zadel of de afdekking
beschadigd kan raken. Plaats het zadel
in plaats daarvan met de
zadelafdekking omhoog op een schone,
vlakke ondergrond die is afgedekt met
een zachte doek.
Plaats geen voorwerpen op het zadel
die de zadelbekleding kunnen
beschadigen of vervuilen.
Om het te verstellen hoeft het zadel niet
te worden verwijderd. Het zadel kan
30 mm langs de zadelpen worden
versteld.
Om het zadel af te stellen gaat u als
volgt te werk:
• Verwijder de voorste bevestiging uit
de zadeleenheid.
1. Zadel
2. Rechter bevestiging
3. Linker bevestiging
4. Voorste bevestiging
• Draai de linker zijbevestiging los en
draai het zadel rond de twee
zijbevestigingen om bij de stelsleuf
onder het zadel te komen.
• Draai de twee moeren onder het
zadel los, maar verwijder ze niet.
1. Zadel (gedemonteerd voor de
duidelijkheid)
2. Moeren
• Schuif het zadel langs de zadelpen
in de gewenste stand.

Algemene informatie
62
• Draai de moeren vast met .38 Nm
• Draai het zadel weer in de
oorspronkelijke stand. Zorg dat de
voorkant van de zadelpen contact
met het frame maakt.
• Draai de linker bevestiging vast met
48 Nm .
• Monteer de voorste bevestiging en
draai hem vast met .48 Nm
Bestuurderszadel
Alleen Bonneville Speedmaster
Voorzichtig
Om schade aan de zadels en de
zadelafdekkingen te voorkomen, mag
men de zadels niet laten vallen.
Plaats de zadels niet tegen de
motorfiets of enig ander oppervlak
waardoor zadels of afdekkingen
beschadigd kunnen raken. Plaats de
zadels in plaats daarvan met de
zadelafdekkingen omhoog op een
schone, vlakke ondergrond die is
afgedekt met een zachte doek.
Plaats geen voorwerpen op de zadels,
waardoor de zadelafdekkingen
beschadigd of vervuild kunnen raken.
Om het zadel te verwijderen:
Let op
Het bestuurderszadel is aan de
motorfiets bevestigd met een trekkoord.
• Trek het koord aan de linker
voorzijde van het zadel naar voren
om het zadelslot te ontgrendelen.

Algemene informatie
63
• Til het zadel aan de achterzijde
omhoog om het van het
motorfietsframe los te maken.
1. Ontgrendeling van slot
2. Bestuurderszadel
Zadel terugplaatsen:
• Steek de lip van het zadel onder de
brandstoftank.
• Druk het zadel in het midden stevig
omlaag zodat het zadelslot vast
klikt. Er is een klik te horen wanneer
het zadel in het slot valt.
Waarschuwing
Na montage het zadel stevig
beetpakken en omhoog trekken, om te
controleren of het goed vastzit en te
voorkomen dat het onder het rijden
losschiet.
Indien het zadel niet goed is
vergrendeld, kan het loskomen van de
motorfiets.
Een los zadel kan tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval leiden.
Passagierszadel
Alleen Bonneville Speedmaster
Voorzichtig
Om schade aan de zadels en de
zadelafdekkingen te voorkomen, mag
men de zadels niet laten vallen.
Plaats de zadels niet tegen de
motorfiets of enig ander oppervlak
waardoor zadels of afdekkingen
beschadigd kunnen raken. Plaats de
zadels in plaats daarvan met de
zadelafdekkingen omhoog op een
schone, vlakke ondergrond die is
afgedekt met een zachte doek.
Plaats geen voorwerpen op de zadels,
waardoor de zadelafdekkingen
beschadigd of vervuild kunnen raken.
Om het zadel te verwijderen:
• Verwijder het bestuurderszadel (zie
pagina 62).
• Verwijder de bevestiging waarmee
het passagierszadel aan het
spatbord vastzit.

Algemene informatie
64
• Til het zadel aan de voorkant op en
schuif het naar achteren om het
van de twee bevestigingsnokken op
het spatbord los te maken.
1. Bevestiging
2. Bevestigingsnokken
Zadel terugplaatsen:
• Breng de gaten in de achterkant
van het zadel in lijn met de twee
pasnokken op het spatbord.
• Schuif het zadel naar voren tot de
nokken in het zadel vastzitten.
• Monteer de bevestiging aan de
voorkant van het zadel en draai hem
vast met .9 Nm
• Monteer het bestuurderszadel (zie
pagina 62).
Waarschuwing
Na montage het zadel stevig
beetpakken en omhoog trekken, om te
controleren of het goed vastzit en te
voorkomen dat het onder het rijden
losschiet.
Indien het zadel niet goed is
vergrendeld, kan het loskomen van de
motorfiets.
Een los zadel kan tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval leiden.

Algemene informatie
65
Gereedschapsset
De gereedschapsset bestaat uit
afstelgereedschap en gereedschap voor
de inspectiedop.
Het afstelgereedschap bevindt zich aan
de binnenkant van het linker zijpaneel.
Het afstelgereedschap kan voor
verschillende taken worden gebruikt.
Het gereedschap voor de inspectiedop is
bevestigd aan de zekeringdoos, onder
het linker zijpaneel. Het gereedschap
voor de inspectiedop wordt gebruikt om
de dop op het kettingwieldeksel te
openen, om het remvloeistofpeil te
controleren.
Alleen Bonneville Speedmaster
Aan de onderkant van het
bestuurderszadel bevindt zich een
haaksleutel met verlengstuk. Deze dient
om de veervoorspanning van de
achtervering in te stellen.
Inrijden
Met inrijden wordt het proces bedoeld
dat tijdens de eerste draaiuren van een
nieuwe motorfiets plaatsvindt.
Met name de inwendige wrijving in de
motor is hoger wanneer de onderdelen
nieuw zijn. Later, wanneer de
onderdelen van de motor zijn
'ingereden', wordt deze inwendige
wrijving aanzienlijk minder.
Indien de motorfiets gedurende een
zekere periode voorzichtig wordt
ingereden, blijft de uitstoot laag en
worden de prestaties, de
brandstofbesparing en de levensduur
van de motor en de overige onderdelen
geoptimaliseerd.
Tijdens de eerste 800 km:
• Niet met volgas rijden;
• Hoge motortoerentallen beslist
voorkomen;
• Niet gedurende langere tijd met één
bepaald hoog of laag motortoerental
rijden;
• Niet agressief wegrijden, stoppen of
accelereren, behalve in
noodgevallen;
• Niet met een hogere snelheid rijden
dan 3/4 van de topsnelheid.
Van 800 tot 1.500 km:
• Het motortoerental mag gedurende
korte tijd worden opgevoerd tot
maximaal.

Algemene informatie
66
Zowel tijdens als na het inrijden:
• Een koude motor nooit met een
hoog toerental laten draaien;
• De motor nooit overbelasten. Altijd
een lagere versnelling inschakelen
voordat de motor begint te
'protesteren';
• Rijd nooit met onnodig hoge
motortoerentallen. Het inschakelen
van een hogere versnelling heeft
een positieve invloed op het
brandstofverbruik, vermindert het
lawaai en is beter voor het milieu.
Dagelijkse veiligheidscontrole
Waarschuwing
Indien deze controles niet elke dag
voordat u gaat rijden worden
uitgevoerd, kan ernstige schade aan
de motorfiets en een ongeval met
persoonlijk letsel of de dood het gevolg
zijn.
Controleer elke dag voordat u gaat
rijden de volgende punten. De hiervoor
benodigde tijd is minimaal, maar de
controles leveren wel een bijdrage aan
de veiligheid en betrouwbaarheid van
uw motorfiets.
Indien u tijdens deze controle een
onregelmatigheid constateert, dient u
het hoofdstuk Onderhoud en afstelling
te raadplegen of contact op te nemen
met een erkende Triumph-dealer, zodat
de vereiste werkzaamheden kunnen
worden uitgevoerd om uw motorfiets in
veilige staat te brengen.
Controleren:
Brandstof: Voldoende brandstof in de
tank, geen brandstoflekkage (zie
pagina 58).
Motorolie: Correct peil op peilstok of in
kijkglas. Voeg indien nodig olie met de
juiste specificatie toe. Geen lekkage uit
de motor of de oliekoeler (zie
pagina 97).
Aandrijfketting: Juiste afstelling (zie
pagina 106).

Algemene informatie
67
Banden/wielen: Controleer en corrigeer
de bandenspanning (bij koude banden).
Profieldiepte/slijtage, beschadigingen
aan banden/wielen, losse/gebroken
spaken, lekke banden, enz. (zie
pagina 120).
Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen:
Voer een visuele controle uit van alle
onderdelen van de stuurinrichting en de
vering, de assen en de
bedieningselementen, controleer of alle
onderdelen goed vastzitten of bevestigd
zijn. Controleer de gehele motorfiets op
loszittende/beschadigde
bevestigingsmiddelen.
Sturen: Soepel maar niet te los van
aanslag tot aanslag. De
bedieningskabels mogen nergens
belemmering ondervinden (zie
pagina 116).
Remmen: Trek de remhendel in en trap
het rempedaal in om op correcte
weerstand te controleren. Controleer
hendels/pedalen met een te grote vrije
slag voordat weerstand wordt
ondervonden en bedieningselementen
die sponsachtig aanvoelen (zie
pagina 111 en pagina 111).
Remblokken: Controleer of er voldoende
remvoering op alle remblokken over is
(zie pagina 110).
Remvloeistofpeil: Geen
remvloeistoflekkage. Het remvloeistofpeil
in beide reservoirs dient zich tussen de
MAX- en MIN-markeringen te bevinden
(zie pagina 111).
Voorvork: Soepele werking. Geen
vorkolielekkage (zie pagina 118).
Gasklepbedieningssysteem: Controleer
of de gashendel terugkeert in de
stationaire stand zonder te blijven
hangen (zie pagina 104).
Koppeling: Soepele werking en de juiste
kabelspeling (zie pagina 105).
Koelvloeistof: Geen koelvloeistoflekkage.
Controleer het koelvloeistofpeil in het
expansiereservoir (bij koude motor) (zie
pagina 101).
Elektrische installatie: Alle lichten en de
claxon werken correct (zie pagina 49).
Motorstopschakelaar: De start-
stopschakelaar schakelt de motor uit
wanneer hij in de stand STOP wordt
gezet (zie pagina 48).
Standaarden: Gaat door veerspanning
terug naar volledig ingeklapte stand.
Terughaalveren niet slap of beschadigd
(zie pagina 59).

Algemene informatie
68
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

Rijden op de motorfiets
69
Rijden op de motorfiets
Inhoudsopgave
Rijden op de motorfiets ............................................................................................................................. 70
De motor stopzetten .................................................................................................................................... 71
De motor starten ........................................................................................................................................... 71
Wegrijden.......................................................................................................................................................... 72
Schakelen.......................................................................................................................................................... 73
Remmen............................................................................................................................................................. 74
Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid ....................................................... 78
Parkeren........................................................................................................................................................... 80

Rijden op de motorfiets
70
Rijden op de motorfiets
1. Stand STOP
2. Stand DRAAIEN (RUN)
3. Stand START
4. Stand AAN
5. Contactschakelaar
6. Neutraal-indicator

Rijden op de motorfiets
71
De motor stopzetten
Voorzichtig
Normaliter dient de motor te worden
uitgeschakeld door de
contactschakelaar in de stand OFF
(UIT) te zetten. De
motorstopschakelaar is uitsluitend
bedoeld voor gebruik in een noodgeval.
Laat het contact niet ingeschakeld als
de motor is uitgeschakeld.
Dit kan beschadiging van het
elektrische systeem tot gevolg hebben.
De motor uitschakelen:
• Sluit de gasklep volledig.
• Schakel de motor in vrijloop.
• Zet het contact uit.
• Selecteer de eerste versnelling.
• Zet de motorfiets op de zijstandaard
op een stevige, vlakke ondergrond
(zie pagina 80).
• Vergrendel het stuurslot (zie
pagina 47).
De motor starten
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de
open lucht of in een ruimte met
afdoende ventilatie.
Voorzichtig
Druk de startknop niet langer dan
vijf seconden onafgebroken in, omdat
dit oververhitting van de startmotor
en ontlading van de accu tot gevolg
heeft.
Wacht 15 seconden alvorens de
startknop opnieuw in te drukken,
zodat de startmotor kan afkoelen en
de accuspanning zich kan herstellen.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien, omdat dit oververhitting en
motorschade kan veroorzaken.
Voorzichtig
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk moet kort na het starten van
de motor uitgaan.
Wanneer het waarschuwingslampje
voor lage oliedruk na het starten van
de motor blijft branden, de motor
onmiddellijk uitschakelen en de
oorzaak vaststellen.
Indien de motor met een te lage
oliedruk draait, ontstaat ernstige
motorschade.

Rijden op de motorfiets
73
Schakelen
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de gasklep in de
lagere versnellingen niet te ver of te
snel wordt geopend, omdat hierdoor
het voorwiel van de grond wordt getild
(een 'wheelie') en het achterwiel grip
verliest (wielspin).
Open de gasklep altijd voorzichtig,
vooral wanneer u niet vertrouwd bent
met de motorfiets, omdat een 'wheelie'
of wielspin kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
Schakel niet naar een lagere
versnelling bij snelheden die te hoge
motortoerentallen (omw/min)
veroorzaken.
Hierdoor kan het achterwiel blokkeren,
wat leidt tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Bovendien kan motorschade ontstaan.
Schakel alleen naar een lagere
versnelling als het toerental laag
genoeg is.
1. Schakelpedaal
Schakelen:
• Sluit de gasklep en trek gelijktijdig
de koppelingshendel tegen de
handgreep.
• Schakel naar de eerstvolgende
hogere of lagere versnelling.
• Open de gasklep gedeeltelijk en laat
gelijktijdig de koppelingshendel los.
Gebruik altijd de koppeling om te
schakelen.

