Instrukcja obsługi Opel Ampera 2012

Opel Samochód osobowy Ampera 2012

Przeczytaj poniżej 📖 instrukcję obsługi w języku polskim dla Opel Ampera 2012 (197 stron) w kategorii Samochód osobowy. Ta instrukcja była pomocna dla 2 osób i została oceniona przez 2 użytkowników na średnio 4.5 gwiazdek

Strona 1/197
OPEL AMPERA
Gebruikershandleiding
Inleiding ......................................... 2
Kort en bondig ............................... 6
Sleutels, portieren en ruiten ......... 19
Stoelen, veiligheidssystemen ...... 34
Opbergen ..................................... 52
Instrumenten en
bedieningsorganen ...................... 59
Verlichting .................................... 88
Klimaatregeling ............................ 94
Rijden en bediening ................... 103
Verzorging van de auto .............. 137
Service en onderhoud ................ 176
Technische gegevens ................ 179
Klantinformatie ........................... 187
Trefwoordenlijst ......................... 190
Inhoud
2Inleiding
Inleiding
Inleiding 3
Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken “Service en onder‐
houd” en “Technische gegevens”,
alsmede op het typeplaatje.
Inleiding
Uw auto is de intelligente combinatie
van vernieuwende techniek, overtui‐
gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
De auto heeft twee bedieningsmodi:
Elektrische en verlengingsmodus ac‐
tieradius In beide modi rijdt de auto
via de elektrische aandrijving. Zo
neemt de emissie van kooldioxide
aanzinelijk af zonder aan mobiliteit en
dynamiek in te boeten.
In deze gebruikershandleiding vindt u
alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen be‐
dienen.
Laat uitsluitend goed opgeleide mon‐
teurs die op de hoogte zijn van de in‐
structies van de fabrikant hoogspan‐
ningscomponenten repareren of er‐
mee werken.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wet‐
geving van het land waarin u zich be‐
vindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij
uw Opel Service Partner aan.
Elke Opel Service Partner biedt u eer‐
steklas service tegen redelijke prij‐
zen. Ervaren, door Opel geschoolde
specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze
handleiding
Deze handleiding geeft een om‐
schrijving van alle voor dit model
beschikbare opties en functies.
Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die
voor display- en menufuncties, niet
op uw auto van toepassing
wanneer er sprake is van een
modelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.
De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de afzon‐
derlijke paragrafen geeft aan waar
u de informatie die u zoekt kunt vin‐
den.
Met behulp van het trefwoordenre‐
gister kunt u specifieke informatie
zoeken.
In deze gebruikershandleiding wor‐
den auto's getoond met het stuur
links. De bediening van auto's met
het stuur rechts is vergelijkbaar.
4Inleiding
In de gebruikershandleiding wor‐
den motoraanduidingen van de fa‐
briek gebruikt. De bijbehorende
marktaanduidingen vindt u in de
paragraaf “Technische gegevens”.
Richtingaanduidingen in de be‐
schrijvingen, zoals links, rechts,
voor of achter moeten altijd met de
blik in de rijrichting worden gezien.
De displays van het voertuig onder‐
steunen mogelijkerwijs uw taal niet.
Displayteksten en opschriften in het
interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en
Voorzichtig
9Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐
vaar inhouden.
9Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot ver‐
wondingen leiden.
Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan ra‐
ken. Het niet naleven van deze
richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina’s
worden aangeduid met 3. 3 betekent
“zie pagina”.
We wensen u vele uren autorijplezier.
Adam Opel AG
Inleiding 5
6Kort en bondig
Kort en bondig
Basisinformatie
Auto ontgrendelen
Afstandsbediening
Druk op de toets ( om de portieren
en de bagageruimte te ontgrendelen.
Open de portieren door aan de hand‐
