Instrukcja obsługi Yamaha XJ6SA
Przeczytaj poniżej 📖 instrukcję obsługi w języku polskim dla Yamaha XJ6SA (192 stron) w kategorii Silnik. Ta instrukcja była pomocna dla 3 osób i została oceniona przez 2 użytkowników na średnio 4.5 gwiazdek
Strona 1/192

XJ6SA
HANDLEIDING
36D-F8199-D0
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze
machine gaat gebruiken.

U36DD0D0.book Page 1 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

DAU50920
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat gebruiken. Deze handleiding dient bij de
machine te blijven als deze wordt verkocht.
General manager of quality assurance div.
Date of issue: 1 Aug. 2002
Place of issue: Shizuoka, Japan
DECLARATION of CONFORMITY
YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.
1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan
Company: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.
We
Address: 1450-6, Mori, Mori-Machi, Shuchi-gun, Shizuoka-Ken, 437-0292 Japan
Kind of equipment: IMMOBILIZER
Hereby declare that the product:
Type-designation: 5SL-00
is in compliance with following norm(s) or documents:
R&TTE Directive(1999/5/EC)
EN300 330-2 v1.3.1(2006-01), EN300 330-2 v1.5.1(2010-02)
EN60950-1:2006/A11:2009
Two or Three-Wheel Motor Vehicles Directive(97/24/EC: Chapter 8, EMC)
1
2
3
4
Version up the norm of EN60950 to EN60950-1
To change company name
version up of the following norm:
• EN300 330-2 v1.1.1 to EN300 330-2 v1.3.1 and EN300 330-2 v1.5.1
• EN60950-1:2001 to EN60950-1:2006/A11:2009
27 Feb. 2006
1 Mar. 2007
8 Jul. 2010
Revision record
No. Contents
To change contact person and integrate type-designation.
Date
9 Jun. 2005
Algemeen directeur afdeling kwaliteitsbeheer
Datum van afgifte: 1 augustus 2002
Plaats van afgifte: Shizuoka, Japan
CONFORMITEITSVERKLARING
YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.
1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan
Bedrijf: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.
Wij,
Adres: 1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan
Type apparaat: STARTBLOKKERING
Verklaren hierbij dat het product:
Typeaanduiding: 5SL-00
in overeenstemming is met de volgende norm(en) of documenten:
R&TTE richtlijn(1999/5/EG)
EN300 330-2 v1.3.1(2006-01), EN300 330-2 v1.5.1(2010-02)
EN60950-1:2006/A11:2009
Richtlijn betreffende motorvoertuigen op twee of drie wielen(97/24/EG: Hoofdstuk 8, EMC)
1
2
3
4
Overgang van norm EN60950 naar EN60950-1
Om bedrijfsnaam te wijzigen
overgang naar de volgende norm:
•
van EN300 330-2 v1.1.1 naar EN300 330-2 v1.3.1 en EN300 330-2 v1.5.1
• van EN60950-1:2001 naar EN60950-1:2006/A11:2009
27 februari 2006
1 maart 2007
8 juli 2010
Overzicht van wijzigingen
Nr. Inhoud
Om contactpersoon te wijzigen en typeaanduiding te integreren.
Datum
9 juni 2005

U36DD0D0.book Page 1 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

INLEIDING
DAU10102
Welkom in de wereld van Yamaha!
Als eigenaar van de XJ6SA profiteert u van de enorme ervaring en technische kennis van Yamaha op het gebied van het ontwerpen en
fabriceren van hoogwaardige producten, waarmee Yamaha zijn reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw XJ6SA. De Ge-
bruikershandleiding geeft instructies voor de bediening, inspectie en het onderhoud van de machine en beschrijft hoe u uzelf en anderen
kunt beschermen tegen persoonlijk letsel of schade.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw machine in optimale conditie te houden. Als er ten slotte toch nog vragen zijn, aarzel
dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn van klei-
ne tegenstrijdigheden tussen uw machine en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente
productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen hebt over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA10031
Lees deze handleiding aandachtig helemaal door voordat u deze machine gaat gebruiken.

U36DD0D0.book Page 1 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU10133
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.
Dit is het Safety Alert-symbool. Het wordt gebruikt om u te waarschuwen voor risico’s op
persoonlijk letsel. Volg alle veiligheidsaanwijzingen bij dit symbool op om mogelijk letsel of
overlijden te voorkomen.
Een WAARSCHUWING duidt een gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan resul-
teren in ernstig letsel of overlijden.
De aanduiding LET OP staat bij speciale voorzorgen die moeten worden genomen om scha-
de aan de machine of andere eigendommen te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of
verhelderen.
WAARSCHUWING
LET OP
OPMERKING

U36DD0D0.book Page 2 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU36390
XJ6SA
HANDLEIDING
©2012 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e uitgave, juli 2012
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd ge-
bruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Nederland.

U36DD0D0.book Page 1 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

INHOUDSOPGAVE
VEILIGHEIDSINFORMATIE ..............1-1
BESCHRIJVING ................................2-1
Aanzicht linkerzijde..........................2-1
Aanzicht rechterzijde .......................2-2
Bedieningen en instrumenten..........2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN
EN BEDIENINGEN .............................3-1
Startblokkeersysteem .....................3-1
Contactslot/stuurslot .......................3-2
Controle- en
waarschuwingslampjes ...............3-3
Multifunctionele meter ....................3-7
Stuurschakelaars ..........................3-10
Koppelingshendel .........................3-11
Schakelpedaal ..............................3-12
Remhendel ...................................3-12
Rempedaal ...................................3-12
ABS ..............................................3-13
Tankdop ........................................3-14
Brandstof ......................................3-14
Tankbeluchtingsslang en
overloopslang ............................3-15
Uitlaatkatalysator ..........................3-16
Zadel .............................................3-16
Helmbevestiging ...........................3-17
Opbergcompartiment ....................3-18
Stand van het stuur ......................3-18
Achteruitkijkspiegels .....................3-18
Schokdemperunit afstellen ...........3-19
Zijstandaard ................................. 3-20
Startspersysteem ......................... 3-20
VOOR UW VEILIGHEID –
CONTROLES VOOR HET
RIJDEN .............................................. 4-1
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE .............................. 5-1
Starten van de motor ...................... 5-1
Schakelen ...................................... 5-2
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 5-3
Inrijperiode ..................................... 5-3
Parkeren ......................................... 5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
AFSTELLINGEN ................................ 6-1
Boordgereedschapsset .................. 6-2
Periodiek onderhoudsschema voor
het uitstootcontrolesysteem ........ 6-3
Algemeen smeer- en
onderhoudsschema .................... 6-4
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen ........ 6-8
Controleren van de bougies ......... 6-10
Motorolie en oliefilterpatroon ........ 6-11
Koelvloeistof ................................. 6-14
Het luchtfilterelement
vervangen ................................. 6-17
Afstellen van het stationair
toerental ................................... 6-18
De vrije slag van de gasgreep
controleren ............................... 6-19
Klepspeling .................................. 6-19
Banden ........................................ 6-20
Gietwielen .................................... 6-22
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen .................................... 6-22
Vrije slag van remhendel
controleren ............................... 6-23
Remlichtschakelaars .................... 6-24
Controleren van voor- en
achterremblokken ..................... 6-24
Controleren van
remvloeistofniveau ................... 6-25
Remvloeistof verversen ............... 6-26
Spanning aandrijfketting .............. 6-27
Aandrijfketting reinigen en
smeren ..................................... 6-28
Kabels controleren en smeren ..... 6-29
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel .............. 6-29
Controleren en smeren van
rem- en schakelpedalen ........... 6-29
Rem- en koppelingshendels
controleren en smeren ............. 6-30
Middenbok en zijstandaard
controleren en smeren ............. 6-31
Achterbrugscharnierpunten
smeren ..................................... 6-31

U36DD0D0.book Page 2 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

INHOUDSOPGAVE
Voorvork controleren ....................6-32
Stuursysteem controleren ............6-32
Controleren van wiellagers ...........6-33
Accu .............................................6-33
Zekeringen vervangen ..................6-34
Koplampgloeilamp vervangen ......6-36
Gloeilamp in remlicht/achterlicht
vervangen .................................6-37
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen .................................6-37
Gloeilamp in kentekenverlichting
vervangen .................................6-38
Parkeerlichtgloeilamp ...................6-39
Problemen oplossen .....................6-39
Storingzoekschema’s ...................6-40
VERZORGING EN STALLING VAN
DE MOTORFIETS ..............................7-1
Matkleur, let op ...............................7-1
Verzorging ......................................7-1
Stalling ............................................7-4
SPECIFICATIES ................................8-1
GEBRUIKERSINFORMATIE..............9-1
Identificatienummers ......................9-1

