Instrukcja obsługi Yamaha BW 50N (2003)

Yamaha skuter BW 50N (2003)

Przeczytaj poniżej 📖 instrukcję obsługi w języku polskim dla Yamaha BW 50N (2003) (80 stron) w kategorii skuter. Ta instrukcja była pomocna dla 5 osób i została oceniona przez 2 użytkowników na średnio 4.5 gwiazdek

Strona 1/80
HANDLEIDING
1B1-F8199-D0
CW50 NAKED
DAU04576
INLEIDING
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de CW50 NAKED profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische
kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee
Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen
van uw CW50 NAKED optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft
instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter, terwijl ook wordt
beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale con-
ditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem con-
tact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veilig-
heid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
WAARSCHUWING
_
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT
GEBRUIKEN.
_
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAUM0023
CW50 NAKED
HANDLEIDING VOOR DE EIGENAAR
© 2003 door MBK INDUSTRIE
1e Uitgave, januari 2003
Alle rechten voorbehouden
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
MBK INDUSTRIE
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Frankrijk.
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID 1
2 BESCHRIJVING 2
3 FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN 3
4 CONTROLES VOOR HET STARTEN 4
5 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE 5
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES 6
7 VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER 7
8 SPECIFICATIES 8
9 GEBRUIKERSINFORMATIE 9
DAU00009
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
1
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden .............................. 1-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1-1
DAU00021
1-
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
Scooters zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen
geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste
scooter kan niet meer dan de natuurwetten toestaan.
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw
motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de scooter, maar ook voor de motorrijder: om
goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen,
drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorrijders horen altijdmeer nog dan autobestuurders
geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt
een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de
bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of
slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed
passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid.
Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en
bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd
niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risicos. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in
een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al
weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met
de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1-2
DAU03099
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden
Geef duidelijk richting aan wanneer u een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen uiterst lastig zijn. Vermijd te hard remmen, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u op een nat wegdek wilt stoppen.
Minder snelheid bij het naderen van een bocht of een afslag. Trek langzaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
Wees voorzichtig bij het passeren van geparkeerde autos. Een bestuurder merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails, ijzeren platen gebruikt in de wegenbouw en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en passeer ze voorzichtig. Houd de scooter recht, anders kan hij gaan schui-
ven.
De remvoeringen kunnen nat worden bij het wassen van de scooter. Controleer de remmen na het wassen van
de scooter, voordat u gaat rijden.
Draag steeds een helm, handschoenen, een lange broek (taps toelopend bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel bagage. Een overbeladen scooter is onstabiel.
BESCHRIJVING
2
Aanzicht linkerzijde ............................................................................ 2-1
Aanzicht rechterzijde.......................................................................... 2-2
