Instrukcja obsługi Suzuki V-Strom 650 (2024)
Przeczytaj poniżej 📖 instrukcję obsługi w języku polskim dla Suzuki V-Strom 650 (2024) (165 stron) w kategorii Silnik. Ta instrukcja była pomocna dla 13 osób i została oceniona przez 2 użytkowników na średnio 4.5 gwiazdek
Strona 1/165


BELANGRIJKE
INFORMATIE
INFORMATIE I.V.M. DE
INRIJPERIODE VAN UW
MOTORFIETS
De eerste 1600 km zijn de belangrijk-
ste voor de levensduur van uw motor-
fiets. Een correct nagevolgde
inrijperiode verzekert een maximale
duurzaamheid en een optimale wer-
king van uw nieuwe motorfiets.
Suzuki-onderdelen zijn vervaardigd
van materialen van hoge kwaliteit en
deze zijn in de fabriek afgewerkt met
het oog op nauwkeurig bepaalde
belastingen. Een correct nagevolgde
inrijperiode zorgt ervoor dat de afge-
werkte oppervlakken elkaar smeren
en zich harmonieus aan elkaar aan-
passen.
De betrouwbare werking van uw
motorfiets hangt af van de speciale
zorg en het navolgen van de beper-
kingen tijdens de inrijperiode. Let er
vooral op de motor niet te overbelas-
ten om oververhitting van de motoron-
derdelen te voorkomen.
Zie het hoofdstuk HET INRIJDEN
voor verdere aanbevelingen en voor-
schriften betreffende het inrijden.
WAARSCHUWING/
VOORZICHTIG/
LET OP
/
OPMERKING
Lees deze handleiding zorgvuldig
door en volg alle aanwijzingen zorg-
vuldig op. Om de nadruk te leggen op
speciale informatie, hebben het sym-
bool en de woorden WAARSCHU-
WING, VOORZICHTIG, LET OP en
OPMERKING alle een speciale bete-
kenis. Meldingen die beginnen met de
volgende signaalwoorden zijn bijzon-
der belangrijk:
OPMERKING: Geeft speciale infor-
matie aan die het onderhoud verge-
makkelijkt of de instructies duidelijker
maakt.
WAARSCHUWING
Geeft een potentieel gevaarlijke
situatie aan die kan resulteren in
ernstig of fataal letsel.
VOORZICHTIG
Geeft een potentieel gevaarlijke
situatie aan die kan resulteren in
licht of matig letsel.
LET OP
Geeft een potentieel gevaarlijke
situatie aan die kan resulteren in
beschadiging van het voertuig of
het materiaal.

VOORWOORD
Motorrijden is een van de meest
opwindende sporten, en om zeker te
zijn van uw rijplezier doet u er goed
aan om de informatie in deze gebrui-
kershandleiding aandachtig door te
nemen voordat u op uw motorfiets
gaat rijden.
In deze handleiding worden de juiste
verzorging en het onderhoud van uw
motorfiets beschreven. Door deze
aanwijzingen precies op te volgen,
kunt u er zeker van zijn dat uw motor-
fiets een lang leven heeft zonder
ongemakken. Uw erkende Suzuki-
dealer heeft ervaren technici die
opgeleid zijn om uw motorfiets met de
best mogelijke zorg te omringen, met
de juiste gereedschappen en het
juiste materiaal.
Alle informatie, afbeeldingen en spe-
cificaties die u in deze handleiding
vindt, zijn volledig bijgewerkt tot het
ogenblik van publicatie. Tengevolge
van verbeteringen of andere verande-
ringen zouden er tegenstrijdigheden
kunnen voorkomen tussen de infor-
matie in deze handleiding en uw
motorfiets. Suzuki behoudt zich het
recht voor om te allen tijde verande-
ringen aan te brengen.
Deze handleiding is van toepassing
op alle specificaties of op alle respec-
tievelijke bestemmingen en geeft uit-
leg over al het materiaal. Het is
daarom mogelijk dat uw model afwij-
kende kenmerken heeft dan die ver-
meld in deze handleiding.

INHOUDSOPGAVE
1
2
3
4
5
6
7
8
INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER
BEDIENINGSORGANEN
AANBEVOLEN BRANDSTOF, MOTOROLIE EN KOELVLOEISTOF
HET INRIJDEN EN DE CONTROLE VÓÓR HET RIJDEN
TIPS VOOR TIJDENS HET RIJDEN
INSPECTIE EN ONDERHOUD
STORINGZOEKEN
STALLING EN SCHOONMAKEN VAN DE MOTORFIETS
TECHNISCHE GEGEVENS
INDEX

1-1
1
INFORMATIE VOOR DE
GEBRUIKER
GEBRUIK VAN ACCESSOIRES EN BELADING VAN DE MOTORFIETS ........1-2
VEILIGHEIDSADVIES VOOR MOTORRIJDERS ................................................1-6
LABELS ...............................................................................................................1-7
PLAATS VAN DE SERIENUMMERS .................................................................. 1-8
LAWAAI-ONDERDRUKKINGSSYSTEEM (ALLEEN VOOR AUSTRALIË) .......1-8