U36DD0D0.book Page 1 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

1-1
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAU1028A
Wees een verantwoordelijke eigenaar
Als eigenaar van de machine bent u verant-
woordelijk voor de veilige en juiste bedie-
ning ervan.
Motorfietsen zijn tweewielige voertuigen.
Voor een veilig gebruik zijn de toepassing
van de juiste rijtechnieken en de ervaring
van de bestuurder van belang. Elke be-
stuurder moet bekend zijn met de volgende
vereisten alvorens met deze motorfiets te
gaan rijden.
Hij of zij moet:
●Door een competente informatiebron
grondig zijn ingelicht over alle aspec-
ten van het motorrijden.
●Zich houden aan de waarschuwingen
en onderhoudseisen zoals vermeld in
deze Gebruikershandleiding.
●Grondig getraind zijn in veilige en cor-
recte rijtechnieken.
●Gebruikmaken van professionele
technische service, zoals aangegeven
in deze Gebruikershandleiding en/of
wanneer de mechanische condities dit
vereisen.
●Ga nooit rijden met een motorfiets zon-
der passende rijopleiding of instruc-
ties. Neem rijlessen. Beginners
moeten les krijgen van een gediplo-
meerd instructeur. Neem contact op
met een bevoegde motorfietsdealer
voor informatie over rijlessen bij u in de
buurt.
Veilig rijden
Voer vóór elke rit de controles voor het rij-
den uit om u ervan te verzekeren dat de ma-
chine in veilige staat verkeert. Onvoldoende
inspectie of onderhoud van de machine ver-
groot het risico op ongeval of schade. Zie
pagina 4-1 voor een lijst met controles voor
het rijden.
●Deze motorfiets is gebouwd voor het
vervoer van de bestuurder plus een
passagier.
●Het niet opmerken en herkennen van
motorfietsen door andere weggebrui-
kers vormt de belangrijkste oorzaak
van auto-/motorongevallen. Vaak wor-
den ongevallen veroorzaakt doordat
een autobestuurder de motor niet
heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat
blijkt het meest effectief om het risico
op een dergelijk type ongeval te ver-
minderen.
Dus:
• Draag een jack in felle kleuren.
• Wees extra voorzichtig bij het nade-
ren en passeren van kruisingen,
daar doen ongelukken met motor-
fietsen zich namelijk het meest
voor.
• Ga daar rijden waar andere wegge-
bruikers u kunnen zien. Ga niet rij-
den in de dode zichthoek van een
andere weggebruiker.
• Pleeg nooit onderhoud aan een mo-
torfiets zonder voldoende kennis.
Neem contact op met een bevoeg-
de motorfietsdealer voor informatie
over het basisonderhoud van een
motorfiets. Bepaalde onder-
houdswerkzaamheden kunnen al-
leen worden uitgevoerd door
gediplomeerd personeel.
●Bij veel ongevallen zijn onervaren be-
stuurders betrokken. Veelal zijn be-
stuurders die bij een ongeval
betrokken waren zelfs niet in het bezit
van een geldig motorrijbewijs.
• Zorg dat u bekwaam bent om te rij-
den en leen uw motorfiets alleen uit
aan ervaren motorrijders.
• Weet wat u wel en niet aankunt.
Door rekening te houden met uw
beperkingen helpt u ongelukken
voorkomen.

U36DD0D0.book Page 2 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-2
1
• We raden aan om het motorrijden te
oefenen op plekken waar geen ver-
keer is, totdat u grondig bekend
bent met de motor en zijn bedie-
ning.
●Ongelukken worden vaak veroorzaakt
door een fout van de motorbestuurder.
Veel bestuurders houden bij het in-
gaan van een bocht een te hoge rij-
snelheid aan of gaan onvoldoende
schuinliggen voor de rijsnelheid, waar-
door ze wijd uit de bocht komen.
• Neem altijd de maximumsnelheid in
acht en rijd nooit sneller dan de
wegcondities en het verkeer toe-
staan.
• Geef altijd richting aan voordat u af-
slaat of van rijstrook wisselt. Zorg
dat andere weggebruikers u kunnen
zien.
●De zithouding van de bestuurder en de
passagier is belangrijk voor een goede
besturing.
• De bestuurder moet tijdens het rij-
den beide handen aan het stuur
houden en beide voeten op de be-
stuurdersvoetsteunen, om zo de
macht over het stuur te behouden.
• De passagier hoort steeds de be-
stuurder, de zadelband of de hand-
greep, indien aanwezig, met beide
handen vast te houden en beide
voeten op de passagiersvoetsteu-
nen te houden. Neem nooit een
passagier mee die niet in staat is om
beide voeten stevig op de passa-
giersvoetsteunen te zetten.
●Rijd nooit onder invloed van alcohol of
andere drugs.
●Deze motorfiets is uitsluitend ontwor-
pen voor gebruik op verharde wegen.
De machine is niet bedoeld voor off-
roadgebruik.
Beschermende uitrusting
Motorongelukken met dodelijke afloop be-
treffen meestal hoofdletsel. Het dragen van
een helm is de belangrijkste factor bij het
voorkomen of reduceren van hoofdletsel.
●Draag altijd een goedgekeurde helm.
●Draag ook een vizier of een veilig-
heidsbril. Zonder oogbescherming kan
uw zicht door de rijwind verslechteren,
waardoor u gevaren mogelijk te laat
opmerkt.
●Door een jack, stevige schoenen, een
lange broek, handschoenen e.d. te
dragen verkleint u de kans op schaaf-
wonden of ontvellingen.
●Draag nooit loszittende kleding, deze
kan blijven haken aan bedienings-
handgrepen of door de wielen worden
gegrepen en zo een ongeval of letsel
veroorzaken.
●Draag altijd beschermende kleding die
uw benen, enkels en voeten bedekt.
De motor en het uitlaatsysteem kun-
nen tijdens en na het rijden zeer heet
zijn en brandwonden veroorzaken.
●De hierboven vermelde voorzorgs-
maatregelen gelden ook voor passa-
giers.
Voorkom koolmonoxidevergiftiging
De uitlaatgassen van verbrandingsmotoren
bevatten koolmonoxide, een dodelijk gas.
Inademing van koolmonoxide kan hoofd-
pijn, duizeligheid, sufheid, misselijkheid,
verwarring en uiteindelijk de dood veroorza-
ken.
Koolmonoxide is een kleurloos, reukloos,
smaakloos gas dat ook aanwezig kan zijn
als u geen uitlaatgassen ziet of ruikt. Het
koolmonoxideniveau kan zeer snel op-
lopen, waardoor u het bewustzijn kunt ver-
liezen en uzelf niet meer kunt redden. In
afgesloten of slecht geventileerde ruimtes
kunnen dodelijke hoeveelheden koolmo-
noxide dagenlang blijven hangen. Als u
symptomen van koolmonoxidevergiftiging