BESCHRIJVING
2-2
2
Aanzicht rechterzijde
12. Voorremhendel (pagina 3-4)
13. Gasgreep (pagina 6-15)
14. Stuurschakelaars rechterstuurgreep (pagina 3-4)
15. Remvloeistofreservoir voorrem (pagina 6-13)
16. Bevestigingssteun (pagina 3-8)
17. Vuldop brandstoftank (pagina 3-5)
18. Accu (zekering) (pagina 6-176-19)
19. Dop oliereservoir (pagina 3-5)
16
1312 15
17
18
19
14
3-1
3
DAU00027
3-
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00029
Contactslot/stuurslot-unit
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssys-
temen bediend en wordt het stuur vergren-
deld. De diverse standen worden hierna
beschreven.
DAU04384
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; het achterlicht en de instru-
mentenverlichting gaan branden en de mo-
tor kan worden gestart. De sleutel kan niet
worden uitgenomen.
OPMERKING:
_
De koplamp gaat branden zodra de motor
wordt gestart.
_
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU04470
“ ”
Het waarschuwingslampje voor het olieni-
veau voor 2-takt injectiesmering moet gaan
branden. Zie pagina 3-2 voor uitleg over de
werking van het waarschuwingslampje voor
olieniveau.
DAUM0074
LOCK “
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in vanuit de “ ”
stand, laat los en draai dan naar “ ”.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Steek de sleutel in en draai naar “ ”.
DW000016
WAARSCHUWING
_
Draai de contactsleutel nooit naar
of naar terwijl de scooter rijdt;
elektrische systemen worden dan afge-
schakeld en mogelijk zult u zo de macht
over het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de scooter
stilstaat voordat u de sleutel naar “
of naar ” draait.
_
OPMERKING:
_
Neem de sleutel uit het contactslot als de
scooter onbeheerd wordt achtergelaten.
_
PUSH
ZAUM0332
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU00063
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingescha-
keld.
DAU00057
Controlelampje “ ” richtingaanwijzers
Dit controlelampje knippert wanneer de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar de
linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU02958
Waarschuwingslampje “ ” voor
olieniveau
Dit waarschuwingslampje brandt als de
sleutel in de “ ”-stand staat of als het
olieniveau in het oliereservoir van een
2-takt motor tijdens bedrijf te laag staat. Als
het waarschuwingslampje bij draaiende
motor gaat branden, stop dan direct en vul
het oliereservoir met Yamalube 2 of gelijk-
waardige 2-takt injectiesmeerolie met ofwel
JASO klasse “ ”FC of met de ISO klassen
“ ”EG-C of “ ”EG-D . Het waarschuwings-
lampje moet doven nadat het oliereservoir
voor 2-takt injectiesmeerolie is bijgevuld.
OPMERKING:
_
Vraag een Yamaha dealer het elektrisch
circuit te controleren als het waarschu-
wingslampje niet gaat branden als de sleu-
tel in de “ ”-stand staat of niet dooft
nadat de olie in het oliereservoir van een
2-takt motor is bijgevuld.
_
DC000000
LET OP:
_
Gebruik de scooter alleen als u weet dat
het motorolieniveau voldoende hoog is.
_
DAUM0112
Waarschuwingslampje “ ” brandstof-
niveau
Dit waarschuwingslampje gaat branden en
de laatste twee segmenten van de brand-
stofniveaumeter beginnen te knipperen
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 0,8 L. Vul in dat geval zo snel
mogelijk brandstof bij.
1. Waarschuwingslampje “ ” brandstofniveau
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Waarschuwingslampje “ ” voor olieniveau
4. Controlelampje “ ” richtingaanwijzers
1 2 3 4
ZAUM0522
ZAUM0524
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00129
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU00125
Richtingaanwijzerschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar naar rechts om af-
slaan naar rechts aan te geven. Druk deze
schakelaar naar links om afslaan naar links
aan te geven. Na loslaten keert de schake-
laar terug naar de middenstand. Om de
richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU03888
Dimlichtschakelaar ,
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAUM0063
Startknop “ ”
Druk bij bekrachtigde voor- of achterrem
deze knop in om de motor via de startmotor
te starten.
DC000005
LET OP:
_
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
_
DAU03882
Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterstuurgreep. Trek deze hendel naar
het stuur toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
1. Claxonschakelaar “ ”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “ ”