1-2
INFORMATIE VOOR DE
GEBRUIKER
GEBRUIK VAN ACCESSOIRES EN
BELADING VAN DE MOTORFIETS
GEBRUIK VAN ACCESSOIRES
De veiligheid kan minder worden bij
montage of toevoeging van onge-
schikte accessoires. Het is onmogelijk
voor Suzuki om elk accessoire dat te
verkrijgen is op de markt of om com-
binaties van alle leverbare accessoi-
res te testen, maar uw dealer kan u
helpen bij het uitkiezen van kwaliteits-
accessoires en de montage ervan.
Betracht uiterste voorzichtigheid bij
het uitkiezen en monteren van acces-
soires voor uw motorfiets en raad-
pleeg uw Suzuki-dealer als u vragen
hebt.
WAARSCHUWING
Verkeerde montage van accessoi-
res of modificaties aan de motor-
fiets kunnen de hantering
beïnvloeden, wat kan resulteren in
een ongeluk.
Gebruik geen ongeschikte acces-
soires en let op dat de gebruikte
accessoires goed worden aange-
bracht. Alle onderdelen en acces-
soires voor de motorfiets moeten
originele Suzuki-onderdelen zijn
of gelijkwaardige onderdelen die
ontworpen zijn voor gebruik met
deze motorfiets. Monteer en
gebruik de accessoires overeen-
komstig de bijgeleverde instruc-
ties. Raadpleeg uw Suzuki-dealer
als u vragen hebt.

1-3
RICHTLIJNEN VOOR DE MONTAGE
VAN ACCESSOIRES
• Accessoires die van invloed zijn
op de windgevoeligheid zoals
stroomlijnkappen, windschermen,
rugsteunen, zadeltassen en reis-
koffers moeten zo laag mogelijk
worden gemonteerd en ook zo
dicht mogelijk bij het zwaartepunt.
Zorg dat de bevestigingsbeugels
en het andere bevestigingsmateri-
aal stevig zijn aangebracht.
• Controleer op de juiste grondspe-
ling en de schuinte van de zit. Let
er tevens op dat de accessoires
de werking van de vering, stuurin-
richting en andere bedieningsor-
ganen niet hinderen.
• Accessoires die aan het stuur of
de voorvork worden gemonteerd,
kunnen een zeer nadelige invloed
op de stabiliteit hebben. Door het
extra gewicht zal uw motorfiets
minder goed reageren op uw
besturing. Het extra gewicht kan
ook trillingen in het voorgedeelte
veroorzaken en kan zodoende lei-
den tot minder stabiliteit. Acces-
soires aan het stuur of de
voorvork moeten zo licht mogelijk
zijn en dienen beperkt te worden
tot een minimum.
• Door sommige accessoires wordt
de motorrijder gedwongen om
zijn/haar normale rijhouding te
veranderen. Hierdoor wordt de
bestuurder in de bewegingen
beperkt en dit beperkt weer de
besturing van de motorfiets.
• Extra elektrische accessoires kun-
nen het bestaande elektrische
systeem overbelasten. Zware
overbelasting kan de bedrading
beschadigen of kan gevaar ople-
veren als gevolg van het uitvallen
van de stroom wanneer de motor-
fiets in gebruik is.
• Trek geen aanhangwagen of een
zijspan. Deze motorfiets is niet
ontworpen voor het trekken van
een aanhangwagen of zijspan.

1-4
LAADLIMIET
Overschrijd nooit het MTT (maximaal
toelaatbaar totaalgewicht) van deze
motorfiets. Het MTT is het totale
gewicht van de machine, accessoires,
nuttige belastingen, de bestuurder en
de passagier tezamen. Denk bij het
uitkiezen van accessoires aan het
gewicht van de bestuurder en ook
aan het gewicht van de andere acces-
soires. Het extra gewicht van de
accessoires kan niet alleen onveilige
rijomstandigheden veroorzaken, maar
kan ook een nadelige invloed hebben
op de stabiliteit van het rijden.
MTT: 415 kg
bij bandenspanning (koud)
Voor: 250 kPa (2,50 kgf/cm2)
Achter: 290 kPa (2,90 kgf/cm2)
RICHTLIJNEN VOOR DE BELA-
DING
Deze motorfiets kan voornamelijk
kleine voorwerpen vervoeren wan-
neer u niet met een passagier rijdt.
Volg de onderstaande richtlijnen voor
de belading:
• Verdeel de lading gelijk over de
linker- en de rechterkant van de
motorfiets en maak deze goed
vast.
• Zorg dat het gewicht van de
bagage zo laag mogelijk is en
houd dit ook zo dicht mogelijk bij
het midden van de motorfiets.
• Bevestig geen grote of zware
voorwerpen aan het stuur, de
voorvork of het achterspatscherm.
• Monteer geen bagagedrager of
een bagagekoffer die over het
achtereind van de motorfiets uit-
steekt.
• Vervoer geen voorwerpen die over
het achtereind van de motorfiets
uitsteken.
• Controleer of beide banden de
juiste bandenspanning hebben
voor de belading van de motor-
fiets. Zie pagina 6-42.
• Een verkeerde belading heeft een
nadelige invloed op de balans en
de stuureigenschappen van de
motorfiets. Minder uw snelheid en
rijd nooit harder dan 130 km/h
wanneer u bagage meeneemt of
als er accessoires zijn aange-
bracht.
• Verstel indien nodig de instellin-
gen voor de vering.
WAARSCHUWING
Overbelading of verkeerde bela-
ding kan resulteren in verlies van
de controle over de motorfiets met
een ongeluk tot gevolg.
Neem alle laadlimieten en bela-
dingsrichtlijnen in deze handlei-
ding in acht.