U36DD0D0.book Page 3 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-3
1
ervaart, verlaat de ruimte dan onmiddellijk,
ga naar de open lucht en ROEP MEDI-
SCHE HULP IN.
●Laat de motor niet binnen draaien.
Zelfs als u ventileert met ventilatoren
of open ramen en deuren kan de hoe-
veelheid koolmonoxide snel oplopen
tot gevaarlijke niveaus.
●Laat de motor niet draaien in slecht ge-
ventileerde of deels afgesloten ruimtes
zoals schuren of garages.
●Laat de motor niet buiten draaien op
plaatsen waar de uitlaatgassen in een
gebouw kunnen worden getrokken via
openingen zoals ramen en deuren.
Beladen
Het monteren van accessoires of het ver-
voer van bagage kan een negatief effect
hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag
als hierdoor de gewichtsverdeling van de
motor verandert. Wees uiterst voorzichtig
bij het monteren van accessoires of het be-
laden van uw motor, om zo mogelijke onge-
vallen te vermijden. Pas extra op wanneer u
op een motor rijdt die beladen is of waaraan
accessoires zijn gemonteerd. Hieronder
volgen naast de informatie over accessoi-
res enkele richtlijnen voor het beladen van
uw motorfiets:
Het totale gewicht van de bestuurder, pas-
sagier, accessoires en bagage mag de
maximale gewichtslimiet niet overschrijden.
Rijden met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Let op het volgende wanneer u tot deze ge-
wichtslimiet belaadt:
●Het zwaartepunt van bagage en ac-
cessoires moet zo laag mogelijk liggen
en zo dicht mogelijk bij de motor. Be-
vestig zware goederen zo dicht moge-
lijk bij het midden van de machine en
verdeel het gewicht zo gelijkmatig mo-
gelijk over beide zijden om onbalans of
instabiliteit te minimaliseren.
●Als gewicht gaat schuiven kan zich
een plotselinge onbalans voordoen.
Controleer voordat u gaat rijden of ac-
cessoires en bagage stevig aan de
motor zijn bevestigd. Controleer de be-
vestigingspunten voor accessoires en
bagage regelmatig.
• Pas de vering aan de te vervoeren
bagage aan (alleen voor modellen
met instelbare vering) en controleer
de toestand en spanning van uw
banden.
• Bevestig nooit omvangrijke of zware
goederen aan het stuur, de voor-
vork of het voorwielspatbord. Der-
gelijke voorwerpen, inclusief
bagage als slaapzakken, plunjezak-
ken of tenten, kunnen een instabiel
weggedrag of een te trage reactie
op het stuur veroorzaken.
●Deze machine is niet ontworpen
voor het trekken van een aanhanger
of bevestiging van een zijspan.
Originele Yamaha accessoires
De keuze van accessoires voor uw machine
vormt een belangrijke beslissing. Originele
Yamaha accessoires, die alleen verkrijg-
baar zijn bij de Yamaha dealer, zijn door
Yamaha ontwikkeld, getest en goedge-
keurd voor gebruik op uw machine.
Veel bedrijven die niet zijn gelieerd aan
Yamaha produceren onderdelen en acces-
soires of bieden aanpassingssets voor
Yamaha voertuigen. Yamaha kan niet alle
producten testen die deze bedrijven produ-
ceren. Om die reden kan Yamaha accessoi-
res die niet door Yamaha zijn verkocht of
wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn
aangeraden niet goedkeuren of aanbeve-
len, zelfs niet als deze zijn verkocht en geïn-
stalleerd door een Yamaha dealer.
Maximale belasting:
184 kg (406 lb)

U36DD0D0.book Page 4 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
In de handel verkrijgbare onderdelen,
accessoires en aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op ori-
ginele Yamaha accessoires, dient u te be-
seffen dat sommige in de handel
verkrijgbare accessoires of aanpassings-
sets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen. Het
monteren van in de handel verkrijgbare pro-
ducten of het verrichten van aanpassingen
die de ontwerp- of bedieningskenmerken
van uw machine wijzigen kan het risico op
ernstig letsel of overlijden van uzelf of ande-
ren vergroten. U bent verantwoordelijk voor
letsel dat voortvloeit uit wijzigingen aan de
machine.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.
●Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
motor. Inspecteer het accessoire zorg-
vuldig alvorens het te gebruiken om te
waarborgen dat het de grondspeling of
de hellinghoek op geen enkele manier
vermindert, de veerweg, de stuuruit-
slag of de bediening niet beperkt en
geen lampen of reflectors afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit ver-
oorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aerody-
namische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
motor. De motor kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
●Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de motor-
fiets te boven gaan, kan zich een ge-
vaarlijke elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de motor
uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en vel-
gen
De banden en velgen die bij uw motorfiets
werden geleverd, zijn ontworpen om de mo-
gelijkheden van de motorfiets te ondersteu-
nen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-20
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
De motorfiets vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
motorfiets in een ander voertuig wilt vervoe-
ren.
●Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de motorfiets.
●Controleer of de brandstofkraan (in-
dien aanwezig) in de “OFF”-stand
staat en er geen brandstoflekkage is.

U36DD0D0.book Page 5 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1
●Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om be-
weging te voorkomen.
●Schakel een versnelling in (bij model-
len met een handgeschakelde ver-
snellingsbak).
●Zet de motorfiets vast met spanban-
den of andere geschikte banden aan
stevige delen van de motorfiets, zoals
het frame of de bovenste voorvork-
klem (en niet aan, bijvoorbeeld, het
stuur, de richtingaanwijzers of onder-
delen die kunnen afbreken). Kies de
plaats voor de spanbanden zorgvuldig
om te voorkomen dat deze tijdens het
transport schuurplekken op de lak ver-
oorzaken.
●Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de motorfiets tijdens het trans-
port niet overmatig kan stuiteren.

U36DD0D0.book Page 1 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
1 2 3 4,5 76
8
910
1. Luchtfilterelement (pagina 6-17)
2. Stationair stelschroef (pagina 6-18)
3. Zadelslot (pagina 3-16)
4. Hoofdzekering (pagina 6-34)
5. Zekeringenkastje (pagina 6-34)
6. Boordgereedschapsset (pagina 6-2)
7. Opbergcompartiment (pagina 3-18)
8. Schakelpedaal (pagina 3-12)
9. Oliefilterpatroon (pagina 6-11)
10.Olieaftapplug (pagina 6-11)

U36DD0D0.book Page 2 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
1 2 3 4 5
67891011
1. Helmbevestiging (pagina 3-17)
2. Accu (pagina 6-33)
3. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-25)
4. Olievuldop (pagina 6-11)
5. Radiatorvuldop (pagina 6-14)
6. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-14)
7. Aftapplug koelvloeistof (pagina 6-15)
8. Motoroliepeilstok (pagina 6-11)
9. Rempedaal (pagina 3-12)
10.Remlichtschakelaar (pagina 6-24)
11.Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-19)

U36DD0D0.book Page 3 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

BESCHRIJVING
2-3
2
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
1 2 3 5 6 7 84
1. Koppelingshendel (pagina 3-11)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-10)
3. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
4. Multifunctionele meter (pagina 3-7)
5. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-25)
6. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-10)
7. Gasgreep (pagina 6-19)
8. Remhendel (pagina 3-12)

U36DD0D0.book Page 1 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
3
DAU10977
Startblokkeersysteem
Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
●een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
●twee standaardsleutels (met een zwart
bovendeel) die opnieuw kunnen wor-
den gecodeerd
●een transponder (die is geïntegreerd in
de codeersleutel)
●een startblokkeereenheid
●een ECU
●een controlelampje van de startblok-
kering (Zie pagina 3-6.)
De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP
DCA11821
●ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT
CONTACT OP MET UW DEALER
ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als
de codeersleutel verloren is, kun-
nen de standaardsleutels niet op-
nieuw gecodeerd worden. U kunt
het voertuig dan nog steeds starten
met de standaardsleutels, maar als
ze opnieuw gecodeerd moeten wor-
den (d.w.z. als er een nieuwe stan-
daardsleutel is gemaakt of als alle
sleutels verloren zijn), dient het ge-
hele startblokkeersysteem vervan-
gen te worden. Daarom wordt u
sterk aangeraden een van de stan-
daardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel op een veilige plek te
bewaren.
●Dompel de sleutels nooit in water.
●Stel de sleutels nooit bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
●Leg de sleutels nooit vlakbij magne-
tische voorwerpen (zoals bijvoor-
beeld speakers enz.).
●Plaats nooit voorwerpen die elektri-
sche signalen uitzenden vlakbij de
sleutels.
●Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.
●U mag de sleutels nooit slijpen of de
vorm ervan wijzigen.
●U mag het plastic gedeelte van de
sleutels nooit demonteren.
●Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfde
sleutelring.
●Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd op een an-
dere plek dan de codeersleutel van
het voertuig.
●Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-
nen ze signaalstoring veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)

U36DD0D0.book Page 2 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU10472
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
OPMERKING
Gebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU38530
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING
De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat de
sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs als
de motor afslaat.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10684
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
1. Drukken.
2. Draaien.
1 2

U36DD0D0.book Page 3 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU34341
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
DAU49392
Controle- en waarschuwings-
lampjes
DAU11020
Controlelampje
richtingaanwijzers “ ”
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
1. Drukken.
2. Draaien.
1 2
1. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
2. Controlelampje startblokkering
3. Vrijstandcontrolelampje “ ”
4. Controlelampje grootlicht “ ”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
6. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
7. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
8. ABS-waarschuwingslampje “ ”
ABS
1 2 3 4 5
7 68
ABS

U36DD0D0.book Page 4 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11254
Waarschuwingslampje
olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
OPMERKING
●Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of bij
plotseling afremmen of optrekken, er is
dan echter geen sprake van een sto-
ring.
●Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje olieniveau.
Als het waarschuwingscircuit voor het
olieniveau een probleem aangeeft,
wordt de volgende cyclus herhaald tot-
dat de storing is opgeheven: Het waar-
schuwingslampje olieniveau knippert
tien keer en dooft dan gedurende 2.5
seconden. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha dealer de machine te
controleren.
DAU1142A
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
OPMERKING
●Bij machines met een of meer radiator-
koelvinnen schakelt de radiatorkoelvin
automatisch in of uit op basis van de
koelvloeistoftemperatuur in de radia-
tor.
●Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-41 nadere instructies ver-
meld.