grepen te trekken. Om de achterklep
te openen, toets onder de lijst van de
achterklep indrukken.
Afstandsbediening 3 19, centrale
vergrendeling 3 23, bagage‐
ruimte 3 25.
Open&Start
Houd de handzender binnen het ope‐
ningsbereik en druk op de vergren‐
del-/ontgrendeltoets op de portier‐
kruk.
Ontgrendel alle portieren door binnen
vijf seconden nogmaals op de ver‐
grendel-/ontgrendeltoets op de be‐
stuurdersportierkruk te drukken.
Om de achterklep te openen, toets
onder de lijst indrukken.
Open&Start-systeem 3 22.
Kort en bondig 7
Stoelverstelling
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Stoelpositie 3 35, stoelverstelling
3 36.
9Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Rugleuning voorstoelen
Aan hendel trekken, hellingshoek in‐
stellen en hendel loslaten. Laat de
stoel hoorbaar vastklikken.
Stoelpositie 3 35, stoelverstelling
3 36.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel:
omhoog = stoel omhoog
omlaag = stoel omlaag
Stoelpositie 3 35, stoelverstelling
3 36.
8Kort en bondig
Hoofdsteunverstelling
Knop aan de zijkant indrukken,
hoogte instellen en vergrendelen.
Hoofdsteunen 3 34.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐
del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25 °).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 35, veiligheidsgor‐
dels 3 39, airbagsysteem 3 43.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing gebruiken.
Binnenspiegel 3 30, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 30.
Kort en bondig 9
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 29, elektri‐
sche verstelling 3 29, inklapbare
buitenspiegels 3 29, verwarmde
buitenspiegels 3 30.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐
len.
Airbagsysteem 3 43.
10 Kort en bondig
Overzicht instrumentenpaneel
Kort en bondig 11
1Cruise control ...................... 119
2Lichtschakelaar ..................... 88
Richtingaanwijzers ................ 90
Waarschuwing
voetgangersveiligheid ........... 60
3Claxon ................................... 60
4Instrumentengroep ................ 65
Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 72
5Afstandsbediening op
stuurwiel ................................ 59
6Wis-/wasinstallatie voorruit ...60
7Middelste
ventilatieopeningen ............. 101
8Plafondverlichting ................. 91
Leeslampjes .......................... 91
Ultrasoonparkeerhulp ......... 121
Diefstalalarmsysteem ............ 27
Elektronische
stabiliteitsregeling ............... 118
Traction Control-systeem .... 117
Gordelverklikkerlichtje ........... 67
Verklikkerlichtje airbag-
deactivering ........................... 68
9Binnenspiegel ....................... 30
10 Lampje oplaadstatus ........... 129
11 Lichtsensor ............................ 88
Klimaatsensor ....................... 94
12 Opbergvak
instrumentenpaneel .............. 52
13 Colour-Info-Display ............... 74
14 Zijdelingse
ventilatieopeningen ............. 101
15 Handschoenenkastje ............ 52
16 Centrale vergrendelings‐
toetsen .................................. 23
17 Elektrische handrem ........... 115
18 Infotainmentsysteem (zie
handleiding van het
Infotainmentsysteem)
19 Schakelhendel .................... 112
20 Aan/Uit-knop ....................... 104
21 Rijmodusknop ..................... 109
22 Bladknop ............................... 74
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................. 139
24 Stuurwiel instellen ................. 59
25 Verlichtingsbediening
instrumentenpaneel .............. 91
26 Ontgrendelknop klep
oplaadaansluiting ................ 126
27 Elektrische ruitbediening ....... 31
28 Ontgrendelknop tankklep .... 134
29 Bedieningsorganen DIC ........ 72
30 Instellen koplampreikwijdte ... 89
12 Kort en bondig
Rijverlichting
Draai aan het stelwiel:
AUTO =automatische verlichting:
rijverlichting wordt auto‐
matisch in- en uitgescha‐
keld
m= activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting
8= zijmarkeringslichten
9= dimlicht