1-5
WIJZIGINGEN
Het aanbrengen van wijzigingen aan
de motorfiets of het verwijderen van
oorspronkelijk aangebracht materiaal
kan het voertuig onveilig of onwettelijk
maken.
Het frame van deze motorfiets is van
een aluminiumlegering vervaardigd.
Breng daarom nooit wijzigingen aan
in het frame door middel van boren,
lassen e.d., aangezien de sterkte en
stevigheid van het frame hierdoor
aanzienlijk worden aangetast. Het
niet in acht nemen van deze waar-
schuwing kan resulteren in een onvei-
lig gebruik van de motorfiets, met een
ongeluk als mogelijk gevolg. Suzuki
stelt zich op generlei wijze aanspra-
kelijk voor persoonlijk letsel of schade
aan de motorfiets, veroorzaakt door in
het frame aangebrachte wijzigingen.
Accessoires mogen op het frame wor-
den gemonteerd (met bouten), op
voorwaarde dat het frame geenszins
wordt gewijzigd en het MTT niet wordt
overschreden.
WAARSCHUWING
Plaatsen van voorwerpen in de
ruimte achter de stroomlijnkap
kan het sturen belemmeren en kan
leiden tot verlies van de controle
over de motorfiets.
Plaats geen voorwerpen in de
ruimte achter de stroomlijnkap.
WAARSCHUWING
Wijzigingen aan een frame van
aluminiumlegering, zoals boren of
lassen, verzwakken het frame. Dit
zou kunnen resulteren in een
onveilige gebruikstoestand van de
motorfiets, wat kan leiden tot een
ongeluk.
Maak nooit aanpassingen aan het
frame.

1-6
VEILIGHEIDSADVIES VOOR
MOTORRIJDERS
Motorrijden is een geweldige en
opwindende sport. Er moeten echter
ook enkele voorzorgsmaatregelen
genomen worden om de veiligheid
van de bestuurder en de passagier te
waarborgen. Deze voorzorgsmaatre-
gelen zijn:
DRAAG EEN HELM
Veiligheidsuitrusting voor de motor-
fiets begint met een veiligheidshelm
van goede kwaliteit. Een van de
meest ernstige verwondingen die u
kunt oplopen is een verwonding aan
het hoofd. Draag ALTIJD een goedge-
keurde helm. Ook is het aan te raden
om passende oogbescherming te
dragen.
MOTORKLEDING
Loszittende, nette kleding kan onge-
makkelijk en onveilig zijn bij het
motorrijden. Kies motorkleding van
goede kwaliteit wanneer u motorrijdt.
CONTROLE VÓÓR HET RIJDEN
Lees nog eens grondig de instructies
door in het hoofdstuk “CONTROLE
VÓÓR HET RIJDEN” in deze handlei-
ding. Vergeet niet een algehele veilig-
heidscontrole uit te voeren om de
veiligheid van bestuurder en passa-
gier te waarborgen.
MAAK UZELF VERTROUWD MET
DE MOTORFIETS
Uw rijvaardigheid en uw mechanische
kennis van de motorfiets vormen de
basis voor veilig rijden. Wij raden u
aan om eerst wat te oefenen met uw
motorfiets op een plaats waar geen
verkeer kan komen, totdat u volledig
vertrouwd bent met uw machine en
de bedieningsorganen. Oefening
baart kunst!
KEN UW GRENZEN
Rijd altijd binnen de grenzen van uw
eigen vaardigheid. Door deze gren-
zen te kennen en altijd binnen deze
grenzen te blijven kunt u ongelukken
voorkomen.
DENK AAN EXTRA VEILIGHEID BIJ
SLECHT WEER
Rijden bij slecht weer, vooral bij nat
weer, vereist extra voorzichtigheid. De
remafstand is bij regen tweemaal zo
groot. Geverfde pijlen op de weg, put-
deksels en vettige weggedeelten kun-
nen bijzonder glad zijn. Wees extra
voorzichtig bij spoorwegovergangen,
ijzeren platen en bruggen. Verminder
snelheid bij enige twijfel over de staat
van de weg!

1-7
RIJD DEFENSIEF
De meeste ongelukken met motorfiet-
sen gebeuren wanneer een tege-
moetkomende auto plotseling vlak
voor de motorfiets afslaat. Rijd defen-
sief. Een verstandige motorrijder gaat
er voor de zekerheid van uit dat hij of
zij zelf onzichtbaar is voor de andere
weggebruikers, zelfs op klaarlichte
dag. Draag felle, reflecterende kle-
ding. Schakel de koplamp en het ach-
terlicht altijd in, ook al schijnt de zon,
opdat u zo opvallend mogelijk bent.
En vermijd vooral de blinde hoek van
automobilisten.
LABELS
Lees alle labels op de motorfiets en
volg de aanwijzingen op. Zorg dat u
de informatie op de labels begrijpt.
Verwijder geen labels van de motor-
fiets.