U36DD0D0.book Page 5 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
Weergave Condities Wat te doen
Onder 39 °C
(Onder 103 °F)
De aanduiding “Lo” wordt
getoond. OK. U kunt rijden.
40–116 °C
(104–242 °F)
Koelvloeistoftemperatuur
wordt getoond. OK. U kunt rijden.
117–134 °C
(243–274 °F)
Koelvloeistoftemperatuur
knippert.
Het waarschuwingslampje
gaat branden.
Breng de machine tot stilstand en laat
de motor stationair draaien tot de koel-
vloeistoftemperatuur daalt.
Zet de motor af als de temperatuur niet
daalt. (Zie pagina 6-41.)
Boven 135 °C
(Boven 275 °F)
Aanduiding “HI” knippert.
Het waarschuwingslampje
gaat branden.
Zet de motor af en laat afkoelen. (Zie
pagina 6-41.)
ABS
ABS

U36DD0D0.book Page 6 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU11534
Waarschuwingslampje
motorstoring “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te
controleren. (Zie pagina 3-9 voor uitleg over
de werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU51661
ABS-waarschuwingslampje “ ”
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje:
●niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid
●gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
●niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
(Zie pagina 3-13 voor uitleg over de werking
van het ABS-systeem.)
WAARSCHUWING
DWA16040
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat zodra met een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of
als het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, keert
het remsysteem terug naar conventio-
neel remmen. Als een van de boven-
staande gevallen zich voordoet, of als
het waarschuwingslampje helemaal niet
gaat branden, rij dan extra voorzichtig
om te voorkomen dat de remmen in
noodsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mogelijk door een Yamaha dealer
controleren.
OPMERKING
Als de startknop wordt ingedrukt terwijl de
motor draait gaat het ABS-waarschuwings-
lampje branden, maar dit duidt niet op een
storing.
DAU38624
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-9 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-
teem.)
ABS

U36DD0D0.book Page 7 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
DAU46765
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12422
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbrengen.
Het aanbrengen van wijzigingen tijdens
het rijden kan u afleiden en vergroot het
risico op een ongeval.
De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:
●een snelheidsmeter
●een toerenteller
●een kilometerteller
●twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
●een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het linkersegment van de brandstofni-
veaumeter begon te knipperen)
●een klok
●een brandstofniveaumeter
●een weergave koelvloeistoftempera-
tuur
●een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING
●Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de “SELECT”- en
“RESET”-toets gebruikt.
●Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeter
en de kilometerteller/ritteller drukt u de
toets “SELECT” minstens 1 seconde
in.
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de be-
stuurder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug naar
nul tpm om het elektrische circuit te testen.
LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 11666 tpm en hoger
1. Brandstofniveaumeter
2. Weergave koelvloeistoftemperatuur
3. Snelheidsmeter
4. Toerenteller
5. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-
serve
6. “SELECT”-toets
7. “RESET”-toets
8. Klok
ABS
1
8
2 3 4
7 6 5
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
ABS
1
2

U36DD0D0.book Page 8 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
Klok
De klok wordt weergegeven als de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid. Daarnaast kan
de klok gedurende 10 seconden worden
weergegeven door op de toets “SELECT” te
drukken als het contactslot in de stand
“OFF”, “LOCK” of “ ” staat.
Om de klok op tijd te zetten
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “SELECT”-toets en de “RES-
ET”-toets tegelijkertijd minstens twee
seconden lang ingedrukt.
3. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, drukt u op de “RESET”-toets om
de uren in te stellen.
4. Druk op de “SELECT”-toets en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
5. Druk op de “RESET”-toets om de mi-
nuten in te stellen.
6. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “SELECT”-toets wis-
selt de weergave tussen de kilometerteller-
modus “ODO” en de rittellermodi “TRIP A”
en “TRIP B”, in de onderstaande volgorde:
TRIP A → TRIP B → ODO → TRIP A
Als de hoeveelheid brandstof in de brand-
stoftank afneemt tot 3.2 L (0.85 US gal,
0.70 Imp.gal), begint het linker segment van
de brandstofniveaumeter te knipperen en
wisselt de kilometertellerweergave automa-
tisch naar de brandstofreserve-ritteller “F-
TRIP”, waarop de afgelegde afstand vanaf
dat punt wordt aangegeven. In dat geval
wordt door het indrukken van de toets “SE-
LECT” in de onderstaande volgorde gewis-
seld tussen de diverse weergaven van
rittellers en kilometerteller:
F-TRIP → TRIP A → TRIP B → ODO → F-
TRIP
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de toets “SELECT”
te drukken en dan de toets “RESET” min-
stens 1 seconde lang ingedrukt te houden.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.
Brandstofniveaumeter
1. Klok
1
1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-
serve
1
1. Brandstofniveaumeter
1

U36DD0D0.book Page 9 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen richting “E” (leeg) naar-
mate het brandstofniveau verder daalt. Als
het laatste segment links begint te knippe-
ren, ga dan zo snel mogelijk tanken.
OPMERKING
Deze brandstofniveaumeter is voorzien van
een zelfdiagnosesysteem. Als een storing
wordt gedetecteerd in het elektrische circuit,
wordt de volgende cyclus herhaald totdat
de storing is verholpen: de segmenten van
de brandstofmeter en het symbool “ ”
knipperen acht keer en gaan dan geduren-
de ongeveer 3 seconden uit. Vraag in dat
geval een Yamaha dealer het elektrisch cir-
cuit te testen.
Weergave koelvloeistoftemperatuur
De weergave koelvloeistoftemperatuur
geeft de temperatuur van de koelvloeistof
aan.
LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en geeft
het display een foutcode weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersys-
teem een storing wordt gedetecteerd, gaat
het controlelampje startblokkering knippe-
ren en geeft het display een foutcode weer.
1. Weergave koelvloeistoftemperatuur
1
1. Weergave foutcode
2. Controlelampje startblokkering
3. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
ABS
1 2 3

U36DD0D0.book Page 10 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
OPMERKING
Als het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het transpon-
dersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
OPMERKING
Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
LET OP
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
DAU1234B
Stuurschakelaars
Links
Rechts
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”

U36DD0D0.book Page 11 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU42341
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje kan
gaan branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
DAU12820
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-20.)
1. Koppelingshendel

U36DD0D0.book Page 12 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
3
DAU12871
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de 6-
traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU26824
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van de gasgreep
vandaan wordt gehouden. Controleer of het
correcte instelpunt op het stelwiel tegen-
over het “ ” merkteken op de remhendel
staat.
DAU12941
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
1. Schakelpedaal
1
1. Remhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. “ ”-merkteken
4. Afstand tussen remhendel en gasgreep
1. Rempedaal
1

U36DD0D0.book Page 13 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
DAU51670
ABS
Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals con-
ventionele remmen. Bij activering van het
ABS-systeem kan een pulsatie worden ge-
voeld in de remhendel of het rempedaal. Ga
in dat geval door met remmen en laat het
ABS-systeem het werk doen. Ga niet “pom-
pend” remmen, dit vermindert de remeffec-
tiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16050
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
●Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
●Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sys-
teem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING
●Het ABS-systeem voert een zelfdia-
gnosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van onder de zitting
en wanneer u de remhendel of het
rempedaal licht bedient, kan een tril-
ling in de hendel of het pedaal voel-
baar zijn. Dit duidt niet op een storing.
●Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sys-
teem actief is. Er is echter speciaal ge-
reedschap vereist, dus neem voor het
uitvoeren van deze test contact op met
uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA16120
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaven. Anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken, waardoor
het ABS-systeem niet meer goed werkt.
1. Achterste wielnaaf
2. Voorste wielnaaf
12

U36DD0D0.book Page 14 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
DAU13074
Tankdop
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleu-
tel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING
De tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergren-
deld is.
WAARSCHUWING
DWA11091
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstoflek-
kage ontstaat brandgevaar.
DAU13221
Brandstof
Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10881
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.

