Instrukcja obsługi Peugeot 206 (2002)
Peugeot
Automatyczny
206 (2002)
Przeczytaj poniżej 📖 instrukcję obsługi w języku polskim dla Peugeot 206 (2002) (156 stron) w kategorii Automatyczny. Ta instrukcja była pomocna dla 6 osób i została oceniona przez 2 użytkowników na średnio 4.5 gwiazdek
Strona 1/156

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG
1
In dit boekje worden alle mogelijke uitrustingen beschreven. Afhankelijk van de uitvoering en van de specifieke uitrustingen per
land waarvoor de auto bestemd is, kan voor iedere geleverde auto slechts een gedeelte van alle uitrustingen van toepassing zijn.
206 SW: leverbaar volgens land van bestemming.
Blz.
Stoelen 72 - 81
Cockpit 28 - 29
Dashboard 35 - 71, 93 - 94
Spiegels 96
Blz.
Controles 111 - 118
Toegang tot de auto 83 - 88
Wiel verwisselen 119 - 122
Lampen vervangen 123 - 127
24-02-2003

2
UW 206 IN EEN OOGOPSLAG
24-02-2003

24-02-2003
3
UW 206 IN EEN OOGOPSLAG
1Stuurwiel met airbag en
claxon
2Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers
3Uitschakelen airbag aan
passagierszijde*
4Blokkeerschakelaar
elektrisch bediende ruiten
achter
5Schakelaar elektronisch stabi-
liteitsprogramma (ESP/ASR)
6Dimmer dashboardverlichting
7Schakelaar ruitenwissers/
-sproeiers/boordcomputer
8Radiobediening op het
stuurwiel
9Schakelaar alarmknipperlichten
10 Multifunctioneel display
11 Voorruitontwaseming
12 Zijruitontwaseming
13 Verstelbaar zijventilatierooster
14 Airbag aan passagierszijde
15 Middelste verstelbare
ventilatieroosters
16 Dashboardkastje
17 Autoradio
18 Schakelaars en
bedieningsorganen
verwarming, ventilatie,
airconditioning, achterruitver-
warming en verwarming
buitenspiegels
19 Asbak vóór
20 Versnellingshendel
21 Aansteker
22 Schakelaar elektrisch
bedienbare spiegels
23 Bediening stoelverwarming
24 Schakelaars elektrisch
bedienbare ruiten vóór
25 Handrem
26 Motorkapontgrendeling
27 Stuur-/contactslot
28 Zekeringenkast
29 Opbergvak
30 Stuurkolomverstelling
31 Koplampverstelling
* Volgens land van bestemming.

83
4
UW 206 IN EEN OOGOPSLAG
24-02-2003
SLEUTELS
Met behulp van de sleutels kun-
nen de voorportieren, de achter-
klep (3-/5-deurs) en de tankdop
vergrendeld of ontgrendeld wor-
den, kan de airbag aan passa-
gierszijde worden uitgeschakeld
en wordt het contactslot bediend.
Centrale vergrendeling
Met behulp van de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier
kunnen de portieren en de ach-
terklep gelijktijdig vergrendeld of
ontgrendeld worden.
Als een van de portieren, de ach-
terklep (206 SW) of de achterruit
(206 SW) is geopend, werkt de
centrale vergrendeling niet.
Afstandsbediening
Druk op de knop A om de auto
op afstand te vergrendelen.
Dit wordt bevestigd door het gedu-
rende ongeveer twee seconden
branden van de richtingaanwijzers.
Druk op de knop B om de auto
op afstand te ontgrendelen.
Dit wordt bevestigd door het gedu-
rende ongeveer twee seconden
snel knipperen van de richtingaan-
wijzers.
206 SW: Druk lang op de knop B
om de auto te ontgrendelen en
de achterruit te openen.
Waarschuwingssignaal sleutel
in contact
Als het contact is afgezet klinkt
er een geluidssignaal als het be-
stuurersportier wordt geopend
terwijl de sleutel nog in het con-
tact steekt.
Lokaliseren van de auto
Als de auto is vergrendeld kan
de auto op een parkeerplaats
worden gelokaliseerd:
☞Druk op de knop , de plafon-A
niers en de richtingaanwijzers
gaan gedurende enkele secon-
den branden.
STARTEN
De vier standen van de sleutel
in het contact-/stuurslot zijn:
STOP: Het contact is afgezet.
1estand, accessoires: Het con-
tact is afgezet, maar de acces-
soires functioneren wel.
2estand, contact aan: Het con-
tact staat aan.
Starten: De startmotor wordt in
werking gezet.
Stuurslot
Verdraai het stuurwiel enigszins
terwijl tegelijkertijd de sleutel
wordt gedraaid.
Trap bij het starten het koppe-
lingspedaal in om het aanslaan
te vergemakkelijken.

89 91
8
UW 206 IN EEN OOGOPSLAG
SCHAKELAARS OP
STUURKOLOM
Verlichting
Verlichting voor en achter (ring A)
Lichten uit
Parkeerlichten aan
Dim-/grootlicht aan
Automatisch
inschakelen van
de verlichting
Automatisch inschakelen van
de verlichting
Zet om deze functie in of uit te scha-
kelen het contact in de stand acces-
soires, de lichtschakelaar in de stand
0en druk minimaal 4 seconden op
het uiteinde van de lichtschakelaar.
Mistachterlicht (ring B)
Mistachterlicht (ring naar
voren draaien)
Mistlampen en mistachterlicht
(ring C)
Mistlampen vóór (ring 1
stand naar voren draaien)
Mistlampen en mist-
achterlicht (ring 2
standen naar voren
draaien)
Ruitenwissers
Voor
2Hoge snelheid
1Normale snelheid
IInterval
of
AUTO Automatisch wissen
0Uit
Eén keer wissen
Ruitensproeier:
trek de hendel naar u toe.
Achter
Uitt Interval Ruiten-
sproeier
Automatische ruitenwissers
In de stand wer-AUTO
ken de ruitenwissers
automatisch en wordt de
snelheid van de wissers
aan de hoeveelheid
neerslag aangepast.
24-02-2003

24-02-2003
72
9
UW 206 IN EEN OOGOPSLAG
VOORSTOELEN
1- Verstelling in lengterichting.
2- Toegang tot de achterbank
(3-deurs).
3- Verstelling van de hoek van de
rugleuning.
4- Hoogteverstelling.
5- Schakelaar stoelverwarming.
6- Hoogteverstelling en verstelling
van de hoek van de hoofdsteun.
Ga nooit rijden als de hoofd-
steunen zijn verwijderd.
Modulaire passagiersstoel
Toegang tot het opbergvak
– Schuif de stoel zo ver mogelijk
naar achteren.
– Trek de zitting omhoog en dan
naar voren om deze te ont-
grendelen. Kantel de zitting
naar voren.

108
5
UW 206 IN EEN OOGOPSLAG
24-02-2003
Belast nooit een motor
die koud is.
Laat de motor nooit in
een afgesloten ruimte
draaien.
Breng nooit wijzigingen aan het
stuurslot aan.
Starten van een benzinemotor
Trap het gaspedaal niet in.
Stel de startmotor in werking en
laat de sleutel los zodra de motor
aanslaat.
Starten van een
dieselmotor
Trap het gaspedaal niet
in.
Draai de sleutel in de stand
"Contact aan".
Als de temperatuur al hoog
genoeg is, gaat het lampje niet
branden en kunt u de motor
direct starten.
Als het lampje brandt, wacht dan
met het starten van de motor tot
het lampje uit gaat.
Als de motor is afgeslagen, moet
de sleutel eerst weer in stand
"STOP" gezet worden, voordat
opnieuw gestart kan worden.
AIRBAGS VÓÓR
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot een airbag aan
passagierszijde
Auto's met een airbagschakelaar:
–
Schakel de air-
bag aan passa-
gierszijde uit als
u een kinderzit-
je met de rug in
de rijrichting op
de voorstoel
plaatst.
–
Schakel de air-
bag in als er een
passagier op de
voorstoel zit.
Auto's zonder een airbagschakelaar:
–
Plaats geen kin-
derzitje met de
rug in de rijrich-
ting op de voor-
stoel.
Leg in elk geval nooit uw voeten,
noch enig voorwerp op het dash-
board.
Controle werking
* Volgens land van
bestemming.
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde*
Steek de contactsleutel in de
schakelaar 1en draai deze:
– op "ON": airbag aan passa-
gierszijde geactiveerd.
– op "OFF": airbag aan passa-
gierszijde uitgeschakeld.
Als bij aangezet contact (2estand) dit ver-
klikkerlampje op het instrumentenpaneel
gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en de melding "Airbag
passagier uitgeschakeld" op het multi-
functionele display, betekent dit dat de
airbag aan passagierszijde is uitgescha-
keld (stand van de schakelaar). "OFF"
Als de airbag aan passagierszijde is uit-
geschakeld, blijft het verklikkerlampje
branden.

