Instrukcja obsługi KTM 300 EXC Erzbergrodeo (2023)

KTM Silnik 300 EXC Erzbergrodeo (2023)

Przeczytaj poniżej 📖 instrukcję obsługi w języku polskim dla KTM 300 EXC Erzbergrodeo (2023) (147 stron) w kategorii Silnik. Ta instrukcja była pomocna dla 16 osób i została oceniona przez 2 użytkowników na średnio 4.5 gwiazdek

Strona 1/147
BEDIENINGSHANDLEIDING 2023
250 EXC
250 EXC SIX DAYS
250 XC W
300 EXC
300 EXC SIX DAYS
300 XC-W
300 EXC ERZBERGRODEO
300 XC-W ERZBERGRODEO
Artikelnr. 3214644nl
BESTE KTM KLANT,
*3214644nl*
3214644nl
22.06.2022
BESTE
BESTE
BESTE
BESTEBESTE KTM
KTM
KTM
KTMKTM KLANT,
KLANT,
KLANT,
KLANT,KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14) Dealerstempel
Motornummer ( pag. 14)
Sleutelnummer (alle EXC-modellen) ( pag. 14)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2022 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
250 EXC EU (F7303W7)
250 EXC SIX DAYS EU (F7303W2)
250 XC W US (F7375W4)
300 EXC EU (F7403W7)
300 EXC SIX DAYS EU (F7403W2)
300 EXC SIX DAYS CN (F7487W2)
300 XC W US (F7475W3)
300 EXC ERZBERGRODEO EU (F7403W3)
300 XC W ERZBERGRODEO US (F7475W6)
INHOUDSOPGAVE
3
7.21 Weergavemodus SPEED/S1
(chronometer 1)............................... 34
7.22 Weergavemodus SPEED/S2
(chronometer 2)............................... 34
7.23 Functieoverzicht .............................. 35
7.24 Overzicht voorwaarden voor
activeerbaarheid .............................. 36
8 INBEDRIJFSTELLING.................................. 37
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 37
8.2 Motor inrijden.................................. 38
8.3 Startvermogen van lithium-ion-
accu's bij lage temperaturen ............. 39
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden .................. 39
8.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden.................................... 40
8.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden.................................... 41
8.7 Voertuig voor rijden op nat en
modderig circuit voorbereiden ........... 42
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden ............ 42
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ........................ 43
9 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 44
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 44
9.2 Voertuig starten ............................... 44
9.3 Beginnen met rijden......................... 45
9.4 Schakelen, rijden............................. 45
9.5 Afremmen ....................................... 46
9.6 Stoppen, parkeren............................ 47
9.7 Transporteren .................................. 47
9.8 Brandstof tanken ............................. 48
9.9 2-taktolie tanken.............................. 49
10 SERVICESCHEMA ....................................... 50
10.1 Extra informatie ............................... 50
10.2 Verplichte werkzaamheden................ 50
10.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 51
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 53
11.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 53
11.2 Ingaande demping schokdemper ....... 53
11.3 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen...................... 53
11.4 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen...................... 54
11.5 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 55
11.6 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 55
11.7 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 56
11.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 56
11.9 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 57
11.10 Dynamische veerweg instellen ....... 58
11.11 Basisinstelling voorvork controleren ... 58
11.12 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 59
11.13 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 59
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen ... 60
11.15 Stuurstand ...................................... 61
11.16 Stuurstand instellen ..................... 61
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 64
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 64
12.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 64
12.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 64
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 65
12.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 65
12.6 Voorvorkprotector monteren............... 66
12.7 Vorkpoten demonteren .................. 66
12.8 Vorkpoten monteren ...................... 67
12.9 Onderste kroonplaat demonteren
(alle standaardmodellen) .................. 68
12.10 Onderste kroonplaat demonteren
(alle overige modellen) ..................... 68
12.11 Onderste kroonplaat monteren
(alle standaardmodellen) .................. 69
12.12 Onderste kroonplaat monteren
(alle overige modellen) ..................... 72
12.13 Speling balhoofdlager controleren...... 74
12.14 Speling balhoofdlager instellen ...... 75
12.15 Balhoofdlager smeren ................... 76
12.16 Spatbord voor demonteren ................ 76
12.17 Spatbord voor monteren.................... 77
12.18 Schokdemper demonteren ............. 77
12.19 Schokdemper monteren ................ 77
12.20 Zadel verwijderen............................. 78
12.21 Zadel monteren................................ 78
12.22 Deksel luchtfilterbak demonteren ...... 79
12.23 Deksel luchtfilterbak monteren.......... 79
12.24 Luchtfilter demonteren ................. 80
12.25 Luchtfilter monteren ..................... 80
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 81
12.27 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ................................ 82
12.28 Einddemper demonteren................... 82
12.29 Einddemper monteren ...................... 82
12.30 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen .................................... 83
12.31 Brandstoftank demonteren ............ 83
INHOUDSOPGAVE
4
12.32 Brandstoftank monteren ................ 85
12.33 Vervuiling ketting controleren ............ 87
12.34 Ketting reinigen ............................... 87
12.35 Kettingspanning controleren ............. 88
12.36 Kettingspanning instellen ................. 88
12.37 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 89
12.38 Frame controleren ........................ 92
12.39 Achterbrug controleren .................. 92
12.40 Gaskabellegging controleren.............. 92
12.41 Rubberen stuurcovers controleren...... 93
12.42 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 94
12.43 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................... 94
12.44 Vloeistof van de hydraulische
koppeling vervangen ..................... 95
12.45 Motorbescherming demonteren (alle
overige modellen)............................. 96
12.46 Motorbescherming monteren (alle
overige modellen)............................. 97
13 REMSYSTEEM ............................................ 98
13.1 Vrije slag remhendel controleren........ 98
13.2 Vrije slag remhendel instellen (alle
EXC-modellen)................................. 98
13.3 Uitgangspositie van de remhendel
instellen (alle XC-W-modellen) .......... 99
13.4 Remschijven controleren................... 99
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................... 100
13.6 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen .................................... 100
13.7 Remplaketten van de voorwielrem
controleren.................................... 101
13.8 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................. 102
13.9 Vrije slag rempedaal controleren ...... 104
13.10 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen .................................... 104
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 105
13.12 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 106
13.13 Remplaketten van de
achterwielrem controleren............... 107
13.14 Remplaketten van de
achterwielrem vervangen ............. 107
14 WIELEN, BANDEN .................................... 110
14.1 Voorwiel demonteren .................. 110
14.2 Voorwiel monteren ...................... 111
14.3 Achterwiel demonteren ............... 112
14.4 Achterwiel monteren ................... 113
14.5 Bandentoestand controleren............ 114
14.6 Bandenspanning controleren ........... 115
14.7 Spaakspanning controleren ............. 115
15 ELEKTRONICA.......................................... 117
15.1 12V-accu demonteren ................. 117
15.2 12V-accu monteren .................... 119
15.3 12V-accu laden .......................... 120
15.4 Hoofdzekering vervangen ................ 122
15.5 Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen .... 123
15.6 Koplampkap met koplamp
demonteren................................... 124
15.7 Koplampkap met koplamp
monteren ...................................... 125
15.8 Lamp koplamp vervangen ............... 125
15.9 Knipperlichtlamp vervangen (alle
EXC-modellen)............................... 126
15.10 Koplampstand controleren .............. 127
15.11 Lichtbundelbreedte van de
koplamp instellen .......................... 128
15.12 Batterij gecombineerd instrument
vervangen...................................... 128
15.13 Diagnosestekker............................. 129
16 KOELSYSTEEM......................................... 130
16.1 Koelsysteem.................................. 130
16.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 130
16.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 131
16.4 Koelmiddel aftappen .................. 131
16.5 Koelmiddel vullen ...................... 132
16.6 Koelmiddel verversen .................. 134
17 MOTOR AFSTELLEN ................................. 136
17.1 Speling gaskabel controleren........... 136
17.2 Speling gaskabel instellen ........... 136
17.3 Eigenschappen van de gasrespons
instellen .................................... 137
17.4 stationair toerental instellen ........ 138
17.5 Omgevingsdruk programmeren ........ 139
17.6 Stekkerverbinding