U36DD0D0.book Page 15 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
3
3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten. [DCA10071]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15151
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU13322
LET OP
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren en
ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 95 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten
beperkt.
DAU51190
Tankbeluchtingsslang en over-
loopslang
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
●Controleer alle slangaansluitingen.
●Controleer alle slangen op scheuren of
beschadiging en vervang indien nodig.
●Controleer voor alle slangen of het uit-
einde ervan niet is verstopt en reinig
indien nodig.
●Controleer of het uiteinde van alle
slangen binnen de klem is geplaatst.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
1
2
Voorgeschreven brandstof:
Uitsluitend normale loodvrije benzi-
ne
Inhoud brandstoftank:
17.3 L (4.57 US gal, 3.81 Imp.gal)
Brandstofreserve:
3.2 L (0.85 US gal, 0.70 Imp.gal) 1. Tankbeluchtingsslang en overloopslang
2. Klem
1
1
1
111
2

U36DD0D0.book Page 16 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
3
DAU13433
Uitlaatkatalysator
Dit model is uitgerust met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING
DWA10862
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
●Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
●Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsys-
teem in aanraking kunnen komen.
●Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onder-
houdswerkzaamheden uit te voe-
ren.
●Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
DCA10701
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAU32980
Zadel
Verwijderen van het zadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en
draai linksom.
2. Houd de sleutel in deze stand vast,
trek het zadel aan de achterzijde om-
hoog en trek dan het zadel los.
Aanbrengen van het zadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het zadel in de zadelbevestiging,
zoals getoond in de afbeelding.
1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
1
2

U36DD0D0.book Page 17 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-17
3
2. Druk het zadel aan de achterzijde om-
laag om te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.
OPMERKING
Controleer of het zadel stevig is vergrendeld
alvorens te gaan rijden.
DAU46751
Helmbevestiging
De helmbevestiging bevindt zich onder het
zadel. De boordgereedschapsset bevat een
helmborgkabel waarmee een helm aan de
helmbevestiging kan worden bevestigd.
Om een helm aan de helmbevestiging te
bevestigen
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-16.)
2. Haal zoals afgebeeld de helmborgka-
bel door de gesp aan de helmriem en
haak dan de kabellussen over de
helmbevestiging.
3. Plaats de helm aan de rechterzijde van
de machine, en breng het zadel aan.
WAARSCHUWING! Ga nooit rijden
met een helm vastgemaakt aan de
helmbevestiging, aangezien de
helm objecten kan raken met moge-
lijk verlies van de controle over de
machine en een ongeval tot gevolg.
[DWA10161]
Om een helm los te maken van de helm-
bevestiging
Verwijder het zadel, haal de helmborgkabel
los van de helmbevestiging en de helm, en
breng het zadel weer aan.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2
1. Helmbevestiging
2. Boordgereedschapsset
3. Helmborgkabel
2
3
1
1. Helm
2. Helmborgkabel
3. Helmbevestiging
1 2 3

U36DD0D0.book Page 18 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-18
3
DAU14453
Opbergcompartiment
Het opbergcompartiment bevindt zich on-
der het zadel. (Zie pagina 3-16.)
Als de Gebruikershandleiding of andere do-
cumentatie in het opbergcompartiment
wordt opgeborgen, doe ze dan in een plas-
tic zak om nat worden te voorkomen. Zorg
bij het wassen van de machine dat geen
water het opbergcompartiment kan binnen-
dringen.
WAARSCHUWING
DWA10961
●Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3 kg (7 lb) voor het op-
bergcompartiment niet.
●Overschrijd het maximumgewicht
van 184 kg (406 lb) voor het voertuig
niet.
DAU46831
Stand van het stuur
Het stuur kan in twee verschillende standen
worden gezet, al naar gelang de voorkeur
van de bestuurder. Laat de stand van het
stuur aanpassen bij een Yamaha-dealer.
DAU47260
Achteruitkijkspiegels
De achteruitkijkspiegels van dit voertuig
kunnen naar voren worden geklapt om het
parkeren in smalle ruimten te vergemakke-
lijken. Klap de spiegels terug in hun oor-
spronkelijke stand voordat u gaat rijden.
WAARSCHUWING
DWA14371
Vergeet niet de achteruitkijkspiegels in
hun oorspronkelijk stand terug te klap-
pen alvorens weg te rijden.
1. Opbergcompartiment
1
1. Stuur
1
1. Rijstand
2. Parkeerstand
1 2 2 1

U36DD0D0.book Page 19 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-19
3
DAU47000
Schokdemperunit afstellen
Deze schokdemper is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.
LET OP
DCA10101
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.
Stel de veervoorspanning als volgt af.
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
ring in de richting (a). Draai om de veervoor-
spanning te verlagen en zo de vering
zachter te maken de stelring in de richting
(b).
●Zet de gewenste inkeping in de stel-
ring tegenover de positie-indicator op
de schokdemper.
●Verricht de afstelling met de speciale
sleutel met het verlengstuk in de
boordgereedschapsset.
WAARSCHUWING
DWA10221
Deze schokdemperunit is gevuld met
stikstofgas onder hoge druk. Lees de
onderstaande informatie zorgvuldig
door alvorens werkzaamheden uit te
voeren aan de schokdemperunit.
●Probeer de gascilinder niet te ope-
nen en blijf er verder vanaf.
●Stel de schokdemperunit niet bloot
aan open vuur of een andere hitte-
bron. Hierdoor kan de gasdruk zo
hoog oplopen dat de unit explo-
deert.
●Voorkom vervorming of beschadi-
ging van de cilinder. Schade aan de
cilinder zal resulteren in slechte
dempingsprestaties.
●Werp een beschadigde of versleten
schokdemperunit niet zelf weg.
Breng de schokdemperunit voor elk
onderhoud naar een Yamaha-
dealer.
1. Verlengstuk
2. Speciale sleutel
3. Stelring veervoorspanning
4. Positie-indicator
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
1
Standaard:
3
Maximum (hard):
7
1
23
(a)
(b)
4

U36DD0D0.book Page 20 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-20
3
DAU15305
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de linker-
zijde van het frame. Trek of druk de zijstan-
daard met uw voet omhoog of omlaag
terwijl u de machine rechtop houdt.
OPMERKING
De ingebouwde sperschakelaar voor de zij-
standaard maakt deel uit van het startsper-
systeem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blok-
keert. (Zie de volgende paragraaf voor een
uitleg over het startspersysteem.)
WAARSCHUWING
DWA10241
Met de machine mag nooit worden gere-
den terwijl de zijstandaard omlaag staat
of niet behoorlijk kan worden opgetrok-
ken (of niet omhoog blijft), anders kan de
zijstandaard de grond raken en zo de be-
stuurder afleiden, waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt. Het
Yamaha startspersysteem is ontworpen
om de bestuurder te helpen bij zijn ver-
antwoordelijkheid de zijstandaard op te
trekken alvorens weg te rijden. Contro-
leer dit systeem daarom regelmatig en
laat het repareren door een Yamaha
dealer als de werking niet naar behoren
is.
DAU44902
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de zijstan-
daardschakelaar, de koppelingshendel-
schakelaar en de vrijstandschakelaar deel
uitmaken) heeft de volgende functies.
●Het verhindert starten wanneer de ver-
snellingsbak in een versnelling is ge-
schakeld en de zijstandaard is
opgeklapt, terwijl de koppelingshendel
niet is ingetrokken.
●Het verhindert starten wanneer de ver-
snellingsbak in een versnelling is ge-
schakeld en de koppelingshendel is
ingetrokken, terwijl de zijstandaard
nog omlaag staat.
●Het schakelt een draaiende motor uit
wanneer de versnellingsbak in een
versnelling staat en de zijstandaard
omlaag wordt bewogen.
Controleer de werking van het startspersys-
teem regelmatig volgens de onderstaande
procedure.