24-02-2003
95 96
ELEKTRISCH BEDIENDE RUITEN
1. Schakelaar ruitbediening aan bestuurderszijde.
Handbediening: Duw of trek de schakelaar tot
het zware punt. De ruit stopt zodra de toets wordt
losgelaten.
Automatische bediening: Duw of trek de scha-
kelaar voorbij het zware punt. De ruit opent of sluit
volledig.
De automatische bediening werkt alleen als de
motor draait.
2. Schakelaar ruitbediening aan passagierszijde.
3. Schakelaar ruitbediening links achter.
4. Schakelaar ruitbediening rechts achter.
ELEKTRISCH BEDIENDE SPIEGELS
Draai de knop naar rechts of links om de desbe-5
treffende spiegel te selecteren.
Duw de knop in de 4 richtingen om de spiegel af te5
stellen.
Elektrisch inklapbare spiegels
Draai, als het contact aan is, de knop 5 in stand A.
7
UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

24-02-2003
85 86
VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN VAN DE ACHTERKLEP
EN DE ACHTERRUIT (206 SW)
De achterklep en de achterruit kunnen niet gelijktijdig worden geopend.
Trek om de achterklep te openen als de achterruit is gesloten aan de
handgreep Aen zet de klep open.
Druk om de te openen alsachterruit
de achterklep is gesloten op de ont-
grendelknop van de afstandsbediening
of trek aan de handgreep en zet deB
ruit open door de ruitenwisserarm als
handgreep te gebruiken (bij C).
Als de achterklep of de achterruit
wordt geopend, gaat de bagage-
ruimteverlichting branden.
Opmerking: Sluit de achterruit door
de ruitenwisserarm als handgreep te
gebruiken of door op het midden van
de ruit te drukken.
PORTIEREN
Voorportieren
(3-/5-deurs en 206 SW)
Achterportieren
(206 SW)
6
UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

24-02-2003
104
UW 206 IN EEN OOGOPSLAG
14
P. Parkeerstand.
R. Achteruit.
N. Neutraalstand.
D. Rijstand: automatisch schakelen van de 4 versnellingen.
3. Automatisch schakelen van de eerste 3 versnellingen.
2. Automatisch schakelen van de eerste 2 versnellingen.
A. Programma Sport.
B. Programma Sneeuw.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
Starten
Zet de selectiehendel in de stand N of Pom te kunnen starten.
Trap het rempedaal in om de selectiehendel vanuit de stand P in
een andere schakelstand te zetten.
Stand van de selectiehendel
De stand van de selectiehendel wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven.

24-02-2003
66
68
UW 206 IN EEN OOGOPSLAG
11
Nr. Symbool Functie
VERWARMING EN
AIRCONDITIONING
Regeling
luchtverdeling.
1
Toevoer van
buitenlucht.
2
Temperatuurregeling.3
Schakelaar achterruit-
verwarming en verwar-
ming buitenspiegels.
4
Regeling
luchtopbrengst.
5
Bediening
airconditioning.
6

24-02-2003
70
UW 206 IN EEN OOGOPSLAG
12
Nr Symbool Functie
AUTOMATISCHE
AIRCONDITIONING
Regeling
luchtopbrengst.
Regeling
luchtverdeling.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Toevoer
van buitenlucht.
Bediening
airconditioning.
Uit.
Schakelaar achterruit-
verwarming en verwar-
ming buitenspiegels.
Temperatuurregeling.
Automatisch
programma "comfort".
Automatisch
programma "zicht".

24-02-2003
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
Door de lange intervallen hoeft u de werkplaats minder vaak te bezoeken.
• Voor modellen met benzinemotor: elke 30 000 km of elke twee jaar.
• Voor modellen met direct ingespoten dieselmotor: elke 20 000 km of elke twee jaar.
• Voor modellen met indirect ingespoten dieselmotor: elke 15 000 km of elke twee jaar.
Door de lange intervallen tussen de onderhoudscontroles is het noodzakelijk het motoroliepeil regelmatig te
controleren: het is normaal dat er tussen twee verversingen motorolie bijgevuld moet worden.
Daarom nodigt Peugeot u uit voor een tussentijdse controle tussen twee onderhoudscontroles.
Deze tussentijdse controle wordt niet aangegeven door de onderhoudsintervalindicator. De controle moet elke
15 000 km plaatsvinden voor benzinemotoren, elke 10 000 km voor dieselmotoren met directe inspuiting en elke
7 500 km voor dieselmotoren met indirecte inspuiting.
Een Peugeot-monteur voert een kortdurende controle uit. Bovendien worden vloeistoffen indien nodig bijgevuld
(olie, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof tot 2 liter).
Een te laag oliepeil kan ernstige schade aan de motor veroorzaken: controleer daarom het motoroliepeil ten
minste elke 3 000 of 5 000 km, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden.
Deze lange intervallen zijn mogelijk geworden door de doorontwikkeling van onze auto's en van de smeermiddelen:
DAAROM IS HET VERPLICHT UITSLUITEND MOTOROLIËN TE GEBRUIKEN DIE GEHOMOLOGEERD ZIJN EN
AANBEVOLEN WORDEN DOOR DE CONSTRUCTEUR.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
18

24-02-2003
Bijzonderheden
Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen speciale aandacht.
De airbags en de gecontroleerd te worden.pyrotechnische gordelspanners dienen elke 10 jaar
De remvloeistof dient elke 60 000 km of elke 2 jaar vervangen te worden.
Het pollenfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (tussentijdse controles en onderhoudscontroles)
gecontroleerd te worden.
De distributieriem: raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
19
Bijzondere gebruiksomstandigheden
Bij gebruik onder bepaalde, bijzonder zware omstandigheden:
• Overwegend huis-aan-huisbestellingen.
• Overwegend stadsverkeer (b.v. taxi).
• Korte ritten bij lage temperatuur.
Of bij langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden:
• In warme streken met temperaturen regelmatig hoger dan +30 °C.
• In koude streken met temperaturen regelmatig lager dan –15 °C.
• In stoffige gebieden.
• In landen waar smeermiddelen of brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.
Onder dergelijke omstandigheden is het noodzakelijk om het onderhoudsschema voor "Bijzondere omstandigheden"
te volgen en de intervallen te verkorten:
• Elke 20 000 km of elk jaar voor benzinemotoren.
• Elke 15 000 km of elk jaar voor dieselmotoren met directe inspuiting.
• Elke 10 000 km of elk jaar voor dieselmotoren met indirecte inspuiting.

24-02-2003
ONDERHOUDSINTERVALINDICATOR
Deze geeft aan hoeveel kilometer u
nog verwijderd bent van de eerstvol-
gende onderhoudscontrole volgens het
onderhoudsschema.
Werking
Zodra het contact wordt aangezet,
gaat het lampje (een sleutel die onder-
houdswerkzaamheden symboliseert)
gedurende 5 seconden branden. De
teller geeft (afgerond) het resterende
aantal kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld: er is nog 4 800 km af te leggen
tot de eerstvolgende onderhoudscontrole.
Bij het aanzetten van het contact en
gedurende 5 seconden daarna geeft
de teller aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de nor-
male kilometerstand of de stand van
de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is minder
dan 1 000 km.
Voorbeeld: er is nog 900 km af te leggen
tot de eerstvolgende onderhoudscontrole.
Bij het aanzetten van het contact en
gedurende 5 seconden daarna geeft
de teller aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de nor-
male kilometerstand aan, maar het
lampje blijft branden.
Dit om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitge-
voerd moeten worden. De kilometerto-
taalstand of de stand van de dagteller
wordt aangegeven.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is overschreden.
Elke keer als het contact wordt aangezet,
gaat het lampje gedurende 5 seconden
knipperen en geeft de teller het aantal
kilometers aan dat er teveel gereden is.
Voorbeeld: er had 300 km eerder een
onderhoudscontrole uitgevoerd moe-
ten worden.
Bij het aanzetten van het contact en
gedurende 5 seconden daarna geeft
de teller aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de nor-
male kilometerstand aan, maar het
lampje blijft branden. De kilometerto-
taalstand of de stand van de dagteller
wordt aangegeven.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
20

24-02-2003
Op 0 zetten van de
onderhoudsintervalindicator
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudscontrole weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
heeft uitgevoerd, kan de onderhouds-
intervalindicator op de volgende wijze
op 0 gezet worden:
– zet het contact af,
– druk op knop 1 en houdt deze inge-
drukt,
– zet het contact aan. De kilometer-
teller begint 10 seconden terug te
tellen,
– houd knop 1 gedurende 10 seconden
ingedrukt.
De teller geeft aan en het [= 0]
lampje gaat uit.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
21