ontstekingscurve............................ 140
17.7 Ontstekingscurve wijzigen (alle
standaardmodellen)........................ 140
17.8 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 141
17.9 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 141
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 142
18.1 Brandstofzeef vervangen ............. 142
18.2 2-taktoliepeil controleren................ 143
18.3 Oliepomp activeren ..................... 143
18.4 Oliezeef in de olietank reinigen .... 145
18.5 Cardanoliepeil controleren .............. 148
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
6
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat deze
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage. Daar
wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde spe-
ciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(alle EXC-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan.
Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op
de openbare weg.
In de niet-gehomologeerde uitvoering mag dit voertuig uitsluitend worden gebruikt op afgesloten tra-
jecten buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
(alle XC-W-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan.
Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
Dit voertuig is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbe-
wijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
10
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rij-
den. In de bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger
maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel
kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTM dealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTM website: KTM.COM
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S05303-10
1Remhendel ( pag. 16)
2Koppelingshendel ( pag. 16)
3Tankdop
4Zadel
5Deksel luchtfilterbak
6Zijstandaard ( pag. 23)
7Versnellingshendel ( pag. 22)
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S05304-10
12-taktolietankdop
2Claxonknop ( pag. 17) (alle EXC-modellen)
2Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 18) (alle EXC-modellen)
2Lichtschakelaar ( pag. 17) (alle EXC-modellen)
2Uitschakelknop ( pag. 16) (alle EXC-modellen)
3Noodstopschakelaar ( pag. 18) (alle EXC-modellen)
3Startknop ( pag. 18)
4Gashendel ( pag. 16)
5Voertuigidentificatiennummer ( pag. 14)
6Rempedaal ( pag. 23)
SERIENUMMERS 5
15
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.1 Koppelingshendel
S04872-10
De koppelingshendel is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
S04873-10
De remhendel is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
S04874-10
De gashendel is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Uitschakelknop (alle EXC-modellen)
S04875-10
De uitschakelknop is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (alle EXC-modellen)
S04875-13
De richtingaanwijzerschakelaar is links aan het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
bevindt zich in de middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld.
6.10 Noodstopschakelaar (alle EXC-modellen)
S04876-10
De noodstopschakelaar is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en
een stilstaande motor schakelt niet in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscir-
cuit gesloten en kan de motor worden gestart.
6.11 Startknop
S04877-10
De startknop is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
6.12 Ontstekingscurveschakelaar (alle overige modellen)
S04878-10
De ontstekingscurveschakelaar is rechts op het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Ontstekingscurveschakelaar in stand In deze stand is deI
ontstekingscurve actief.Performance
Ontstekingscurveschakelaar in stand In deze stand is deII
ontstekingscurve actief.Soft
Met de ontstekingscurveschakelaar kan de motorkarakteristiek wor-
den gewijzigd.
Info
De ontstekingscurveschakelaar is in gehmologeerde (ge-
smoorde) toestand van de motorfiets zonder functie.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
E00929-10
Ontgrendelknop indrukken, tankdop tegen de klok in
draaien en naar boven toe verwijderen.
6.16 Tankdop sluiten
E00930-10
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de ontgren-
delknop vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting zonder knik-
ken leggen.
6.17 2-takt-olietankafsluiting openen
E00861-10
Klembeugel omhoog klappen.
2-takt-olietankafsluiting tegen de klok in draaien en naar
boven toe afnemen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.18 2-takt-olietankafsluiting sluiten
E00861-11
2-takt-olietankafsluiting plaatsen en met de klok mee draaien.
Klembeugel omlaag klappen.
De 2-takt-olietankafsluiting vergrendelt.
6.19 Riem (alle ERZBERGRODEO-modellen)
S04869-10
De riemen bevinden zich voor en achter aan het voertuig.
Met de riemen kan het voertuig op moeilijk terrein worden gebor-
gen.
6.20 Koude-startknop
S03529-10
De koude-startknop is zijdelings aan het smoorklephuis aange-
bracht.
Bij koude motor en lage omgevingstemperatuur verlengt de elek-
tronische brandstofinspuiting de inspuittijd. Om de grotere hoe-
veelheid brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof naar de
motor geleid door de koude-startknop uit te trekken.
Info
Bij een warme motor moet de koude-startknop gedeacti-
veerd zijn.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is er helemaal
uitgetrokken en met ¼ slag gedraaid.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop is na
opnieuw ¼ slag in uitgangspositie teruggekeerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
6.21 Regelschroef stationair toerental
S03529-11
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij
het gas geven.
Een motor met een correct ingesteld stationair toerental start mak-
kelijker dan een motor met een verkeerd ingesteld stationair toe-
rental.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toe-
rental afgesteld.
Info
Als het stationair toerental hoog is, de motor langzaam
aftoert, de motorrem laag is en de gasaanname agressief
is, moet de stelschroef met de klok mee worden gedraaid.
Als het stationair toerental laag is, de motor snel aftoert, de
motorrem hoog is en de gasaanname onzuiver is, moet de
stelschroef tegen de klok in worden gedraaid.
6.22 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel is aan de linkerzijde van de motor
gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
23
6.23 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.24 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opge-
klapt en met de rubberband zijn vastgezet.
6.25 Stuurslot (alle EXC-modellen)
E00862-10
Het stuurslot is aan de linkerkant van het balhoofd aange-
bracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en
rijden is dan niet meer mogelijk.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
24
6.26 Stuur vergrendelen (alle EXC-modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot steken, naar links
draaien, indrukken en naar rechts draaien. Sleutel voor het
stuurslot verwijderen.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten
zitten.
6.27 Stuur ontgrendelen (alle EXC-modellen)
400731-01
Sleutel voor het stuurslot in het stuurslot steken, naar links
draaien, uittrekken en naar rechts draaien. Sleutel voor het
stuurslot verwijderen.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
Sleutel voor het stuurslot nooit in het stuurslot laten
zitten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
25
7.1 Overzicht gecombineerd instrument
V00799-01
Met de toets worden menu's geselecteerd en instellingen
uitgevoerd.
Met de toets worden menu's geselecteerd en instellingen
uitgevoerd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus
SPEED/H SPEED/ODOen geactiveerd.
7.2 Activering en test
400313-01
Gecombineerd instrument activeren
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd als u op een van
de knoppen drukt of als het instrument van de wieltoerentalsensor
een impuls ontvangt.
Displaytest
Voor de functiecontrole van het display lichten kort alle indicatie-
segmenten op.
400314-01
WS (wheel size)
Na de functiecontrole van het display wordt kort de wielomtrek WS
(wheel size) weergegeven.
Info
Het cijfer 2205 komt overeen met de omtrek van een 21"-
voorwiel met standaardbanden.
Vervolgens wordt de laatste geselecteerde modus weergegeven.
7.3 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld, blijft de waarde bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerdeODO
eenheid.
De waarden , , , en worden bij het omstellen gewist.TR1 TR2 A1 A2 S1
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400329-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechtson-H
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies wor-
den weergegeven.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie /Km/h Mph
knippert.
Km/h instellen
Toets indrukken.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
27
7.5 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400330-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechts-CLK
onder op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
Uurweergave met de knop resp. knop instellen.
3 - 5 seconden wachten.
Het volgende segment van de weergave knippert en kan
worden ingesteld.
Door de knop en knop in te drukken kunnen de volgende
segmenten op dezelfde wijze als de uurweergave worden inge-
steld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
Indien er gedurende 15 - 20 seconden geen knop wordt
ingedrukt of er een impuls wordt ontvangen van de
wieltoerentalsensor, worden de instellingen automatisch
opgeslagen en wordt het setupmenu gesloten.
7.6 Rondetijd opvragen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen, als de rondetijden zijn gemeten.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400321-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechts-LAP
onder op het display verschijnt.
Toets kort indrukken.
Op de linkerkant van het display wordt weergegeven.LAP 1