Rijden op de motorfiets
74
Let op
Het schakelmechanisme is van het
'positive stop'-type. Dit betekent dat
met elke beweging van het
schakelpedaal slechts één versnelling
omhoog of omlaag kan worden
geschakeld.
Remmen
Waarschuwing
DENK BIJ HET REMMEN AAN HET
VOLGENDE:
Laat het gas helemaal los zonder te
ontkoppelen, zodat de motor kan
helpen om de motorfiets af te remmen.
Schakel steeds één versnelling omlaag,
zodat de transmissie in de eerste
versnelling staat wanneer de
motorfiets volledig stil staat.
Gebruik bij het remmen altijd beide
remmen tegelijk. Normaliter moet op
de voorrem iets meer kracht worden
uitgeoefend dan op de achterrem.
Schakel naar een lagere versnelling of
zet de motor in vrijloop om te
voorkomen dat de motor afslaat.
Laat de remmen nooit blokkeren,
omdat dat kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
Schakel bij een noodstop niet terug,
maar concentreer u erop om zo hard
mogelijk te remmen met de voor- en
achterrem, zonder te slippen. Oefen
noodstops op een terrein zonder
verkeer.
Triumph beveelt motorrijders sterk aan
lessen te nemen waarin ook veilig
remmen aan de orde komt. Een
onjuiste remtechniek kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

Rijden op de motorfiets
75
Waarschuwing
Wees bij het remmen, accelereren en
het nemen van bochten altijd uiterst
voorzichtig, omdat onvoorzichtigheid
kan leiden tot verlies van controle en
een ongeval. Het gebruiken van alleen
de voor- of achterrem vermindert de
algehele remkracht. Bijzonder hard
remmen kan blokkeren van een van de
wielen veroorzaken, wat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Indien mogelijk altijd vóór het inrijden
van een bocht de snelheid
terugnemen of remmen, omdat het
terugnemen van gas of remmen in een
bocht wielslip kan veroorzaken, wat
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Bij rijden in natte of regenachtige
omstandigheden en op losse
wegdekken, wordt het stuur- en
remvermogen sterk verminderd. Onder
deze omstandigheden dienen al uw
acties soepel te verlopen. Plotseling
accelereren, remmen of draaien kan
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval veroorzaken.
Waarschuwing
Rem bij het afdalen van een steile
helling of bergpas af op de motor door
terug te schakelen en gebruik met
tussenpozen zowel de voorrem als de
achterrem.
Door voortdurend te remmen of alleen
de achterrem te gebruiken kunnen de
remmen oververhit raken, waardoor ze
minder goed werken. Dat kan leiden
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Door tijdens het rijden uw voet op het
rempedaal of uw handen op de
remhendel te houden, kan het remlicht
ingeschakeld worden, waardoor
andere weggebruikers onjuiste
informatie krijgen.
Het kan ook oververhitting van de rem
veroorzaken, waardoor de remwerking
achteruitgaat. Dat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

Rijden op de motorfiets
76
Waarschuwing
Laat de motorfiets niet met
uitgeschakelde motor uitrollen en
sleep de motor niet met een ander
voertuig.
De druksmering van de transmissie
werkt uitsluitend wanneer de motor
draait.
Onvoldoende smering kan schade aan
of vastlopen van de transmissie
veroorzaken, wat kan leiden tot
plotseling verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
1. Remhendel voorrem
1. Achterrempedaal (Bonneville Bobber
afgebeeld)
ABS (antiblokkeerremsysteem)
Waarschuwing
ABS helpt te voorkomen dat de wielen
blokkeren, waardoor de effectiviteit
van het remsysteem in noodgevallen
en bij het rijden op gladde
oppervlakken wordt geoptimaliseerd.
De mogelijk kortere remweg die ABS
onder bepaalde omstandigheden
mogelijk maakt, zijn geen alternatief
voor goed rijgedrag.
Houd u altijd aan de wettelijk geldende
snelheidslimiet.
Rijd altijd met de nodige
zorgvuldigheid en aandacht en verlaag
de snelheid altijd in overeenstemming
met de weers-, weg- en
verkeersomstandigheden.
Let op in bochten. Als de remmen in
een bocht worden gebruikt, kan ABS
het gewicht en de vaart van de
motorfiets niet compenseren. Hetgeen
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Onder bepaalde omstandigheden kan
een motorfiets met ABS een langere
remweg hebben dan een
gelijkwaardige motorfiets zonder ABS.

Rijden op de motorfiets
77
Waarschuwingslampje ABS
Het ABS-
waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de ABS-functie niet
beschikbaar is. Het is normaal dat het
lampje brandt nadat de motor gestart is,
tot de motorfiets de snelheid van 10 km/
h overschrijdt. Behalve in geval van
storing mag het lampje niet meer gaan
branden tot de motor opnieuw wordt
gestart.
Als het ABS-waarschuwingslampje op
enig ander moment onder het rijden
gaat branden, betekent dit dat er een
storing in het ABS-systeem is
opgetreden, die nader moet worden
onderzocht.
• Normaliter zal de bestuurder de
ABS-werking ervaren als een
steviger gevoel of een pulsatie van
de remhendel en het rempedaal.
Aangezien het ABS geen
geïntegreerd remsysteem is en het
de voor- en achterrem niet
tegelijkertijd regelt, kan deze
pulsatie kan voelbaar zijn in de
hendel, het pedaal, of beide.
• Het ABS kan worden geactiveerd
door plotselinge op- of neerwaartse
veranderingen in het wegoppervlak.
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, functioneert
het remsysteem verder als een niet-
ABS remsysteem.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het controlelampje brandt.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen. In deze situatie kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle en een ongeval.
Waarschuwing
Het ABS-waarschuwingslampje gaat
branden als het achterwiel langer dan
30 seconden met hoge snelheid wordt
aangedreven terwijl de motorfiets op
een standaard staat. Deze reactie is
normaal.
Wanneer het contact wordt
uitgeschakeld en de motorfiets
opnieuw wordt gestart, gaat het
waarschuwingslampje branden tot de
motorfiets een snelheid van meer dan
30 km/h bereikt.
Waarschuwing
De ABS-computer werkt op basis van
vergelijking van de relatieve snelheid
van de voor- en achterwielen.
Het gebruik van niet-goedgekeurde
banden kan de wielsnelheid
beïnvloeden en de ABS-functie buiten
werking stellen, wat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval onder omstandigheden
waarbij de ABS normaliter zou werken.

Rijden op de motorfiets
78
Punten van overweging bij
het rijden met hoge snelheid
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Verlaag de snelheid altijd in
overeenstemming met de weers- en
verkeersomstandigheden.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets
alleen met hoge snelheden tijdens
wedstrijden op voor ander verkeer
afgesloten weggedeelten of gesloten
circuits. Het rijden met hoge snelheid
is voorbehouden aan rijders die les
hebben gehad in de technieken die
noodzakelijk zijn voor het rijden met
hoge snelheden en die vertrouwd zijn
met de rijkarakteristieken van de
motorfiets onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
onder alle andere omstandigheden
gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
De rijkarakteristieken van een
motorfiets zijn bij hoge snelheden
anders dan bij de vertrouwde
wettelijke snelheden. Probeer niet met
hoge snelheid te rijden tenzij u hierin
geoefend bent en beschikt over de
hiervoor noodzakelijke vaardigheden,
aangezien incorrecte bediening tot
een ernstig ongeval kan leiden.
Waarschuwing
De genoemde punten zijn uiterst
belangrijk en dienen altijd in acht te
worden genomen. Een probleem, dat
bij normale snelheden wellicht niet
wordt opgemerkt, kan bij hogere
snelheden aanzienlijk worden
verergerd.
Algemeen
Zorg ervoor dat de motorfiets wordt
onderhouden volgens de tabel voor
periodiek onderhoud.
Stuurinrichting
Controleer of het stuur soepel draait,
zonder overmatige speling of klemmen.
Verifieer dat de bedieningskabels het
sturen niet hinderen.
Bagage
Controleer of de bagagekoffers dicht en
gesloten zijn en stevig aan de
motorfiets zijn bevestigd.
Remmen
Controleer of de voor- en achterrem
correct werken.

Rijden op de motorfiets
80
Parkeren
Waarschuwing
Parkeer nooit op een zacht of op een
hellend oppervlak. Indien de motorfiets
onder deze omstandigheden wordt
geparkeerd, kan deze omvallen met
schade aan eigendommen of
persoonlijk letsel als gevolg.
Waarschuwing
Benzine is uiterst brandbaar en kan
onder bepaalde omstandigheden
exploderen. Controleer bij parkeren in
een garage of andere ruimte, of deze
goed geventileerd is en de motorfiets
niet in de buurt staat van vlam- of
vonkbronnen. Hieronder valt ook
apparatuur met een waakvlam.
Wanneer bovenstaand advies niet
wordt opgevolgd, kan er brand
ontstaan met schade aan
eigendommen of persoonlijk letsel als
gevolg.
Waarschuwing
De motor en het uitlaatsysteem zijn na
het rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT
op plaatsen waar voetgangers en
kinderen de motorfiets kunnen
aanraken.
Raak geen hete delen van de motor of
het uitlaatsysteem aan met de blote
huid; het kan brandwonden
veroorzaken.
Zet de transmissie in neutraal en draai
de contactschakelaar in de stand UIT
(OFF).
Schakel het stuurslot in om diefstal te
bemoeilijken.
Parkeer altijd op een stevige, egale
ondergrond om te voorkomen dat de
motorfiets omvalt.
Parkeer op een helling altijd met de
voorzijde naar het hogere gedeelte
gericht, om te voorkomen dat de
motorfiets van de standaard rolt. Zet de
motorfiets in de eerste versnelling om te
voorkomen dat deze wegrolt.

Rijden op de motorfiets
81
Parkeer op een zijwaartse helling altijd
zo dat de helling de motorfiets vanzelf
naar de zijstandaard toe duwt.
Parkeer nooit op een zijwaarts aflopend
oppervlak met een helling van meer dan
6° en parkeer nooit met de voorzijde van
de motorfiets naar beneden gericht.
Let op
Bij parkeren in het donker wanneer er
verkeer in de buurt is, of bij parkeren op
een plaats waar het gebruik van
parkeerlichten wettelijk verplicht is,
dienen het achterlicht, het
kentekenplaatlicht en de positielichten
te blijven branden. Hiervoor dient de
contactschakelaar in de stand P
(PARKEREN) gedraaid te worden.
Laat de contactschakelaar niet
gedurende langere tijd in de stand P
staan, omdat daardoor de accu leeg
raakt.
Controleer voordat u wegrijdt of de
zijstandaard volledig is ingeklapt.

Rijden op de motorfiets
82
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

Accessoires, lading en passagiers
83
Accessoires, lading en passagiers
Toevoeging van accessoires en vervoer
van extra gewicht kunnen het rijgedrag
van de motorfiets nadelig beïnvloeden
doordat de stabiliteit verandert,
waardoor rijden met lagere snelheden
noodzakelijk is.
De volgende informatie dient als richtlijn
ter vermijding van de gevaren die het
aanbrengen van accessoires en het
vervoer van extra lading met zich mee
kunnen brengen.
Accessoires
Waarschuwing
Geen accessoires aanbrengen of
bagage vervoeren die de controle over
de motorfiets in gevaar brengt.
Controleer of accessoires en belading
geen belemmering vormen voor de
zichtbaarheid van
verlichtingscomponenten, de
bodemspeling, het hellingsvermogen
(hellingshoek), de bediening, wielloop,
voorvorkbeweging, het zicht in alle
richtingen of enig ander aspect van de
werking van de motorfiets.

Accessoires, lading en passagiers
84
Waarschuwing
Rijd met een van accessoires
voorziene motorfiets, of een motorfiets
die op een of andere wijze beladen is,
nooit harder dan 130 km/h. In geen
van beide omstandigheden mag
harder dan 130 km/h worden gereden,
ook niet wanneer de wettelijke
maximumsnelheid dit toestaat.
De aangebrachte accessoires en/of
lading brengen veranderingen in de
stabiliteit en de hanteerbaarheid van
de motorfiets met zich mee.
Indien geen rekening wordt gehouden
met veranderingen in de stabiliteit van
de motorfiets, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval. Denk eraan dat bij
hoge snelheid verschillende
configuraties van de motorfiets en
omgevingsfactoren de stabiliteit van
de motorfiets negatief kunnen
beïnvloeden. Bijvoorbeeld:
- lading die niet goed verdeeld is over
beide zijden van de motorfiets
- onjuiste instellingen van de voor- en
achtervering
- onjuiste bandenspanning
- te sterk of ongelijkmatig versleten
banden
- zijwind en turbulentie van andere
voertuigen
- loszittende kleding.
Waarschuwing Vervolg
Denk eraan dat de absolute
snelheidslimiet van 130 km/h lager
wordt indien niet-goedgekeurde
accessoires worden aangebracht of
indien de motorfiets wordt gebruikt
met onjuiste belading, versleten
banden, slechte algehele staat van de
motorfiets en slechte weg- of
weersomstandigheden.