24-02-2003
VERSCHILLENDE TYPEN ONDERHOUDSCONTROLES
Elke auto heeft zijn eigen onderhoudsinterval, die door de constructeur is vastgesteld op basis van de technische
eigenschappen.
Deze bestaat uit 2 verschillende onderhoudscontroles A en C, tussentijdse controles en enkele aanvullende werkzaamheden;
deze zijn speciaal op uw auto, de kilometerstand en de leeftijd van uw 206 afgestemd.
Uw dealer geeft bij de garantiecontrole en daarna bij elke onderhoudscontrole het type en de werkzaamheden van
de volgende onderhoudscontrole aan.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
22
ONDERHOUDSINTERVAL VAN UW 206 BENZINE
Onderhoudscontrole elke 30 000 km of elke 2 jaar
Garantiecontrole bij
10 000 km of 6 maanden*.
Deze is noodzakelijk om
aanspraak op de garantie
te kunnen maken.
Niveau vloeistof automatische transmissie elke 60 000 km.
Deze termijnen gelden uitsluitend wanneer olie op synthetische basis wordt
gebruikt. Het gebruik van brandstofbesparende of synthetische olie is eveneens
toegestaan.
* Wat het eerst wordt bereikt.
Tussentijdse controle tussen twee
onderhoudsbeurten.
KM-STAND 30 000 60 000 90 000 120 000
150 000 180 000 210 000 240 000 270 000

24-02-2003
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
23
Tussentijdse controle tussen twee
onderhoudsbeurten.
ONDERHOUDSINTERVAL VAN UW 206 HDI TURBODIESEL
Onderhoudscontrole elke 20 000 km of elke 2 jaar
Garantiecontrole bij
10 000 km of 6 maanden*.
Deze is noodzakelijk om
aanspraak op de garantie te
kunnen maken.
Deze termijnen gelden uitsluitend wanneer olie op synthetische basis wordt
gebruikt. Het gebruik van brandstofbesparende of synthetische olie is eveneens
toegestaan.
Gebruik geen olie op synthetische basis voor de 1,4 liter HDI turbodieselmotor.
* Wat het eerst wordt bereikt.
KM-STAND 20 000 40 000 60 000 80 000 100 000
120 000 140 000 160 000 180 000 200 000 220 000 240 000

24-02-2003
(1) Minimale kwaliteitseis: Benzinemotoren: ACEAA3 en API SH/SJ; Dieselmotoren: ACEAB3 en API CF/CD - = Association des Constructeurs Européens Automobiles - = American Petroleum Institute.ACEA API
Bij gebruik van een oliesoort die niet aan de norm ACEAA3-B3 voldoet, is het noodzakelijk het onderhoudsschema "Bijzondere omstandigheden" met kortere intervallen aan te houden/
*Deze brandstofbesparende olie mag alleen worden gebruikt in motoren die hiervoor geschikt zijn.
Gebruik geen synthetische olie voor de 1,4 liter HDI turbodieselmotor.
26
COMMERCIELE BENAMINGEN VAN DE GOEDGEKEURDE EN AANBEVOLEN SMEERMIDDELEN VOOR MOTOREN IN EUROPA(1)
B E N Z I N E D I E S E L D I E S E L B E N Z I N E

24-02-2003
VOORGESCHREVEN EN
GOEDGEKEURDE
SMEERMIDDELEN
De olie in de tabel voldoet voor de
meeste gebruiksomstandigheden.
Het schema geeft een overzicht van
de meest geschikte viscositeit bij een
bepaalde temperatuur.
Het is ook mogelijk om synthetische
"superkwaliteit" motorolie te gebruiken.
Indien het gebruik van semi-syntheti-
sche of synthetische oliën niet moge-
lijk is, mogen oliën van de
kwaliteit API SH/SJ (voor benzinemo-
toren) of CD/CF (voor dieselmotoren)
gebruikt worden, waarbij dan wel het
onderhoudsschema voor "Bijzondere
gebruiksomstandigheden" dient te
worden aangehouden.
Aarzel niet om een PEUGEOT-serv-
icepunt advies te vragen om het
rijcomfort van uw auto te behouden
en de onderhoudskosten zo laag
mogelijk te houden.
Neem contact op met de lokale
vertegenwoordiger van Automobiles
PEUGEOT in landen buiten Europa.
PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES
27
VERPLICHT VERPLICHT
Handgeschakelde ESSO GEAR OIL BV
TOTAL TRANSMISSION BV
versnellingsbak 75W 80 Ond.nr. 9736.41 75W 80
VERPLICHT
Automatische ATF 4HP20-AL4
transmissie AL4 Ond.nr. 9736.22
Stuurbekrachtiging ESSO ATF D TOTAL FLUIDE AT42
Ond.nr. 9730.94
Andere goedgekeurde produkten
Remvloeistof PEUGEOT DOT4
Koelvloeistof
PROCOR TM108/GLYSANTIN G33 of REVKOGEL 2000
VERPLICHT Vorstbescherming –35 °C

24-02-2003
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN
28
INSTRUMENTENPANEEL: BENZINE - DIESEL (HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK)
1. Verklikkerlampje veiligheidsgordels*
2. Verklikkerlampje uitschakeling air-
bag passagier*
3. Verklikkerlampje voorste airbags en
zij-airbags
4. Verklikkerlampje mistlampen vóór
5. Verklikkerlampje antiblokkeersys-
teem (ABS)
6. Verklikkerlampje mistachterlicht
7. Verklikkerlampje voorgloeien diesel-
motor
8. Richtingaanwijzer links
9. Kilometerteller, onderhoudsinterval-
indicator en motorolieniveaumeter
10. Richtingaanwijzer rechts
11. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor
12. Verklikkerlampje grootlicht
13. Verklikkerlampje handrem, te laag
remvloeistofniveau en storing
elektronische remdrukregelaar
14. Verklikkerlampje dimlicht
15. Verklikkerlampje laden van de accu
16. Verklikkerlampje motoroliedruk en
-temperatuur
17. Verklikkerlampje water in brandstof-
filter
18. Verklikkerlampje koelvloeistoftempe-
ratuur en te laag koelvloeistofniveau
19. Temperatuurmeter motorolie
20. Schakelaar dagteller/kilometerteller
21. Verklikkerlampje verplicht stoppen
(STOP)
22. Snelheidsmeter
23. Koelvloeistoftemperatuurmeter
24. Toerenteller
25. Dimmer dashboardverlichting
26. Brandstofmeter
27. Verklikkerlampje brandstofreserve
28. Verklikkerlampje elektronisch stabili-
teitsprogramma (ESP/ASR)
* Volgens land van bestemming.

24-02-2003
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN
29
INSTRUMENTENPANEEL: BENZINE (AUTOMATISCHE TRANSMISSIE)
1. Verklikkerlampje veiligheidsgordels*
2. Verklikkerlampje uitschakeling
airbag passagier*
3. Verklikkerlampje voorste airbags
en zij-airbags
4. Verklikkerlampje mistlampen vóór
5. Verklikkerlampje antiblokkeersys-
teem (ABS)
7. Verklikkerlampje mistachterlicht
7. Richtingaanwijzer links
8. Kilometerteller, onderhoudsinter-
valindicator en motorolieniveau-
meter
9. Richtingaanwijzer rechts
10. Verklikkerlampje zelfdiagnose
motor
11. Verklikkerlampje grootlicht
12. Verklikkerlampje handrem, te laag
remvloeistofniveau en storing
elektronische remdrukregelaar
13. Verklikkerlampje dimlicht
14. Verklikkerlampje laden van de
accu
15. Verklikkerlampje motoroliedruk en
-temperatuur
16. Verklikkerlampje koelvloeistof-
temperatuur en te laag koelvloei-
stofniveau
17. Schakelprogramma's
18. Schakelstandindicatie
19. Schakelaar dagteller/kilometerteller
20. Verklikkerlampje verplicht stoppen
(STOP)
21. Snelheidsmeter
22. Koelvloeistoftemperatuurmeter
23. Toerenteller
24. Dimmer dashboardverlichting
25. Brandstofmeter
26. Verklikkerlampje brandstofreserve
27. Verklikkerlampje elektronisch sta-
biliteitsprogramma (ESP/ASR)
* Volgens land van bestemming.