U36DD0D0.book Page 21 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-21
3
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. De motorstopknop moet in de stand staan.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.
De vrijstandschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De koppelingsschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE
JA NEE
JA NEE
●Bij deze inspectie moet de machine op de
middenbok worden gezet.
●Als zich een storing voordoet, vraag dan
alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer
het systeem te controleren.
WAARSCHUWING
“ ”

U36DD0D0.book Page 1 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-1
4
DAU15596
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en procedures
voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11151
Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als u
een probleem hebt gevonden. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze handleiding, laat de machi-
ne dan nazien door een Yamaha dealer.
Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof
• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
• Vul indien nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.
• Controleer de tankbeluchtingsslang en overloopslang op obstakels, scheuren of
beschadiging en controleer de slangaansluitingen.
3-14, 3-15
Motorolie
• Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.
6-11
Koelvloeistof
• Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
• Controleer het koelsysteem op lekkage.
6-14
Voorrem
• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge-
schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
6-24, 6-25

U36DD0D0.book Page 2 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-2
4
Achterrem
• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge-
schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
6-24, 6-25
Koppeling
• Controleer de werking.
• Smeer indien nodig de kabel.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel indien nodig bij.
6-22
Gasgreep
• Controleer of de werking soepel is.
• Controleer de vrije slag van de gasgreep.
• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te stel-
len en de kabel en het kabelhuis te smeren.
6-19, 6-29
Bedieningskabels • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig. 6-29
Aandrijfketting
• Controleer of de ketting correct is aangespannen.
• Stel indien nodig bij.
• Controleer de conditie van de ketting.
• Smeer indien nodig.
6-27, 6-28
Wielen en banden
• Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.
6-20, 6-22
Rem- en schakelpedalen • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de pedaalscharnierpunten. 6-29
Rem- en koppelingshendels • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten. 6-30
ITEM CONTROLES PAGINA

U36DD0D0.book Page 3 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-3
4
Middenbok, zijstandaard • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de scharnierpunten. 6-31
Framebevestigingen • Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet indien nodig vast. —
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
• Controleer de werking.
• Corrigeer indien nodig. —
Zijstandaardschakelaar
• Controleer de werking van het startspersysteem.
• Als het systeem niet correct werkt, vraag dan een Yamaha dealer de machine te
controleren.
3-20
ITEM CONTROLES PAGINA

U36DD0D0.book Page 1 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU47150
OPMERKING
Dit model is uitgerust met:
●een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dat geval
wordt op de multifunctionele meter
foutcode 30 weergegeven, maar dit
betreft geen storing. Draai de sleutel
naar “OFF” en vervolgens naar “ON”
om de foutcode te wissen. Als u dat
niet doet zal de motor niet starten, on-
danks dat de motor wordt aangezwen-
geld als u op de startknop drukt.
●een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. In dat geval
wordt op de multifunctionele meter
foutcode 70 weergegeven, maar dit
betreft geen storing. Druk op de start-
schakelaar om de foutcode te wissen
en de motor opnieuw te starten.
DAU54581
Starten van de motor
Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
●De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
●De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-20 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en het controlelampje moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
●Waarschuwingslampje olieni-
veau
●Waarschuwingslampje koelvloei-
stoftemperatuur
●Waarschuwingslampje motorsto-
ring
●Controlelampje startblokkering
LET OP
DCA17670
Als de bovengenoemde waarschu-
wings- of controlelampjes niet gaan
branden wanneer de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid, of als een waarschu-

U36DD0D0.book Page 2 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

U36DD0D0.book Page 3 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
LET OP
DCA10260
●Rijd niet lange tijd met afgezette
motor, ook niet met de versnellings-
bak in de vrijstand, en sleep de mo-
torfiets niet over lange afstanden.
De versnellingsbak wordt alleen af-
doende gesmeerd terwijl de motor
draait. Door onvoldoende smering
kan de versnellingsbak worden be-
schadigd.
●Gebruik altijd de koppeling om de
versnellingsbak te schakelen om zo
schade aan de motor, de versnel-
lingsbak en de aandrijving te voor-
komen; door hun constructie zijn
deze niet bestand tegen de schok-
ken die optreden bij belast schake-
len.
DAU16810
Tips voor een zuinig brandstof-
verbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
●Schakel snel en soepel door en ver-
mijd hoge toerentallen terwijl u accele-
reert.
●Geef geen gas tijdens het terugscha-
kelen en voorkom dat de motor onbe-
last met een hoog toerental draait.
●Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16841
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1600 km (1000 mi). Lees daarom de vol-
gende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
de eerste 1600 km (1000 mi) niet te zwaar
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas
en vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen leiden.
DAU17093
0–1000 km (0–600 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan 5800
tpm maken. LET OP: Na 1000 km (600 mi)
moet de motorolie worden ververst en
moet de oliefilterpatroon of het oliefilte-
relement worden vervangen. [DCA10302]
1000–1600 km (600–1000 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan 7000
tpm draaien.
1600 km (1000 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.

U36DD0D0.book Page 4 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
5
LET OP
DCA10310
●Voer het toerental niet zover op dat
de toerenteller in de rode zone wijst.
●Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
DAU17213
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10311
●De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen en brandwonden kun-
nen oplopen.
●Parkeer nooit op een helling of een
zachte ondergrond, hierdoor kan de
machine kantelen met mogelijk
brandstoflekkage en brand tot ge-
volg.
●Parkeer niet nabij gras of andere
brandbare materialen die vlam zou-
den kunnen vatten.

U36DD0D0.book Page 1 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-1
6
DAU17244
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u er-
voor dat uw machine in zo veilig en efficiënt
mogelijke conditie blijft. De eigenaar/be-
stuurder van de machine is verplicht de op-
timale veiligheid te waarborgen. Op de
volgende pagina’s wordt de belangrijkste in-
formatie met betrekking tot inspecties, af-
stellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden vermeld in de periodie-
ke onderhoudsschema’s moeten worden
beschouwd als een algemene richtlijn onder
normale rijcondities. Het is echter mogelijk
dat de intervalperioden voor onderhoud
moeten worden verkort afhankelijk van het
weer, het terrein, de geografische locatie en
individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10321
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhoud
dan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15122
Zet voor het uitvoeren van onderhoud de
motor af tenzij anders aangegeven.
●Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.
●Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-2 voor meer in-
formatie over koolmonoxide.
WAARSCHUWING
DWA15460
Remschijven, -klauwen, -trommels en
-voeringen kunnen tijdens het gebruik
zeer heet worden. Laat onderdelen van
het remsysteem afkoelen alvorens deze
aan te raken.
DAU17302
Emissiecontroles zorgen niet alleen voor
een betere luchtkwaliteit, maar zijn ook zeer
belangrijk voor een juiste werking van de
motor en om maximale prestaties te beha-
len. In de volgende periodieke onder-
houdsschema’s is het emissiecontrole-
onderhoud apart gegroepeerd. Dit onder-
houd vereist gespecialiseerde gegevens,
kennis en gereedschap. Onderhoud, ver-
vanging, of reparatie van emissiecontrole-
apparatuur en -systemen kan door elke
gecertificeerde reparateur worden uitge-
voerd (indien van toepassing). Yamaha
dealers beschikken over de training en het
gereedschap om dit onderhoud uit te voe-
ren.