Accessoires, lading en passagiers
85
Belasting
Waarschuwing
Onjuiste belading kan onveilige
rijomstandigheden tot gevolg hebben,
die kunnen leiden tot een ongeval.
Zorg er altijd voor dat de vervoerde
lading gelijkmatig over beide zijden van
de motorfiets is verdeeld. Zorg ervoor
dat de lading stevig is vastgebonden,
zodat deze onder het rijden niet kan
bewegen.
Verdeel de last gelijkmatig in elke
koffer (mits gemonteerd). Plaats zware
voorwerpen onderin en tegen de
binnenzijde van de koffer.
Controleer regelmatig (maar nooit
onder het rijden) of de lading stevig is
vastgebonden en zorg ervoor dat de
lading niet over de achterzijde van de
motorfiets uitsteekt.
Overschrijd nooit het maximale
laadvermogen van:
125 kg - Bonneville Bobber en
Bonneville Bobber Black
210 kg - Bonneville Speedmaster
Dit maximale laadvermogen is het
gecombineerde gewicht van de
bestuurder, de passagier (indien
toegestaan), de aangebrachte
accessoires en de lading.
Waarschuwing
Probeer nooit voorwerpen op te
bergen tussen het frame en de
brandstoftank. Dit kan het
stuurvermogen belemmeren en verlies
van controle over de motorfiets
veroorzaken, wat leidt tot een ongeval.
Het bevestigen van gewicht aan het
stuur of de voorvork verhoogt de
massa van de stuurinrichting en kan
leiden tot verlies van stuurcontrole en
een ongeval.
Waarschuwing
Als het passagierszadel wordt gebruikt
voor het vervoeren van kleine
voorwerpen, mogen deze niet
zwaarder wegen dan 5 kg, mogen deze
de controle over de motorfiets niet
belemmeren, moeten deze stevig
worden bevestigd en mogen ze niet
uitsteken voorbij de zijkant of de
achterzijde van de motorfiets.
Het vervoeren van voorwerpen die
zwaarder wegen dan 5 kg, voorwerpen
die niet goed zijn bevestigd,
voorwerpen die de controle over de
motorfiets belemmeren of die
uitsteken voorbij de zijkant of
achterzijde van de motorfiets, kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Zelfs wanneer kleine voorwerpen goed
op het achterzadel zijn aangebracht,
moet de maximumsnelheid van de
motorfiets worden verlaagd naar
130 km/h.

Accessoires, lading en passagiers
86
Passagiers (alleen
Bonneville Speedmaster)
Waarschuwing
Bonneville Speedmaster
Deze motorfiets is ontworpen voor
gebruik als tweewielig voertuig om een
bestuurder alleen of een bestuurder
met één passagier te vervoeren (mits
een achterzadel, een houvast voor de
passagier en achterste voetsteunen
zijn aangebracht).
Waarschuwing
Bonneville Bobber en
Bonneville Bobber Black
Deze motorfiets is bedoeld om als
tweewielig voertuig te worden
gebruikt voor het vervoeren van één
bestuurder/bestuurster.
Besturing van deze motorfiets met
een passagier is gevaarlijk en kan tot
verlies van controle en een ongeval
leiden.
Waarschuwing
Geen passagiers vervoeren die niet
lang genoeg zijn om de aangebrachte
voetsteunen te kunnen bereiken.
Een passagier die niet lang genoeg is
om de voetsteunen te bereiken, kan
niet stevig op de motorfiets zitten en
kan instabiliteit veroorzaken, hetgeen
leidt tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De hanteerbaarheid en het
remvermogen van een motorfiets
worden beïnvloed door de
aanwezigheid van een passagier. De
bestuurder dient rekening te houden
met deze veranderingen wanneer hij
een passagier vervoert. Het vervoeren
van een passagier wordt afgeraden
indien de bestuurder geen les heeft
gehad in het vervoeren van een
passagier en de veranderingen in
rijkarakteristieken die dit met zich
meebrengt niet kent.
Indien geen rekening wordt gehouden
met de aanwezigheid van een
passagier, kan verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval het
gevolg zijn.

Accessoires, lading en passagiers
87
Waarschuwing
Uw passagier moet worden verteld dat
hij of zij verlies van controle over de
motorfiets kan veroorzaken door
plotselinge bewegingen te maken of
een verkeerde zitpositie in te nemen.
De bestuurder moet de passagier als
volgt instrueren:
- Het is belangrijk dat de passagier
onder het rijden stilzit en de werking
van de motorfiets niet belemmert.
- Vertel de passagier zijn of haar
voeten op de passagiersvoetsteunen
te houden en zich stevig aan de
handgrepen of het middel of de
heupen van de bestuurder vast te
houden.
- Vertel de passagier hoe hij of zij
tegelijk met de bestuurder in de
bochten moet overhellen, en niet mag
overhellen tenzij de bestuurder dit ook
doet.
Waarschuwing
Vervoer geen dieren op uw motorfiets.
Een dier kan plotselinge en
onverwachte bewegingen maken die
kunnen leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.

Accessoires, lading en passagiers
88
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

Onderhoud
89
Onderhoud
Inhoudsopgave
Periodiek onderhoud ................................................................................................................................... 91
Onderhoudsschema............................................................................................................................ 94
Motorolie............................................................................................................................................................ 97
Oliepeil inspecteren.............................................................................................................................. 97
Olie verversen en oliefilter vervangen....................................................................................... 98
Afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters afvoeren.................................................. 100
Motoroliespecificatie en -kwaliteit.............................................................................................. 100
Koelsysteem.................................................................................................................................................... 101
Koelvloeistofpeil inspecteren.......................................................................................................... 101
Koelvloeistofpeil corrigeren............................................................................................................ 102
Koelvloeistof verversen.................................................................................................................... 103
Gasklepbediening ........................................................................................................................................ 104
Gashendel inspecteren..................................................................................................................... 104
Koppeling......................................................................................................................................................... 105
Koppeling inspecteren...................................................................................................................... 105
Koppeling afstellen............................................................................................................................. 105
Aandrijfketting ............................................................................................................................................. 106
Kettingsmering..................................................................................................................................... 106
Kettingspeling inspecteren............................................................................................................ 107
Kettingspeling afstellen ................................................................................................................... 107
Inspectie van slijtage aan de ketting en het kettingwiel................................................ 108
Remmen............................................................................................................................................................ 110
Inremmen van nieuwe remblokken en remschijven ........................................................... 110
Compensatie remblokslijtage........................................................................................................... 111
Schijfremvloeistof.................................................................................................................................. 111
Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren........................................................ 112
Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren................................................... 113
Remlichtschakelaars........................................................................................................................... 114
Spiegels ............................................................................................................................................................. 114
Stuurinrichting/wiellagers....................................................................................................................... 116
Stuurinrichting inspecteren ........................................................................................................... 116
Wiellagers inspecteren...................................................................................................................... 117
Voorwielophanging - Voorvork inspecteren ................................................................................... 118
Voorspanning achtervering afstellen ................................................................................................ 119

Onderhoud
90
Hellingshoekindicators ............................................................................................................................. 120
Banden ............................................................................................................................................................. 120
Bandspanning........................................................................................................................................ 121
Bandenslijtage....................................................................................................................................... 121
Aanbevolen minimale profieldiepte ............................................................................................ 122
Banden vervangen............................................................................................................................. 122
Accu................................................................................................................................................................... 126
Accu verwijderen ................................................................................................................................ 126
Accu afvoeren....................................................................................................................................... 127
Accuonderhoud.................................................................................................................................... 128
Accuontlading....................................................................................................................................... 128
Accuontlading tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets .......... 128
Accu opladen......................................................................................................................................... 129
Accu plaatsen....................................................................................................................................... 129
Zekeringdoos.................................................................................................................................................. 131
Koplampen...................................................................................................................................................... 132
Koplamp afstellen................................................................................................................................ 133
Gloeilamp van koplamp/positielicht vervangen.................................................................... 133
Achterlicht ...................................................................................................................................................... 135
Knipperlichten - Gloeilamp vervangen ............................................................................................. 135

Onderhoud
93
Triumph Motorcycles accepteert geen
verantwoordelijkheid voor schade of
letsel ten gevolge van onjuist
onderhoud of door de eigenaar
uitgevoerde onjuiste afstellingen.

Onderhoud
94
Onderhoudsschema
Onderhoudstaak
Kilometerstand of periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
onderhoud
Jaarlijks
onderhoud Afstandsafhankelijk onderhoud
Elke 800 1 maand Jaar16.000 en
48.000 32.000 64.000
Smering
Motor - controleren op lekkage Dag • • • • •
Motorolie – verversen - • • • • •
Oliefilter – vervangen - • • • • •
Brandstofsysteem en motormanagement
Autoscan - voer een volledige autoscan uit met
de diagnostische tool van Triumph (druk een
kopie af voor de klant)
- • • • • •
Brandstofsysteem – controleren op lekkage - • • •
Brandstofsysteem - brandstofleidingen
controleren op schuurplekken, barsten of
schade. Zo nodig vervangen.
• • •
Luchtfilter – vervangen - • • •
Brandstoffilter - vervangen - • •
Plaat gasklephuis (vlinderklep) - controleren/
schoonmaken - • • •
Gasklephuizen – balanceren - • • •
Brandstofslangen - vervangen Elke 4 jaar, ongeacht de kilometerstand
Dampslangen - vernieuwen (indien gemonteerd) Elke 4 jaar, ongeacht de kilometerstand
Ontstekingssysteem
Bougies – controleren - •
Bougies – vervangen - • •
Koelsysteem
Koelsysteem – controleren op lekkage - • • • • •
Koelsysteem - koelleidingen controleren op
schuurplekken/barsten/schade. Zo nodig
vervangen.
- • • •
Koelvloeistofpeil – controleren/corrigeren Dag • • • • •
Koelvloeistof – verversen Elke 3 jaar, ongeacht de kilometerstand
Motor
Koppelingskabel - werking controleren en zo
nodig afstellen Dag • • • • •
Klepspeling - controleren/afstellen - • •
Kleptiming - • •
Wielen en banden
Wielen – inspecteren op beschadiging Dag • • • • •
Wiellagers – controleren op slijtage/soepele
werking - • • • • •
Wielen - controleer de wielen op beschadigde of
gebroken spaken en controleer de
spaakspanning.
Dag • • • • •
Bandenslijtage/bandenbeschadiging –
controleren Dag • • • • •

Onderhoud
95
Onderhoudstaak
Kilometerstand of periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
onderhoud
Jaarlijks
onderhoud Afstandsafhankelijk onderhoud
Elke 800 1 maand Jaar16.000 en
48.000 32.000 64.000
Bandenspanning – controleren/corrigeren Dag • • • • •
Stuurinrichting en vering
Stuurinrichting – controleren op onbelemmerd
bewegen Dag • • • • •
Voor- en achtervering - controleren op
beschadiging/lekkage/soepele werking Dag • • • • •
Vorkolie – verversen - •
Balhoofdlagers – controleren/afstellen - • • • • •
Balhoofdlagers – smeren - • •
Achterveringsmechanisme – controleren/
smeren - • •
Remmen
ECM's van ABS en startonderbreker -
controleren op opgeslagen DTC's - • • • • •
Remblokken - slijtageniveau controleren Dag • • • • •
Hoofdremcilinders - controleren op
vloeistoflekkage - • • • • •
Remklauwen - controleren op vloeistoflekkage
en ingevreten zuigers - • • • • •
Remvloeistofpeil – controleren Dag • • • • •
Remvloeistof – verversen Elke 2 jaar, ongeacht de kilometerstand
Aandrijfketting
Speling aandrijfketting - controleren/afstellen Dag • • • • •
Aandrijfketting - controleren op slijtage Elke 800 km
Aandrijfketting – invetten Elke 300 km
Slijtstrip aandrijfketting - controleren op
slijtage, barsten of schade Dag • • • • •
Elektrisch
Alle verlichting, instrumenten en elektrische
systemen – controleren/afstellen Dag • • • • •
Algemeen
Instrumenten, chassis-ECM (indien gemonteerd)
en motor-ECM - controleren of de nieuwste
instellingen gedownload zijn met behulp van de
Triumph diagnostische tool
- • • • • •
Hellingshoekindicators – controleren op slijtage Dag • • • • •
Bevestigingsmiddelen – visueel inspecteren op
stevig vastzitten Dag • • • • •
Middenbok of zijstandaard - werking
controleren/inspecteren op slijtage • • • • • •
Kraagbussen middenbok (indien gemonteerd) -
reinigen/invetten • • • • •
Scharnierpen zijstandaard - reinigen/smeren - • • •
Voer alle openstaande servicebulletin- en
garantiewerkzaamheden uit • • • • • •
Maak een proefrit • • • • • •

Onderhoud
96
Onderhoudstaak
Kilometerstand of periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
onderhoud
Jaarlijks
onderhoud Afstandsafhankelijk onderhoud
Elke 800 1 maand Jaar16.000 en
48.000 32.000 64.000
Vul het onderhoudsboekje in en reset het
onderhoudscontrolelampje (indien gemonteerd) • • • • • •
* Ontdampsysteem is alleen op modellen voor bepaalde markten gemonteerd.

Onderhoud
97
Motorolie
Waarschuwing
Gebruik van de motorfiets met
onvoldoende, verslechterde of
vervuilde motorolie heeft versnelde
motorslijtage tot gevolg en kan leiden
tot het vastlopen van de motor of de
transmissie. Vastlopen van de motor
of de transmissie kan leiden tot
plotseling verlies van controle en een
ongeval.
Zorg ervoor dat de motorolie op het
juiste peil is, ververs de olie en vervang
het oliefilter overeenkomstig de eisen
betreffende het periodieke onderhoud,
zodat de motor, de transmissie en de
koppeling goed blijven functioneren.
Oliepeil inspecteren
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik uw motorfiets uitsluitend in de
open lucht of in een ruimte met
afdoende ventilatie.
Waarschuwing
Als de motor pas nog heeft gedraaid,
is het uitlaatsysteem heet.
Laat het uitlaatsysteem geruime tijd
afkoelen alvorens werkzaamheden aan
of bij het uitlaatsysteem uit te voeren,
omdat aanraking van een verhit
uitlaatsysteem of een onderdeel
daarvan brandwonden kan
veroorzaken.
Voorzichtig
Indien de motor met onvoldoende olie
draait, ontstaat motorschade.
Schakel de motor onmiddellijk uit en
onderzoek de situatie wanneer het
controlelampje voor lage oliedruk blijft
branden.
1. Olievulplug
2. Kijkglas
3. Maximale limiet
4. Minimale limiet
Oliepeil controleren:
• Start de motor en laat deze circa vijf
minuten stationair draaien. Stop de
motor en wacht ten minste drie
minuten zodat de olie kan zakken.
• Let op het oliepeil in het kijkglas.