24-02-2003
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN
30
Verklikkerlampje
handrem, te laag
remvloeistofniveau en
storing elektronische
remdrukregelaar (REF)
Gekoppeld aan het verklikkerlampje
verplicht stoppen (STOP).
Wijst op:
– een (iets) aangetrokken handrem.
– een te laag remvloeistofniveau (als
het lampje ook bij losse handrem
blijft branden).
– een storing in de elektronische rem-
drukregelaar (REF), als het verklik-
kerlampje brandt in combinatie met
het verklikkerlampje ABS.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Een verklikkerlampje dat constant blijft
branden of bij draaiende motor knippert,
is een teken dat het desbetreffende
onderdeel of systeem niet goed werkt.
Sommige verklikkerlampjes kunnen
branden in combinatie met een geluids-
signaal en een melding op het multifunc-
tionele display. Negeer een dergelijke
waarschuwing niet, maar raadpleeg zo
snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Stop onmiddellijk indien tijdens het rijden
het verklikkerlampje verplicht stoppen
(STOP) gaat branden, maar zorg ervoor
dat u uw auto op een zo veilig mogelijke
plaats tot stilstand brengt.
Verklikkerlampje
antiblokkeersysteem
(ABS)
Dit lampje gaat elke keer dat het contact
wordt aangezet gedurende 3 seconden
branden.
Als het lampje bij een snelheid van meer dan
12 km/h blijft branden of gaat branden, wijst
dit op een storing in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
Als het lampje gaat branden in combinatie met
een geluidssignaal en de melding "Storing
ABS" op het multifunctionele display
raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje
koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
Gekoppeld aan het verklikkerlampje
verplicht stoppen (STOP).
Stop onmiddellijk.
Wacht tot de motor is afgekoeld alvo-
rens koelvloeistof bij te vullen.
Het koelcircuit staat onder druk.
Draai de dop eerst 2 slagen los om
de druk te laten dalen en te voorko-
men dat de koelvloeistof uit het
koelsysteem spuit.
Trek, als de druk eenmaal gedaald is,
de dop los en vul het systeem bij.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje
verplicht stoppen
(STOP)
Gekoppeld aan het verklikkerlampje
motoroliedruk, koelvloeistoftempera-
tuur, koelvloeistofniveau, handrem,
remvloeistofniveau en storing elek-
tronische remdrukregelaar.
Stop als het lampje bij draaiende
motor knippert onmiddellijk.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje
motoroliedruk en
-temperatuur
Gekoppeld aan het verklikkerlampje
verplicht stoppen (STOP).
Stop onmiddellijk.
Wijst op hetzij:
– te lage oliedruk.
– te weinig olie in het smeersysteem.
Vul indien nodig olie bij.
– een te hoge temperatuur van de
motorolie. Het verklikkerlampje
brandt in combinatie met een
geluidssignaal. Matig uw snelheid
om de motorolietemperatuur te laten
dalen.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

24-02-2003
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN
31
Verklikkerlampje
veiligheidsgordels*
Dit lampje gaat branden als, bij inge-
schakeld contact, de bestuurder zijn vei-
ligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Verklikkerlampje airbags vóór
en zij-airbags
Het lampje gaat bij het aanzetten van
het contact branden en gaat na enke-
le seconden uit.
Als het lampje bij draaiende motor
gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, wijst dit op
een storing in het airbagsysteem.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje laden
van de accu
Wijst op:
– een storing in het laadcircuit.
– loszittende aansluitingen van de
accu of de startmotor.
– een gebroken of te slappe dynamoriem.
– een defecte dynamo.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje
zelfdiagnose motor
Gaat bij het aanzetten van het contact
branden.
Als het lampje bij draaiende motor gaat bran-
den, wijst dit op een defect in het injectie-
/ontstekingssysteem of in de emissierege-
ling. De katalysator kan dan beschadigd
raken (alleen benzinemotor).
Raadpleeg een PEUGEOT-service punt.
V e r k l i k k e r l a m p j e
elektronisch stabiliteits-
programma (ESP/ASR)
Dit lampje blijft elke keer dat het contact
wordt aangezet enkele seconden bran-
den.
Als het lampje bij draaiende motor of tijdens
het rijden blijft branden of gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en de
melding "ESP/ASR buiten gebruik" op
het multifunctionele display, raadpleeg dan
een PEUGEOT-servicepunt.
Het verklikkerlampje gaat knipperen als
het systeem tijdens het rijden in werking
wordt gesteld (op het moment dat er een
verschil optreedt tussen de door de
bestuurder gewenste koers en de werke-
lijke koers van de auto) en blijft branden
als het systeem wordt uitgeschakeld.
* Volgens land van bestemming.
Verklikkerlampje water in
brandstoffilter (diesel)*
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Er bestaat kans op schade aan het
inspuitsysteem.
Verklikkerlampje
uitschakeling airbag
passagier*
Het lampje gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en de melding
"Airbag passagier uitgeschakeld" op
het multifunctionele display.
Als de airbag aan passagierszijde uit-
geschakeld is, gaat het verklikkerlampje
branden als het contact wordt aange-
zet, waarna het blijft branden.
Raadpleeg in alle gevallen dat het lampje
knippert uw PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje
brandstofreserve
Op het moment dat dit lampje gaat bran-
den bedraagt de actieradius nog mini-
maal 50 km (tankinhoud: ca. 50 liter).
Voorgloeien (diesel)
Wacht met het starten van de motor tot dit
lampje uit is.
Als de temperatuur al hoog genoeg
is gaat het lampje gedurende minder
dan 1 seconde branden en kunt u de
motor direct starten.

24-02-2003
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN
32
Temperatuurmeter motorolie
Bij draaiende motor geeft de meter de
temperatuur van de motorolie aan:
– wijzer in zone , de olietempera-C
tuur is in orde.
– wijzer in zone , de olietempera-D
tuur is te hoog. Verminder uw snel-
heid om de olietemperatuur te
laten dalen.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
– wijzer in zone : temperatuur is(A)
in orde.
– als de wijzer in zone staat, is(B)
de temperatuur te hoog. Het ver-
klikkerlampje verplicht stoppen
(STOP) knippert.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN
33
Display op het instrumentenpaneel
Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies:
–
onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk),
–
motorolieniveaumeter,
–
kilometerteller (totale kilometerstand en dagteller).
Opmerking: de totale kilometerstand en de dagteller worden gedurende dertig seconden na het uitzetten van het contact,
bij het openen van het bestuurders portier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven.
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedu-
rende ongeveer 10 seconden het motorolieniveau.
Maximum
Controleer het olieniveau met de peilstok.
Te veel olie kan leiden tot motorschade. Als inderdaad blijkt dat het oliepeil te hoog is, neem
dan zo spoedig mogelijk contact op met een PEUGEOT-servicepunt.
Minimum
Controleer het olieniveau met de peilstok en vul zonodig olie bij. De aanwijzing is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 10
minuten niet heeft gedraaid.
Defecte motorolieniveaumeter
Als de 6 blokjes knipperen, geeft dit een defect aan de motorolieniveaumeter aan.
Er bestaat grote kans op ernstige motorschade.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
24-02-2003

24-02-2003
Kilometerteller
Druk op de knop om over te 1
schakelen van kilometerteller naar
dagteller en terug.
Druk, als de dagteller is ingescha-
keld, langer dan 3 seconden op de
knop om de dagteller op nul te zetten.
Alarmknipperlichten
Druk de knop in, de richtingaanwij-
zers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook
als het contact is afgezet.
Automatische ontsteking van
de alarmknipperlichten*
Bij een noodstop schakelen de alarm-
knipperlichten, afhankelijk van de
remvertraging die optreedt, automa-
tisch in. De alarmknipperlichten blij-
ven knipperen totdat er opnieuw gas
wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop in te
drukken.
* Volgens land van bestemming.
Dimmer dashboardverlichting
Druk, bij brandende verlichting, op
de knop om de sterkte van de dash-
boardverlichting en de lichtsterkte
van het multifunctionele display te
veranderen. Als de verlichting de
zwakste (of felste) stand heeft
bereikt, laat dan de knop los en druk
deze vervolgens opnieuw in om de
verlichting weer feller (of zwakker) te
laten branden.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
CONTROLES TIJDENS HET RIJDEN
34

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
36
Instellen van de gegevens
Houd de knop gedurende 2 seconden ingedrukt om de gegevens in te stellen.1
Zodra een gegeven knippert, kan het worden veranderd.
Vervolgens kunnen door het indrukken van knop in onderstaande volgorde de1
verschillende gegevens geselecteerd worden:
– taal,
– snelheidseenheden (km of mijl),
– temperatuureenheden (graden Celsius of Fahrenheit),
– tijdsaanduiding (in 12 of 24 uur),
– uren,
– minuten,
– jaar,
– maand,
– dag.
Door het indrukken van knop kan het geselecteerde gegeven worden gewij-2
zigd. Houd de knop ingedrukt om de gegevens in een hoger tempo in te stellen.
Als de knop gedurende 7 seconden niet wordt ingedrukt, geeft het display het
basisscherm weer en zijn de wijzigingen opgeslagen.
DISPLAY B
Dit display kan de volgende informa-
tie weergeven:
– de tijd,
– de datum,
– de buitentemperatuur (knippert bij
kans op gladheid),
– informatie van de autoradio,
– controle op geopende portieren.
Het display geeft schematisch
aan of een portier geopend is,
– waarschuwingen (bijv.: "storing
laden accu") of berichten (bijv.:
"brandstofniveau laag") die tijde-
lijk worden weergegeven, kunnen
worden gewist door op knop 1 of
2te drukken,
– de boordcomputer.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
37
DISPLAY C
Dit display kan de volgende informa-
tie weergeven:
– de tijd,
– de datum,
– de buitentemperatuur (knippert bij
kans op gladheid),
– informatie van de autoradio,
– controle op geopende portieren.
Het display geeft schematisch
aan of een portier geopend is,
– waarschuwingen die tijdelijk worden weergegeven (bijv.: "brandstofniveau
laag") kunnen worden gewist met behulp van de afstandsbediening,
– de boordcomputer (zie desbetreffende hoofdstuk),
– het navigatiesysteem (zie desbetreffende hoofdstuk).
Instellen van parameters
Met behulp van de afstandsbediening kunnen de parameters ingesteld worden.
De toegang tot de verschillende menu's is bij het navigatiesysteem beschreven.