r= mistachterlicht
Verlichting 3 88.
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlicht
lichtsignaal = hendel naar u toe
trekken
grootlicht = hendel van u af du‐
wen
dimlicht = hendel van u af du‐
wen of naar u toe
trekken
Automatische verlichting 3 88,
grootlicht 3 89, lichtsignaal 3 89.
Kort en bondig 13
Richtingaanwijzers
hendel
omhoog
= rechter richtingaanwij‐
zer
hendel
omlaag
= linker richtingaanwij‐
zer
Richtingaanwijzers 3 90, parkeer‐
lichten 3 90.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 89.
Claxon
j indrukken.
Claxon 3 60.
Kort en bondig 15
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit ge‐
spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Wis-/wasinstallatie voor 3 60,
sproeiervloeistof 3 142.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegels
Ü-toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 33.
Verwarmde buitenspiegel 3 30.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Toets V indrukken,
Temperatuur op de hoogste stand
zetten.
Verwarmbare achterruit Ü AAN.
Automatisch geregelde airconditio‐
ning 3 94.
Automatisch ontwasemen
Het systeem controleert op een hoge
vochtigheidsgraad in de auto. Als dat
het geval is, kan het systeem over‐
schakelen op toevoer van buitenlucht
en de airco of de verwarming
16 Kort en bondig
inschakelen. Het ventilatortoerental
kan worden verhoogd om beslaan te
voorkomen. Als de luchtvochtigheid
afneemt, keert het systeem terug
naar de eerdere stand.
Automatisch geregelde airconditio‐
ning 3 94.
Elektrische aandrijving
P=Park
R= Achteruitversnelling
N= Neutrale stand
D= Rijstand
L= Laag
De schakelhendel kan alleen door het
indrukken van de schakelhendelknop
bij ingeschakeld contact en ingetrapt
rempedaal uit P worden geschakeld.
Elektrische aandrijving 3 108.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren
Bandenspanning en -staat 3 158,
3 186.
Motoroliepeil en vloeistofniveaus
3 140.
Ruiten, spiegels, buitenverlichting
en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
Juiste positie van spiegels, stoelen
en veiligheidsgordels 3 29,
3 35, 3 40.
Werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige rem‐
men.
Kort en bondig 17
Auto starten
Zet de schakelhendel op P of N. In
een andere stand start het aandrijf‐
systeem niet.
Stuurwiel iets verdraaien om het
stuurslot te ontgrendelen.
De handzender moet zich in de
auto bevinden. Rempedaal intrap‐
pen en m induwen.
Bedenk dat het bij "contact aan/uit"
steeds om de staat van de auto gaat.
Voertuig starten en stoppen 3 106.
Aan/Uit-knop 3 104.
Bedrijfsmodi elektrisch
voertuig
De auto heeft twee bedieningsmodi:
Elektrische en verlengingsmodus ac‐
tieradius In beide modi rijdt de auto
via de elektrische aandrijving.
In de elektrische modus of de verlen‐
gingsmodus actieradius kunt u di‐
verse rijmodi selecteren:
Druk op de toets RIJMODUS totdat
de gewenste rijmodus gemarkeerd is.
18 Kort en bondig
De volgende rijmodi zijn selecteer‐
baar:
Normaal
Sport
Berg
Stilhouden
Bedrijfsmodi elektrisch voertuig
3 108.
Parkeren
De auto niet op een licht ontvlam‐
bare ondergrond parkeren. Ont‐
vlambare stoffen kunnen hete uit‐
laatonderdelen onder de auto ra‐
ken en ontbranden.
Trek altijd de handrem aan. Scha‐
kelaar m naar u toe trekken.
Schakel de ontsteking uit. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot ver‐
grendelt.
Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan voor het
uitschakelen van het contact de
handrem aantrekken en de de keu‐
zehendel op P zetten. Op een op‐
lopende helling bovendien de voor‐
wielen van de stoeprand weg‐
draaien.
Wanneer de auto op een aflopende
helling staat, dan voor het uitscha‐
kelen van het contact de keuzehen‐
del op P zetten. Bovendien de voor‐
wielen naar de stoeprand toe‐
draaien.
Vergrendel de auto en activeer het
alarmsysteem.
Handzender 3 19.
Diefstalalarmsysteem 3 27.
Sleutels, portieren en ruiten 19
Sleutels, portieren en
ruiten
Sleutels, sloten ............................ 19