Onderhoud
98
• Het oliepeil is correct als het in het
midden van het kijkglas ligt, tussen
de bovenste (maximum) en de
onderste (minimum) markering op
het peilglas.
Let op
Een nauwkeurige indicatie van het
oliepeil wordt alleen gegeven wanneer
de motor zijn normale
bedrijfstemperatuur heeft bereikt en de
motorfiets rechtop staat (niet op de
zijstandaard).
• Indien het nodig is om het oliepeil te
corrigeren, de olievulplug
verwijderen en beetje bij beetje olie
toevoegen, totdat het in het kijkglas
weergegeven peil correct is.
Voorzichtig
Let op dat er tijdens het bijvullen of
verversen van olie geen vuil en stoffen
van buitenaf in de motor
terechtkomen.
Vuil in de motor kan leiden tot
motorschade.
• Zodra het juiste peil is bereikt de
olievulplug aanbrengen en
vastdraaien.
Olie verversen en oliefilter
vervangen
Waarschuwing
Langdurig of herhaaldelijk contact met
motorolie kan leiden tot uitdroging,
irritatie en ontsteking van de huid.
Bovendien bevat afgewerkte motorolie
schadelijke stoffen, die huidkanker
kunnen veroorzaken.
Draag altijd geschikte beschermende
kleding en vermijd contact van de huid
met afgewerkte olie.
Waarschuwing
De olie kan heet zijn.
Vermijd contact met de hete olie door
geschikte beschermende kleding zoals
handschoenen en oogbescherming te
dragen.
Contact met hete olie kan brandblaren
of brandwonden veroorzaken.
Waarschuwing
Als de motor pas nog heeft gedraaid,
is het uitlaatsysteem heet.
Laat het uitlaatsysteem geruime tijd
afkoelen alvorens werkzaamheden aan
of bij het uitlaatsysteem uit te voeren,
omdat aanraking van een verhit
uitlaatsysteem of een onderdeel
daarvan brandwonden kan
veroorzaken.
De motorolie en het filter dienen te
worden ververst/vervangen
overeenkomstig de eisen van het
periodieke onderhoud.

Onderhoud
99
Motorolie verversen en oliefilter
vervangen:
• Laat de motor goed warmdraaien en
schakel hem vervolgens uit. Zet de
motorfiets op de zijstandaard.
• Laat de olie vijf minuten zakken voor
u de olie aftapt.
• Plaats een opvangbak onder de
motor.
• Verwijder de aftapplug van het
motorcarter uit de onderzijde van
het carter en laat de olie aflopen.
1. Carterplug
2. Oliefilter
• Verwijder de aftapplug van het
motorcarter uit de onderzijde van
het carter en laat de olie aflopen.
• Zet de motorfiets stevig rechtop op
een vlakke ondergrond.
• Plaats een olielekbak onder het
oliefilter.
• Draai het oliefilter los en verwijder
het met behulp van het Triumph-
onderhoudsgereedschap T3880313.
Voer het gebruikte oliefilter op een
milieuvriendelijke manier af.
• Vul het vervangende oliefilter vooraf
met nieuwe motorolie.
• Smeer een dun laagje schone
motorolie op de afdichtring van het
nieuwe oliefilter. Plaats het oliefilter
en zet het vast met .10 Nm
• Nadat de olie volledig is afgetapt,
een nieuwe afdichtring op de
carterplug aanbrengen. Plaats de
plug en draai hem vast met .25 Nm
• Verwijder de olievulplug.
• Vul de motor met 10W/40 of 10W/50
semisynthetische of geheel
synthetische motorfietsolie die
voldoet aan de specificaties van
API SH (of hoger) en JASO MA, zoals
Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40
(geheel synthetische) motorolie, in
sommige landen verkocht als
Castrol Power RS Racing 4T 10W-40
(geheel synthetisch).
• Gebruik nooit meer olie dan
aangegeven in het gedeelte
Specificaties.
• Start de motor en laat hem ten
minste 30 seconden stationair
draaien.
Voorzichtig
Indien het motortoerental wordt
verhoogd tot boven het stationair
toerental voordat de olie alle delen van
de motor heeft bereikt, kan schade
aan de motor of vastlopen van de
motor het gevolg zijn.
Voer het motortoerental pas op nadat
de motor 30 seconden heeft gedraaid,
zodat de olie volledig kan circuleren.
• Controleer of het
waarschuwingslampje voor lage
oliedruk kort na het starten uitgaat.

Onderhoud
100
Voorzichtig
Indien de oliedruk te laag is, gaat het
waarschuwingslampje lage oliedruk
branden. Wanneer dit lampje blijft
branden terwijl de motor draait, de
motor onmiddellijk uitschakelen en de
oorzaak vaststellen.
Indien de motor met een te lage
oliedruk draait, ontstaat motorschade.
• Schakel het contact uit, controleer
het oliepeil volgens de hiervoor
beschreven procedure en vul olie bij
totdat het peil tussen de
minimummarkering en de
maximummarkering in het kijkglas
ligt.
Afgewerkte motorolie en gebruikte
oliefilters afvoeren
Bescherm het milieu en giet olie nooit op
de grond, in het riool of de afvoer, o
f in waterlopen. Gooi gebruikte oliefilters
niet weg met het normale huisvui
l. In geval van twijfel kunt u contact
opnemen met de plaatselijke autoriteiten.
Motoroliespecificatie en -kwaliteit
De highperformancemotoren met
brandstofinspuiting van Triumph zijn
ontwikkeld voor het gebruik van 10W/40
of 10W/50 semisynthetische of geheel
synthetische motorfietsolie die voldoet
aan specificatie API SH (of hoger) en
JASO MA, zoals Castrol Power 1
Racing 4T 10W-40 (geheel synthetische)
motorolie, in sommige landen verkocht
als Castrol Power RS Racing 4T 10W-40
(geheel synthetisch).
Zie onderstaande tabel voor de juiste
viscositeit (10W/40 of 10W/50) van de
olie voor het gebied waarin u rijdt.
Omgevingstemperatuur (°C)
Omgevingstemperatuur (°F)
SAE 10W/50
SAE 10W/40
Temperatuurbereik olieviscositeit
Voeg geen chemische additieven toe
aan de motorolie. De motorolie smeert
ook de koppeling en een additief kan
slippen van de koppeling veroorzaken.
Gebruik geen minerale, plantaardige of
niet-zuiverende olie, geen op castoreum
gebaseerde olie en geen olie die niet
voldoet aan de vereiste specificatie. Het
gebruik van deze oliën kan onmiddellijke
en ernstige schade aan de motor
veroorzaken.
Zorg ervoor dat er geen vuil en stoffen
van buitenaf in het carter terechtkomen
wanneer u de motorolie ververst of
bijvult.

Onderhoud
101
Koelsysteem
Controleer, om er zeker van te zijn dat
de motor doeltreffend wordt gekoeld,
dagelijks voordat u gaat rijden het
koelvloeistofpeil en vul koelvloeistof bij
indien het peil te laag is.
Let op
Wanneer de motorfiets de fabriek
verlaat, bevat het koelsysteem een voor
alle seizoenen geschikte Hybrid Organic
Acid Technology-koelvloeistof (ook
bekend onder de naam Hybrid OAT of
HOAT). De koelvloeistof is groen, bevat
een 50%-oplossing van een
antivriesmiddel op basis van
ethyleenglycol en heeft een vriespunt
van -35°C.
Roestwerende middelen
Waarschuwing
HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof bevat
roestwerende middelen en antivries,
dat geschikt is voor aluminium
motoren en radiateurs. Gebruik de
koelvloeistof altijd overeenkomstig de
instructies van de fabrikant.
Koelvloeistof met antivries en
roestwerende middelen bevat giftige
chemicaliën die schadelijk zijn voor het
menselijk lichaam. Nooit antivries of
koelvloeistof van de motorfiets
inslikken.
Let op
HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof die door
Triumph wordt geleverd, is vooraf
gemengd en hoeft voor het vullen of
bijvullen van het koelsysteem niet te
worden verdund.
Het gebruik van roestwerende
chemicaliën in de koelvloeistof is van
essentieel belang om het koelsysteem te
beschermen tegen roestvorming.
Indien de gebruikte koelvloeistof geen
roestwerende middelen bevat, hopen
roest en aanslag zich op in de
koelmantel en de radiateur van het
koelsysteem. Hierdoor raken de
koelvloeistofkanalen verstopt en
verslechtert de werking van het
koelsysteem aanzienlijk.
Koelvloeistofpeil inspecteren
Let op
Het koelvloeistofpeil moet worden
gecontroleerd wanneer de motor koud is
(op kamer- of omgevingstemperatuur).
1. Maximummarkering
2. Minimummarkering
Koelvloeistofpeil controleren:
• Zet de motorfiets rechtop op een
vlakke ondergrond.

Onderhoud
102
• Het expansiereservoir bevindt zich
aan de rechterzijde van de
motorfiets, aan de achterkant van
de motor.
• Controleer het koelvloeistofpeil in
het expansiereservoir.
• Het koelvloeistofpeil moet zich
tussen de maximummarkering
(boven) en minimummarkering
(onder) bevinden. Indien het
koelvloeistofpeil lager is dan het
minimumpeil, moet koelvloeistof
worden bijgevuld.
Koelvloeistofpeil corrigeren
Waarschuwing
Het expansiereservoir of de drukdop
van de radiateur niet verwijderen
wanneer de motor heet is.
Wanneer de motor heet is, is ook de
koelvloeistof in het radiateur heet en
staat deze onder druk.
Contact met hete, onder druk staande
koelvloeistof veroorzaakt brandblaren
en brandwonden.
Voorzichtig
Wanneer hard water wordt gebruikt in
het koelsysteem, veroorzaakt dat
kalkaanslag in de motor en radiateur,
waardoor het rendement van het
koelsysteem aanzienlijk wordt
verminderd.
Een lager rendement van het
koelsysteem kan ertoe leiden dat de
motor oververhit raakt en ernstig
beschadigd raakt.
Let op
Indien het koelvloeistofpeil wordt
gecontroleerd omdat de koelvloeistof
oververhit is geraakt, dient ook het peil
in de radiateur te worden gecontroleerd
en zo nodig te worden gecorrigeerd.
In noodgevallen mag ook gedestilleerd
water aan het koelsysteem worden
toegevoegd. De koelvloeistof moet dan
echter zo snel mogelijk worden afgetapt
en het koelsysteem moet opnieuw
worden gevuld met HD4X Hybrid OAT-
koelvloeistof.
1. Koelvloeistofexpansietank
2. Minimummarkering
3. Maximummarkering
4. Dop koelvloeistofexpansietank
Koelvloeistofpeil corrigeren:
• Zet de motorfiets rechtop op een
vlakke ondergrond.
• Laat de motor afkoelen.
• Koppel de accu los, zie pagina 126.
• Verwijder het kettingwieldeksel aan
de rechterzijde van de motorfiets.

Onderhoud
103
• Verwijder de dop van het
expansiereservoir en vul
koelvloeistofmengsel bij door de
vulopening, totdat het peil de
maximummarkering (bovenkant)
heeft bereikt.
• Plaats de dop terug.
• Plaats het kettingwieldeksel terug
en draai de bevestigingen vast met
9 Nm.
• Sluit de accu weer aan, zie
pagina 129.
Koelvloeistof verversen
Laat de koelvloeistof bij voorkeur door
een erkende Triumph-dealer verversen
volgens het schema voor periodiek
onderhoud.
Radiateur en slangen
Waarschuwing
De ventilator werkt automatisch
wanneer de motor draait. Houd
handen en kleding uit de buurt van de
ventilator, contact met een draaiende
ventilator kan letsel veroorzaken.
Voorzichtig
Gebruik van hogedrukspuiten, zoals
worden gebruikt in autowasstraten of
voor huishoudelijk gebruik, kunnen de
koelribben van de radiateur
beschadigen, lekkage veroorzaken en
de efficiëntie van de radiateur
verminderen.
De luchtstroom door de radiateur niet
belemmeren of afbuigen door het
aanbrengen van niet-goedgekeurde
accessoires, zowel vóór de radiateur
als achter de koelventilator.
Belemmering van de luchtstroom door
de radiateur kan oververhitting
veroorzaken, hetgeen tot motorschade
kan leiden.
Controleer de radiateurslangen op
scheuren of beschadigingen en kijk of
de slangklemmen goed vastzitten
overeenkomstig de eisen van het
periodieke onderhoud. Laat defecte
onderdelen vervangen door uw erkende
Triumph-dealer.
Controleer de grille en de koelribben van
de radiateur op verontreiniging door
insecten, bladeren of modder. Verwijder
eventuele verontreinigingen door deze
met water onder lage druk weg te
spoelen.