1-8
PLAATS VAN DE SERIENUMMERS
De serienummers op het frame en/of
de motor worden gebruikt om de
motorfiets te registreren. Zij komen
ook van pas wanneer uw dealer
onderdelen bestelt of om te verwijzen
naar speciale service-informatie. Het
framenummer 1 is op de balhoofd-
buis geslagen. Het motorserienum-
mer 2 is op het motorcarter
geslagen.
Noteer de nummers in het onder-
staande vakje zodat deze later
gemakkelijk teruggevonden kunnen
worden.
LAWAAI-
ONDERDRUKKINGSSYSTEEM
(ALLEEN VOOR AUSTRALIË)
WIJZIGINGEN AANBRENGEN IN
HET LAWAAI-ONDERDRUKKINGS-
SYSTEEM IS VERBODEN
Gebruikers worden erop attent
gemaakt dat de wet de volgende
zaken verbiedt:
(a) Het verwijderen of ongeschikt
maken door wie dan ook, behalve
wanneer dit gebeurt voor het ver-
richten van onderhoud, reparatie
of vervanging, van enigerlei appa-
raat of element dat tot doel heeft
lawaai te verminderen, en dat in
een nieuw voertuig is ingebouwd
voordat het voertuig werd ver-
kocht of aan de uiteindelijke
gebruiker werd geleverd, of terwijl
het voertuig in gebruik is; en
(b) Het gebruik van het voertuig
nadat een dergelijk apparaat of
element is verwijderd of onge-
schikt is gemaakt door wie dan
ook.
Framenummer:
Motornummer:

2-1
2
BEDIENINGSORGANEN
PLAATS VAN DE ONDERDELEN ...................................................................... 2-2
SLEUTEL ............................................................................................................. 2-5
CONTACTSLOT .................................................................................................. 2-7
INSTRUMENTENPANEEL ................................................................................ 2-10
LINKER HANDVAT ........................................................................................... 2-26
RECHTER HANDVAT ....................................................................................... 2-31
DOP VAN BRANDSTOFTANK ......................................................................... 2-35
VERSNELLINGSHENDEL ................................................................................. 2-36
ACHTERREMPEDAAL ...................................................................................... 2-37
ZADELSLOT ...................................................................................................... 2-37
ZIJSTANDAARD ............................................................................................... 2-38
ACHTERWIELVERING ...................................................................................... 2-39
WINDSCHERM .................................................................................................. 2-41
STROOMUITGANGSAANSLUITING ................................................................ 2-42
ACHTERSTE BAGAGEDRAGER ..................................................................... 2-43

2-2
BEDIENINGSORGANEN
PLAATS VAN DE ONDERDELEN
V-Strom 650
1Koppelingshendel
2Schakelaars op linker handvat
3Instrumentenpaneel
4Remvloeistofreservoir voor de
voorrem
5Schakelaars op rechter handvat
6Gasgreep
7Voorremhendel
8Stroomuitgangsaansluiting
9Dop van brandstoftank
0Contactslot V-Strom 650XT

2-3
V-Strom 650
ALuchtfilter
BBougies
CZekeringen
DAccu
EGereedschap
FAchterste bagagedrager
GMotorolie-aftapplug
HVersnellingshendel
IZijstandaard
JVoetsteunen
KZadelslot
LPassagiersvoetsteunen V-Strom 650XT

2-4
V-Strom 650
MRemvloeistofreservoir voor de
achterrem
NMotorolievuldop
OSchakelaar voor het achterremlicht
PAchterrempedaal
QKijkglas voor motoroliepeil
RMotoroliefilter
V-Strom 650XT

2-5
SLEUTEL
Bij deze motorfiets worden twee iden-
tieke contactsleutels geleverd.
Bewaar de reservesleutel op een vei-
lige plaats.
Als alle sleutels verloren zijn gegaan,
moet de ECM vervangen worden.
(Model met startblokkering)
OPMERKING:
• In de sleutel is een startblokke-
ringsidentificatiecode geprogram-
meerd. Dit betekent dat een
sleutel die bij een normale sleutel-
maker is gemaakt niet zal werken.
Ga naar uw Suzuki-dealer als u
een reservesleutel wilt laten
maken.
• Als u de sleutel verliest, dient u uw
Suzuki-dealer de verloren sleutel
te laten deactiveren.
• Als u meerdere voertuigen bezit
met startblokkeringssleutels, dient
u de betreffende sleutels uit de
buurt van het contactslot te hou-
den wanneer u de motorfiets
gebruikt, want die sleutels kunnen
storend zijn voor het startblokke-
ringssysteem van uw motorfiets.
• Omdat alles wat van metaal is
gemaakt, gemagnetiseerd is of
een radiogolf uitzendt de commu-
nicatie van de startblokkering
beïnvloedt, mag een dergelijk arti-
kel niet aan de sleutelhouder wor-
den bevestigd of dicht bij de
sleutel worden geplaatst.
• Oorspronkelijk zijn er twee sleu-
tels in het startblokkeringssy-
steem geregistreerd. U kunt nog
twee extra sleutels registreren.
Vraag uw Suzuki-dealer om extra
reservesleutels te maken en te
registreren.