De ronden 1 - 10 kunnen met de knop worden opgeroepen.
De knop 3 - 5 seconden ingedrukt houden.
De rondetijden worden gewist.
Toets kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls wordt ontvangen van de wieltoeren-
talsensor, schakelt de linkerkant van het display terug
naar de -modus.SPEED
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
29
Info
De knop zo vaak kort indrukken totdat de gewenste
functie bereikt is.
Als er 20 seconden geen knop is ingedrukt, worden de
instellingen automatisch opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Activeert de knipperende indicatie en gaat naar
de volgende indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Deactiveert de knipperende indicatie en gaat
naar de volgende indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende weergave zonder wijzi-
gingen
10 - 12
seconden
wachten.
Setupmenu start, slaat de instellingen op en
wisselt naar of .H ODO
7.10 Meeteenheid instellen
400329-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechtson-H
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie /Km/h Mph
knippert.
In de meeteenheden-modus kan de meeteenheid worden gewij-
zigd.
Info
Als er 5 seconden geen knop is ingedrukt, worden de
instellingen automatisch opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Start van de selectie, activeert de weer-Km/h
gave
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Activeert weergaveMph
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende weergave, wisselt van
de selectie naar het setupmenu
10 - 12
seconden
wachten.
Slaat het setupmenu op en sluit dit menu
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechts-CLK
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus wordt de tijd weergegeven.CLK
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de
klok.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.12 Tijd instellen
400319-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechts-CLK
onder op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verlaagt de waarde
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende waarde
10 - 12
seconden
wachten.
Verlaten van het set-upmenu
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechts-LAP
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus kan met de chronometer maximaal 10LAP
rondetijden worden gemeten.
Info
Als de rondetijd na het indrukken van de toets doorloopt,
zijn 9 geheugenplaatsen gebruikt.
De ronde 10 moet met de toets worden gestopt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
31
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden terugge-
zet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Stopt de klok.
Toets kort
indrukken.
Start de klok of stopt de lopende rondetijd,
slaat deze op en de chronometer start de vol-
gende ronde.
7.14 Rondetijd opvragen
400321-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechts-LAP
onder op het display verschijnt.
Toets kort indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden terugge-
zet.
Toets kort
indrukken.
Ronden van 1-10 selecteren
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende rondetijd oproepen.
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)
400317-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechts-ODO
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus ODO wordt de totale gereden afstand weerge-
geven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechts-TR1
boven op het display verschijnt.
De (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.TR1
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand
tussen twee tankstops worden gemeten.
TR1 A1is aan (gemiddelde snelheid 1) en (chronometer 1)S1
gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden ,TR1 A1
en automatisch teruggezet op 0,0.S1
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties , en worden op 0,0 gezet.TR1 A1 S1
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechts-TR2
boven op het display verschijnt.
De (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.TR2
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
wist waarden en .TR2 A2
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
verlaagt waarde .TR2
Toets kort
indrukken.
verlaagt waarde .TR2
7.18 TR2 (tripmaster 2) instellen
400324-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie rechts-TR2
boven op het display verschijnt.
Knop 2 - 3 seconden indrukken tot knippert.TR2
De weergegeven waarde kan handmatig met de knop en de
knop worden ingesteld. Deze functie is praktisch bij ritten op
basis van het roadbook.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
35
7.23 Functieoverzicht
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Weergavemo-
dus SPEED/H
(bedrijfsuren)
Weergave
wisselt naar
het setup-
menu voor de
functies van
het gecom-
bineerde
instrument.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Setupmenu Geen functie Activeert de
knipperende
indicatie en
gaat naar
de volgende
indicatie
Geen functie Deactiveert
de knippe-
rende indi-
catie en gaat
naar de vol-
gende indica-
tie
Wisselt naar
de volgende
weergave
zonder wij-
zigingen
Setupmenu
start, slaat de
instellingen
op en wis-
selt naar ofH
ODO.
Meeteenheid
instellen
Geen functie Start van de
selectie, acti-
veert de Km/h
weergave
Geen functie Activeert Mph
weergave
Wisselt naar
de volgende
weergave,
wisselt van
de selec-
tie naar het
setupmenu
Slaat het
setupmenu
op en sluit
dit menu
Weergavemo-
dus SPEED/CLK
(tijd)
Weergave
wisselt naar
het setup-
menu voor de
klok.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Tijd instellen Verhoogt de
waarde
Verhoogt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Wisselt naar
de volgende
waarde
Verlaten
van het set-
upmenu
Weergavemo-
dus SPEED/LAP
(rondetijd)
De chrono-
meter en ron-
detijd worden
teruggezet.
Volgende
weergave-
modus
Stopt de
klok.
Start de klok
of stopt de
lopende ron-
detijd, slaat
deze op en
de chrono-
meter start
de volgende
ronde.
Rondetijd
opvragen
De chrono-
meter en ron-
detijd worden
teruggezet.
Ronden van
1-10 selecte-
ren
Geen functie Volgende
rondetijd
oproepen.
Weergavemo-
dus SPEED/ODO
(odometer)
Geen functie Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/TR1
(tripmaster 1)
Indicaties
TR1 A1, en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
INBEDRIJFSTELLING 8
37
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 94)
8 INBEDRIJFSTELLING
38
(alle EXC-modellen)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 98)
(alle XC-W-modellen)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 99)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 104)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 141)
Wen eerst op een hiervoor geschikt terrein aan de omgang met de motorfiets voordat u een veeleisende tocht
onderneemt.
Info
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar
te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig,
en moet het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 115)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 38)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
Regelmatig het stationaire toerental controleren.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Info
Tijdens de inrijperiode kan het stationaire toerental veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
INBEDRIJFSTELLING 8
39
Stationair toerental instellen. ( pag. 138)
8.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben
een lage zelfontlading en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F)
meer startvermogen. Het startvermogen van lithium-ion-accu's
neemt bij lage temperaturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Hiervoor 5
seconden de startknop indrukken en tussendoor 30 seconden
wachten. De onderbrekingen zijn noodzakelijk opdat de ontstane
warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en de 12V-accu
niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu bij temperaturen onder
de 15 °C (60 °F) de startmotor niet of nauwelijks doortrekt, is hij
niet defect, maar moet hij inwendig worden opgewarmd om het
startvermogen (stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten dui-
delijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 81)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 40)
Rijden op nat zand. ( pag. 41)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 42)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 42)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 43)
8 INBEDRIJFSTELLING
42
8.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
M01106-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 151)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
INBEDRIJFSTELLING 8
43
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De transmissieolie wordt snel heet, als de koppeling
wegens een te lange secundaire overbrenging vaak moet
worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 171)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 131)
8.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
M01106-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
44
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 148)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
( pag. 100)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 105)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 101)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 107)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 131)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 87)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 89)
Kettingspanning controleren. ( pag. 88)
Bandentoestand controleren. ( pag. 114)
Bandenspanning controleren. ( pag. 115)
Spaakspanning controleren. ( pag. 115)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 65)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 64)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
2-taktoliepeil controleren. ( pag. 143)
9.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
RIJ-INSTRUCTIES 9