Portieren ...................................... 25
Antidiefstalbeveiliging .................. 26
Buitenspiegels ............................. 29
Binnenspiegel .............................. 30
Ruiten .......................................... 31
Sleutels, sloten
Sleutels
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de Car
Pass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 173.
Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Druk op de knop om de sleutel uit te
klappen.
Druk op de knop en klap de sleutel‐
baard weer terug.
Car Pass
Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.
Handzender
20 Sleutels, portieren en ruiten
Voor een sleutelloze bediening van
de volgende functies:
Centrale vergrendeling 3 23
Open&Start-systeem 3 22
Auto starten 3 106
Diefstalalarmsysteem 3 27
Vergrendelingssysteem 3 26
■ Paniekalarm
■ Interieurvoorbehandeling
Oplaadaansluiting openen
Elektrisch bediende ruiten comfor‐
tabel openen 3 31
De afstandsbediening heeft een be‐
reik van maximaal 60 meter. Dit kan
beperkt worden door invloeden van
buitenaf.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Paniekalarm
Druk op ! om de positie van de auto
te bepalen. De rijverlichting knippert
en de claxon piept drie keer.
Druk op ! en houd drie seconden
vast om het paniekalarm te activeren.
De claxon klinkt en de richtingaanwij‐
zers knipperen 30 seconden.
Druk ! opnieuw in om het paniek‐
alarm uit te schakelen.
Interieurvoorbehandeling
Activeert de verwarming of de airco
en de achterruitverwarming van bui‐
ten de auto.
De automatisch verwarmde stoel kan
zodanig worden geprogrammeerd
dat deze bij het activeren van de in‐
terieurvoorbehandeling gaat werken.
Persoonlijke instellingen 3 83.
Gebruik voor een zo groot mogelijk
bereik de interieurvoorbehandelings‐
functie wanneer de auto wordt opge‐
laden. Na het inschakelen van het
contact werkt het systeem weer nor‐
maal.
Let op
Als de accu bijna ontladen is of bij
een temperatuur van -4°C of lager,
kan de auto eventueel starten, zelfs
als de auto via de oplaadkabel met
een stopcontact verbonden is.
9Gevaar
Activeer de interieurvoorverwar‐
ming niet als de auto in een garage
of andere gesloten ruimtes gepar‐
keerd is, omdat de auto eventueel
kan starten, zelfs als de auto via
de oplaadkabel met een stopcon‐
tact verbonden is.
Let op
Let op: in sommige landen kan het
op afstand starten van de motor door
geldende wet- en regelgeving wor‐
den beperkt.
Inschakelen
1. Druk op ); de portieren worden
vergrendeld.
2. Druk binnen vijf seconden op #
en houd deze vast totdat de rich‐
tingaanwijzers gaan knipperen.
Sleutels, portieren en ruiten 21
Bij opnieuw indrukken van # tij‐
dens de interieurvoorbehandeling
wordt de functie uitgeschakeld.
De interieurvoorbehandeling wordt
na 10 minuten automatisch uitge‐
schakeld, tenzij de periode wordt ver‐
lengd.
Druk na het instappen tijdens de inte‐
rieurvoorbehandeling op de toets m
met ingetrapt rempedaal op het in‐
strumentenbord voor een normale
bediening.
Periode verlengen
Ter verlenging van de eerste interi‐
eurvoorbehandeling herhaalt u de
stappen voor het activeren van de in‐
terieurvoorbehandeling. Tussen rit‐
ten door kan de interieurvoorbehan‐
deling maar één keer worden ver‐
lengd.
Interieurvoorbehandeling
uitschakelen
Ga als volgt te werk om de interieur‐
voorbehandeling uit te schakelen:
Handzender op de auto richten en
# indrukken en vasthouden totdat
de zijmarkeringslichten uit gaan.
Schakel de alarmknipperlichten in.
Druk op het instrumentenbord op
de toets m, met ingetrapt rempe‐
daal en druk weer op de toets m om
het contact uit te schakelen.
Situaties waarin de
interieurvoorbehandeling wellicht niet
werkt
Situaties waarin de interieurvoorbe‐
handeling wellicht niet werkt zijn o.a.:
Motorkap open.
Storingen in de aandrijving van de
auto, zoals storingen in de emissie‐
regeling.
Storingen in de hoogspannings‐
accu.
Bij te weinig brandstof volgt er geen
tweede interieurvoorbehandeling of
verlenging.
Situaties waarin de interieurvoorbe‐