2-6
STARTONDERBREKER-VERKLIK-
KERLAMPJE
(indien uitgerust)
Het startonderbreker-verklikker-
lampje knippert 2 maal wanneer het
contact wordt aangezet. Vervolgens
gaat het lichtje 2 seconden branden,
waarna het dooft.
Het startblokkeringssysteem is
bedoeld om diefstal van de motorfiets
te voorkomen door het motor-
startsysteem elektronisch te deactive-
ren. De motor kan alleen gestart
worden met een van de originele
sleutels waarin de juiste elektronische
identificatiecode is geprogrammeerd.
De sleutel geeft de identificatiecode
door aan de ECM wanneer de sleutel
in de “ON”-stand wordt gedraaid.
OPMERKING:
• De motor kan niet gestart worden
wanneer het verklikkerlampje blijft
knipperen.
• Als het lampje blijft knipperen,
betekent dit dat er een communi-
catiefout tussen het startonder-
brekersysteem en de ECM is of
dat er een verkeerde sleutel wordt
gebruikt. Zet het contactslot af en
dan opnieuw aan, zodat het start-
blokkeringssysteem weer juist
werkt.
• Oorspronkelijk zijn twee contacts-
leutels in het startblokkeringssy-
steem geregistreerd. U kunt nog
twee extra sleutels registreren. Bij
het inschakelen van het contact
geeft het aantal knipperingen van
het verklikkerlampje het aantal
geregistreerde sleutels aan.

2-7
CONTACTSLOT
(Model met startblokkering)
Het contactslot heeft vier standen:
“OFF”-STAND
Alle elektrische circuits zijn uitgescha-
keld. De motor kan niet gestart wor-
den. De sleutel kan uit het contactslot
worden getrokken.
“ON”-STAND
Het ontstekingscircuit is ingescha-
keld en de motor kan nu gestart wor-
den. De koplamp, het parkeerlicht, het
achterlicht en de kentekenplaatver-
lichting zullen automatisch gaan bran-
den wanneer de contactsleutel in
deze stand wordt gezet. In deze stand
kan de sleutel niet uit het contactslot
worden getrokken.
OPMERKING: Start de motor meteen
nadat u de sleutel in de “ON”-stand
hebt gezet, anders moet de accu
onnodig stroom leveren voor het ver-
bruik door de koplamp en het achter-
licht.
“LOCK”-STAND
Om het stuur te vergrendelen, draait u
dit eerst helemaal naar links. Duw de
sleutel omlaag, draai deze naar de
“LOCK”-stand en trek de sleutel uit
het slot. Alle elektrische circuits zijn
uitgeschakeld.
OPMERKING:
• Beweeg het stuur naar rechts en
naar links om er zeker van te zijn
dat het goed vergrendeld is.
• Als het niet gemakkelijk kan wor-
den vergrendeld, draai de sleutel
dan naar de “LOCK”-stand terwijl
u het stuur lichtjes naar rechts
beweegt.
ON
ON
ON
ONON
IGNITION
IGNITION
IGNITION
IGNITIONIGNITION
OFF
OFF
OFF
OFF
OFF
P
P
P
P
P
L
L
L
L
L
O
O
O
O
O
C
C
C
C
C
K
K
K
K
K
P
P
P
P
P
U
U
U
U
U
S
S
S
S
S
H
H
H
H
H

2-8
“P”-STAND (parkeren)
Wilt u de motorfiets parkeren, ver-
grendel dan het stuur en draai de
sleutel in de “P”-stand. De sleutel kan
nu verwijderd worden, maar het par-
keerlicht en het achterlicht blijven
branden terwijl het stuur vergrendeld
is. In deze stand is de motorfiets beter
zichtbaar wanneer u bijvoorbeeld ’s
avonds langs de weg parkeert.
WAARSCHUWING
Het is gevaarlijk om het contact-
slot in de “P”- (PARKEREN) of
“LOCK”-stand te zetten terwijl de
motorfiets in beweging is. Het kan
gevaarlijk zijn om de motorfiets te
bewegen wanneer het stuur is ver-
grendeld. U zou uw evenwicht
kunnen verliezen en vallen, of u
zou de motorfiets kunnen laten
vallen.
Stop de motorfiets en zet deze op
de zijstandaard, indien uitgerust,
voordat u het stuur vergrendelt.
Probeer nooit om de motorfiets te
bewegen terwijl het stuur is ver-
grendeld.
ON
ON
ON
ONON
IGNITION
IGNITION
IGNITION
IGNITIONIGNITION
OFF
OFF
OFF
OFF
OFF
P
P
P
P
P
L
L
L
L
L
O
O
O
O
O
C
C
C
C
C
K
K
K
K
K
P
P
P
P
P
U
U
U
U
U
S
S
S
S
S
H
H
H
H
H
WAARSCHUWING
Als de motorfiets omvalt als
gevolg van slippen of een onge-
luk, is het mogelijk dat de motor-
fiets door een plotseling
opgetreden beschadiging blijft
draaien, wat kan resulteren in
brand of in eventueel letsel door
bewegende onderdelen zoals het
achterwiel.
Als de motorfiets omvalt, moet u
het contactslot meteen afzetten.
Neem contact op met een erkende
Suzuki-dealer om de motorfiets op
niet zichtbare beschadigingen te
laten controleren.