45
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
401944-10
Motorfiets van de zijstandaard nemen en zijstandaard met
de rubberband borgen.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 10 °C
Koude-startknop er helemaal uittrekken en met ¼ slag
draaien.
Info
Bij een warme motor moet de koude-startknop
gedeactiveerd zijn.
400733-01
Startknop indrukken.
Info
Geen gas geven.
Startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de vol-
gende startpoging 30 seconden wachten.
Bij temperaturen onder 15 °C (60 °F) kunnen er ver-
schillende startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-
accu op te warmen, waardoor het startvermogen wordt
verhoogd.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
9.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden het licht inschakelen. Zo wordt u door andere verkeersdeelnemers eerder gezien.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt en met de rubberband zijn vastgezet.
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en
gelijktijdig voorzichtig gas geven.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
9 RIJ-INSTRUCTIES
46
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Als de oliepeil-waarschuwingslamp gaat branden, is de 2-taktolie nog voldoende voor de resterende
brandstoftankvulling.
Rij hooguit nog de resterende brandstofvulling leeg, zodra het oliepeil-waarschuwingslicht brandt.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid eerst 2-taktolie bij, alvorens brandstof te tanken.
– ‑Activeer de oliepomp wanneer de 2 takt-olieslang werd losgetrokken of de 2-taktolietank onbedoeld
volledig leeg werd gereden.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor
gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshen-
del vrijgeven en gas geven.
Als de koude-startknop is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Geef slechts zoveel gas als de motor op dat moment aan kan - het abrupt opentrekken van de gashendel ver-
hoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijge-
ven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd met stationair toerental draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Voorkom dat de koppeling vaak en langdurig sleept. Daardoor verhitten de cardanolie, de motor en het koel-
systeem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
RIJ-INSTRUCTIES 9
47
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnel-
ling afhankelijk van de snelheid.
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
(alle EXC-modellen)
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
(alle XC-W-modellen)
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
9 RIJ-INSTRUCTIES
48
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Tankdop openen. ( pag. 19)
SERVICESCHEMA 10
51
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 40 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
na 5 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 130) ● ● ●
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken. ●●●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ● ● ●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 81) ●●●
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 83) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed
vastzitten.
● ● ●
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 142) ● ● ●
Brandstofdruk controleren. ●●●
Koplampinstelling controleren. ( pag. 127) ● ● ●
Stationair toerental controleren. ●●●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○○●●●
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○○●●●
Service in het noteren.KTM Dealer.net ○○●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 40 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 48 maanden
om de 12 maanden
om de 80 bedrijfsuren
om de 40 bedrijfsuren
na 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistof van de hydraulische koppeling vervangen. ( pag. 95) ● ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 76) ● ●
Slang van de druksensor reinigen. ● ● ●
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Elektrische startinrichting controleren. ● ●
Brandstoffilter vervangen. ● ●
Zuigers vervangen en cilinders controleren. ● ●
Oliepomp vervangen, oliezeef reinigen.
Oliezeef in de olietank reinigen. ( pag. 145)
Beschermkap van de druksensor reinigen. ● ● ● ●
CHASSIS AFSTELLEN 11
53
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand inge-
steld op een bestuurder met standaard gewicht (met bescher-
mende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersge-
wicht
75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het ach-
terwiel veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de
ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
11.3 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot
normaal inveert.
11 CHASSIS AFSTELLEN
54
S04870-10
Stelschroef met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
11.4 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
S04870-11
Stelschroef met een steeksleutel tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Schroef niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 11
55
11.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S04871-10
Stelschroef met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot
de markering op het achterspatbord meten.SAG
Veerwegmal (00029090100)
Bout veerwegmeter (00029990010)
Waarde als maat noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
CHASSIS AFSTELLEN 11
57
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opme-
ten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Schokdemper demonteren. ( pag. 77)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402405-10
Hoofdwerk
Schroef losdraaien.
Stelring draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet
de veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige
meting van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring op de aangegeven
maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 9 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring
schokdemper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 77)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
11 CHASSIS AFSTELLEN
58
11.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Schokdemper demonteren. ( pag. 77)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65
… 75 kg
57 … 63 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
… 85 kg
60 … 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
… 95 kg
63 … 69 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 77)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 56)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 56)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 55)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net
als bij de schokdemper door de veervoorspanning worden
gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moeten beslist hardere vorkveren worden gemon-
teerd om beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de
vorkpoten worden ontlucht.
CHASSIS AFSTELLEN 11
61
11.15 Stuurstand
M00993-10
(alle standaardmodellen)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand van elkaar.
Afstand boorgaten
A
15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand van
het midden geplaatst.
Afstand boorgaten
B
3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
M00987-10
(alle overige modellen)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand van elkaar.
Afstand boorgaten
A
15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand van
het midden geplaatst.
Afstand boorgaten
B
3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
11.16 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
11 CHASSIS AFSTELLEN
62
M00993-11
(alle standaardmodellen)
Schroeven verwijderen. Stuurklemmen verwijderen.
Stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positione-
ren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
M00987-11
(alle overige modellen)
Schroeven verwijderen. Stuurklemmen verwijderen.
Stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positione-
ren.
Stuur positioneren.
CHASSIS AFSTELLEN 11
63
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
12.6 Voorvorkprotector monteren
V00332-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 110)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 124)
E00375-10
Hoofdwerk
Schroeven verwijderen en klem verwijderen.
De kabelbinders verwijderen.
Schroeven verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
S04894-10
(alle standaardmodellen)
Schroeven losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
S04893-10
(alle overige modellen)
Schroeven losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
67
12.8 Vorkpoten monteren
S04824-13
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot (rood stelelement). De ingaande dempingREB
bevindt zich in de linker vorkpoot (wit stelele-COMP
ment).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de
zijkant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef
(van boven) moet door de bovenkant van de bovenste
kroonplaat worden afgesloten.
S04894-11
(alle standaardmodellen)
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat
onder
M8 15 Nm
S04893-11
(alle overige modellen)
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
E00375-11
Remzadel positioneren, schroeven monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 25 Nm
Loctite®243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 111)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 125)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 127)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
12.9 Onderste kroonplaat demonteren (alle standaardmodellen)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 110)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 124)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 66)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 76)
Stuurbescherming verwijderen.
S03514-10
Hoofdwerk