Onderhoud
104
Gasklepbediening
Waarschuwing
Let altijd op veranderingen in hoe de
gashendel 'aanvoelt' en laat het
gasklepsysteem door een erkende
Triumph-dealer controleren zodra u
veranderingen merkt. Veranderingen
kunnen worden veroorzaakt door
slijtage in het mechanisme, wat kan
leiden tot het blijven hangen van het
gasklepbedieningssysteem.
Een vastzittend
gasklepbedieningssysteem kan tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval leiden.
Gashendel inspecteren
Waarschuwing
Gebruik van de motorfiets met een
vastzittend of beschadigd
gasklepbedieningssysteem belemmert
de werking van de gasklep, wat tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval kan leiden.
Rij niet door met een vastzittend of
beschadigd gasklepbedieningssysteem,
maar laat het altijd controleren door
een erkende Triumph-dealer.
Controleer of de gasklep soepel en
zonder al te grote krachtsinspanning
opengaat en of deze dichtgaat zonder
te blijven hangen. Laat indien een
probleem wordt opgemerkt en in geval
van twijfel het gasklepsysteem
controleren door een erkende Triumph-
dealer.
Controleer of de gashendel een speling
van 1 - 2 mm heeft wanneer de hendel
licht heen en weer wordt gedraaid.
Indien de speling te groot of te klein is,
adviseert Triumph er een erkende
Triumph-dealer naar te laten kijken.

Onderhoud
105
Koppeling
1. Koppelingshendel
2. 2 - 3 mm
De motorfiets is uitgerust met een via
een kabel bediende koppeling.
Als de koppelingshendel te veel speling
heeft, ontkoppelt de koppeling mogelijk
niet volledig. Daardoor ontstaan
problemen bij het schakelen en het
selecteren van de vrijloopstand.
Daardoor kan de motor afslaan en kan
de motorfiets moeilijk te besturen zijn.
Als de koppelingshendel daarentegen
onvoldoende speling heeft, koppelt de
koppeling mogelijk niet volledig, hetgeen
slippen van de koppeling veroorzaakt en
dientengevolge prestatievermindering
en vroegtijdige slijtage van de koppeling.
De speling van de koppelingshendel
moet worden gecontroleerd in
overeenstemming met de eisen voor
periodiek onderhoud.
Koppeling inspecteren
Controleer of de koppelingshendel 2 -
3 mm speling heeft.
Als de speling onjuist is, moet deze
afgesteld worden.
Koppeling afstellen
Draai de stelbus tot de juiste mate van
speling in de koppelingshendel is bereikt.
Controleer of de koppelingshendel 2 -
3 mm speling heeft.
Als de speling onjuist is, moet deze
afgesteld worden.
Als de juiste afstelling niet met de
stelbus aan de hendel kan worden
bereikt, dient de stelmoer aan de
onderkant van de kabel te worden
gebruikt.
Draai de borgmoer van het
stelmechanisme los.
Draai de stelbus voor de buitenkabel tot
de speling aan de koppelingshendel 2 -
3 mm bedraagt.
Draai de borgmoer vast met .3,4 Nm

Onderhoud
107
Kettingspeling inspecteren
Waarschuwing
Controleer voordat u met de
werkzaamheden begint of de motor
stabiel staat en goed wordt
ondersteund.
Daarmee voorkomt u letsel en/of
schade aan de motorfiets.
1. Positie van maximale uitslag
Kettingspeling controleren:
• Plaats de motorfiets op een vlakke
ondergrond en hou hem rechtop,
zonder gewicht op de motorfiets.
• Draai het achterwiel door de
motorfiets te duwen, om de plaats
te vinden waar de ketting het
strakst staat, en meet de verticale
beweging van de ketting in het
midden tussen de kettingwielen.
Kettingspeling afstellen
De verticale uitslag van de
aandrijfketting moet 26 - 33 mm
bedragen.
1. Moer achteras
2. Stelbout
3. Borgmoer stelbout
4. Stelmarkeringen
5. Kettingspanner
Als de kettingspeling niet goed is, moet
deze als volgt worden afgesteld:
• Draai de asmoer los.
• Draai de borgmoeren los van zowel
de linker als de rechter
kettingstelbout.
• Stel beide kettingspanners in gelijke
mate af en gebruik daarbij de
markeringen op de spanners als
richtlijn.
• Draai de stelbouten met de klok mee
om de kettingspeling te vergroten
en tegen de klok in om de
kettingspeling te verkleinen.
• Als de juiste kettingspeling is
bereikt, drukt u het wiel stevig
tegen de stelbouten aan.
• Controleer aan beide zijden van de
swingarm of de kettingspanner
tegenover dezelfde stelmarkering
ligt.

Onderhoud
109
Voorzichtig
Indien blijkt dat de kettingwielen
versleten zijn, moeten de kettingwielen
en ketting altijd samen worden
vervangen.
Wanneer versleten kettingwielen
worden vervangen zonder dat ook de
ketting wordt vervangen, leidt dat tot
voortijdige slijtage van de nieuwe
kettingwielen.
1. Meet 20 schakels
2. Gewicht
Slijtage van ketting en kettingwiel
inspecteren:
• Trek de ketting strak door er een
gewicht van 10 - 20 kg aan te
hangen.
• Meet de lengte van 20 schakels op
het rechte deel van de ketting, van
het midden van de 1e pen tot het
midden van de 21e pen. Meet op
verschillende plaatsen, omdat de
ketting ongelijkmatig kan slijten.
• Als de lengte groter is dan de
maximale onderhoudslimiet van
320 mm, moet de ketting worden
vervangen.
• Draai het achterwiel en inspecteer
de aandrijfketting op beschadigde
rollen en losse pennen en schakels.
• Inspecteer ook de kettingwielen op
ongelijkmatig of overmatig versleten
of beschadigde tanden.
Versleten tand
(aandrijfkettingwiel)
Versleten tand
(achterste kettingwiel)
(Slijtage van kettingwiel overdreven
ter illustratie)
Let op
De afbeelding toont slijtage aan
kettingwielen die aan de linkerkant van
de motorfiets gemonteerd zijn.
Bij kettingwielen die aan de rechterkant
van de motorfiets gemonteerd zijn, zit
de slijtage aan de tegenovergelegen
zijde van de tand.
• Laat bij onregelmatigheden de
aandrijfketting en/of kettingwielen
door een erkende Triumph-dealer
vervangen.

Onderhoud
110
Remmen
Inspectie van remslijtage
1. Remblokken
2. Minimale dikte van de voering
De remblokken dienen te worden
gecontroleerd overeenkomstig de eisen
van het periodiek onderhoud en te
worden vervangen indien ze zijn
afgesleten tot de minimale dikte of
minder.
Als een van de remblokken (voorrem of
achterrem) tot een dikte van minder dan
1,5 mm, ofwel tot onderaan de groeven is
afgesleten, moeten alle remblokken op
dat wiel worden vervangen.
Inremmen van nieuwe remblokken
en remschijven
Waarschuwing
Remblokken dienen altijd als wielset te
worden vervangen. Aan de voorzijde,
waar twee remklauwen op hetzelfde
wiel zijn bevestigd, moeten alle
remblokken in beide remklauwen
worden vervangen.
Het vervangen van afzonderlijke
remblokken verlaagt de remkracht en
kan een ongeval veroorzaken.
Na het vervangen van de remblokken
dient u uiterst voorzichtig te rijden tot
de nieuwe remblokken zijn 'ingereden'.
Nieuwe remschijven en/of remblokken
moeten gedurende enige tijd voorzichtig
worden ingeremd om de prestaties en
levensduur van de remschijven en
remblokken te optimaliseren. De
aanbevolen afstand voor het inremmen
van nieuwe remblokken en remschijven
is 300 km.
Rij en rem in deze periode voorzichtig en
houd rekening met een langere remweg.

Onderhoud
111
Compensatie remblokslijtage
Waarschuwing
Indien de remhendel of het rempedaal
zacht aanvoelt wanneer dit wordt
gebruikt, of indien de hendel of het
pedaal een bijzonder grote vrije slag
hebben, kan er lucht in de
remleidingen aanwezig zijn of kunnen
de remmen defect zijn.
Het is gevaarlijk om de motorfiets
onder deze omstandigheden te
gebruiken, een erkende Triumph-
dealer dient het defect te verhelpen
voordat u gaat rijden.
Het rijden met defecte remmen kan
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval leiden.
De slijtage van remschijven en
remblokken wordt automatisch
gecompenseerd en is niet van invloed op
de werking van de remhendel of het
rempedaal. De voor- en achterremmen
bevatten geen onderdelen die afstelling
behoeven.
Schijfremvloeistof
Waarschuwing
Remvloeistof is vochtaantrekkend, dat
betekent dat vocht uit de lucht door
remvloeistof wordt geabsorbeerd.
Het geabsorbeerde vocht verlaagt het
kookpunt van de remvloeistof
aanzienlijk, waardoor de remmen aan
remkracht verliezen.
Ververs de remvloeistof daarom altijd
overeenkomstig de eisen van het
periodiek onderhoud.
Gebruik altijd nieuwe remvloeistof uit
een verzegelde container, gebruik
nooit vloeistof uit een onverzegelde
container of uit een container die al
was geopend.
Meng geen remvloeistof van
verschillende merken of kwaliteiten.
Controleer de aansluitingen,
afsluitingen en verbindingsstukken
van het remsysteem op
vloeistoflekkage en controleer ook de
remleidingen op barsten, slijtage en
beschadigingen.
Verhelp altijd alle defecten voordat u
gaat rijden.
Indien een van deze instructies niet
wordt opgevolgd, kunnen gevaarlijke
rijomstandigheden ontstaan, die
kunnen leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.

Onderhoud
112
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt het
remsysteem verder als een
remsysteem zonder ABS. In deze
situatie kan te hard remmen een
blokkering van de wielen veroorzaken,
hetgeen kan leiden tot verlies van
controle en een ongeval.
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
controlelampje brandt. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Inspecteer het peil van de remvloeistof
in beide reservoirs en ververs de
remvloeistof overeenkomstig de eisen
van het periodiek onderhoud. Gebruik
uitsluitend DOT 4-vloeistof zoals
aanbevolen in het hoofdstuk
Specificaties. De remvloeistof dient ook
te worden ververst indien deze
verontreinigd is, of als het vermoeden
bestaat dat deze verontreinigd is, door
vocht of een andere vervuilende stof.
Let op
Om het ABS-systeem te ontluchten is
speciaal gereedschap nodig. Neem
contact op met een erkende Triumph-
dealer wanneer de remvloeistof ververst
moet worden of wanneer er onderhoud
aan het hydraulische systeem nodig is.
Remvloeistofpeil voorrem
inspecteren en corrigeren
Inspecteer en corrigeer het
remvloeistofpeil zoals hieronder
aangegeven.
1. Bovenste peilmarkering
2. Onderste peilmarkering
Ga als volgt te werk om het
remvloeistofpeil te controleren:
• Het remvloeistofpeil is te zien in het
glas aan de voorzijde van het
reservoir.
• Het remvloeistofpeil dient zich
tussen de bovenste en onderste
markering te bevinden (reservoir in
horizontale stand).
Remvloeistofpeil corrigeren:
• Draai de bevestigingsschroeven van
de dop los en verwijder de dop met
membraandichting.
• Vul het reservoir tot de bovenste
peilmarkering met nieuwe DOT 4-
remvloeistof uit een verzegelde fles.
• Plaats de dop terug op het reservoir
en let daarbij op dat de
membraandichting correct tussen
de dop en het reservoir is geplaatst.
• Draai de kapbevestigingsschroeven
vast met .1 Nm

Onderhoud
113
Remvloeistofpeil achterrem
inspecteren en corrigeren
Waarschuwing
Indien er een aanzienlijke daling van
het vloeistofpeil in een van beide
reservoirs heeft plaatsgevonden, dient
u uw erkende Triumph-dealer te
raadplegen voordat u gaat rijden.
Het gebruik van de motorfiets met een
te laag remvloeistofpeil of
remvloeistoflekkage is gevaarlijk en
vermindert de remkracht aanzienlijk,
hetgeen kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
1. Remvloeistofreservoir achterrem
2. Onderste peilmarkering
3. Bovenste peilmarkering
4. Schroeven in deksel
Het remvloeistofreservoir van de
achterrem bevindt zich achter het
kettingwieldeksel, aan de rechterzijde
van de motorfiets.
Inspectie
Ga als volgt te werk om het
remvloeistofpeil van de achterrem te
controleren:
• Verwijder de dop van het
kettingwieldeksel met het speciaal
gereedschap dat aan de
zekeringdoos bevestigd is.
• Steek het korte einde van het
gereedschap in de groeven in het
midden van de dop en draai het
gereedschap linksom om de dop los
te draaien en te verwijderen.
• Het remvloeistofreservoir van de
achterrem is nu te zien.
• Het remvloeistofpeil in het reservoir
van de achterrem dient zich tussen
de bovenste en de onderste
peilmarkering te bevinden.
• Plaats de dop weer terug als het
remvloeistofpeil van de achterrem
aanvaardbaar is.
Afstelling
Ga als volgt te werk om het
remvloeistofpeil van de achterrem te
corrigeren:
• Koppel de accu los, zie pagina 126.
• Verwijder het kettingwieldeksel om
bij het remvloeistofreservoir van de
achterrem te kunnen komen.
• Draai de schroeven in de dop los en
verwijder de dop. Let hierbij op de
plaats van de membraandichting.
• Vul het reservoir tot de bovenste
peilmarkering met nieuwe DOT 4-
vloeistof uit een verzegelde fles.
• Plaats de dop terug op het reservoir
en let daarbij op dat de
membraandichting correct tussen
de dop en het reservoir is geplaatst.