24-02-2003
AUTORADIO RB3
UW 206 IN DETAIL
40
Hendel Functie
1 - Indrukken (achterzijde) Volume verhogen
2 - Indrukken (achterzijde) Volume verlagen
1 + 2 - Gelijktijdig indrukken Geluid onderbreken (mute); geluid keert terug door indrukken van een willekeurige toets
3 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in oplopende frequentie (radio) -
Volgende nummer selecteren (CD)
4 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in aflopende frequentie (radio) -
Vorige nummer selecteren (CD)
5 - Op het uiteinde drukken Wijzigen van de geluidsbron (radio/cassette/CD-wisselaar)
6 - Draaien Selecteren van volgende opgeslagen zender (radio) -
(rechtsom) Selecteren van volgende CD
7 - Draaien Selecteren van vorige opgeslagen zender (radio) -
(linksom) Selecteren van vorige CD

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
41
Toets Functie
A AAN/UIT-schakelaar radio.
B – Verlagen van volume.
C + Verhogen van volume.
D RDS RDS-functie AAN/UIT.
Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de regionale functie.
E TA Voorrang voor verkeersinformatie AAN/UIT.
FLang indrukken: snel terugspoelen van cassette.
GLang indrukken: snel vooruitspoelen van cassette.
F+G j k Kort indrukken: omkeren afspeelrichting van de cassette.
jj kk Lang indrukken: uitwerpen van de cassette.
H▲Hoger instellen van de aan de toets J gekoppelde functies.
I▼Lager instellen van de aan de toets J gekoppelde functies.
JInstelling van bassen, hoge tonen, loudness,
balans en automatische volumeregeling.
K SRC Selecteren van radiofunctie: radio, cassette of CD-wisselaar.
Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afspelen CD.
Lkk Handmatig zoeken van zenders in oplopende frequentie.
Volgende nummer van CD selecteren en selecteren volgende PTY (radio).
M MAN Handmatige/automatische functie van de toetsen L en N voor de radio.
Njj Handmatig zoeken van zenders in aflopende frequentie.
Vorige nummer van CD selecteren en selecteren volgende PTY (radio).
O BND Selectie van het golfbereik FM1, FM2, FMast, AM.
AST Langer dan 2 seconden indrukken: automatisch opslaan van voorkeuzezenders (autostore).
1 t/m 6 Selectie van een opgeslagen zender.
Langer dan 2 seconden indrukken: opslaan van een zender.
Selecteren van CD in CD-wisselaar.

24-02-2003
ALGEMENE FUNCTIES
Aan/uit
Druk, als het contact AAN is of in de stand ACCESSOIRES staat, op de knop om de radio aan of uit teA
schakelen.
De radio kan gedurende 30 minuten werken zonder dat het contact aanstaat.
Diefstalbeveiliging
De radio is zodanig gecodeerd dat deze alleen in uw auto functioneert. Het heeft geen enkele zin de radio in een andere
auto te monteren.
De diefstalbeveiliging is volledig automatisch en behoeft daarom niet te worden ingeschakeld of ingesteld.
REGELING VAN HET VOLUME
Druk herhaaldelijk op de toets om het te verlagen.C om het volume te verhogen en op de toets B
Druk lang op de toets B of Com het volume sneller te verhogen resp. te verlagen.
AUDIO-INSTELLINGEN
Druk herhaaldelijk op de toets om achtereenvolgens de bassen J (BASS), de hoge tonen , de loud-(TREB)
ness-functie (LOUD), de fader (FAD), de balans en de automatische aanpassing van het volume te(BAL)
kiezen.
Deze functie wordt automatisch weer uitgeschakeld als er geen instellingen gewijzigd worden of door de toets
Jna het bereiken van de functie voor de automatische aanpassing van het volume nogmaals in te drukken.
Opmerking: De instellingen voor de bassen en hoge tonen zijn gekoppeld aan de op dat moment
ingeschakelde geluidsbron. Zo kan de toonhoogte voor de radio, cassette of CD-wisselaar(RB3), CD (RD3)
verschillend worden ingesteld.
UW 206 IN DETAIL
44

24-02-2003
Bassen
Druk, als er "BASS" op het display wordt weergegeven, op de toets om de bassen in te stellen.H of I
– "BASS –9" minimum instelling bassen.
– "BASS 0" normale stand.
– "BASS +9" maximum instelling bassen.
Toonregeling
Druk, als er "TREB" op het display wordt weergegeven, op de toets om de hoge tonen in te stellen.H of I
– "TREB –9" minimum instelling hoge tonen.
– "TREB 0" normale stand.
– "TREB +9" maximum instelling hoge tonen.
Loudness-functie
Met deze functie kunnen de bassen en hoge tonen versterkt worden.
Druk op de toetsen om de functie in- of uit te schakelen. H of I
Faderregeling
Druk, als er "FAD" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I.
Met de toets H wordt het volume vóór versterkt.
Met de toets I wordt het volume achter versterkt.
Balansregeling
Druk, als er "BAL" op het display wordt weergegeven, op de toets H of I.
Met de toets H wordt het volume rechts versterkt.
Met de toets wordt het volume links versterkt.I
Automatische volumeregeling
Met deze functie wordt het volume automatisch aangepast aan het geluidsniveau ten gevolge van de snelheid van de auto.
Druk op de toets om de functie in- of uit te schakelen.H of I
UW 206 IN DETAIL
45

24-02-2003
Handmatig afstemmen
Druk op de toets "MAN".
Druk kort op de toets L of Nom respectievelijk de volgende of volgende zender te selecteren.
Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken.
Het zoeken stopt zodra de toets wordt losgelaten.
Als de toets opnieuw wordt ingedrukt, wordt teruggekeerd naar het automatisch afstemmen op een zender."MAN"
Handmatig opslaan van zenders
Kies het gewenste station.
Houd één van de voorkeuzetoetsen langer dan twee seconden ingedrukt."1" t/m "6"
Het geluid valt weg en keert weer terug: de desbetreffende zender is nu opgeslagen.
Automatisch opslaan van FM-zenders (autostore)
Autoradio RB3: Houd de toets meer dan twee seconden ingedrukt."BND/AST"
Autoradio RD3: Houd de toets P meer dan twee seconden ingedrukt.
De autoradio slaat automatisch de zes -zenders op. Deze zenders worden op de Fmast-band opgeslagen.FM
Als er minder dan zes zenders worden gevonden, blijven de resterende geheugens ongewijzigd.
Oproepen van opgeslagen zenders
Telkens als een van de toetsen "1" t/m "6" wordt ingedrukt, wordt de desbetreffende zender weergegeven.
UW 206 IN DETAIL
47

24-02-2003
RDS
Gebruik van RDS-functie (Radio Data Systeem) op FM
De RDS-functie biedt de mogelijkheid om naar een zender te luisteren, ongeacht de verschillende frequenties die voor deze
zender gebruikt worden in de diverse regio's.
Druk kort op de toets om de functie in of uit te schakelen."RDS"
Op het multifunctionele display verschijnt:
– "RDS" als deze functie is ingeschakeld.
– "(RDS)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is.
Volgen van RDS-zenders
Op het display wordt de naam van de zender aangegeven. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds de
sterkste zender die hetzelfde programma uitzendt.
Verkeersinformatie
Druk op de toets "TA" om deze functie in of uit te schakelen.
Op het display verschijnt:
– "TA" als deze functie is ingeschakeld.
– "(TA)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is.
Als deze functie is ingeschakeld, wordt de geluidsbron die op dat moment te horen is (radio, cassette, CD of
CD-wisselaar) onderbroken om voorrang te verlenen aan de ontvangen verkeersinformatie.
Druk op de toets "TA" om de verkeersinformatie te onderbreken; de functie is dan uitgeschakeld.
N.B.: Het volume van de verkeersinformatie is onafhankelijk van het normale volume van de radio. U kunt dit
instellen met de volumeknop. De instelling wordt opgeslagen en gebruikt bij volgende berichten.
Regionale functie (REG)
Sommige gekoppelde zenders zenden op bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie verschillende, regionale programma's
uit. Met deze functie kan een regionaal programma worden beluisterd.
Houd hiervoor de toets langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen."RDS"
UW 206 IN DETAIL
48