2-9
Er is een dekseltje 2 op de sleutelci-
linder 1 als extra beveiliging. Door
het dekseltje te draaien wordt het
sleutelgat 3 afgedekt zodat er geen
vreemde bestanddelen e.d. in het
sleutelgat terecht kunnen komen. Om
het dekseltje te draaien, steekt u de
punt van de sleutel voorzichtig in het
dekseltje en draait het dekseltje dan
rond.
Om het dekseltje uit te lijnen met het
sleutelgat, gaat u op dezelfde manier
te werk.
ON
ON
ON
ON
ON
IGNITION
IGNITION
IGNITION
IGNITION
IGNITION
OF
O
O
O
OF
F
F
F
P
P
P
P
P
L
L
L
L
L
O
O
O
O
O
C
C
C
C
C
K
K
K
K
K
P
P
P
PP
U
U
U
U
U
S
S
S
S
S
H
H
H
H
H
ON
ON
ON
ONON
IGNITION
IGNITION
IGNITION
IGNITIONIGNITION
OFF
OFF
OFF
OFFOFF
P
P
P
P
P
L
L
L
L
L
O
O
O
O
O
C
C
C
C
C
K
K
K
K
K
P
P
P
P
P
U
U
U
U
U
S
S
S
S
S
H
H
H
H
H

2-10
INSTRUMENTENPANEEL
WAARSCHUWINGS- EN INDICATIELAMPJES
1ADJUST toets
2Richtingaanwijzer-verklikkerlampje ( 2-13)
3Toerenteller ( 2-13)
4Koelvloeistoftemperatuurcontrolelichtje/oliedrukcontrolelichtje
( 2-13, 2-20)
5Tractieregeling-verklikkerlampje ( 2-14)
6Defectverklikkerlampje ( 2-15, 2-16)
7Accuspanning-waarschuwingslampje (VK, EU) ( 2-17)
8Vrijstandcontrolelichtje ( 2-17)
9Hoofdwaarschuwingslampje (VK, EU) ( 2-15)
0Vriesweer-verklikkerlampje ( 2-17)
AGrootlichtcontrolelampje ( 2-17)
BABS-controlelampje ( 2-18)
AIR
GEAR
mph
km/h
H
C
E F
TRIP
RANGE MPG US
km/L/100km
V
AVG
1 2
TC
1
2
C F
1
OFF
2

2-11
LCD
C Koelvloeistoftemperatuur-indicator/oliedrukindicator ( 2-13, 2-20)
D Versnellingsindicator ( 2-19)
E Snelheidsmeter ( 2-19)
F Thermometer ( 2-19)
G Koelvloeistoftemperatuurmeter ( 2-20)
H Benzinemeter ( 2-20)
I Meter voor huidig brandstofverbruik/
Meter voor gemiddeld brandstofverbruik/
Rijbereikmeter/Voltmeter ( 2-21)
J Display van het tractieregelsysteem ( 2-23)
K Klok ( 2-24)
L Kilometerteller/Dagteller/Helderheid van instrumentenpaneelverlichting
( 2-24)
AIR
GEAR
mph
km/h
H
C
E F
TRIP
RANGE MPG
km/L/100km
V
AVG
1 2
TC
1
2
C F
1
OFF
2

2-12
Door het contactslot op AAN te zetten
zal de meter als volgt reageren.
• Alle LCD-segmenten verschijnen
en tonen dan het normale
scherm.
• De toerentellernaald doorloopt het
volledige schaalbereik en keert
dan terug naar de uitgangsstand.
• De volgende lampjes gaan 2
seconden branden.
- Defectverklikkerlampje 6
- Accuspanning-waarschuwings-
lampje 7 (VK, EU)
- Hoofdwaarschuwingslampje 9
(VK, EU)
- Vriesweer-verklikkerlampje 0
• De volgende lampjes gaan bran-
den.
- Koelvloeistoftemperatuurcontro-
lelichtje/oliedrukcontrolelichtje
4
- Tractieregeling-verklikker-
lampje 5
- ABS-verklikkerlampje B
OPMERKING: Zie de uitleg bij de
betreffende lampjes in dit hoofdstuk
voor de uitschakelingstoestand.
Wanneer het contactslot wordt aan-
gezet, worden alle LCD-segmenten
weergegeven. Als nu alleen km (km/
h) op het LCD wordt weergegeven,
kan niet naar de mijl (mph) aandui-
ding worden overgeschakeld omdat
de meter alleen geschikt is voor km-
weergave.
WAARSCHUWING
Bedien het display niet tijdens het
rijden; dat is gevaarlijk. Wanneer u
uw hand van het stuur afneemt,
neemt de kans dat u de controle
over de motorfiets verliest toe.
Verander tijdens het rijden nooit
het display. Houd beide handen
aan het stuur.
AIR
GEAR
km/h
H
C
E F
TRIP
RANGE
km/L/100km
km
V
AVG
1 2
TC
1
2
C
1
OFF
2