Schroeven verwijderen de houder van het gecombineerde
instrument opzij hangen.
E00921-10
Schroef verwijderen.
Schroef losdraaien. Bovenste kroonplaat met stuur verwij-
deren en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
E00922-10
Keerring verwijderen. Beschermring verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12.10 Onderste kroonplaat demonteren (alle overige modellen)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 110)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 124)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 66)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 76)
Stuurbescherming verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
69
S03515-10
Hoofdwerk
Schroeven verwijderen en houder gecombineerd instru-
ment opzij hangen.
E00924-10
Schroef verwijderen.
Schroef verwijderen. Bovenste kroonplaat met stuur verwij-
deren en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
E00925-10
Keerring verwijderen. Beschermring verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12.11 Onderste kroonplaat monteren (alle standaardmodellen)
V00359-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 172)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven correct is
gepositioneerd.
Beschermring en keerring monteren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
12.12 Onderste kroonplaat monteren (alle overige modellen)
B01218-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 172)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven correct is
gepositioneerd.
Beschermring en keerring monteren.
E00927-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef monteren, maar nog niet vastdraaien.
Koppelingskabel en kabelboom positioneren.
S03515-11
Gecombineerd instrument positioneren, schroeven monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
S04824-14
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven zijn naar voren gepositio-
neerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
73
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot (rood stelelement). De ingaande dempingREB
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (wit stelele-
ment).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven
in de zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van
boven) moet door de bovenkant van de bovenste kroon-
plaat worden afgesloten.
S04893-12
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
S03523-10
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
S03509-11
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 17 Nm
Loctite®243™
S04893-13
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
75
Stuuraanslagschroeven op correcte instelling en borging con-
troleren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.14 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
S04881-10
Hoofdwerk
(alle standaardmodellen)
Schroeven en losdraaien.
Schroef losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat
kloppen om spanning te voorkomen.
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
S03478-10
(alle overige modellen)
Schroeven losdraaien. Schroef verwijderen.
Schroef losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat
kloppen om spanning te voorkomen.
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vork-
buis boven
M8 17 Nm
Loctite®243™
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
77
12.17 Spatbord voor monteren
V00341-11
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
V00340-11
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 125)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 127)
12.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
S03479-10
Hoofdwerk
Schroef verwijderen en het achterwiel met de achterbrug
zo ver neerlaten dat het achterwiel nog gedraaid kan worden.
Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef verwijderen, spatbescherming opzij duwen en
schokdemper verwijderen.
12.19 Schokdemper monteren
S03479-11
Hoofdwerk
Spatbescherming opzij duwen en schokdemper positione-
ren. Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M12 80 Nm
Loctite®2701™
Schroef monteren en vastdraaien.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
78
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M12 80 Nm
Loctite®2701™
Info
Het zwenklager voor de schokdemper van de achterbrug
is gecoat met teflon. Het mag noch met vet noch met
andere smeermiddelen worden gesmeerd. Smeermidde-
len lossen de tefloncoating op waardoor de levensduur
drastisch wordt verkort.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.20 Zadel verwijderen
S03480-10
Schroef aan de linkerzijde verwijderen.
H02218-10
Zadel achteraan optillen, naar achteren trekken en naar boven
toe verwijderen.
12.21 Zadel monteren
H02218-11
Zadel vooraan aan de beide flensbussen van de brandstoftank
haken, achteraan neerlaten en naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
80
S03526-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel
luchtfilterbak
EJOT PT®
K60x20-Z
3 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 78)
12.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 79)
S03482-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder
verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12.25 Luchtfilter monteren
H02459-01
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik invetten.
Duurzaam vet ( pag. 171)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
81
S03483-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen in bus positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Bevestigingslip inhaken.
Borgpen is met bevestigingsklem vastgezet.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 79)
Zadel monteren. ( pag. 78)
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 79)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 80)
102191-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 171)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 171)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd
en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 80)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 79)
Zadel monteren. ( pag. 78)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
82
12.27 Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 79)
S03499-10
Hoofdwerk
Bij de markering een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 79)
Zadel monteren. ( pag. 78)
12.28 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
S03484-10
Schroeven verwijderen.
Einddemper met de uitlaatmof en veerringen van het
bochtstuk aftrekken.
12.29 Einddemper monteren
S03484-11
Einddemper met de uitlaatmof en veerringen monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
83
12.30 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van de glasvezelvulling naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 82)
V01636-10
Hoofdwerk
Schroeven verwijderen. Binnenpoot met keerring
eruit trekken.
Glasvezelvulling van de binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren op beschadiging.
Nieuwe glasvezelvulling op de binnenpoot monteren.
Buitenpoot over de binnenpoot met de nieuwe glasvezel-
vulling en de O-ring schuiven.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 82)
12.31 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
84
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
S04895-10
Hoofdwerk
Stekker van brandstofpomp loskoppelen.
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
E00880-10
Snelsluitkoppeling grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Wasdopset monteren.
Waskappenset (81212016100)
E00881-10
Schroeven met flensbussen verwijderen.
(alle EXC-modellen)
Claxon met claxonhouder opzij hangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
86
E00883-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
vóór de radiateur vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
E00882-11
Schroef met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
(alle EXC-modellen)
Claxon met claxonhouder positioneren.
E00881-11
Schroeven met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
S04896-10
Waskappenset verwijderen.
Snelsluitkoppeling grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding
terechtkomen. Binnengedrongen vuil verstopt de
inspuitklep!
Siliconenspray op een pluisvrije doek sproeien en O-ring van
de snelsluitkoppeling licht smeren.
Siliconenspray ( pag. 171)
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Info
Kabels en brandstofleiding op een veilige afstand van
het uitlaatsysteem leggen.
Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
Stekker van de brandstofpomp verbinden.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 78)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
87
12.33 Vervuiling ketting controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 87)
12.34 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 171)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 171)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
88
12.35 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
E00885-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trek-
ken en de kettingspanning bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting moet daarbij
gespannen zijn.
Als de kettingbescherming gemonteerd is moet de ket-
ting minimaal tot de aanslag aan de kettingbescher-
ming omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 55 58 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 88)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.36 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
91
E00887-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
E00333-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
93
E01230-01
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
Beide gasbowdenkabels moeten naast elkaar aan de achter-
kant van het stuur, boven het brandstoftanklager rechts op
het frame, naar het smoorklephuis gelegd zijn. Beide gas-
bowdenkabels moeten achter de rubberband van de brand-