handeling wellicht wordt uitgescha‐
keld zijn o.a.:
Storingen in de aandrijving van de
auto of in de hoogspanningsaccu.
Motoroliedruk te laag.
Koelvloeistoftemperatuur te hoog.
Oplaadaansluiting
Druk op $ om de oplaadaansluiting
te openen.
Opladen 3 126.
Storing in de handzender
Als de handzender niet goed kan wor‐
den bediend, heeft dit wellicht de vol‐
gende oorzaak:
Bereik overschreden
Batterijspanning te laag
Signaal geblokkeerd
Raadpleeg een werkplaats als het
probleem aanhoudt.
Let op: andere situaties, zoals ver‐
meld, kunnen de prestaties van de
handzender nadelig beïnvloeden.
Ontgrendelen 3 23.
22 Sleutels, portieren en ruiten
Batterij van de
afstandsbediening vervangen
Let op
Raak bij het vervangen van de bat‐
terij niet het circuit van de zender
aan. De zender kan beschadigd ra‐
ken als u statisch geladen bent.
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Sluit de module en
controleer of de handzender werkt.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Open&Start-systeem
Met een transponder in de handzen‐
der kunnen de portieren en de ach‐
terklep passief worden vergrendeld
en ontgrendeld.
Ook kunt u de auto met het
Open&Start-systeem starten.
Voertuig starten en stoppen 3 106.
De handzender moet zich binnen
een meter van het/de openen portier/
achterklep bevinden.
Ontgrendelen
U kunt uit twee instellingen kiezen:
Om alle portieren en de achterklep
te ontgrendelen, drukt u eenmaal
op de vergrendel/ontgrendeltoets
op één van de portierkrukken
of
Sleutels, portieren en ruiten 23
drukt u eenmaal op de vergrendel-/
ontgrendeltoets op het bestuur‐
dersportier om alleen het bestuur‐
dersportier te ontgrendelen. Ont‐
grendel alle portieren en de achter‐
klep door binnen vijf seconden nog‐
maals op de vergrendel-/ontgren‐
deltoets op het bestuurdersportier
te drukken.
Persoonlijke instellingen 3 83.
Vergrendelen
Om de portieren en de achterklep te
vergrendelen, drukt u op de vergren‐
del-/ontgrendeltoets op één van de
portierkrukken als alle portieren ge‐
sloten zijn.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelt en vergrendelt de portie‐
ren en de achterklep.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Ontgrendelen
Toets ( indrukken,
U kunt uit twee instellingen kiezen:
Om alle portieren en de achterklep
te ontgrendelen, drukt u eenmaal
op toets (
of
drukt u eenmaal op toets ( om al‐
leen het bestuurdersportier te ont‐
grendelen. Druk twee keer binnen
vijf seconden op de toets ( om alle
portieren en de achterklep te ont‐
grendelen.
Elektrisch bediende ruiten 3 31.
Persoonlijke instellingen 3 83.
Bij elke druk op de toets knipperen de
alarmknipperlichten en het diefstala‐
larmsysteem wordt gedeactiveerd.
Diefstalalarmsysteem 3 27.
Vergrendelen
Portieren, achterklep, tankklep slui‐
ten.
Toets ) indrukken.
De alarmknipperlichten knipperen
één keer en het diefstalalarmsysteem
wordt geactiveerd.
Diefstalalarmsysteem 3 27.
Sleutels, portieren en ruiten 25
Kindersloten
9Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Druk op de toets H% om te activeren.
De LED licht op.
Druk opnieuw op H% om te deactive‐
ren. De LED gaat uit.
De achterportieren kunnen niet meer
van binnen worden geopend.
Portieren
Bagageruimte
Achterklep
Openen
Open de achterklep met alle portieren
ontgrendeld door op de knop aan de
onderkant van de achterklephand‐
greep te drukken en op te tillen.
Als de portieren vergrendeld zijn,
moet de achterklep worden geopend
met de handzender binnen het ope‐
ningsbereik.
Sluiten
Sluit de achterklep met de trekhendel
aan de binnenkant.
Sluit altijd de achterklep voordat u
wegrijdt. Druk tijdens het sluiten van
de achterklep niet op de knop, omdat
deze dan weer ontgrendelt.
26 Sleutels, portieren en ruiten
Algemene tips voor de
achterklepbediening
9Waarschuwing
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige,
onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐
loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een ga‐
ragedeur, om schade aan de ach‐