Onderhoud
114
• Draai de kapbevestigingsschroeven
vast met .1,5 Nm
• Plaats het kettingwieldeksel terug
en draai de bevestigingen vast met
9 Nm.
• Sluit de accu weer aan, zie
pagina 129.
Remlichtschakelaars
Waarschuwing
Het rijden op een motorfiets met
defecte remlichten is verboden en
gevaarlijk.
Het gebruik van een motorfiets met
defecte remlichten kan een ongeval en
verwonding van de bestuurder en
medeweggebruikers veroorzaken.
Het remlicht wordt onafhankelijk door
ofwel de voorrem of de achterrem in
werking gesteld. Indien het contact in
de stand AAN (ON) staat en het remlicht
niet werkt wanneer de voorremhendel
wordt gebruikt of het rempedaal voor de
achterrem wordt ingetrapt, dient de
storing door een erkende Triumph-
dealer te worden opgespoord en
verholpen.
Spiegels
Waarschuwing
Het is gevaarlijk om op de motorfiets
te rijden als de spiegels niet goed zijn
afgesteld.
Als de spiegels niet goed zijn afgesteld,
is er onder het rijden te weinig zicht
aan de achterkant van de motorfiets.
Het is gevaarlijk om op een motorfiets
te rijden met onvoldoende zicht naar
achteren.
Stel de spiegels voordat u gaat rijden
altijd zo af dat er voldoende zicht naar
achteren is.
Waarschuwing
Probeer nooit de spiegels te reinigen
of te verstellen tijdens het rijden op de
motorfiets. Wanneer de bestuurder
tijdens het rijden zijn handen van het
stuur af neemt, vermindert hij
daarmee zijn vermogen om de controle
over de motorfiets te behouden.
Pogingen om de spiegels te reinigen of
af te stellen tijdens het rijden op de
motorfiets, kunnen leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Reinig of verstel de spiegels alleen als
de motorfiets stilstaat.

Onderhoud
115
Modellen met stuureindespiegels
Waarschuwing
Onjuiste afstelling van spiegels op het
uiteinde van de stuurstang kan ertoe
leiden dat de spiegelarm contact
maakt met de brandstoftank, de rem-
of koppelingshendel of andere delen
van de motorfiets.
Dat hindert de werking van de rem- of
koppelingshendel of beperkt de
stuuruitslag, wat leidt tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Stel de spiegels naar behoren af om
ervoor te zorgen dat ze geen contact
met de motorfiets maken. Beweeg het
stuur na de afstelling naar links en
rechts tot in de uiterste stand en
verifieer dat de spiegels niet tegen de
brandstoftank, de rem- of
koppelingshendel of andere delen van
de motorfiets aankomen.
Voorzichtig
Onjuiste afstelling van spiegels op het
uiteinde van de stuurstang kan ertoe
leiden dat de spiegelarm contact
maakt met de brandstoftank, de rem-
of koppelingshendel of andere delen
van de motorfiets.
Dat leidt tot schade aan de
brandstoftank, de rem- of
koppelingshendel of andere delen van
de motorfiets.
Stel de spiegels naar behoren af om
ervoor te zorgen dat ze geen contact
met de motorfiets maken. Beweeg het
stuur na de afstelling naar links en
rechts tot in de uiterste stand en
verifieer dat de spiegels niet tegen de
brandstoftank, de rem- of
koppelingshendel of andere delen van
de motorfiets aankomen.
De stuureindespiegels worden door uw
erkende Triumph-dealer afgesteld en
hoeven gewoonlijk niet versteld te
worden. Mocht verstelling toch nodig
zijn, draai de spiegel dan niet verder dan
75° gemeten vanaf het verticale deel
van de spiegelarm.
1. Verticaal deel van spiegelarm

Onderhoud
116
Stuurinrichting/wiellagers
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de motorfiets stevig
op een geschikte steun staat, om
tijdens de inspectie het risico op letsel
door een omvallende motorfiets te
voorkomen.
Geen extreme kracht uitoefenen op de
wielen of de wielen krachtig heen en
weer slingeren, omdat dit de
motorfiets uit evenwicht kan brengen
en letsel kan veroorzaken doordat de
motorfiets van zijn steun valt.
Zorg ervoor dat het steunblok geen
schade aan de motorfiets kan
veroorzaken.
Stuurinrichting inspecteren
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met
onjuist afgestelde of defecte lagers
van de stuurinrichting (balhoofdlagers)
is gevaarlijk en kan tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval leiden.
Let op
Inspecteer de wiellagers altijd gelijktijdig
met de lagers van de stuurinrichting.
Balhoofdlagers (stuurinrichting) smeren
en controleren overeenkomstig de eisen
van het periodieke onderhoud.
Stuurinrichting op speling controleren
Ga als volgt te werk om de
stuurinrichting te controleren:
• Zet de motorfiets rechtop op een
vlakke ondergrond.
• Licht het voorwiel van de grond en
ondersteun de motorfiets.
• Staande aan de voorzijde van de
motorfiets, het onderste gedeelte
van de voorvork vasthouden en
proberen dit heen en weer te
bewegen.
• Indien er speling wordt
geconstateerd in de lagers van de
stuurinrichting (balhoofdlagers),
dient een erkende Triumph-dealer
deze te inspecteren en te corrigeren
voordat u gaat rijden.
• Verwijder de steun en zet de
motorfiets op de zijstandaard.

Onderhoud
117
Wiellagers inspecteren
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met
versleten of beschadigde voor- of
achterwiellagers is gevaarlijk en kan
verminderde hanteerbaarheid en
instabiliteit veroorzaken, wat tot een
ongeval kan leiden. In geval van twijfel
dient de motorfiets door een erkende
Triumph-dealer te worden
geïnspecteerd voordat u gaat rijden.
Indien de wiellagers in het voor- of
achterwiel speling in de wielnaaf
toestaan, lawaai maken of als het wiel
niet soepel ronddraait, dient een
erkende Triumph-dealer de wiellagers te
inspecteren.
De wiellagers dienen te worden
geïnspecteerd binnen de in het schema
voor periodiek onderhoud aangegeven
intervallen.
De wiellagers inspecteren
Wiellagers inspecteren:
• Zet de motorfiets rechtop op een
vlakke ondergrond.
• Licht het voorwiel van de grond en
ondersteun de motorfiets.
• Staande aan de zijkant van de
motorfiets de bovenzijde van het
voorwiel voorzichtig heen en weer
bewegen.
• Indien er speling wordt
geconstateerd, dient een erkende
Triumph-dealer deze te inspecteren
en te corrigeren voordat u gaat
rijden.
• Verander de positie van de
hefinrichting en herhaal de
procedure voor het achterwiel.
• Verwijder de steun en zet de
motorfiets op de zijstandaard.

Onderhoud
118
Voorwielophanging -
Voorvork inspecteren
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met
defecte of beschadigde vering is
gevaarlijk en kan tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval leiden.
Waarschuwing
Probeer nooit units van de vering te
demonteren, omdat alle units olie
onder druk bevatten. Onder druk
staande olie kan huid- en oogletsel
veroorzaken.
Inspecteer elke vorkpoot op tekenen van
beschadiging, krassen op het schuifstuk
en olielekkage.
Indien beschadiging of lekkage wordt
geconstateerd, dient een erkende
Triumph-dealer te worden geraadpleegd.
Controleer als volgt of de vork soepel
beweegt:
• Zet de motorfiets op een vlakke
ondergrond.
• De handgrepen vasthouden, de
voorremhendel aantrekken en de
vork een paar keer op en neer
pompen.
• Indien u stroefheid of overmatige
stugheid constateert, dient een
erkende Triumph-dealer te worden
geraadpleegd.

Onderhoud
119
Voorspanning achtervering
afstellen
Alleen Bonneville Speedmaster
De stelring voor de veervoorspanning
bevindt zich boven aan de
achterschokbreker en kan bereikt
worden door het bestuurderszadel te
verwijderen.
De instelling van de achtervering wordt
geteld vanaf stand 1. In stand 1 is de
stelring volledig linksom gedraaid. In
stand 1 is de veervoorspanning
minimaal. In totaal heeft de stelschroef
7 standen. In stand 7 is de
veervoorspanning maximaal.
1. Stelring voorspanning achtervering
A. linksom
B. rechtsom
Veervoorspanning van de achtervering
wijzigen:
• Verwijder het bestuurderszadel (zie
pagina 62).
• Steek de haaksleutel (haaksleutel en
handgreep zitten aan de onderkant
van het bestuurderszadel) in de
sleuven van de stelring.
• Draai de stelring tegen de klok in
(richting A in de tekening) naar de
linkerkant van de motorfiets om de
veervoorspanning te verhogen.
• Draai de stelring met de klok mee
(richting B in de tekening) naar de
rechterkant van de motorfiets om
de veervoorspanning te verlagen.
Instellingen achtervering
Beladingstoestand Voorspanning
achtervering1
Solo rijden 1
Solo rijden met accessoires/
belading (binnen de limieten) 3
Bestuurder en passagier 7
Bestuurder en passagier met
accessoires/belading (binnen
de limieten)
7
1 Stand 1 is minimaal (volledig rechtsom) en stand
7 is maximaal (volledig linksom).
Let op
Deze tabel is slechts bedoeld als richtlijn.
De instelling kan aan het gewicht van de
motorrijder en persoonlijke voorkeuren
worden aangepast.
De motorfiets wordt af fabriek geleverd
met de veervoorspanning afgesteld op
stand 1.

Onderhoud
120
Hellingshoekindicators
Waarschuwing
Wanneer de hellingshoekindicators tot
voorbij de maximale limiet zijn
afgesleten, kan de motorfiets tot een
onveilige hoek overhellen.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval
veroorzaken.
De hellingshoekindicators bevinden zich
op de voetsteunen van de bestuurder.
Controleer de hellingshoekindicators
regelmatig op slijtage.
Hellingshoekindicators moeten worden
vervangen wanneer ze de maximale
slijtagelimiet hebben overschreden,
d.w.z. wanneer er nog 5 mm in de lengte
over is.
1. Hellingshoekindicator
Banden
De motorfietsen zijn voorzien van
spaakwielen, waarop een band moet
worden gelegd die geschikt is voor
gebruik met een binnenband.
Waarschuwing
Binnenbanden mogen uitsluitend
worden gebruikt bij motorfietsen met
spaakwielen en banden met de
aanduiding 'TUBE TYPE' (met
binnenband).
Sommige merken goedgekeurde
banden met de markering
'TUBELESS' (zonder binnenband)
kunnen geschikt zijn voor gebruik met
een binnenband. Dit is aangegeven op
de flank van de band (zie afbeelding
hieronder).
Gebruik van een binnenband in een
band die aangeduid is met 'TUBELESS'
en NIET aangeduid is als geschikt voor
gebruik met een binnenband, of
gebruik van een binnenband op een
lichtmetalen velg die aangeduid is met
'SUITABLE FOR TUBELESS TYRES' zal
het leeglopen van de band tot gevolg
hebben wat resulteert in verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeluk.

Onderhoud
121
Waarschuwing
Wanneer op een spaakwiel geen
binnenband wordt gebruikt, loopt de
band leeg, wat leidt tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Typische bandmarkering
Typische bandmarkering - tubeless band
geschikt voor gebruik met een
binnenband
Bandspanning
Waarschuwing
Onjuiste bandspanning veroorzaakt
abnormale profielslijtage en
instabiliteit, wat tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval kan leiden.
Te lage bandspanning kan tot gevolg
hebben dat de band op de velg slipt of
van de velg loskomt. Te hoge
bandspanning veroorzaakt instabiliteit
en versnelde profielslijtage.
Beide toestanden zijn gevaarlijk,
omdat deze tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval
kunnen leiden.
De juiste bandspanning zorgt voor
optimale stabiliteit en rijcomfort en
verlengt de levensduur van de banden.
Controleer bij koude banden altijd de
bandspanning voordat u gaat rijden.
Controleer de bandspanning dagelijks en
corrigeer deze zo nodig. Zie het
hoofdstuk Specificaties voor informatie
over de juiste bandspanning.
Bandenslijtage
Zodra het profiel van de band slijt,
wordt de band gevoeliger voor lekken en
andere defecten. Naar schatting wordt
90 % van alle bandproblemen
veroorzaakt gedurende de laatste 10 %
van de levensduur van het profiel (90 %
afgesleten). Het is raadzaam om banden
te vervangen voordat ze tot de minimale
profieldiepte zijn afgesleten.

Onderhoud
122
Aanbevolen minimale profieldiepte
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met te
ver afgesleten banden is gevaarlijk en
heeft een negatieve invloed op de
tractie, de stabiliteit en de
hanteerbaarheid, wat tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval kan leiden.
Indien een tubeless band die zonder
binnenband is gemonteerd lek is, loopt
deze doorgaans zeer langzaam leeg.
Controleer de banden altijd
nauwkeurig op lekken. Controleer
banden op inkepingen, vastzittende
spijkers en andere scherpe
voorwerpen. Het gebruik van de
motorfiets met lekke of beschadigde
banden heeft een negatieve invloed op
de stabiliteit en de hanteerbaarheid
van de motorfiets, wat tot verlies van
de controle over de motorfiets en een
ongeval kan leiden.
Controleer de velgen op deuken en
vervormingen. Het gebruik van de
motorfiets met beschadigde of defecte
velgen is gevaarlijk en kan tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval leiden.
Raadpleeg voor het vervangen van
banden of een veiligheidsinspectie van
de banden altijd een erkende Triumph-
dealer.
Meet de profieldiepte met een
dieptevoeler overeenkomstig het
schema voor periodiek onderhoud en
vervang banden die zijn afgesleten tot
de wettelijk toegestane minimale
profieldiepte, zoals aangegeven in
onderstaande tabel:
Minder dan
130 km/h2 mm
Meer dan
130 km/h
Voor 2 mm
Achter 3 mm
Banden vervangen
Alle Triumph-motorfietsen worden
zorgvuldig en uitgebreid getest in een
breed scala aan rijomstandigheden om
te garanderen dat voor ieder model de
meest effectieve bandencombinatie
wordt goedgekeurd. Het is van
essentieel belang dat goedgekeurde
banden en binnenbanden (indien
gemonteerd) in goedgekeurde
combinaties worden gekozen wanneer u
vervangende onderdelen koopt. Het
gebruik van niet-goedgekeurde banden
en binnenbanden, of goedgekeurde
banden en binnenbanden in niet-
goedgekeurde combinaties, kan tot
instabiliteit van de motorfiets, verlies
van controle en een ongeval leiden.
Een lijst met goedgekeurde banden en
binnenbanden voor uw motorfiets is
verkrijgbaar bij uw erkende Triumph-
dealer of via internet, op
www.triumph.co.uk. Laat banden en
binnenbanden altijd monteren en
balanceren door een erkende Triumph-
dealer, die over de noodzakelijke kennis
en vakbekwaamheid beschikt om een
veilige en effectieve montage te
garanderen.