stoftankhouder geborgd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 85)
Zadel monteren. ( pag. 78)
12.41 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
E00889-10
Schroef op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite®243™
De ruit moet zoals op de afbeelding zijn gepositioneerd.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
94
12.42 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
S04872-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.43 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
95
E01223-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 170)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.44 Vloeistof van de hydraulische koppeling vervangen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
97
12.46 Motorbescherming monteren (alle overige modellen)
H01638-10
Motorbescherming achteraan aan frame haken en vooraan naar
boven zwenken.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
13 REMSYSTEEM
98
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
S04873-12
(alle EXC-modellen)
Remhendel naar het stuur trekken en vrije slag contro-
leren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 98)
S04873-11
(alle XC-W-modellen)
Remhendel naar voren duwen en vrije slag controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Uitgangspositie van de remhendel instellen.
( pag. 99)
13.2 Vrije slag remhendel instellen (alle EXC-modellen)
S04873-13
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 98)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
wordt de vrije slag kleiner. Het drukpunt verwijdert zich
van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt
de vrije slag groter. Het drukpunt komt dichter bij het
stuur.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
REMSYSTEEM 13
99
13.3 Uitgangspositie van de remhendel instellen (alle XC-W-modellen)
S04873-13
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 98)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.4 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat controleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens (alle standaardmodellen)
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Remschijven - slijtagegrens (alle overige modellen)
voor 2,5 mm
achter 3,7 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
13 REMSYSTEEM
100
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S03517-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas .
»Als het remvloeistofpeil onder de markering van het
kijkglas is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 100)
13.6 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
101
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 101)
E01225-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel met membraan verwijderen.
Remvloeistof tot maat bijvullen.
Voorgeschreven waarde
Maat (remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 170)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.7 Remplaketten van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
E00342-10
Remplaketten op minimale plaketdikte controleren.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 102)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 102)
13 REMSYSTEEM
102
13.8 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTM motorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingscoëfficiënt van de
remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
REMSYSTEEM 13
105
E00346-10
Moer losdraaien en met drukstang terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer losdraaien en schroef draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang zoveel draaien tot de vrije slag bereikt is.
Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef tegenhouden en moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbe-
vestiging
M8 20 Nm
Drukstang tegenhouden en moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Veer vasthaken.
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
S03518-10
Voertuig verticaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas .
»Als het vloeistofpeil onder de markering van het kijk-
glas is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 106)
13 REMSYSTEEM
106
13.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 107)
S03487-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop met membraan en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 170)
Schroefdop met membraan en keerring monteren en vast-
draaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 13
107
13.13 Remplaketten van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
E00349-10
Remplaketten op minimale plaketdikte controleren.
Minimale plaketdikte 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 107)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 107)
13.14 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTM motorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingscoëfficiënt van de
remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
13 REMSYSTEEM
108
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
S03488-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop met membraan en keerring verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
E00351-10
Splitpennen verwijderen, bouten eruit trekken en rem-
plaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
E00352-10
Controleren of het veerblad in het remzadel en de
remplaket-glijplaat in de remzadeldrager correct
gemonteerd zijn.
E00353-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpen-
nen monteren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
REMSYSTEEM 13
109
S03487-10
Remvloeistofpeil tot markering corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 170)
Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14 WIELEN, BANDEN
110
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
V00363-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van
de remzuigers het remzadel tegen de spaken wordt
geduwd.
V00364-10
Schroef enkele slagen losdraaien.
Schroeven losdraaien.
Op de schroef drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef verwijderen.
V00365-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
(alle standaardmodellen, alle SIX DAYS-modellen)
Afstandsbussen verwijderen.
WIELEN, BANDEN 14
111
H01890-10
(alle ERZBERGRODEO-modellen)
Afstandsbus en remschijfbescherming verwijderen.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
(alle standaardmodellen, alle SIX DAYS-modellen)
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen en loopvlakken van de afstands-
bussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 171)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 171)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin
zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
S01631-10
(alle ERZBERGRODEO-modellen)
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen en loopvlakken van de afstands-
bussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 171)
Afstandsbus en remschijfbescherming aanbrengen.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 171)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
14 WIELEN, BANDEN
112
S01633-10
Remschijfbescherming zo afstellen dat de afstand
en dezelfde grootte hebben.
V00364-11
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
V00366-10
Hoofdwerk
Remzadel met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Info
Voorkomen dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger het remzadel tegen de spaken wordt geduwd.
Moer verwijderen.
Kettingspanner verwijderen. Steekas slechts zo ver
eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
14 WIELEN, BANDEN
114
V00368-10
Kettingspanner positioneren. Moer monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroe-
ven liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 88)
Moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door het grote instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
14 WIELEN, BANDEN
116
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achter-
wiel
M4,5 6 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
ELEKTRONICA 15
117
15.1 12V-accu demonteren
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
S04883-10
Hoofdwerk
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke
stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-
accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventi-
leerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stof-
fen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de mini-
mumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor
laden
9 V
Voer 12V-accu’s waarvan de minimumspanning
werd onderschreden volgens de voorschriften af.
Minkabel van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking naar achteren trekken en pluskabel van
de 12V-accu loskoppelen.
S04884-10
EFI-besturingsapparaat van de rubbertaps er naar
boven aftrekken en opzij hangen.
15 ELEKTRONICA
118
S04884-11
Startrelais en zekeringenblok van het accuvak trekken
en opzij hangen.
S04884-12
Kabelboom losmaken, het relais en de stekker los-
koppelen en opzij hangen.
S04886-10
Schroef verwijderen en accuvak losmaken.
12V-accu naar boven toe verwijderen.
ELEKTRONICA 15
119
15.2 12V-accu monteren
S04887-10
Hoofdwerk
12V-accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en
met de bevestigingsbeugel vastzetten.
12V-accu (HJTZ5S-FP-C) ( pag. 164)
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
S04884-13
De relais en de stekker tegen het accuvak plaatsen en
de kabelboom vasthaken.
S04884-14
Startrelais en zekeringenblok aan het accuvak vastha-
ken.
S04884-15
EFI-besturingsapparaat met de rubbertaps vastzetten.
15 ELEKTRONICA
120
S04888-10
Pluskabel met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactring moet onder de schroef en de
kabelschoen met de klauwen naar de accupool wor-
den gemonteerd.
Pluspoolafdekking over pluspool schuiven.
Minkabel met de 12V-accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 78)