3. Dimlichtschakelaar ,
1 2 3
ZAUM0142
1. Startknop “ ”
1
ZAUM0473
1. Voorremhendel
1
ZAUM0084
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU03753
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brand-
stoftank tot onderaan de vulpijp zoals ge-
toond.
DW000130
WAARSCHUWING
_
Overvul de brandstoftank niet, an-
ders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
_
DAU00185
LET OP:
_
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onderde-
len.
_
DAU04206*
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan brandstof van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskos-
ten beperkt.
DWA00008
WAARSCHUWING
_
Vanwege de ontvlambaarheid van benzi-
ne moeten de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht worden genomen.
Zet de motor af alvorens te tanken.
Vul de tank van de scooter nooit bij
terwijl u rookt of in de nabijheid van
open vuur.
Let op en mors tijdens bijvullen
geen benzine op de motor of de uit-
laatdemper als deze direct na ge-
bruik nog heet zijn.
Veeg eventuele op motor of uitlaat-
demper gemorste benzine af alvo-
rens te starten.
_
1. Vulpijp
2. Brandstofniveau
1
2
ZAUM 0020
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
4,6 L
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
DAU03750
2-takt injectiesmeerolie
Controleer of voldoende olie aanwezig is in
het reservoir voor 2-takt injectiesmering.
Vul zo nodig de voorgeschreven 2-takt in-
jectiesmeerolie bij.
OPMERKING:
_
Controleer of de dop op het reservoir voor
2-takt injectiesmering correct is aange-
bracht.
_
DAU03098
Uitlaatkatalysator
Deze scooter heeft een uitlaatkatalysator
die gemonteerd is in de uitlaatdemper.
DW000128
WAARSCHUWING
_
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Controleer of het uit-
laatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voe-
ren.
_
DC000114
LET OP:
_
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisicos te voorkomen.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi-
ne. Bij gebruik van loodhoudende
benzine zal onherstelbare schade
worden toegebracht aan de uitlaat-
katalysator.
Parkeer de scooter nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aaneen
stationair draaien.
_
DAU03839
Chokehendel “ ”
Voor het starten van een koude motor is
een rijker lucht/brandstof mengsel nodig;
via de choke wordt dit mengsel geleverd.
Beweeg de chokehendel richting a om de
choke aan te zetten.
Beweeg de chokehendel richting b om de
choke uit te zetten.
Aanbevolen olie:
Yamalube 2 of gelijkwaardige 2-takt
injectiesmeerolie (JASO grade “ ”FC
of ISO grades “ ”EG-C of EG-D)
Oliehoeveelheid:
1,3 L
1. Chokehendel “ ”
1
a
b
ZAUM0309
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
DAUS0015
Kickstarter
Trap om de motor te starten het kickstartpe-
daal licht omlaag totdat de tandwielen aan-
grijpen en trap het pedaal dan soepel maar
krachtig omlaag.
DAU02978
Zadel
Openen van het zadel
1. Steek de sleutel in het slot en draai
deze dan zoals afgebeeld.
2. Klap het zadel omhoog.
Sluiten van het zadel.
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.
OPMERKING:
_
Controleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
_
DAUT0012
Bevestigingssteun
Om diefstal te voorkomen kan de scooter
via de bevestigingssteun aan een vast-
staand object zoals een lantaarnpaal of hek
worden vastgemaakt.
Zet hiervoor de scooter op de middenbok,
voer een ketting- of kabelslot door de be-
vestigingssteun en rond het vaststaande
object en sluit vervolgens het slot.
1. Kickstarter
1
ZAUM0146
1. Zadel
1
ZAUM0311
1. Bevestigingssteun
1
ZAUM0475
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4
Controlelijst voor gebruik ................................................................... 4-1
4-1
4
DAU01114
4-
CONTROLES VOOR HET STARTEN
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind
vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van
de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren
en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU03439
Controlelijst voor gebruik
CO-01D
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
Brandstof
Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul zo nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.
3-6
Tweetakt motorolie
Controleer het olieniveau in het oliereservoir.
Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage.
3-7
Cardanolie Controleer het olieniveau en controleer de machine op olielekkage. 6-6
Voorrem
Controleer de werking.
Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
3-4, 6-11
Achterrem
Controleer de werking.
Controleer de vrije slag van de remhendel.
Stel zo nodig bij.
3-5, 6-11
Gasgreep
Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag zo nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen, en
de kabel en het kabelhuis te smeren.
6-8
Wielen en banden
Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer als dat nodig is.
6-96-11
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-2
4
OPMERKING:
_
Voordat de scooter wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zon inspectie neemt maar weinig tijd in
beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
_
DWA00033
WAARSCHUWING
_
Wanneer functies vermeld in de Controlelijst voor gebruik niet naar behoren werken, laat dan een inspectie uitvoeren en even-
tueel repareren voordat u de machine gebruikt.
_
Remhendels Controleer of de werking soepel is.
Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten. 3-43-5
Middenbok Controleer of de werking soepel is.
Smeer zo nodig het scharnierpunt. 6-15
Framebevestigingen Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet zo nodig vast.
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
Controleer de werking.
Corrigeer als dat nodig is. 3-13-4, 6-206-22
Accu Controleer het voeistofniveau.
Vul zo nodig bij met gedistilleerd water. 6-17
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
5-1
5
DAU00372
5-
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU01118
WAARSCHUWING
_
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Start de motor om veiligheidsrede-
nen te allen tijde met de middenbok
naar beneden.
_
DAU00415*
Starten van de motor
1. Draai de contactsleutel naar “ ” en
draai naar “ ” zodra het waarschu-
wingslampje voor olieniveau gaat
branden.
DC000045
LET OP:
_
Als het waarschuwingslampje voor olie-
niveau niet gaat branden, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te
testen.
_
2. Zet de choke aan en draai de gas-
greep helemaal dicht. (Zie pagina 3-7
voor de bediening van de choke.)
3. Start de motor door de startknop in te
drukken of de kickstarter omlaag te
trappen terwijl u de voor- of achterrem
bekrachtigt.
OPMERKING:
_
Als de motor na indrukken van de startknop
niet wil starten, laat dan de startknop los,
wacht een paar seconden en probeer het
dan opnieuw. Iedere startpoging moet zo
kort mogelijk duren om de accu te sparen.
Laat de startmotor nooit langer dan
5 seconden aaneen draaien. Probeer de
kickstarter als de motor niet via de startmo-
tor wil aanslaan.
_
4. Zet na het starten van de motor de
chokehendel tot halverwege terug.
PUSH
ZAUM0332
ZAUM0367
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
DCA00045
LET OP:
_
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
_
5. Zet de choke uit zodra de motor warm
is.
OPMERKING:
_
De motor is warm wanneer hij normaal rea-
geert op de gasbediening terwijl de choke
uit is gezet.
_
DC000046
LET OP:
_
Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de ma-
chine in gebruik wordt genomen.
_
DAU01258
Starten van een warme motor
Volg dezelfde procedure als bij starten van
een koude motor, alleen is het gebruik van
de choke niet nodig als de motor warm is.
DAU00433
Wegrijden
OPMERKING:
_
Laat de motor warmdraaien voordat u weg-
rijdt.
_
1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep
vast en duw de scooter van de mid-
denbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzer aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzer uit.
ZAUM0316
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU00434
Sneller en langzamer rijden
De rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Om meer
snelheid te maken draait u de gasgreep
richting a. Om langzamer te gaan rijden
draait u de gasgreep richting b.
DAU00435
Remmen
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Knijp de voor- en achterremmen ge-
lijktijdig in en oefen geleidelijk meer
druk uit.
DW000057
WAARSCHUWING
_
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.
Spoorwegovergangen, tramrails, ij-
zeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aange-
paste snelheid te naderen en voor-
zichtig te passeren.
Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts, rem-
men kan tijdens afdalingen soms
lastig zijn.
_
a
b
ZAUM 0199 ZAUM0317
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
5
DAU03093
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Laat de motor goed warmdraaien.