Onderhoud
124
Waarschuwing
Leg geen banden met binnenband op
tubeless velgen. De hiel van de band
ligt dan niet goed aan en de band kan
over de velg gaan slippen. De band
loopt daardoor snel leeg, wat verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval kan veroorzaken. Leg geen
binnenband in een tubeless band
zonder de juiste markering. Dit
veroorzaakt wrijving in de band en de
warmte die daardoor ontstaat kan de
band doen barsten, wat tot snel
leeglopen van de band, verlies van
controle over het voertuig en een
ongeval kan leiden.
Waarschuwing
Indien het vermoeden bestaat dat de
band beschadigd is, zoals na het raken
van een stoeprand, dient een erkende
Triumph-dealer de band zowel in- als
uitwendig te inspecteren. Een
beschadiging van de band is niet altijd
van buitenaf zichtbaar. Het gebruik
van de motorfiets met beschadigde
banden kan tot verlies van controle en
een ongeval leiden.
Waarschuwing
Banden en binnenbanden die gebruikt
zijn op een rollenvermogenstestbank
kunnen beschadigd raken. In sommige
gevallen is de schade niet zichtbaar
aan de buitenzijde van de band.
Na dergelijk gebruik dienen de banden
en binnenbanden te worden
vervangen, omdat het gebruik van een
beschadigde band of binnenband tot
instabiliteit, verlies van controle en
een ongeval kan leiden.
Waarschuwing
Nauwkeurig balanceren van de wielen
is noodzakelijk voor een veilig en
stabiel rijgedrag van de motorfiets.
Geen balanceergewichten verwijderen
of wijzigen. Een onjuiste wielbalans
kan instabiliteit veroorzaken, hetgeen
leidt tot verlies van controle en een
ongeval.
Indien de wielen moeten worden
gebalanceerd, zoals na vervanging van
een band of binnenband, dient u zich
tot een erkende Triumph-dealer te
wenden.
Gebruik alleen zelfklevende gewichten.
Klemgewichten kunnen het wiel, de
band of de binnenband beschadigen,
hetgeen kan leiden tot leeglopen van
de band, verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.

Onderhoud
125
Waarschuwing
Raadpleeg wanneer vervanging van de
banden of binnenbanden noodzakelijk
is, uw erkende Triumph-dealer, die
ervoor zorgt dat de juiste combinatie
van goedgekeurde banden en
binnenbanden wordt gekozen en
gemonteerd overeenkomstig de
instructies van de fabrikant van de
banden en binnenbanden.
Nieuwe banden en binnenbanden
hebben enige tijd nodig om goed tegen
de velg aan te gaan liggen (circa
24 uur). Rijd gedurende deze periode
voorzichtig, omdat een niet goed
aanliggende band of binnenband
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval kan
veroorzaken.
In het begin hebben de nieuwe banden
en binnenbanden niet dezelfde
rijkarakteristieken als de oude banden
en binnenbanden en de bestuurder
moet voldoende afstand afleggen
(ongeveer 160 km) om gewend te raken
aan de nieuwe rijkarakteristieken.
De bandspanning dient 24 uur na
montage te worden gecontroleerd en
gecorrigeerd en de banden en
binnenbanden dienen te worden
geïnspecteerd op correcte ligging.
Voer indien nodig aanpassingen uit.
Dezelfde controles en correcties
dienen opnieuw te worden uitgevoerd,
wanneer na de montage 160 km is
afgelegd.
Waarschuwing Vervolg
Wanneer een motorfiets wordt
gebruikt waarvan de banden of
binnenbanden niet goed aanliggen of
waarvan de bandspanning niet goed
is, of wanneer de bestuurder niet
gewend is aan het rijgedrag van de
motor, kan dat leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.

Onderhoud
126
Accu
Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden kan
een accu explosieve gassen
produceren; vonken, vuur en
sigaretten uit de buurt houden. Zorg
tijdens het opladen of het gebruik van
een accu in een afgesloten ruimte
voor voldoende ventilatie.
De accu bevat zwavelzuur (accuzuur).
Contact met de huid of de ogen kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
Draag beschermende kleding en
gezichtsbescherming.
Indien accuzuur op de huid komt, deze
onmiddellijk met overvloedig water
afspoelen.
Indien accuzuur in de ogen komt, deze
gedurende ten minste 15 minuten
overvloedig met water spoelen en
DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN.
Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote
hoeveelheden water drinken en
DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN.
HOUD ACCUZUUR BUITEN HET BEREIK
VAN KINDEREN.
Waarschuwing
De accu bevat schadelijke stoffen.
Houd kinderen uit de buurt van de
accu, ongeacht of deze al dan niet in
de motorfiets is gemonteerd.
Geen startkabels op de accu
aansluiten, geen contact maken met
de accukabels onderling en de
polariteit van de kabels niet omkeren,
omdat elk van deze handelingen een
vonk kan veroorzaken waardoor de
accugassen kunnen ontbranden,
hetgeen het gevaar van persoonlijk
letsel met zich meebrengt.
Accu verwijderen
Waarschuwing
Controleer voordat u met de
werkzaamheden begint of de motor
stabiel staat en goed wordt
ondersteund. Hierdoor wordt
voorkomen dat de motorfiets omvalt
en verwonding van de monteur of
schade aan de motorfiets veroorzaakt.
Waarschuwing
Zorg dat de accupolen het frame van
de motorfiets niet aanraken,
aangezien dit kortsluiting of een vonk
kan veroorzaken, waardoor de
accugassen kunnen ontbranden, wat
risico op persoonlijk letsel met zich
meebrengt.

Onderhoud
127
Om de accu te verwijderen:
• Verwijder de bevestiging waarmee
de klemband van de accukap vastzit
en verwijder de onderste band.
1. Accudeksel
2. Bevestiging
• Verwijder de accukap door hem van
de motorfiets weg te trekken. Laat
de rubberen ringen op de accukap
zitten.
• Koppel de minkabel (zwart) los van
de beugel voor de massa-aansluiting
van de motor. Verwijder de beugel
niet van de motor.
1. Massa-aansluiting motor
2. Accu
3. Geleiding accuklemband
4. Accuklemband
5. Pluspool van de accu
• Maak de accuklemband los en schuif
de accu gedeeltelijk uit de accubak
om bij de pluspool van de accu te
kunnen komen.
• Koppel de pluskabel (rood) los van de
accu.
• Verwijder de accu en accuklemband
uit de accubak en noteer de loop
van de minkabel (zwart) voor latere
montage.
Accu afvoeren
Indien de accu moet worden vervangen,
dient de oude accu te worden
ingeleverd bij een milieustraat zodat de
gevaarlijke stoffen uit de accu niet in
het milieu terechtkomen.

Onderhoud
129
Door de accu volledig geladen te
houden, wordt de kans op bevriezing
ervan in koude omstandigheden
verminderd. Door de accu te laten
bevriezen, wordt ernstige interne
schade aan de accu veroorzaakt.
Accu opladen
Waarschuwing
De accu produceert explosieve gassen
vonken, vuur en sigaretten uit de
buurt houden. Zorg tijdens het
opladen of het gebruik van een accu in
een afgesloten ruimte voor voldoende
ventilatie.
De accu bevat zwavelzuur (accuzuur).
Contact met de huid of de ogen kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
Draag beschermende kleding en
gezichtsbescherming.
Indien accuzuur op de huid komt, deze
onmiddellijk met overvloedig water
afspoelen.
Indien accuzuur in de ogen komt, deze
gedurende ten minste 15 minuten
overvloedig met water spoelen en
DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN.
Indien accuzuur wordt ingeslikt, grote
hoeveelheden water drinken en
DIRECT MEDISCHE HULP INROEPEN.
HOUD ACCUZUUR BUITEN HET BEREIK
VAN KINDEREN.
Voorzichtig
Gebruik geen autosnellader omdat de
accu hierdoor overladen en
beschadigd kan worden.
Voor hulp bij het selecteren van een
acculader, het controleren van de
accuspanning of het laden van de accu,
neemt u contact op met uw lokale,
erkende Triumph-dealer.
Wanneer de accuspanning onder
12,7 volt daalt, moet de accu worden
opgeladen met een door Triumph
goedgekeurde acculader. Verwijder de
accu altijd uit de motorfiets en volg de
instructies die bij de acculader zijn
geleverd.
Voor langere stallingsperioden (langer
dan twee weken) moet de accu uit de
motorfiets worden verwijderd en
continu worden geladen met behulp van
een door Triumph goedgekeurde
onderhoudslader.
Op soortgelijke wijze moet de accu uit
de motorfiets worden verwijderd
voordat deze wordt geladen wanneer de
acculading onvoldoende is om de
motorfiets te starten.
Accu plaatsen
Waarschuwing
Controleer voordat u met de
werkzaamheden begint of de motor
stabiel staat en goed wordt
ondersteund. Hiermee voorkomt u dat
de motorfiets omvalt, wat tot
persoonlijk letsel of schade aan de
motorfiets kan leiden.

Onderhoud
130
Waarschuwing
Zorg dat de accupolen het frame van
de motorfiets niet aanraken,
aangezien dit kortsluiting of een vonk
kan veroorzaken, waardoor de
accugassen kunnen ontbranden, wat
risico op persoonlijk letsel met zich
meebrengt.
Accu plaatsen:
• Controleer of de accuklemband goed
geplaatst is op de haak aan de
achterkant van de accubak.
• Plaats de geleiding van de
accuklemband en de accu in de
accubak en leid de minkabel (zwart)
zoals genoteerd tijdens de
demontage.
• Sluit de pluskabel (rood) aan op de
accu en zet hem vast met .4,5 Nm
Duw de accu helemaal in de
accubak.
1. Massa-aansluiting motor
2. Accu
3. Geleiding accuklemband
4. Accuklemband
5. Pluspool van de accu
• Zet de accu vast met de
accuklemband.
• Sluit de minkabel (zwart) aan op de
massa-aansluiting op het frame en
zet hem vast met .6 Nm
• Monteer de accukap, eerst de
onderrand. Controleer of de
rubberen afdichtingen goed op hun
plaats zitten.
• Zet de klemband vast met de
bevestiging en draai hem aan met
3 Nm.
1. Accudeksel
2. Bevestiging

Onderhoud
131
Zekeringdoos
Waarschuwing
Een doorgebrande zekering altijd
vervangen door een nieuwe zekering
met de juiste waarde (zoals
gespecificeerd op het deksel van de
zekeringdoos) en nooit een zekering
met een hogere waarde plaatsen.
Het gebruik van een onjuiste zekering
kan leiden tot een elektrisch probleem,
wat tot schade aan de motorfiets,
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval kan leiden.
Let op
Een doorgebrande zekering is
herkenbaar aan het uitvallen van alle
systemen die door de betreffende
zekering worden beveiligd. Gebruik bij
het controleren op doorgebrande
zekeringen de tabel om vast te stellen
welke zekering is doorgebrand.
De zekeringdoos bevinden zich achter
het linker zijpaneel.
Verwijder het linker zijpaneel om
toegang te krijgen tot de zekeringdoos
(zie pagina 60).
Zekeringdoos
Plaats Beveiligd circuit Waarde
(A)
1 Dimlicht en grootlicht 15
2Contactschakelaar,
startcircuit 10
3 Extra verlichting 10
4 Motormanagementsysteem 15
5 Accessoire-aansluiting 5
6 Koelventilator 15
7 ABS 25
8 Instrumenten 15
9 Reserve 25
De hoofdzekering van 30 A bevindt zich
in een aparte zekeringdoos, eveneens
achter het linker zijpaneel.

Onderhoud
134
Ga als volgt te werk om de gloeilamp
van de koplamp en/of het positielicht te
vervangen:
• Maak de accu los, eerst de
massakabel (zwart).
• Verwijder de bevestiging uit de
koplamprand.
• Haal de koplamp met rand los uit de
koplampkom.
• Houd de verlichtingsunit vast, trek
de multistekker uit de gloeilamp van
de koplamp en verwijder de
gloeilamp van het positielicht
voorzichtig uit de verlichtingsunit.
• Verwijder de rubberen stofkap.
1. Draadklem
2. Gloeilamp koplamp
3. Plaats gloeilamp positielicht
• Maak de draadklem van de
koplampgloeilamp los.
• De gloeilamp van de koplamp kan nu
worden verwijderd.
• Verwijder de gloeilamp van het
positielicht uit de gloeilamphouder
als de lamp aan vervanging toe is.
• Voor installatie wordt de
verwijderingsprocedure in
omgekeerde volgorde uitgevoerd.
• Zet de bevestiging van de
koplamprand vast met .2 Nm

Onderhoud
135
Achterlicht
De led-achterlichten zijn afgedichte,
onderhoudsvrije ledlampen. Bij een
storing aan het achterlicht moet de
achterlichteenheid worden vervangen.
Knipperlichten - Gloeilamp
vervangen
De richtingaanwijzers zijn afgedichte,
onderhoudsvrije ledlampen.