terklep te voorkomen. Controleer
altijd de plaats boven en achter de
achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem
9Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐
delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Sleutels, portieren en ruiten 27
Inschakelen
Druk twee keer binnen vijf seconden
met alle portieren gesloten en uitge‐
schakeld contact op ) op de hand‐
zender
U kunt het vergrendelingssysteem
ook activeren door twee keer binnen
vijf seconden op de vergrendel-/ont‐
grendeltoets op de bestuurderspor‐
tierkruk te drukken.
Diefstalalarmsysteem
Het bewaakt:
Portieren, achterklep, motorkap
Interieur en aangrenzende bagage‐
ruimte
Hellingshoek van de auto, bijv. bij
het wegslepen
Oplaadkabel verwijderen
Inschakelen
Druk na het sluiten van alle portie‐
ren en ruiten op de toets ) op de
handzender.
Druk op de toets ) op het instru‐
mentenbord als de functie Geen
vergrendeling bij open deur uitge‐
schakeld is.
Persoonlijke instellingen 3 83.
Het systeem zet zichzelf
30 seconden na het vergrendelen van
de auto op scherp.
Druk twee keer op ) om het systeem
onmiddellijk op scherp te zetten.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen of bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Inschakelen zonder interieur- en
hellingshoekbewaking
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u dieren in de auto achterlaat, van‐
wege de schelle ultrasone signalen of
bewegingen die het alarm activeren.
Schakel ze ook uit wanneer de auto
op een veerboot of een trein staat.
28 Sleutels, portieren en ruiten
1. Contact uit, druk op o in de dak‐
console. De LED in de knop o
gaat branden.
2. Sluit alle portieren, de achterklep
en de motorkap.
3. Diefstalalarmsysteem inschake‐
len.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen of naderen van
de auto met de handzender wordt het
diefstalalarmsysteem uitgeschakeld.
Diefstalalarm oplaadkabel
Schakel het diefstalalarm van de aan‐
gesloten oplaadkabel in of uit door de
auto met de handzender te vergren‐
delen of te ontgrendelen.
Bij een poging tot wegnemen van de
oplaadkabel als de auto vergrendeld
is, wordt het systeemalarm ingescha‐
keld. Druk op ( op de handzender om
het systeemalarm uit te schakelen.
Deze functie kan in de persoonlijke
instellingen worden uitgeschakeld.
Persoonlijke instellingen 3 83.
Alarm
Wanneer het alarm afgaat, klinkt er
gedurende ongeveer 30 seconden
een geluid uit de speciale sirene met
een eigen accuvoeding en tegelijker‐
tijd knipperen de alarmknipperlichten.
Als het accuvermogen bij een geacti‐
veerd diefstalalarmsysteem wegvalt,
wordt de sirene automatisch inge‐
schakeld.
Het aantal en de duur van de alarm‐
signalen zijn voorgeschreven door de
wetgever.
Systeemalarm uitschakelen:
Druk op ( op de handzender
of
Start de auto met toets m op het in‐
strumentenpaneel met ingetrapt
rempedaal en de handzender in de
auto.
Startbeveiliging
Dit voertuig heeft een passief diefstal‐
alarmsysteem. Het systeem hoeft niet
handmatig te worden geactiveerd of
gedeactiveerd.
Na het uitschakelen van het contact
wordt de startbeveiliging automatisch
geactiveerd.
Het systeem wordt automatisch ge‐
deactiveerd als de auto wordt gestart
met een geldige handzender in de
auto. De handzender gebruikt elek‐
tronische codering bij een startbevei‐
ligingsregeleenheid in de auto en
deactiveert het systeem automatisch.
Het contact kan alleen met een goede
handzender worden ingeschakeld.
d gaat branden bij een probleem bij
het activeren of deactiveren van de
startbeveiliging.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 23, 3 27.
Als de auto niet start en de controle‐
lamp blijft branden, is er een pro‐
bleem met het systeem. Probeer het
contact uit te schakelen en probeer
het opnieuw. Raadpleeg een werk‐
plaats als het probleem aanhoudt.
Sleutels, portieren en ruiten 29
Laat de handzender niet in de auto
liggen.
Controlelamp d 3 71.
Buitenspiegels
Bolle vorm
De bolle buitenspiegel bevat een as‐