24-02-2003
CD-WISSELAAR
Selecteren van CD-wisselaar
Autoradio RB3: Druk herhaaldelijk op de toets "SRC".
Autoradio RD3: Druk op de toets R.
Selecteren van een CD
Druk op één van de voorkeuzetoetsen van de autoradio om de gewenste CD te selecteren."1" t/m "6"
Selecteren van een nummer van een CD
Druk op de toets L om het volgende nummer te selecteren.
Druk op de toets om terug te gaan naar het begin van het afgebeelde nummer of het vorigeN
nummer.
Versneld afspelen
Houd één van de toetsen geheel ingedrukt om de CD versneld vooruit of achteruit te spelen. Het versneld afspelenL of N
stopt zodra de toets wordt losgelaten.
Random-functie (RDM)
Houd, op het moment dat de CD-wisselaar is geselecteerd:
– autoradio RB3: De toets langer dan twee seconden ingedrukt;"SRC"
– autoradio RD3: De toets R langer dan twee seconden ingedrukt.
De nummers van de CD worden nu in een willekeurige volgorde afgespeeld. Druk opnieuw de toets in om weer op normaal
afspelen over te schakelen.
UW 206 IN DETAIL
52
Het gebruik van 'recordable' CD's kan storingen veroorzaken.
Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
42
AUTORADIO RD3
Hendel Functie
1 - Indrukken (achterzijde) Volume verhogen
2 - Indrukken (achterzijde) Volume verlagen
1 + 2 - Gelijktijdig indrukken Geluid onderbreken (mute); geluid keert terug door indrukken van een willekeurige toets
3 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in oplopende frequentie (radio) -
Volgende nummer selecteren (CD)
4 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in aflopende frequentie (radio) -
Vorige nummer selecteren (CD)
5 - Op het uiteinde drukken Wijzigen van de geluidsbron (radio/CD/CD-wisselaar)
6 - Draaien Selecteren van volgende opgeslagen zender (radio) -
(rechtsom) Selecteren van volgende CD
7 - Draaien Selecteren van vorige opgeslagen zender (radio) -
(linksom) Selecteren van vorige CD

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
43
Toets Functie
A AAN/UIT-schakelaar radio.
B – Verlagen van volume.
C + Verhogen van volume.
D RDS RDS-functie AAN/UIT.
Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de regionale functie.
E TA Voorrang voor verkeersinformatie AAN/UIT.
Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de PTY-functie.
H▲Hoger instellen van de aan de toets J gekoppelde functies.
I▼Lager instellen van de aan de toets J gekoppelde functies.
JSelecteren van bassen, hoge tonen, loudness,
balans en fader.
Lkk Handmatig zoeken van zenders in oplopende frequentie.
Volgende nummer van CD selecteren en selecteren volgende PTY (radio).
M MAN Handmatige/automatische functie van de toetsen L en N.
Njj Handmatig zoeken van zenders in aflopende frequentie.
Vorige nummer van CD selecteren en selecteren vorige PTY (radio).
P Radio Selecteren van de radiofunctie. Selecteren van het golfbereik FM1, FM2, FMast, AM.
Langer dan 2 seconden indrukken: automatisch opslaan van voorkeuzezenders (autostore).
Q CD Selecteren van de CD.
Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afspelen.
R CH.CD Selecteren van de CD-wisselaar.
Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afspelen.
S▲Uitwerpen van de CD.
1 t/m 6 Selectie van een opgeslagen zender.
Langer dan 2 seconden indrukken: opslaan van een zender.
Selecteren van CD in CD-wisselaar.

24-02-2003
RADIOFUNCTIE
Opmerkingen over de radio-ontvangst
De ontvangst van uw autoradio wijkt af van de ontvangst van uw radio thuis. De ontvangst van langegolf-, middengolf- en
FM-zenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwaliteit van het appa-
raat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden.
Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspanningskabels, in tunnels of onder viaducten wordt
gereden.
Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, de reflectie van het signaal door grote obstakels (bergen, gebouwen, enz.) en
het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ontvangst.
Selecteren van de radiofunctie
Autoradio RB3: Druk herhaaldelijk op de toets "SRC".
Autoradio RD3: Druk op de toets P.
Selecteren van het golfbereik
Autoradio RB3: Druk kort op de toets "BND/AST" om de golflengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen.
Autoradio RD3: Druk kort op de toets P om de golflengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen.
Automatisch afstemmen
Druk kort op één van de toetsen L of N om respectievelijk de volgende of vorige zender te selec-
teren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties
afzoeken.
De radio stopt bij de eerste zender die na het loslaten van de toets wordt gevonden.
Als de functie is ingeschakeld, wordt alleen afgestemd op zenders die verkeersinformatie uitzenden.TA
Eerst worden de sterkste zenders afgezocht in de stand . Daarna wordt in de stand ook naar zwakkere zenders"LO" "DX"
gezocht.
Druk twee keer kort op de toets op de zwakkere zenders af te kunnen stemmen.L of Nom direct in de stand "DX"
UW 206 IN DETAIL
46

24-02-2003
PTY-functie: autoradio RD3
Met behulp van deze functie kunnen zenders met een specifieke programmering (info, cultuur, sport, pop...) beluisterd worden.
Houd, als is geselecteerd, de toets FM "TA" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te
schakelen.
Zoeken van een PTY-programmering:
– Schakel de PTY-functie in.
– Druk kort op één van de toetsen om een overzicht met de verschillende programma-L of N
types weer te geven.
– Als er een programma naar wens wordt weergegeven, houd dan één van de toetsen L of N
langer dan twee seconden ingedrukt om automatisch af te stemmen (na het afstemmen wordt
de PTY-functie weer uitgeschakeld).
In de stand kunnen de verschillende programmatypes worden opgeslagen. Houd daarvoor de voorkeuzetoetsen PTY "1"
t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Een bepaalde programmering kan nu worden opgeroepen door de desbetref-
fende toets kort in te drukken.
EON: autoradio RD3
Dit systeem maakt koppelingen tussen zenders in hetzelfde gebied. Bij dit systeem is het mogelijk om automatisch naar
andere zenders binnen het gebied over te schakelen die verkeersinformatie of een PTY-programmering uitzenden.
De EON-functie werkt alleen als de functie TA of PTY is ingeschakeld.
UW 206 IN DETAIL
49

24-02-2003
CD-SPELER: AUTORADIO RD3
Selecteren van CD-speler
Zodra een CD in de CD-speler wordt gestoken met het etiket naar boven gericht, zal de CD-speler de CD
automatisch afspelen.
Als er al een CD in het apparaat zit, druk dan op de toets Q.
Uitwerpen van een CD
Druk op de toets S om de CD uit de CD-speler te werpen.
Selecteren van een nummer van de CD
Druk op de toets om het volgende nummer te selecteren.L
Druk op de toets om terug te gaan naar het begin van het afgespeelde nummer of het vorigeN
nummer.
Versneld afspelen
Houd één van de toetsen lang ingedrukt om de CD versneld vooruit of achteruit af te spelen.L of N
Het versneld afspelen stopt zodra de toets wordt losgelaten.
Random-functie (RDM)
Houd, op het moment dat de CD-speler als geluidsbron is gekozen, de toets langer dan 2 seconden ingedrukt. De num-Q
mers van de CD worden nu in een willekeurige volgorde afgespeeld. Druk de toets opnieuw langer dan 2 seconden in omQ
weer op normaal spelen over te schakelen.
De random-functie wordt gedeactiveerd als de radio wordt uitgezet.
UW 206 IN DETAIL
51
Het gebruik van 'recordable' CD's kan storingen veroorzaken.
Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
53
CD-wisselaar
Deze is aan de linkerzijde in de bagageruimte aangebracht en kan maximaal 6
CD's bevatten.
Een CD in de CD-wisselaar plaatsen:
– open de schuifklep A,
– druk op de toets uit de CD-wisselaar te nemen,B om het magazijn C
– trek aan de lip om een van de 6 sledes van het magazijn te openen,D
–plaats de CD met de bedrukte zijde naar boven in het magazijn en sluit
dit,
– plaats het magazijn in de CD-wisselaar in de richting van de pijl,
– sluit de schuifklep A.

24-02-2003
Het display
De functies van de verschillende menu's verschijnen aan
de onderkant van het scherm:
1. Gekozen functie.
2. Functie niet beschikbaar in deze situatie.
3. Functie beschikbaar.
N.B.: In de optie "List" kunnen maximaal 80 adressen wor-
den opgeslagen.
UW 206 IN DETAIL
55
Tijdens het navigeren geeft het scherm verschillende soor-
ten informatie afhankelijk van de uit te voeren manoeuvres.
1. Afstand tot de volgende manoeuvre.
2. Volgende manoeuvre.
3. Volgende afslag.
4. Tijd.
5. Buitentemperatuur.
6. Huidige weg.
7. Afstand tot de eindbestemming.
8. Uit te voeren manoeuvre.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
56
De computer
Deze bevindt zich in het dashboardkastje.
1. Toets voor het uitwerpen van de CD-Rom.
2. CD-Romspeler.
3. Controlelampje ON. Dit lampje geeft aan dat de com-
puter AAN is.
4. Controlelampje CD. Dit lampje geeft aan dat er een
CD-Rom in de speler steekt.
5. Opbergvak voor de afstandsbediening.
De schakelaar voor het herhalen van het laatste
gesproken bericht
Als de knop op het uiteinde
van de ruitenwisserschake-
laar één keer wordt ingedrukt,
wordt het laatste ge-sproken
bericht herhaald of eventueel
een nauwkeurigere kaart weergegeven in combinatie met
een gesproken bericht.
De CD-Rom
Deze bevat alle cartografi-
sche gegevens.
De CD-Rom moet met de
bedrukte zijde naar boven in
de speler worden gestoken.
Gebruik alleen door PEUGEOT goedgekeurde CD-Roms.
Het gebruik van 'recordable' CD's kan storingen
veroorzaken.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
58
Voer de naam van de straat in. Kies de functie "Validate"
en druk dan op de toets "VAL".
Opmerking: Het navigeren kan beginnen zodra een naam van
een plaats is ingevoerd, zonder een straatnaam of een huis-
nummer in te geven. Kies daarvoor de functie "City centre".
Voer het nummer van de straat in. Kies de functie
"Validate" en druk dan op de toets "VAL".
Opmerking: Het navigeren kan beginnen zodra een naam
van een plaats en een straatnaam is ingevoerd, zonder een
huisnummer in te geven. Kies daarvoor de functie
"Validate".
De laatst ingevoerde plaats wordt weergegeven.
Kies een nieuwe plaats door met behulp van de pijltjestoet-
sen de verschillende letters te selecteren en deze steeds te
bevestigen (toets "VAL").
Bij een fout kan met behulp van de functie "Correction" de
laatst ingevoerde letter worden gewist.
De functie geeft, voor zover de naam is ingevoerd,"List"
een lijst met namen die met de invoer overeenkomen. Als
er niet meer dan 5 namen op deze lijst voorkomen, worden
alle namen automatisch weergegeven. Kies een plaats en
bevestig uw keuze (toets "VAL").
Met de functie kan de naam van de ingevoerde"Change"
plaats gewist worden.
Als de complete naam wordt weergegeven, kies dan de
functie "Validate" en druk op de toets "VAL".
Opmerking: Na het bevestigen van een letter worden
alleen die letters die een bestaande naam kunnen vormen,
weergegeven.
Een nieuwe bestemming invoeren