Reiniging en stalling
137
Reiniging en stalling
Reiniging
Veelvuldige en regelmatige reiniging
vormt een essentieel onderdeel van het
onderhoud van uw motorfiets.
Regelmatige reiniging zorgt ervoor dat
uw motorfiets lang mooi blijft.
Reiniging met koud water waaraan een
voor voertuigen geschikt
reinigingsmiddel is toegevoegd, is altijd
belangrijk, maar in het bijzonder na
blootstelling aan zeewind, zeewater,
rijden op stoffige of modderige wegen
en in de winter, wanneer zout wordt
gestrooid tegen ijs en sneeuw.
Gebruik geen huishoudelijke
reinigingsmiddelen, omdat het gebruik
van dergelijke producten versnelde
roestvorming tot gevolg heeft.
Hoewel onder de garantiebepalingen
van uw motorfiets dekking wordt
gegeven voor het roesten van bepaalde
onderdelen, mag van de eigenaar
worden verwacht dat hij/zij dit redelijke
advies opvolgt, waardoor de motorfiets
tegen roest is beschermd en er mooi
uitziet.
Voorbereiding op het wassen
Voordat u uw motorfiets wast, dienen
voorzorgsmaatregelen te worden
genomen om te voorkomen dat water
binnendringt in de volgende onderdelen.
Achterste opening van de uitlaten:
Bedekken met een plastic zak, vastgezet
met elastiekjes.
Koppelings- en remhendels,
schakelaarhuizen op de handgrepen:
Bedekken met plastic zakken.
Contactschakelaar en stuurslot: Het
sleutelgat met tape afplakken.
Verwijder sieraden en siervoorwerpen,
zoals ringen, horloges, ritssluitingen of
riemgespen die krassen of andere
schade kunnen veroorzaken aan gelakte
of gepolijste oppervlakken.
Gebruik verschillende reinigingssponzen
of reinigingsdoeken voor het wassen
van gelakte/gepolijste oppervlakken en
chassisoppervlakken.
Chassisoppervlakken (zoals wielen en
binnenkanten van spatborden) worden
blootgesteld aan schurend wegvuil en
stof. Wanneer dezelfde spons of
reinigingsdoeken worden gebruikt,
kunnen krassen ontstaan op gelakte of
gepolijste oppervlakken.

Reiniging en stalling
138
Plaatsen die aandacht
vereisen
Voorzichtig
Spuit nooit met water in de buurt van
het luchtinlaatkanaal. Het
luchtinlaatkanaal bevindt zich
gewoonlijk onder het
bestuurderszadel, onder de
brandstoftank of bij het balhoofd. Als
hier water wordt gesproeid, kan dat in
de luchtfilterkast en de motor terecht
komen en beide beschadigen.
Voorzichtig
Het gebruik van hogedrukspuiten
wordt afgeraden. Bij het gebruik van
hogedrukspuiten kan water in de
lagers en andere onderdelen worden
geperst, waardoor voortijdige slijtage
door roestvorming en gebrek aan
smering wordt veroorzaakt.
Geen water onder druk op de volgende
onderdelen spuiten:
• Instrumenten;
• Remcilinders en remklauwen;
• Onder de brandstoftank;
• Luchtinlaatkanaal;
• Balhoofdlagers;
• Wiellagers.
Let op
Hoog alkalische zeepsoorten laten een
restant achter op gelakte oppervlakken
en kunnen ook watervlekken
veroorzaken. Gebruik voor het
schoonmaken altijd een reinigingsmiddel
met een lage alkalische waarde.
Wassen
Maak een mengsel van koud water en
een milde autoreiniger. Gebruik geen
zeep met een hoog alkalisch gehalte,
zoals in commerciële wasstraten wordt
gebruikt, omdat deze een residu
achterlaat.
Was de motorfiets met een spons of een
zachte doek. Gebruik geen krassende
schuursponsjes of staalwol. Deze
beschadigen de afwerklaag.
Spoel de motorfiets goed af met koud
water.

Reiniging en stalling
140
Onderhoud van mat lakwerk
Mat lakwerk heeft niet meer onderhoud
nodig dan wat al is aanbevolen voor
glanzend lakwerk.
• Gebruik geen poetsmiddel of was op
matte lak.
• Probeer krassen niet weg te
poetsen.
Aluminium onderdelen / niet
gelakt of geverfd
Bij sommige modellen dienen onderdelen
zoals rem- en koppelingshendels, wielen,
motordeksels, koelribben en bovenste en
onderste kroonplaten en gasklephuizen
op de juiste manier te worden gereinigd
om ze mooi te houden. Neem contact op
met uw dealer als u niet zeker weet
welke onderdelen van uw motorfiets
ongelakte aluminium onderdelen zijn en
voor aanwijzingen over de manier
waarop die onderdelen gereinigd
moeten worden.
Gebruik een reinigingsmiddel voor
aluminium van een bekend merk, zonder
schurende of bijtende bestanddelen.
Reinig aluminium onderdelen regelmatig,
in het bijzonder na gebruik in slecht
weer, wanneer alle aluminium
onderdelen na elk gebruik van de
motorfiets handmatig dienen te worden
gewassen en gedroogd.
Garantieclaims als gevolg van
onvoldoende onderhoud worden niet
gehonoreerd.

Reiniging en stalling
143
Zadelonderhoud
Voorzichtig
Voor het reinigen van het zadel wordt
het gebruik van chemicaliën of
hogedrukreinigers afgeraden.
Chemicaliën of hogedrukreinigers
kunnen de zadelafdekking
beschadigen.
Reinig het zadel met een spons of een
reinigingsdoek met zeep en water om
zijn uitstraling te behouden.
Reiniging van het
windscherm (indien
gemonteerd)
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden het
windscherm te reinigen, omdat het
loslaten van de handgrepen verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval kan veroorzaken.
Door een motorfiets met een
beschadigd of bekrast windscherm te
gebruiken, wordt het voorwaartse
zicht van de bestuurder belemmerd.
Een belemmering van het voorwaartse
zicht is gevaarlijk en kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Voorzichtig
Bijtende stoffen, zoals accuzuur,
beschadigen het windscherm. Voorkom
contact van bijtende stoffen met het
windscherm.
Voorzichtig
Producten zoals ruitenreiniger,
insectenverwijderaar, waterafstotende
middelen, schuurmiddelen, benzine of
krachtige oplosmiddelen, zoals alcohol,
aceton en tetrachloormethaan
(vlekkenwater) beschadigen het
windscherm.
Voorkom contact van deze stoffen met
het windscherm.

Reiniging en stalling
144
Reinig het windscherm met een
oplossing van milde zeep of
reinigingsmiddel en koud water.
Na reinigen goed afspoelen en
vervolgens drogen met een zachte,
pluisvrije doek.
Wanneer de transparantie van het
windscherm wordt verminderd door
krassen of oxidatie die niet kan worden
verwijderd, moet het windscherm
worden vervangen.
Onderhoud van
leerproducten
We raden u aan uw leerproducten
regelmatig te reinigen met een vochtige
doek en ze bij kamertemperatuur te
laten drogen. Dit houdt het leer mooi en
verlengt de levensduur.
Uw leerproduct van Triumph is een
natuurproduct. Gebrek aan onderhoud
kan leiden tot beschadiging en
onherstelbare slijtage. Volg
onderstaande eenvoudige instructies
om uw leerproduct het respect te geven
dat het verdient:
• Gebruik voor reiniging van uw
leerproduct geen
reinigingsproducten voor
huishoudelijk gebruik, bleekmiddel, of
reinigingsmiddelen die bleekmiddel
of oplosmiddel bevatten.
• Dompel uw leerproduct niet onder in
water.
• Vermijd directe warmte van vuur en
radiatoren, die het leer kan
uitdrogen en vervormen.
• Laat het leerproduct niet gedurende
lange tijd in direct zonlicht liggen.
• Droog het leerproduct nooit bij een
warmtebron.
• Als uw leren product nat geworden
is, absorbeer dan het overtollige
water met een zachte en schone
doek en laat het product vervolgens
bij kamertemperatuur drogen.
• Vermijd blootstelling van het
leerproduct aan hoge
zoutconcentraties, bijvoorbeeld
zeewater/zout water of een wegdek
waar in de winter gestrooid is.

Reiniging en stalling
145
• Als blootstelling aan zout
onvermijdelijk is, moet het
leerproduct onmiddellijk na elke
blootstelling worden gereinigd met
een vochtige doek en vervolgens bij
kamertemperatuur gedroogd
worden.
• Verwijder alle sporen voorzichtig
met een vochtige doek en laat het
product vanzelf drogen bij
kamertemperatuur.
• Plaats het leerproduct tijdens
opslag in een beschermende stoffen
zak of kartonnen doos. Gebruik geen
plastic zak.
Voorbereiding op stalling
Reinig en droog de complete motorfiets
grondig.
Vul de brandstoftank met het juiste
type loodvrije brandstof en voeg een
geschikte brandstofstabilisator (indien
beschikbaar) toe, volgens de instructies
van de fabrikant van de
brandstofstabilisator.
Waarschuwing
Benzine is uiterst brandbaar en kan
onder bepaalde omstandigheden
exploderen. Zet het contact uit. Niet
roken. Zorg ervoor dat de ruimte goed
geventileerd is en geen vlam- of
vonkbronnen bevat, zoals apparaten
met een waakvlam.
Verwijder een van de bougies uit iedere
cilinder en giet enkele druppels (5 ml)
motorolie in iedere cilinder. Dek de
bougiegaten af met een doek of een
poetslap. Met de motorstopschakelaar in
de stand DRAAIEN (RUN), drukt u enkele
seconden op de startknop om de
cilinderwand van olie te voorzien.
Monteer de bougies en zet ze vast met
12 Nm.
Ververs de motorolie en vervang het
filter (zie pagina 98).
Controleer en corrigeer zo nodig de
bandspanningen (zie pagina 121).
Plaats de motorfiets op een rek, zodat
de wielen niet op de vloer rusten. (Indien
dit niet mogelijk is, planken onder het
voor- en achterwiel plaatsen om te
voorkomen dat de banden in contact
komen met vocht.)

Reiniging en stalling
146
Spuit roestwerende olie (er is een breed
scala aan producten op de markt en uw
erkende Triumph-dealer kan u lokaal
advies bieden) op alle ongelakte metalen
oppervlakken om roesten te voorkomen.
Voorkom dat olie op rubberen
onderdelen en remschijven of in de
remklauwen terechtkomt.
Zorg ervoor dat het koelsysteem gevuld
is met een koelvloeistof bestaand uit
een mengsel van 50% koelvloeistof en
50% gedestilleerd water (let op: de HD4X
Hybride OAT-koelvloeistof, zoals geleverd
door Triumph, is voorgemengd en hoeft
niet te worden verdund) (zie pagina 101).
Verwijder de accu en bewaar deze op
een plaats waar hij niet wordt
blootgesteld aan direct zonlicht, vocht of
temperaturen onder het vriespunt.
Tijdens stalling moet de accu ongeveer
elke twee weken langzaam worden
geladen (één ampère of minder) (zie
pagina 129).
Stal de motorfiets in een koele, droge
ruimte, uit het zonlicht en met een zo
klein mogelijke dagelijkse
temperatuurvariatie.
Trek een geschikte poreuze hoes over
de motorfiets, om deze vrij te houden
van stof en vuil. Gebruik geen
kunststoffen of soortgelijke niet-
ventilerende, gecoate materialen die de
luchtstroming beperken en waardoor
warmte en vocht zich kunnen ophopen.
Voorbereidingen na stalling
Monteer de accu (indien verwijderd) (zie
pagina 129).
Wanneer de motorfiets langer dan vier
maanden gestald geweest is, vervangt u
de motorolie (zie pagina 98).
Controleer alle punten die genoemd zijn
in het hoofdstuk Dagelijkse
veiligheidscontrole.
Verwijder de bougies uit elke cilinder
voordat u de motor start.
Klap de zijstandaard uit.
Zwengel de motor diverse keren rond
met behulp van de startmotor, totdat
het oliedruklampje uitgaat.
Monteer de bougies, zet ze vast met
12 Nm en start de motor.
Controleer en corrigeer zo nodig de
bandspanningen (zie pagina 121).
Controleer en corrigeer zo nodig de
spanning van de aandrijfketting (zie
pagina 107).
Reinig het hele voertuig grondig.
Controleer of de remmen goed werken.
Maak een proefrit met de motorfiets op
lage snelheid.
Specyfikacje produktu
Marka: | Triumph |
Kategoria: | motocykl |
Model: | Bonneville Bobber (2018) |
Potrzebujesz pomocy?
Jeśli potrzebujesz pomocy z Triumph Bonneville Bobber (2018), zadaj pytanie poniżej, a inni użytkownicy Ci odpowiedzą
Instrukcje motocykl Triumph

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024

10 Czerwca 2024
Instrukcje motocykl
- motocykl Yamaha
- motocykl Joy-It
- motocykl Honda
- motocykl KTM
- motocykl Ducati
- motocykl BMW
- motocykl GasGas
- motocykl Suzuki
- motocykl Husqvarna
- motocykl Indian
- motocykl Piaggio
- motocykl Reebok
- motocykl Beta
- motocykl Bajaj
- motocykl Royal Enfield
- motocykl Sherco
- motocykl Cagiva
- motocykl Mash
- motocykl TVS
Najnowsze instrukcje dla motocykl

2 Października 2024

21 Września 2024

21 Września 2024

16 Września 2024

16 Września 2024

16 Września 2024

15 Września 2024

11 Września 2024

6 Września 2024

4 Września 2024