ferisch gebied en verkleint de dode
hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Elektrische verstelling
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de keuzeschakelaar naar links
(L) of rechts (R) te verschuiven. Druk
daarna op het bedieningspaneel om
de betreffende spiegel af te stellen.
In de middelste stand van de keuze‐
schakelaar is er geen spiegel gese‐
lecteerd.
Inklappen
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit
30 Sleutels, portieren en ruiten
de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Verwarmd
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
Wordt na ongeveer vijf minuten auto‐
matisch uitgeschakeld.
Verwarmbare achterruit 3 33.
Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing gebruiken.
Automatische dimfunctie
Verblinding ’s nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Sleutels, portieren en ruiten 31
Ruiten
Elektrisch bediende ruiten
9Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening in‐
schakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen
dat niets of niemand bekneld
raakt.
9Waarschuwing
Laat geen kinderen met de hand‐
zender in de auto achter.
Zij kunnen de ruiten openen en
sluiten, andere functies inschake‐
len of zelfs gaan rijden, met ernstig
letsel of de dood als gevolg.
Schakel het contact in om de elek‐
trisch bediende ruiten te bedienen.
Druk de schakelaar van de desbetref‐
fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Toets een beetje indrukken of uittrek‐
ken: ruit gaat omhoog of omlaag zo‐
lang u de schakelaar bedient.
Toets zover mogelijk indrukken of uit‐
trekken en loslaten: ruit gaat automa‐
tisch omhoog of omlaag met geacti‐
veerde beveiligingsfunctie. U stopt de
ruit door de schakelaar nogmaals in
dezelfde richting te bedienen.
U kunt de bestuurdersruit zonder de
schakelaar neerlaten of omhoog zet‐
ten.
U kunt de passagiersruit en de ach‐
terruiten zonder de schakelaar uitslui‐
tend neerlaten.
Elektrisch bediende ruiten kunnen
werken tot het bestuurdersportier ge‐
opend wordt of ten laatste
10 minuten nadat het contact is uit‐
gezet.
Behouden stroom uit 3 105.
Beveiligingsfunctie
Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten on‐
middellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Sleutels, portieren en ruiten 33
Achterruitverwarming
Om in te schakelen toets Ü indruk‐
ken.
De verwarming wordt na ongeveer
vijf minuten automatisch uitgescha‐
keld.
Zonnekleppen
Trek de zonneklep omlaag om ver‐
blindend licht tegen te gaan. Trek de
zonneklep van de bevestiging in het
midden om deze op de zijruit te zetten
of om deze langs de stang uit te trek‐
ken.
Afdekkingen van eventueel in de zon‐
nekleppen aanwezige make-
upspiegels tijdens het rijden gesloten
houden.
34 Stoelen, veiligheidssystemen
Stoelen,
veiligheidssystemen
Hoofdsteunen .............................. 34
Voorstoelen .................................. 35
Veiligheidsgordels ....................... 39
Airbagsysteem ............................. 43
Kinderveiligheidssystemen .......... 47
Hoofdsteunen
Stand
9Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun
moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Druk op de knop, stel de hoogte in en
controleer of de hoofdsteun goed
vastklikt.


Specyfikacje produktu

Marka: Opel
Kategoria: Samochód osobowy
Model: Ampera 2012

Potrzebujesz pomocy?

Jeśli potrzebujesz pomocy z Opel Ampera 2012, zadaj pytanie poniżej, a inni użytkownicy Ci odpowiedzą




Instrukcje Samochód osobowy Opel

Instrukcje Samochód osobowy

Najnowsze instrukcje dla Samochód osobowy

Kia

Kia Cee-d Instrukcja

28 Września 2024
Kia

Kia Carens 1 Instrukcja

28 Września 2024
Kia

Kia Carens II Instrukcja

28 Września 2024
Kia

Kia e-Soul - 2019 Instrukcja

28 Września 2024
Audi

Audi A1 Instrukcja

28 Września 2024
Audi

Audi Q3 Instrukcja

28 Września 2024
Audi

Audi S5 Cabriolet Instrukcja

28 Września 2024
Audi

Audi S3 Instrukcja

28 Września 2024
Audi

Audi Q7 Instrukcja

28 Września 2024