2-13
RICHTINGAANWIJZER-VERKLIK-
KERLAMPJE “” 2
Dit controlelichtje gaat knipperen
wanneer de rechter of linker richting-
aanwijzer in werking wordt gesteld.
OPMERKING: Als een richtingaanwij-
zer niet goed werkt als gevolg van
een defecte lamp of een defect circuit,
zal het controlelichtje sneller knippe-
ren om de berijder erop attent te
maken dat er een storing is.
TOERENTELLER 3
De toerenteller geeft het motortoeren-
tal in omwentelingen per minuut
(omw/min) aan.
Als de toerentellernaald niet naar nul
wijst, volg dan de onderstaande aan-
wijzingen om de toerenteller terug te
stellen.
1. Houd de ADJUST toets 1 inge-
drukt en zet het contactslot aan.
2. Houd de ADJUST toets 1 4
seconden ingedrukt.
OLIEDRUKVERKLIKKERLAMPJE
“” 4
Wanneer het contactslot in de “ON”
stand wordt gezet, maar de motor nog
niet wordt gestart, gaan het symbool
“” C op het display en het verklik-
kerlampje 4 branden. Zodra de
motor wordt gestart, moeten het sym-
bool “” C en het verklikkerlampje
uitgaan.
Wanneer de oliedruk beneden het
normale bereik daalt, verschijnt het
symbool “” C op het display en
gaat het verklikkerlampje 4 branden.
LET OP
Als u na het starten van de motor
de gasgreep opendraait of met de
motorfiets rijdt terwijl het olie-
drukcontrolelichtje brandt, kan dit
een nadelige invloed hebben op
de motor.
Zorg dat het oliedrukcontrole-
lichtje uit is voordat u de gasgreep
bedient of met de motorfiets rijdt.
LET OP
Rijd niet met de motorfiets terwijl
het oliedrukcontrolelichtje brandt,
want dit kan resulteren in ernstige
beschadiging van de motor en de
transmissie.
Wanneer het oliedrukcontrole-
lichtje oplicht, duidt dit op een
lage oliedruk en moet u de motor
onmiddellijk afzetten. Controleer
het oliepeil en vul indien nodig
olie bij. Als er volop olie is, maar
het lampje nog niet dooft, breng
dan de motorfiets naar een
erkende Suzuki-dealer of een vak-
kundige monteur om de motor-
fiets te laten nakijken.

2-14
VERKLIKKERLAMPJE VOOR
TRACTIEREGELSYSTEEM “TC” 5
Wanneer het tractieregelsysteem is
uitgeschakeld, blijft het verklikker-
lampje voor het tractieregelsysteem
branden.
Wanneer het tractieregelsysteem op
Modus 1 of Modus 2 wordt gezet, zal
het verklikkerlampje voor het tractie-
regelsysteem als volgt oplichten.
<ON>
• Dit verklikkerlampje gaat branden
wanneer het contactslot in de “ON”
stand wordt gedraaid en gaat uit
wanneer de rijsnelheid hoger dan
5 km/h wordt.
• Het tractieregelsysteem werkt niet
als gevolg van een defect in het
systeem.
<Knippert>
• Het tractieregelsysteem heeft
waargenomen dat het achterwiel
ging doorslippen tijdens accelera-
tie en regelt automatisch het
motorvermogen.
<OFF>
• Het tractieregelsysteem bewaakt
de tractie van het achterwiel tij-
dens acceleratie.
OPMERKING: Zie pagina 2-28 voor
verdere informatie over het tractiere-
gelsysteem.
WAARSCHUWING
Rijden met de motorfiets terwijl
het tractieregelsysteem is inge-
schakeld en het verklikkerlampje
van het tractieregelsysteem
brandt, kan gevaarlijk zijn.
Als het verklikkerlampje voor het
tractieregelsysteem tijdens het rij-
den gaat branden, parkeert u de
motorfiets op een veilige plaats en
zet dan het contact af. Zet het con-
tactslot na een poosje weer op
“ON” en controleer of het lampje
gaat branden.
• Als het verklikkerlampje uitgaat
nadat u weer bent gaan rijden, is
het tractieregelsysteem in orde.
• Als het verklikkerlampje niet uit-
gaat nadat u weer bent gaan rij-
den, werkt het
tractieregelsysteem niet. Laat
het systeem in dit geval zo
spoedig mogelijk door een
erkende Suzuki-dealer nakijken.

2-15
DEFECTVERKLIKKERLAMPJE “ ”
6
/
HOOFDWAARSCHUWINGSLAMPJE “ ”
9
(VK, EU)
Als er een storing optreedt in de motorfiets, gaat het defectverklikkerlampje
“ ” 6 of het hoofdwaarschuwingslampje “ ” 9 branden. Tevens wordt er
elke 2 seconden “FI”, “to” en “IG” aangegeven op het kilometertellerdisplay L.
OPMERKING:
• Neem onmiddellijk contact op met uw Suzuki-dealer als het defectverklik-
kerlampje of het hoofdwaarschuwingslampje brandt.
• Wanneer het kilometertellerdisplay “CHEC” aangeeft, moet u de volgende
punten controleren:
- De ontstekingszekering is niet gesprongen.
- De stekkers van de verbindingskabels zijn aangesloten.
• Als het defectverklikkerlampje knippert terwijl de motor draait, stop dan de
motorfiets en zet de motor onmiddellijk stil, want de katalysator kan
beschadigd zijn. Als u geen andere keus hebt dan door te rijden, draai dan
de gashendel niet volledig open en rijd met een lage snelheid. Laat de
motorfiets daarna onmiddellijk door een officiële Suzuki-dealer nakijken.
Defectverklikkerlampje Hoofdwaarschuwings-
lampje Kilometertellerdisplay
Motorsysteemstoring
(Gerelateerd aan uit-
laatgas)
Gaat branden –
Motorsysteemstoring
(Niet gerelateerd aan
uitlaatgas)
– Gaat branden
Motorfiets kantelt of sto-
ring in TO (kantel)-sen-
sor
– Gaat branden
Storing in contactslot/
Diefstalpreventie – Gaat branden
Storing in regelaarcom-
municatie – –