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
Een adres opslaan
Bij het invoeren van een nieuw adres kunt u dit opslaan met
behulp van de functie "Archive".
Een opgeslagen bestemming kiezen
Voer de omschrijving van het adres in. Als de omschrijving
al bestaat voor een ander adres, dan kunt u het oude adres
overschrijven.
Kies het privé- of zakelijke geheugen en druk op de toets
"VAL". Het adres is nu opgeslagen in het door u gekozen
geheugen. (Er kunnen maximaal 100 adressen worden
opgeslagen.)
Kies het geheugen waarin het adres is opgeslagen met
behulp van de pijltjestoetsen en druk op de toets "VAL".
De opgeslagen adressen worden weergegeven.
Een cursor aan de linkerzijde van het scherm geeft aan
waar u zich in de lijst bevindt. Kies met behulp van de pijl-
tjestoetsen een omschrijving uit de lijst en druk op de toets
"VAL". Het volledige adres wordt weergegeven. Kies de
functie "Validate" en druk op de toets "VAL". Kies een
navigatiecriterium. Het navigeren begint, volg de aanwijzingen.
61

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
62
Instellingen display
Vanuit het hoofdmenu kan het menu "Configure display"
worden gekozen met de volgende instellingen:
– regelen van de lichtsterkte van de tekst en de achter-
grond op het scherm;
– instellen van de datum en de tijd;
– keuze van de taal voor de weergave op het display en de
gesproken informatie (Duits, Spaans, Frans, Engels,
Italiaans);
– Instellen van formaten en eenheden. Er kan gekozen
worden tussen de weergave in km/h of mph en in graden
Celsius of Fahrenheit en tussen 12- of 24-uurs weerga-
ve van de tijd;
Opties
Vanuit het hoofdmenu kan het menu "Navigation options"
worden gekozen met de volgende mogelijkheden:
– beheer van de geheugens. Met deze functie kan de
omschrijving van een opgeslagen adres gewijzigd wor-
den en kan een adres gewist worden. Kies daarvoor het
geheugen en dan de omschrijving van het desbetreffen-
de adres.
– het regelen van de geluidssterkte van de gesproken
berichten.
– het wissen van alle gegevens in beide geheugens.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
66
1. Temperatuurregeling
Naar behoefte in te stellen.
Van blauw (buitentemperatuur)
tot rood (warm).
2. Luchtverdeling
Luchtstroom naar voorruit
en zijruiten (ontwasemen-
ontdooien).
Ga voor het snel ontwasemen van
de voorruit en de zijruiten als volgt te
werk:
– Schuif de knop van de luchttoe-
voerregeling naar links in de stand
"Toevoer van buitenlucht".
– Swtel de temperatuur en de lucht-
opbrengst in op maximaal.
– Sluit de middelste ventilatieroosters.
VERWARMING/VENTILATIE

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
67
Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar de been-
ruimte.
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een koud klimaat.
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelste
ventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een warm klimaat.
3. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop in vanéén
de vier standen om de
gewenste luchtopbrengst
te verkrijgen.
4. Regeling luchttoevoer
Toevoer van buitenlucht.
Dit is de normale stand.
Recirculatie van de lucht in
het interieur.
Deze stand dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten en om het verwarmen
van het interieur te versnellen.
Zet de knop, zodra de omstandig-
heden dit toelaten, weer in de stand
toevoer buitenlucht om het beslaan
van de ruiten te voorkomen.
5. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar bij
draaiende motor in om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
De achterruitverwarming gaat na
ongeveer 12 minuten automatisch
uit.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de achterruitverwarming opnieuw
gedurende 12 minuten in te schakelen.
Druk de schakelaar nogmaals in om
de achterruitverwarming eerder uit
te schakelen.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
68
AIRCONDITIONING
1. Airconditioning
De airconditioning kan tijdens alle seizoe-
nen gebruikt worden. Het systeem stelt u
in staat de temperatuur in het interieur `s
zomers te verlagen en zorgt in de winter
bij temperaturen boven 0 °C voor een
snelle ontwaseming van beslagen ruiten.
Druk de schakelaar in om
de airconditioning in te
schakelen. Het verklikker-
lampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
knop voor de regeling van de lucht-
opbrengst op "OFF" staat.
Opmerking
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt, dit
is een normaal verschijnsel.
2. Temperatuurregeling
Naar behoefte in te stellen.
Van blauw (koud als de airco is inge-
schakeld) tot rood (warm).

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
69
3. Luchtverdeling
Luchtstroom naar voorruit
en zijruiten (ontwasemen-
ontdooien).
Ga voor het snel ontwasemen van
de voorruit en de zijruiten als volgt
te werk:
– Stel de temperatuur en de lucht-
opbrengst in op maximaal.
– Sluit de middelste ventilatie-
roosters.
– Schuif de knop van de luchttoe-
voerregeling naar links in de
stand "Toevoer van buitenlucht".
– Schakel de airconditioning in.
Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar de been-
ruimte.
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een koud klimaat.
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelste
ventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een warm klimaat.
5. Toevoer van buitenlucht
Toevoer van buitenlucht.
Dit is de normale stand.
Luchtrecirculatie
Deze stand dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl
de airco is ingeschakeld, wordt de
capaciteit van de airco en de ver-
warming vergroot.
Als deze stand wordt gebruikt zonder
de airconditioning, bestaat het risico
dat de ruiten beslaan.
Zet de knop, zodra de omstandighe-
den dit toelaten, weer in de stand
toevoer buitenlucht.
Belangrijke
voorzorgsmaatregelen
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer
per maand 5 tot 10 minuten aan om
het systeem in perfecte staat te
houden.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
dan door uw PEUGEOT-servicepunt
controleren.
4. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop in één van
de vier standen om de
gewenste luchtopbrengst
te verkrijgen.
6. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar bij
draaiende motor in om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
De achterruitverwarming gaat na ca.
12 minuten automatisch uit.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de achterruitverwarming opnieuw
gedurende 12 minuten in te schakelen.
Druk de schakelaar nogmaals in om
de achterruitverwarming eerder uit
te schakelen.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
70
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
Automatische werking
1. Temperatuurregeling
De gekozen temperatuur
wordt weergegeven. Druk
op de pijltjestoetsen om
de instelling te wijzigen.
Instelling op ongeveer 21
biedt een optimaal comfort.
2. Automatisch programma
"comfort"
Druk op de toets "AUTO".
Het systeem regelt de
luchtgesteldheid in het
interieur automatisch aan
de hand van de door u ingestelde
temperatuur. Hiervoor regelt het
systeem de temperatuur, de lucht-
opbrengst, de luchtverdeling naar de
luchtroosters en schakelt het indien
nodig de airconditioning in.
3. Automatisch programma
"zicht"
In sommige gevallen kan
het programma "comfort"
niet toereikend blijken om
de ruiten condens- en ijsvrij
te houden (vocht, veel inzittenden,
vorst...). Kies dan het automatisch
programma "zicht" om de ruiten snel
te ontwasemen.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
71
5. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de lucht-
stroom te verdelen naar:
– de voorruit (ontwasemen of ont-
dooien),
– de voorruit en de beenruimte,
– de beenruimte,
– de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters en de been-
ruimte,
– de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters.
7. Toevoer van buitenlucht
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd.
Deze stand, aangegeven
op het display, dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stof-
overlast af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is. Druk de toets
nogmaals in om de automatische
toevoer van buitenlucht te hervatten.
4. Airconditioning
Bij het indrukken van deze
toets wordt de airconditio-
ning uitgeschakeld. De aan-
duiding "ECO" verschijnt op
het display. Druk de toets nogmaals
in om de automatische werking van
de airconditioning te hervatten. De
aanduiding "A/C" verschijnt op het
display.
8. Uit
Bij het indrukken van de
toets "OFF" wordt het
systeem volledig uitge-
schakeld.
De temperatuur zal dan niet meer
optimaal zijn.
Het systeem wordt weer opnieuw
met de laatste instellingen inge-
schakeld door op de toets "OFF",
"AUTO" of "Zicht" te drukken.
9. Achterruitverwarming
Druk op deze toets om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
De verwarming wordt automatisch
uitgeschakeld. Druk de toets nog-
maals in om de achterruitverwar-
ming eerder uit te schakelen.
Belangrijke
voorzorgsmaatregelen
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer
per maand 5 tot 10 minuten aan om
het systeem in perfecte staat te
houden.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door uw PEUGEOT-
servicepunt controleren.
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u de
automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets "AUTO" zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
6. Luchtopbrengst
De luchtopbrengst
kan vergroot of ver-
kleind worden door
respectievelijk de toetsen + of – in te
drukken.
Opmerking
Condensvorming in de airconditio-
ning kan ertoe leiden dat er zich
een klein plasje water onder de
auto vormt, dit is een normaal ver-
schijnsel.
Om het beslaan van de ruiten te
voorkomen is het raadzaam de
stand "ECO" bij koud of vochtig
weer niet te gebruiken.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
72