15.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letsel12V-accu’s bevatten schadelijke stoffen.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van 12V-accu’s.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Houd een minimale afstand tot ontvlambare stoffen als u 12V-accu’s oplaadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege 12V-accu’s niet op als de minimumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning voor laden 9 V
Voer 12V-accu’s waarvan de minimumspanning werd onderschreden volgens de voorschriften af.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
ELEKTRONICA 15
121
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als laadstroom of laadspanning worden overschreden, dan vernielt dit de 12V-accu.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en capaciteitsverlies op, waardoor de 12V-
accu wordt vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
12V-accu demonteren. ( pag. 117)
S00863-10
Hoofdwerk
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
12V-accu niet opladen.
12V-accu vervangen en oude 12V-accu op de juiste
manier afvoeren.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
12V-accu laden.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet
worden overschreden.
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 24 h
12V-accu regelmatig bij-
laden als de motorfiets
niet wordt gebruikt
6 maanden
Acculader (79629974000)
Deze acculader test of de 12V-accu de spanning vast-
houdt. Bovendien kan met deze acculader de 12V-accu
niet worden overladen. De oplaadtijd kan bij lage tem-
peraturen langer zijn.
Deze acculader is uitsluitend geschikt voor lithium-
ijzer-fosfaat-accu’s. De bijgevoegde -KTM Power Parts
handleiding in acht nemen.
Info
Deksel nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Nawerk
12V-accu monteren. ( pag. 119)
Zadel monteren. ( pag. 78)
15 ELEKTRONICA
122
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
S04883-11
Hoofdwerk
EFI-besturingsapparaat van de rubbertaps er naar
boven aftrekken en opzij hangen.
S04889-10
Startrelais uit houder trekken.
S04892-10
Beschermkappen verwijderen.
Defecte hoofdzekering verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad .
In het startrelais bevindt zich een reservezekering .
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109120) ( pag. 164)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabels leggen.
ELEKTRONICA 15
123
S04883-11
EFI-besturingsapparaat op de rubbertaps monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 78)
15.5 Zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers bevindt zich onder het
zadel.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
S03498-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
(alle EXC-modellen)
Zekering 10 A - EFI-besturingsunit, lambdasonde,1
oliepomp, gecombineerd instrument, elektronische
brandstofinspuiting, diagnosestekker
Zekering - 10 A - claxon, remlicht, radiateurventilator2
(optioneel), knipperlicht (optioneel)
Zekering - 10 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achter-3
licht, nummerplaatverlichting
Zekering - 5 A - brandstofpomp4
(alle XC-W-modellen)
Zekering 10 A - EFI-besturingsunit, oliepomp,1
gecombineerd instrument, elektronische
brandstofinspuiting, diagnosestekker
Zekering - 10 A - radiateurventilator (optioneel)2
Zekering 10 A - dimlicht, zijlicht, achterlicht3
Zekering - 5 A - brandstofpomp4
Zekeringen - 10 A - reservezekeringres
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad .
15 ELEKTRONICA
124
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 164)
Zekering (75011088005) ( pag. 164)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Werking van de elektrische verbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 78)
15.6 Koplampkap met koplamp demonteren
E00899-10
Remleiding en kabelstreng op de koplampkap losmaken.
Rubberband losmaken. Koplampkap naar boven schuiven
en naar voren zwenken.
E00900-10
(alle EXC-modellen)
Stekkerverbindingen loskoppelen en koplampkap met
koplamp verwijderen.
E00357-10
(alle XC-W-modellen)
Stekkerverbinding loskoppelen en koplampkap met
koplamp verwijderen.
ELEKTRONICA 15
125
15.7 Koplampkap met koplamp monteren
E00900-11
Hoofdwerk
(alle EXC-modellen)
Stekkerverbindingen verbinden.
E00357-11
(alle XC-W-modellen)
Stekkerverbinding verbinden.
E00899-11
Koplampkap positioneren en met rubberband vastzetten.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Remkabel en kabelboom in de remkabelgeleiding positioneren.
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 127)
15.8 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector vermindert de lichtsterkte.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Het lichtpeertje niet met blote handen aanraken.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 124)
15 ELEKTRONICA
126
E00358-10
Hoofdwerk
Beschermkap met de daaronder liggende lampfitting tot de
aanslag tegen de klok in draaien en optillen.
Lampfitting van het positielicht uit de reflector trekken.
E00359-10
Lamp koplamp eruit draaien.
Nieuwe lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (HS1/sokkel BX43t) ( pag. 164)
Beschermkap met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot
de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring goed zit.
Lampfitting van het positielicht in de reflector steken.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 125)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 127)
15.9 Knipperlichtlamp vervangen (alle EXC-modellen)
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector vermindert de lichtsterkte.
Vet op het lichtpeertje van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet het lichtpeertje voor de montage.
Het lichtpeertje niet met blote handen aanraken.
ELEKTRONICA 15
127
E00360-10
Hoofdwerk
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Knipperlichtglas voorzichtig verwijderen.
De oranje kap in de buurt van de uitsteeksels samenduwen
en verwijderen.
Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen
de klok in draaien en uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij hou-
den.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met
de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 164)
Oranje kap monteren.
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de
schroef met een kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef
licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15.10 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand 5 cm
Voertuig op afstand rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand 5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste
markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 128)
15 ELEKTRONICA
128
15.11 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 127)
V00369-10
Hoofdwerk
Schroef losdraaien.
Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met
bestuurder die gereed is om te rijden precies op de onderste
markering liggen (aangebracht bij: Koplampinstelling contro-
leren).
Info
Extra belasting kan mogelijk een correctie van de kop-
lamplichtbundelbreedte vereisen.
Schroef vastdraaien.
15.12 Batterij gecombineerd instrument vervangen
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 124)
E00901-10
Hoofdwerk
Schroeven verwijderen.
Gecombineerd instrument omhoog uit de houder trekken.
V00371-10
Beschermkap met een munt tot de aanslag tegen de klok
in draaien en verwijderen.
Batterij gecombineerd instrument verwijderen.
Nieuwe batterij van gecombineerd instrument met het
opschrift naar boven plaatsen.
Accu gecombineerde instrument (CR 2430) ( pag. 164)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
V00372-10
Beschermkap positioneren en met een munt tot de aanslag
met de klok mee draaien.
Een willekeurige knop op het gecombineerde instrument
indrukken.
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd.
Gecombineerd instrument in houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
ELEKTRONICA 15
129
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 125)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 127)
Kilometer of mijl instellen. ( pag. 25)
Functies gecombineerd instrument instellen. ( pag. 26)
Tijd instellen. ( pag. 27)
15.13 Diagnosestekker
S05293-10
De diagnosestekker bevindt zich onder het zadel onder het
EFI-besturingsapparaat.
16 KOELSYSTEEM
130
16.1 Koelsysteem
S03527-11
Door de waterpomp in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop . Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
− −25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 169)
16 KOELSYSTEEM
132
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
S03527-10
Schroef verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
16.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
S03528-10
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
16 KOELSYSTEEM
134
Nawerk
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 131)
16.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
S03527-10
Schroef verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateur compleet met koelmiddel vullen.
Koelmiddel ( pag. 169)
S04256-10
Beschermkap boven de koelmiddel-temperatuursensor
omhoog schuiven.
MOTOR AFSTELLEN 17
137
Moer vastdraaien.
Moer vastdraaien.
Manchet erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 136)
17.3 Eigenschappen van de gasrespons instellen
Info
Op de gashendel kunnen de eigenschappen van de gasrespons door de vervanging van de gaskabelschijf
worden veranderd.
Een gaskabelschijf met een andere karakteristiek is inbegrepen.
S04898-10
Hoofdwerk
Manchet terugschuiven.
Schroeven en halve schalen verwijderen.
Gaskabels losmaken en handgreep verwijderen.
102246-10
Gaskabelschijf van de handgreep verwijderen.
Gewenste gaskabelschijf op de handgreep positioneren.
Voorgeschreven waarde
De aanduiding moet zichtbaar zijn. DeOUTSIDE
markering moet bij de markering gepositioneerd
zijn.
Gaskabelschijf grijs (79002014000)
Alternatief 1
Gaskabelschijf zwart (79002014100)