2-16
DEFECTVERKLIKKERLAMPJE
“ ” 6 (Behalve voor VK, EU)
Als het brandstofinspuitsysteem uit-
valt, gaat het defectverklikkerlampje
6 branden en toont het display de
aanduiding “FI” in het kilometerteller-
displaygebied op de volgende twee
manieren:
A. Het display L in het kilometertel-
ler-displaygebied toont afwisse-
lend “FI” en de kilometerteller/
dagteller, en het defectverklikker-
lampje 6 licht op en blijft bran-
den.
B. Het display L in het kilometertel-
ler-displaygebied toont continu
“FI” en het defectverklikkerlampje
6 knippert tijdens het starten.
Bij aanduiding A is het mogelijk dat de
motor blijft werken, maar bij aandui-
ding B zal de motor niet meer werken.
OPMERKING:
• Als het display continu “FI” aan-
geeft en het defectverklikker-
lampje knippert, kan de motor niet
gestart worden.
• Als het defectverklikkerlampje
oplicht en 3 maal snel knippert, is
de accuspanning te laag. Neem
contact op met een officiële
Suzuki-dealer om de motorfiets te
laten nakijken.
Wanneer het display “CHEC” aan-
geeft in het kilometerteller-displayge-
bied, moet u het volgende
controleren:
• Controleer of de motorstopscha-
kelaar in de “” stand staat.
• Controleer of de versnelling in de
vrijstand staat of de zijstandaard
volledig omhooggeklapt is.
Als het display na het zeker stellen
van de bovenstaande punten nog
steeds “CHEC” aangeeft, controleer
dan de ontstekingszekering en de
stekkers van de verbindingskabels.
LET OP
Het defectverklikkerlampje gaat
branden als er een probleem is
met het brandstofinspuitsysteem.
Wanneer het display “FI” aangeeft
en het defectverklikkerlampje gaat
branden, moet u een officiële
Suzuki-dealer of een gekwalifi-
ceerde monteur zo spoedig moge-
lijk het brandstofinspuitsysteem
laten nakijken.

2-17
ACCUSPANNING-WAARSCHU-
WINGSLAMPJE “ ” 7 (VK, EU)
Het accuspanningwaarschuwingsindi-
catorlampje gaat branden als er een
storing optreedt in het oplaadsysteem
voor de accu.
OPMERKING: Neem contact op met
een Suzuki-dealer voor het inspecte-
ren en opladen van de accu.
VRIJSTANDCONTROLELICHTJE
“N” 8
Dit groene lampje gaat branden wan-
neer de versnelling in de vrijstand
wordt gezet. Het lichtje gaat uit wan-
neer vanuit de vrijstand in een ver-
snelling wordt geschakeld.
VRIESWEER-VERKLIKKER-
LAMPJE “ ” 0
Het vriesweer-verklikkerlampje 0
begint te knipperen wanneer de
omgevingstemperatuur onder 3 °C
daalt. Het vriesweer-verklikkerlampje
knippert 30 seconden en blijft dan
branden totdat de omgevingstempe-
ratuur hoger dan 5 °C wordt.
Het display F toont de thermometer
en knippert 30 seconden wanneer de
omgevingstemperatuur lager dan
3 °C wordt. Het display F toont de
thermometer wanneer het vriesweer-
verklikkerlampje 0 blijft branden.
GROOTLICHT-VERKLIKKER-
LAMPJE “” A
Dit blauwe controlelichtje gaat bran-
den wanneer het grootlicht wordt
ingeschakeld.
Specyfikacje produktu
Marka: | Suzuki |
Kategoria: | Silnik |
Model: | V-Strom 650 (2024) |
Potrzebujesz pomocy?
Jeśli potrzebujesz pomocy z Suzuki V-Strom 650 (2024), zadaj pytanie poniżej, a inni użytkownicy Ci odpowiedzą
Instrukcje Silnik Suzuki

21 Lutego 2025

15 Stycznia 2025

8 Października 2024

4 Października 2024

3 Października 2024

3 Października 2024

3 Października 2024

3 Października 2024

3 Października 2024

3 Października 2024
Instrukcje Silnik
- Silnik Yamaha
- Silnik Triumph
- Silnik Kawasaki
- Silnik Honda
- Silnik Milwaukee
- Silnik KTM
- Silnik Ducati
- Silnik BMW
- Silnik GasGas
- Silnik Husqvarna
- Silnik Aprilia
- Silnik Mercedes-Benz
- Silnik Danfoss
- Silnik Texas
- Silnik ELAC
- Silnik Kettler
- Silnik Mitsubishi
- Silnik Indian
- Silnik Piaggio
- Silnik Reebok
- Silnik Juki
- Silnik Beta
- Silnik Bajaj
- Silnik Royal Enfield
- Silnik Sherco
- Silnik Hyosung
- Silnik Benelli
- Silnik Cagiva
- Silnik Metabo
- Silnik Nautilus
- Silnik Mash
- Silnik Hero
- Silnik Victory
- Silnik Emco
- Silnik Chang Jiang
- Silnik Harley Davidson
- Silnik Moto Guzzi
- Silnik Derbi
- Silnik SMC
- Silnik Ridley
- Silnik Anova
- Silnik Zero
- Silnik MV Agusta
- Silnik BodyCraft
- Silnik Mahindra
- Silnik CRRCpro
Najnowsze instrukcje dla Silnik

17 Lutego 2025

16 Lutego 2025

14 Lutego 2025

8 Lutego 2025

8 Lutego 2025

2 Lutego 2025

2 Lutego 2025

12 Stycznia 2025

11 Stycznia 2025

10 Stycznia 2025