U36DD0D0.book Page 2 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-2
6
DAU39691
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset bevindt zich aan
de onderkant van het zadel. (Zie pagina
3-16.)
De onderhoudsinformatie in deze handlei-
ding en het gereedschap in de boordge-
reedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van preven-
tief onderhoud en kleinere reparaties. Voor
de correcte uitvoering van bepaalde onder-
houdswerkzaamheden kan echter het ge-
bruik van extra gereedschap zoals een
momentsleutel vereist zijn.
OPMERKING
Laat een Yamaha dealer onderhoud ver-
richten als u niet beschikt over het gereed-
schap of de ervaring die voor bepaalde
werkzaamheden vereist zijn.
1. Boordgereedschapsset
1

U36DD0D0.book Page 3 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-3
6
DAU46861
OPMERKING
●De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis of, voor Groot-Brittannië, op mijlbasis wordt verricht.
●Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km (30000 mi), beginnend vanaf 10000 km (6000 mi).
●Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereed-
schap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
DAU46910
Periodiek onderhoudsschema voor het uitstootcontrolesysteem
NR. ITEM CONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURT
KILOMETERSTAND JAARLIJK-
SE CON-
TROLE
1000 km
(600 mi)
10000 km
(6000 mi)
20000 km
(12000 mi)
30000 km
(18000 mi)
40000 km
(24000 mi)
1*Brandstofleiding • Controleer de brandstofslangen
op scheurtjes of beschadigingen. √ √ √ √ √
2*Bougies
• Controleer de conditie.
• Reinigen en elektrodenafstand af-
stellen.
√ √
• Vervangen. √ √
3*Ventielen • Controleer de klepspeling.
• Afstellen. Elke 40000 km (24000 mi)
4*Brandstofinjectie • Stel het stationair toerental en de
synchronisatie af. √ √ √ √ √ √
5*Luchtinlaatsysteem
• Controleer de luchtafsluitklep, de
membraanklep en de slang op be-
schadiging.
• Vervang indien nodig het volledi-
ge luchtinlaatsysteem.
√ √ √ √ √

U36DD0D0.book Page 4 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-4
6
DAU1770F
Algemeen smeer- en onderhoudsschema
NR. ITEM CONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURT
KILOMETERSTAND JAARLIJK-
SE CON-
TROLE
1000 km
(600 mi)
10000 km
(6000 mi)
20000 km
(12000 mi)
30000 km
(18000 mi)
40000 km
(24000 mi)
1 Luchtfilterelement • Vervangen. √
2 Koppeling • Controleer de werking.
• Afstellen. √ √ √ √ √
3*Voorrem
• Controleer de werking en het
vloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.
√ √ √ √ √ √
• Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
4*Achterrem
• Controleer de werking en het
vloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.
√ √ √ √ √ √
• Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
5*Remslangen
• Controleer op scheurtjes en be-
schadigingen.
• Zorg voor een correcte plaatsing
van slang(en) en klem(men).
√ √ √ √ √
• Vervangen. Elke 4 jaar
6*Remvloeistof • Vervangen. Elke 2 jaar
7*Wielen • Controleer de speling en contro-
leer op beschadigingen. √ √ √ √
8*Banden
• Controleer op slijtage en bescha-
digingen.
• Vervang indien nodig.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.
√ √ √ √ √

U36DD0D0.book Page 5 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-5
6
9*Wiellagers • Controleer op speling of bescha-
digingen. √ √ √ √
10 *Achterbrug
• Controleer op een correcte wer-
king en overmatige speling. √ √ √ √
• Smeren met lithiumvet. Elke 50000 km (30000 mi)
11 Aandrijfketting
• Controleer de spanning, uitlijning
en conditie van de aandrijfketting.
• Stel de ketting af en smeer deze
grondig met een speciale smering
voor o-ringkettingen.
Elke 1000 km (600 mi) en nadat de motorfiets is gewassen of ermee in de regen
of vochtige gebieden is gereden
12 *Balhoofdlagers
• Controleer de lagers op speling
en oppervlakteruwheid. √ √ √ √ √
• Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km (12000 mi)
13 *Framebevestigin-
gen
• Controleer of alle moeren, bouten
en schroeven stevig zijn vastge-
zet.
√ √ √ √ √
14 Scharnieras van
remhendel • Smeren met siliconenvet. √ √ √ √ √
15 Scharnieras van
rempedaal • Smeren met lithiumvet. √ √ √ √ √
16 Scharnieras van
koppelingshendel • Smeren met lithiumvet. √ √ √ √ √
17 Scharnieras van
schakelpedaal • Smeren met lithiumvet. √ √ √ √ √
18 Zijstandaard, mid-
denbok
• Controleer de werking.
• Smeren met lithiumvet. √ √ √ √ √
NR. ITEM CONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURT
KILOMETERSTAND JAARLIJK-
SE CON-
TROLE
1000 km
(600 mi)
10000 km
(6000 mi)
20000 km
(12000 mi)
30000 km
(18000 mi)
40000 km
(24000 mi)

U36DD0D0.book Page 6 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

U36DD0D0.book Page 7 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
DAU18680
OPMERKING
●Luchtfilter
• Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht, om het niet te bescha-
digen.
• Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.
●Hydraulisch remsysteem
• Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.

U36DD0D0.book Page 8 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU18712
Stroomlijn- en framepanelen ver-
wijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.
DAU46770
Paneel A
Om het paneel te verwijderen
Verwijder de bout en de drukclip en haal
dan het paneel los.
Om het paneel aan te brengen
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bout en de drukclip
aan.
DAU47881
Panelen B en C
Verwijderen van een paneel
1. Verwijder de bouten.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
1 2
1. Paneel A
2. Stroomlijnpaneel C
1. Paneel B
2. Paneel C
21
21
1. Paneel A
2. Bout
3. Drukclip
1
2
3

U36DD0D0.book Page 9 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
2. Duw het paneel naar buiten om het uit-
steeksel onder het paneel los te haken
en trek het paneel daarna weg.
Aanbrengen van een paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bouten aan.
DAU46740
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
Verwijder de bouten en neem het stroom-
lijnpaneel los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de schroeven
aan.
DAU47582
Stroomlijnpanelen B en C
Verwijderen van een stroomlijnpaneel
1. Verwijder paneel B (bij het verwijderen
van stroomlijnpaneel B) of paneel C
(bij het verwijderen van stroomlijnpa-
neel C).
2. Verwijder de drukclip en de bouten en
haal dan het stroomlijnpaneel los.
3. Maak de kabelstekkers van de richtin-
gaanwijzer los.
1. Paneel B
2. Bout
1. Uitsteeksel
2
1
1
1. Stroomlijnpaneel A
2. Bout
2
2
1
1. Stroomlijnpaneel B
2. Bout
3. Drukclip
3
1
2

U36DD0D0.book Page 10 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
Aanbrengen van een stroomlijnpaneel
1. Sluit de kabelstekkers van de richtin-
gaanwijzer aan.
2. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
bouten en de drukclip aan.
3. Breng paneel B of C aan.
DAU19642
Controleren van de bougies
Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit-
ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
1. Kabelstekker richtingaanwijzer
1
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR9E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)

U36DD0D0.book Page 11 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
DAU47551
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen.
4. Verwijder de peilstok en veeg deze
schoon. Steek de peilstok terug in de
olievulopening (zonder vast te
draaien) en verwijder dan opnieuw om
het olieniveau te controleren.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
5. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de olievuldop en
vul voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
1. Motoroliepeilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olievuldop
1
2
3
1

U36DD0D0.book Page 12 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
6. Steek de peilstok in en draai deze vast
en installeer dan de olievuldop en
draai vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-8.)
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de pakking om de olie uit
het carter te laten stromen.
OPMERKING
Sla de stappen 5–7 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.
5. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING
De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.
6. Smeer een dun laagje schone motoro-
lie op de O-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
OPMERKING
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
7. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
1. Olieaftapplug
2. Pakking
12
1. Oliefilterpatroon
2. Oliefiltersleutel
1
2
1. O-ring
1. Momentsleutel
1

U36DD0D0.book Page 13 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
8. Monteer de olieaftapplug met een
nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11620
●Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
●Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
OPMERKING
Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10401
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat het voertuig controleren
door een Yamaha dealer, zelfs als het
olieniveau in orde is.
11. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
12. Breng het stroomlijnpaneel aan.
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.50 L (2.64 US qt, 2.20 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.80 L (2.96 US qt, 2.46 Imp.qt)

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU47560
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op de middenbok.
OPMERKING
●Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
●Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de ontluchtings-
slang van het koelvloeistofreservoir uit
de geleider en verwijder vervolgens de
dop van het koelvloeistofreservoir.
4. Vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de dop van het koelvloeistofreser-
voir weer aan. WAARSCHUWING!
Verwijder alleen de dop van het
koelvloeistofreservoir. Probeer
nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor koud is.
[DWA15161] LET OP: Als er geen koel-
vloeistof aanwezig is, gebruik dan
in plaats daarvan gedistilleerd wa-
ter of onthard leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water, dit is
schadelijk voor de motor. Als er in
plaats van koelvloeistof water is ge-
bruikt, vervang dit dan zo snel mo-
gelijk door koelvloeistof, anders is
het systeem niet beschermd tegen
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1
2
3
1. Dop koelvloeistofreservoir
2. Ontluchtingsslang koelvloeistofreservoir
3. Geleider
3
1
2