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU00436
Inrijden van de motor
De periode tussen de 0 en 1.000 km is de
belangrijkste periode in de levensduur van
de motor. Lees daarom de volgende infor-
matie aandachtig door.
Omdat de motor splinternieuw is, mag hij tij-
dens de eerste 1.000 km niet overmatig
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas
en vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen leiden.
DAUT0003*
0150 km
Draai de gasgreep niet tot voorbij 1/3 open.
Zet de motor steeds af nadat deze een uur
heeft gedraaid en laat dan gedurende 5 tot
10 minuten afkoelen. Varieer de rijsnelheid
van de scooter zo nu en dan. Verander de
stand van de gasgreep regelmatig.
150500 km
Rijd niet langdurig met de gasgreep meer
dan halverwege open gedraaid.
5001.000 km
Houd geen kruissnelheid aan waarbij de
gasgreep voorbij driekwart is openge-
draaid.
DCAT0001*
LET OP:
_
Vergeet niet de versnellingsbakolie te
verversen na 1.000 km.
_
1.000 km en verder
Laat de motor niet langdurig volgas
draaien. Varieer het toerental zo nu en dan.
DC000049
LET OP:
_
Als tijdens de inrijperiode motorschade
optreedt, vraag dan direct een Yamaha
dealer de machine te controleren.
_
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-5
5
DAU00461
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
DW000058
WAARSCHUWING
_
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen.
Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de motor
zou dan kunnen omvallen.
_
DC000062
LET OP:
_
Parkeer nooit op een plek waar sprake is
van brandgevaar, zoals op droog gras of
nabij ander ontvlambaar materiaal.
_
6-1
6
DAU00462
6-
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03453
De eigenaar is verplicht de optimale veilig-
heid te waarborgen. Door periodiek inspec-
ties, afstellingen en smeerbeurten uit te
laten voeren, zorgt u ervoor dat uw machi-
ne in zo veilig en efficiënt mogelijke conditie
blijft. Op de volgende paginas wordt de be-
langrijkste informatie met betrekking tot in-
specties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
DW000060
WAARSCHUWING
_
Vraag een Yamaha dealer het onder-
houdswerk uit te voeren als u hiermee
niet echt vertrouwd bent.
_
DAU00466*
WAARSCHUWING
_
Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. Wan-
neer deze scooter wordt gebruikt in een
abnormaal stoffige, modderige of voch-
tige omgeving, dient het luchtfilterele-
ment vaker te worden gereinigd of te
worden vervangen om snelle slijtage
van de motor te voorkomen. Raadpleeg
een Yamaha dealer voor de juiste onder-
houdsperiodes.
_
DW000063
WAARSCHUWING
_
Door modificaties die niet door Yamaha
zijn goedgekeurd kan het motorvermo-
gen achteruitgaan of de machine te on-
veilig worden om nog te gebruiken
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
zelf wijzigingen aanbrengt.
_
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
6
9*Banden
Controleren op correcte profieldiepte en op schade.
Zo nodig vervangen.
Bandspanning controleren.
Zo nodig corrigeren.
√ √ √ √
10 *Wiellagers Lager controleren op losheid of schade. √ √ √ √
11 *Balhoofdlagers
Controleren op lagerspeling en stroefheid in
stuurbeweging. √√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 24.000 km
12 *Framebevestigingen Controleren of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet. √ √ √ √
13 Middenbok Werking controleren.
Smeren. √ √ √ √
14 *Voorvork Controleren op werking en olielekkage. √ √ √ √
15 *Schokdemperunit Controleren op werking en schokdemper op olielekkage. √ √ √ √
16 *Carburateur Stationair motortoerental afstellen. √√√√√ √
17 *Injectiepomp 2-takt olie Werking controleren.
Zo nodig ontluchten. √ √ √
18 Cardanolie Controleer de machine op olielekkage. √ √
Verversen. √√√
19 *V-snaar Vervangen. Elke 10.000 km
20 *Remlichtschakelaars
voor- en achterrem Werking controleren. √√√√√ √
21 Bewegende delen en
kabels Smeren. √ √ √ √
22 *Gaskabelhuis en
gaskabel
Controleer werking en vrije slag.
Stel zo nodig de vrije slag van de gaskabel af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.
√ √ √ √
NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT KILOMETERSTAND (×1.000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 6 12 18 24


Specyfikacje produktu

Marka: Yamaha
Kategoria: skuter
Model: BW 50N (2003)

Potrzebujesz pomocy?

Jeśli potrzebujesz pomocy z Yamaha BW 50N (2003), zadaj pytanie poniżej, a inni użytkownicy Ci odpowiedzą




Instrukcje skuter Yamaha

Instrukcje skuter

Najnowsze instrukcje dla skuter