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
73
6. Hoogteverstelling hoofdsteun
Naar boven: Trek de hoofdsteun
omhoog.
De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de hoofd-
steun zich ter hoogte van de
bovenzijde van het hoofd bevindt.
De hoofdsteun is voorzien
van een blokkeermechanisme
waardoor de hoofdsteun niet
naar beneden kan schuiven
(veiligheidsvoorziening bij een
botsing).
Voor het lager zetten van de
hoofdsteun moet tegelijkertijd:
– de blokkeerpal op de linker
geleider worden ingedrukt en,
– de hoofdsteun naar beneden
worden geschoven.
Druk de blokkeerpal op de
geleider in om een hoofdsteun te
verwijderen.
Rijdt nooit zonder hoofd-
steunen; de hoofdsteu-
nen moeten zijn geplaatst
en correct zijn afgesteld.
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben een
gebruiksstand (hoog) en een
opbergstand (laag) en kunnen
worden verwijderd.
Naar beneden: Druk de blokkeer-
pal op de geleider in.
Verwijderen: Trek de hoofdsteun
omhoog tot aan de aanslag en
druk op de ontgrendelingsknop.
VOORSTOELEN
1. Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
in de gewenste stand.
2. Toegang tot de achterbank
(3-deurs)
Druk één van de twee handgrepen
met de hand naar voren om de rug-
leuning naar voren te klappen en de
stoel vooruit te schuiven. Als de
stoel wordt teruggeduwd, komt
deze automatisch weer in de oor-
spronkelijke stand terug.
Toegang tot de achterbank is niet
mogelijk als de rugleuning van de
voorstoel volledig naar achteren
is geklapt.
3. Rugleuningverstelling
Duw één van de twee handgre-
pen naar achteren.
4. Hoogteverstelling
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel
te verstellen.
5. Schakelaars stoelverwarming
Druk de schakelaar in. De tem-
peratuur wordt automatisch
geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de verwarming weer uit te
schakelen.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
73
6. Hoogteverstelling hoofdsteun
Naar boven: Trek de hoofdsteun
omhoog.
De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de hoofd-
steun zich ter hoogte van de
bovenzijde van het hoofd bevindt.
De hoofdsteun is voorzien
van een blokkeermechanisme
waardoor de hoofdsteun niet
naar beneden kan schuiven
(veiligheidsvoorziening bij een
botsing).
Voor het lager zetten van de
hoofdsteun moet tegelijkertijd:
– de blokkeerpal op de linker
geleider worden ingedrukt en,
– de hoofdsteun naar beneden
worden geschoven.
Druk de blokkeerpal op de
geleider in om een hoofdsteun te
verwijderen.
Rijdt nooit zonder hoofd-
steunen; de hoofdsteu-
nen moeten zijn geplaatst
en correct zijn afgesteld.
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben een
gebruiksstand (hoog) en een
opbergstand (laag) en kunnen
worden verwijderd.
Naar beneden: Druk de blokkeer-
pal op de geleider in.
Verwijderen: Trek de hoofdsteun
omhoog tot aan de aanslag en
druk op de ontgrendelingsknop.
VOORSTOELEN
1. Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
in de gewenste stand.
2. Toegang tot de achterbank
(3-deurs)
Druk één van de twee handgrepen
met de hand naar voren om de rug-
leuning naar voren te klappen en de
stoel vooruit te schuiven. Als de
stoel wordt teruggeduwd, komt
deze automatisch weer in de oor-
spronkelijke stand terug.
Toegang tot de achterbank is niet
mogelijk als de rugleuning van de
voorstoel volledig naar achteren
is geklapt.
3. Rugleuningverstelling
Duw één van de twee handgre-
pen naar achteren.
4. Hoogteverstelling
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel
te verstellen.
5. Schakelaars stoelverwarming
Druk de schakelaar in. De tem-
peratuur wordt automatisch
geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de verwarming weer uit te
schakelen.

24-02-2003
UW 206 IN DETAIL
76
NEERKLAPBARE OF IN DELEN NEERKLAPBARE ACHTERBANK
Neerklappen van de achterbank:
– til de zitting aan de voorzijde op,1
– klap de zitting tegen de rugleuning van de voorstoelen,1
– plaats de veiligheidsgordel onder de geleider 2,
– trek aan de knop los te maken,3 om de rugleuning 4
– verwijder de hoofdsteun, of schuif deze omlaag,
– klap de rugleuning 4 neer.
Kantel altijd eerst de zitting omhoog alvorens de rugleuning neer te klappen (voorkomen van beschadiging).
Terugplaatsen:
– klap de rugleuning omhoog,
– klap de zitting neer,
– breng de middelste veiligheidsgordel en de sluitingen van de beide andere veiligheidsgordels in de juiste positie alvorens
de zitting aan de voorzijde te vergrendelen.
Let op dat de gordels niet worden vastgeklemd.
Specyfikacje produktu
Marka: | Peugeot |
Kategoria: | Automatyczny |
Model: | 206 (2002) |
Potrzebujesz pomocy?
Jeśli potrzebujesz pomocy z Peugeot 206 (2002), zadaj pytanie poniżej, a inni użytkownicy Ci odpowiedzą
Instrukcje Automatyczny Peugeot

27 Września 2024

18 Września 2024

11 Września 2024

10 Września 2024

9 Września 2024

6 Września 2024

5 Września 2024

5 Września 2024

5 Września 2024

5 Września 2024
Instrukcje Automatyczny
- Automatyczny Citroën
- Automatyczny Pioneer
- Automatyczny Fiat
- Automatyczny Honda
- Automatyczny Audi
- Automatyczny Volkswagen
- Automatyczny Saab
- Automatyczny Toyota
- Automatyczny GEM
- Automatyczny Opel
- Automatyczny Kia
- Automatyczny Dacia
- Automatyczny Subaru
- Automatyczny Ford
- Automatyczny Tesla
- Automatyczny Seat
- Automatyczny BMW
- Automatyczny Mini
- Automatyczny Land Rover
- Automatyczny Mazda
- Automatyczny Skoda
- Automatyczny Vauxhall
- Automatyczny Chrysler
- Automatyczny Volvo
- Automatyczny Suzuki
- Automatyczny Genesis
- Automatyczny Hyundai
- Automatyczny VDL
- Automatyczny Mercury
- Automatyczny Smart
- Automatyczny Jeep
- Automatyczny Nissan
- Automatyczny GMC
- Automatyczny Polaris
- Automatyczny Mercedes-Benz
- Automatyczny Lexus
- Automatyczny MG
- Automatyczny Alfa Romeo
- Automatyczny Chevrolet
- Automatyczny Jaguar
- Automatyczny Maserati
- Automatyczny DS
- Automatyczny Renault
- Automatyczny Mitsubishi
- Automatyczny Buick
- Automatyczny Audio-Technica
- Automatyczny RAM
- Automatyczny Rover
- Automatyczny Dodge
- Automatyczny Infiniti
- Automatyczny Lancia
- Automatyczny Tata
- Automatyczny Acura
- Automatyczny ACME
- Automatyczny Saturn
- Automatyczny Cadillac
- Automatyczny Pontiac
- Automatyczny Porsche
- Automatyczny Polestar
- Automatyczny Scion
- Automatyczny Aguilar
- Automatyczny Sharper Image
- Automatyczny Abarth
- Automatyczny Lincoln
- Automatyczny Mahindra
- Automatyczny Chery
- Automatyczny Lada
- Automatyczny Aston Martin
- Automatyczny McLaren
Najnowsze instrukcje dla Automatyczny

13 Marca 2025

10 Marca 2025

10 Marca 2025

10 Marca 2025

9 Marca 2025

9 Marca 2025

4 Marca 2025

4 Marca 2025

4 Marca 2025

4 Marca 2025