U36DD0D0.book Page 16 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
7. Tap de koelvloeistof uit het reservoir af
door het reservoir om te keren.
8. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof en de pakking om het koelsys-
teem af te tappen.
9. Spoel het koelsysteem nadat alle koel-
vloeistof is uitgestroomd grondig door
met schoon leidingwater.
10. Monteer de aftapplug voor koelvloei-
stof met een nieuwe pakking en zet de
plug dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
11. Monteer het koelvloeistofreservoir en
het deksel door ze in de oorspronkelij-
ke stand te plaatsen en breng dan de
bouten aan.
12. Giet de voorgeschreven hoeveelheid
van de gespecificeerde koelvloeistof in
de koelvloeistofradiator en in het re-
servoir.
13. Breng de radiatorvuldop weer aan.
14. Breng de dop van het koelvloeistofre-
servoir aan.
15. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en zet hem
dan uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig zoveel
koelvloeistof bij tot het niveau bovenin
de koelvloeistofradiator staat en breng
dan de radiatorvuldop en de borging
en borgbout voor de radiatorvuldop
aan.
17. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Verwijder indien nodig
de dop van het koelvloeistofreservoir,
vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de dop weer aan.
18. Leid de ontluchtingsslang van het
koelvloeistofreservoir door de geleider
zoals getoond.
1. Aftapplug koelvloeistof
2. Pakking
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
21
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator (inclusief alle leidin-
gen):
2.00 L (2.11 US qt, 1.76 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
1. Radiatorvuldop
2. Borgbout radiatorvuldop
3. Borging radiatorvuldop
2
1
3

U36DD0D0.book Page 17 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

U36DD0D0.book Page 18 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken. [DCA10481]
7. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
8. Plaats de brandstoftank terug. Contro-
leer of de brandstofslangen stevig zijn
aangesloten, de juiste ligging hebben
en niet worden afgekneld. Vergeet niet
de slangen in hun oorspronkelijke po-
sitie te plaatsen. WAARSCHUWING!
Controleer alvorens de brandstof-
tank in de oorspronkelijke positie
terug te plaatsen of alle slangen
(brandstofslang, ontluchtings-
slang brandstoftank, overloopslan-
getje brandstoftank) niet zijn
beschadigd, goed zijn aangesloten
en geplaatst, en niet worden afge-
kneld. Als een slang beschadigd is,
laat dan een Yamaha dealer de
slang vervangen alvorens de motor
te starten, anders kan brandstoflek-
kage ontstaan met brandrisico tot
gevolg. [DWA12463]
9. Breng de tankbevestigingsbouten aan.
10. Monteer de panelen.
11. Breng het zadel aan.
DAU34301
Afstellen van het stationair toe-
rental
Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
Controleer het stationair toerental en stel dit
indien nodig volgens de specificatie af door
de stationair stelschroef te verdraaien.
Draai de schroef in de richting (a) om het
stationair toerental te verhogen. Draai de
schroef in de richting (b) om het stationair
toerental te verlagen.
1. Slang
1. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
1
1
1. Stationair stelschroef
Stationair toerental:
1250–1350 tpm
1
(a)
(b)

U36DD0D0.book Page 19 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
OPMERKING
Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
DAU21384
De vrije slag van de gasgreep
controleren
De vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
1. Vrije slag van gasgreep

U36DD0D0.book Page 20 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
DAU21776
Banden
Banden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen door
de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10503
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
●De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
●De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm², 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
90–184 kg (198–406 lb):
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Rijden met hoge snelheid:
Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm², 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Maximale belasting*:
184 kg (406 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)

U36DD0D0.book Page 21 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
OPMERKING
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10471
●Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
●De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
●Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-
schappen verkrijgt.
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10481
●Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
●Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
●Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
Voorband:
Maat:
120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT021
DUNLOP/ROADSMART
Achterband:
Maat:
160/60 ZR17M/C (69W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT021
DUNLOP/ROADSMART
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)

U36DD0D0.book Page 22 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
6
WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.
●Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
●Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
●Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
●Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
DAU21962
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
●Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
●Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
DAU47590
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen
De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
Draai de stelbout van de koppelingsspeling
op de koppelingshendel richting (a) voor
meer vrije slag van de koppelingshendel.
Draai de stelbout richting (b) voor minder
vrije slag van de koppelingshendel.
1. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
2. Vrije slag van koppelingshendel

U36DD0D0.book Page 23 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
6
OPMERKING
Ga als volgt te werk als op de hierboven be-
schreven werkwijze de voorgeschreven
vrije slag van de koppelingshendel niet
wordt gehaald.
1. Draai de stelbout bij de koppe-
lingshendel richting (a) om de koppe-
lingskabel losser te stellen.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel B. (Zie
pagina 6-8.)
3. Stel de borgmoer losser verder naar
beneden op de koppelingskabel.
4. Draai de stelmoer van de koppelings-
speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelmoer richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel.
5. Draai de borgmoer aan.
6. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU37913
Vrije slag van remhendel contro-
leren
Aan het uiteinde van de remhendel mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
een vrije slag is, laat dan een Yamaha
dealer het remsysteem inspecteren.
WAARSCHUWING
DWA14211
Een zacht of sponzig gevoel in de rem-
hendel kan betekenen dat er lucht in het
hydraulisch systeem aanwezig is. Als er
lucht in het hydraulisch systeem zit, laat
dan het systeem door een Yamaha
dealer ontluchten voordat de machine
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op de
1. Borgmoer
2. Stelmoer voor vrije slag van de koppe-
lingshendel
12
(a)
(b)
1. Geen vrije slag remhendel
1

U36DD0D0.book Page 24 Monday, July 30, 2012 11:29 AM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
6
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg.
DAU36503
Remlichtschakelaars
Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal en de remhendel, moet oplich-
ten nét voordat de remmen aangrijpen. Laat
de remlichtschakelaars indien nodig door
een Yamaha dealer afstellen.
DAU22392
Controleren van voor- en achter-
remblokken
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22420
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-in-
dicatorgroef, zodat het remblok kan worden
gecontroleerd zonder de rem te demonte-
ren. Let op de slijtage-indicatorgroef om de
remblokslijtage te controleren. Wanneer
een remblok zover is afgesleten dat de slij-
tage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen,
vraag dan een Yamaha-dealer de remblok-
ken als set te vervangen.
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
11

U36DD0D0.book Page 25 Monday, July 30, 2012 11:29 AM
Specyfikacje produktu
Marka: | Yamaha |
Kategoria: | Silnik |
Model: | XJ6SA |
Potrzebujesz pomocy?
Jeśli potrzebujesz pomocy z Yamaha XJ6SA, zadaj pytanie poniżej, a inni użytkownicy Ci odpowiedzą
Instrukcje Silnik Yamaha

3 Stycznia 2025

3 Stycznia 2025

29 Grudnia 2024

5 Października 2024

3 Października 2024

1 Października 2024

27 Września 2024

16 Września 2024

15 Września 2024

14 Września 2024
Instrukcje Silnik
- Silnik Triumph
- Silnik Kawasaki
- Silnik Honda
- Silnik Milwaukee
- Silnik KTM
- Silnik Ducati
- Silnik BMW
- Silnik GasGas
- Silnik Suzuki
- Silnik Husqvarna
- Silnik Aprilia
- Silnik Mercedes-Benz
- Silnik Danfoss
- Silnik Texas
- Silnik ELAC
- Silnik Kettler
- Silnik Mitsubishi
- Silnik Indian
- Silnik Piaggio
- Silnik Reebok
- Silnik Juki
- Silnik Beta
- Silnik Bajaj
- Silnik Royal Enfield
- Silnik Sherco
- Silnik Hyosung
- Silnik Benelli
- Silnik Cagiva
- Silnik Metabo
- Silnik Nautilus
- Silnik Mash
- Silnik Hero
- Silnik Victory
- Silnik Emco
- Silnik Chang Jiang
- Silnik Harley Davidson
- Silnik Moto Guzzi
- Silnik Derbi
- Silnik SMC
- Silnik Ridley
- Silnik Anova
- Silnik Zero
- Silnik MV Agusta
- Silnik BodyCraft
- Silnik Mahindra
- Silnik CRRCpro
Najnowsze instrukcje dla Silnik

2 Lutego 2025

15 Stycznia 2025

12 Stycznia 2025

11 Stycznia 2025

10 Stycznia 2025

8 Stycznia 2025

8 Stycznia 2025

2 Stycznia 2025

31 Grudnia 2025

31 Grudnia 2025