Info
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep langzaam.
De grijze gaskabelschijf opent de smoorklep snel.
De grijze gaskabelschijf is bij levering gemonteerd.
17 MOTOR AFSTELLEN
138
S04899-10
Stuur aan buitenzijde en handgreep aan binnenzijde reinigen.
Handgreep op het stuur schuiven.
Gaskabels in de gaskabelschijf bevestigen en op hun plaats
brengen.
Halve schalen positioneren, schroeven monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef gashendel M6 5 Nm
Manchet erop schuiven en gashendel controleren op soe-
pele werking.
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 136)
17.4 stationair toerental instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe motor kan bij een te laag stationair toerental plotseling uitvallen.
Stel het stationair toerental op de aangegeven waarde in. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
S03529-11
Motor warmrijden.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop is
na opnieuw ¼ slag in uitgangspositie teruggekeerd.
( pag. 21)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Door het verdraaien van de regelschroef stationair toerental
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Toerenteller (45129075000)
MOTOR AFSTELLEN 17
139
Info
Draaien met de klok mee verlaagt het stationaire toe-
rental.
Draaien tegen de klok in verhoogt het stationaire toe-
rental.
De instelling in kleine stappen uitvoeren.
Een verkeerd stationair toerental heeft een slechte
invloed op de gehele motorloop.
17.5 Omgevingsdruk programmeren
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Info
Als met het voertuig met lopende motor op verschillende zeespiegelniveaus wordt gereden, leert het de
omgevingsdruk permanent mee.
Als het voertuig met uitgeschakelde motor over een groter hoogteverschil wordt getransporteerd, moet de
omgevingsdruk opnieuw worden geprogrammeerd.
H02349-01
Voertuig op nieuwe zeespiegelhoogte starten en motor weer
uitzetten.
Minstens vijf seconden wachten.
Voertuig opnieuw starten en starteigenschappen controleren.
» Als de starteigenschappen niet zijn verbeterd:
Procedure herhalen.
17 MOTOR AFSTELLEN
140
17.6 Stekkerverbinding ontstekingscurve
S03501-10
De stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpassing
bevindt zich onder de brandstoftank aan het frame.
Info
De ontstekingscurveschakelaar is in gehomologeerde (ge-
smoorde) toestand van de motorfiets zonder functie.
Mogelijke toestanden
Soft De stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpas-
sing is losgekoppeld; er wordt een betere rijbaarheid bereikt.
Performance De stekkerverbinding van de ontstekingscur-
veaanpassing is verbonden; er wordt een hoger vermogen
bereikt.
17.7 Ontstekingscurve wijzigen (alle standaardmodellen)
Info
De ontstekingscurveschakelaar is in gehomologeerde (gesmoorde) toestand van de motorfiets zonder func-
tie.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 83)
S03501-10
Ontstekingscurve van Performance op Soft omschakelen
Stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpassing
loskoppelen.
Soft Betere rijbaarheid
Ontstekingscurve van Soft op Performance omschakelen
Stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpassing
verbinden.
Performance Meer vermogen
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
143
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en respons controleren.
18.2 2-taktoliepeil controleren
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Als de oliepeil-waarschuwingslamp gaat branden, is de 2-taktolie nog voldoende voor de resterende
brandstoftankvulling.
Rij hooguit nog de resterende brandstofvulling leeg, zodra het oliepeil-waarschuwingslicht brandt.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid eerst 2-taktolie bij, alvorens brandstof te tanken.
Activeer de oliepomp wanneer de 2 takt-olieslang werd losgetrokken of de 2-taktolietank onbedoeld
volledig leeg werd gereden.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
S03500-10
Hoofdwerk
2-taktoliepeil in de olietank controleren.
Info
Voor het vullen van de brandstoftank moet de
2-taktolietank minimaal tot aan de bovenste
stootrand gevuld zijn.
De 2-taktolietank is zo vol mogelijk gevuld.
» Als het 2-taktoliepeil te laag is:
2-taktolie tanken. ( pag. 49)
18.3 Oliepomp activeren
Waarschuwing
MotorschadeZonder 2-takt-olie in de olietank wordt de motor niet gesmeerd.
Als de oliepeil-waarschuwingslamp gaat branden, is de 2-taktolie nog voldoende voor de resterende
brandstoftankvulling.
Rij hooguit nog de resterende brandstofvulling leeg, zodra het oliepeil-waarschuwingslicht brandt.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid eerst 2-taktolie bij, alvorens brandstof te tanken.
Activeer de oliepomp wanneer de 2 takt-olieslang werd losgetrokken of de 2-taktolietank onbedoeld
volledig leeg werd gereden.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
144
Voorwaarden
De motor staat stil.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
2-taktoliepeil controleren. ( pag. 143)
S04900-10
Hoofdwerk
EFI-besturingsapparaat van de rubbertaps er naar boven
aftrekken en opzij hangen.
Diagnosestekker van de houder loskoppelen.
S04874-11
Gashendel in volgasstand zetten en fixeren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
145
S04854-11
Wake-up-stekker voor het activeren van de oliepompen op
de diagnosestekker steken.
De verlichting van het gecombineerde instrument wordt
geactiveerd.
Info
De stekker wordt bij de motor geleverd.
Minstens vijf seconden wachten.
Vastzetting van de gashendel losmaken.
De oliepomp wordt geactiveerd.
Info
De oliepomp wordt in verschillende snelheden aange-
stuurd.
De procedure is duidelijk hoorbaar.
Wachten tot van de oliepomp geen bedrijfsgeluiden meer hoor-
baar zijn.
Wake-up-stekker van de diagnosestekker losmaken.
S03513-10
Controleer of in de slang luchtbellen zichtbaar zijn.
» Als luchtbellen zichtbaar zijn:
Gehele procedure herhalen tot geen luchtbellen meer
zichtbaar zijn.
Diagnosestekker aan de houder monteren.
EFI-besturingsapparaat op de rubbertaps monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 78)
18.4 Oliezeef in de olietank reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Einddemper demonteren. ( pag. 82)
Zadel verwijderen. ( pag. 78)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 83)
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 79)
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
146
S04901-10
Hoofdwerk
Schroef met ring verwijderen.
De kabelbinders verwijderen en framebescherming eraf nemen.
S04902-10
Schroeven verwijderen.
Schroeven losdraaien.
S04903-10
Klemmen van de smoorklep losmaken.
Stekkerverbinding van de achterste remlichtschakelaar
loskoppelen.
Console licht optillen en borgen.
Info
Op de aanzuigaansluiting letten.
Smoorklep naar achteren uit de aanzuigflens trekken en
opzij hangen.
S03504-10
Slangklem met behulp van een schroevendraaier openen.
Hoekstuk eraf trekken en de 2-taktolie opvangen in een
geschikte opvangbak.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
147
S03505-10
Oliezeef verwijderen en reinigen.
Oliezeef op beschadiging controleren.
» Als de oliezeef een beschadiging vertoont:
Oliezeef vervangen.
S03506-10
Oliezeef plaatsen en het hoekstuk met een nieuwe slangklem
monteren.
Slangklemtang (60029057000)
S04904-10
Smoorklep monteren.
Borging verwijderen en console positioneren.
Info
Op de aanzuigaansluiting letten.
Stekkerverbinding van de achterste remlichtschakelaar
aansluiten.
Klemmen van de smoorklep positioneren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef aanzuig-
flens/membraanhuis
M6 6 Nm
S04902-10
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef console
onder
M8 30 Nm
Loctite®2701™
Schroeven verwijderen.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef console
boven
M8 35 Nm
Loctite®2701™
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
148
S04901-10
Framebescherming positioneren.
Schroef met ring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Kabelbinders monteren.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 79)
Brandstoftank monteren. ( pag. 85)
2-taktolie tanken. ( pag. 49)
Oliepomp activeren. ( pag. 143)
Zadel monteren. ( pag. 78)
Einddemper monteren. ( pag. 82)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
18.5 Cardanoliepeil controleren
Info
Het cardanoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
E00912-10
Hoofdwerk
Veer van het rempedaal losmaken.
Schroef controle cardanoliepeil verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 150)
Schroef controle cardanoliepeil monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 8 Nm
Veer van het rempedaal vastmaken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
149
18.6 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De cardanolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
(alle overige modellen)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 96)
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
E00913-10
Hoofdwerk
Aftapplug voor cardanolie met magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Aftapplug voor cardanolie met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Aftapplug voor cardanolie met magneet en nieuwe pak-
kingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef voor
cardanolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm
401955-11
Olievulschroef met keerring verwijderen en cardanolie bij-
vullen.
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50)
( pag. 169)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 148)


Specyfikacje produktu

Marka: KTM
Kategoria: Silnik
Model: 300 EXC Erzbergrodeo (2023)

Potrzebujesz pomocy?

Jeśli potrzebujesz pomocy z KTM 300 EXC Erzbergrodeo (2023), zadaj pytanie poniżej, a inni użytkownicy Ci odpowiedzą




Instrukcje Silnik KTM

KTM

KTM 200 XC (2008) Instrukcja

15 Października 2024
KTM

KTM 505 SX-F (2008) Instrukcja

14 Października 2024
KTM

KTM 250 XC (2018) Instrukcja

13 Października 2024
KTM

KTM 690 Duke R (2011) Instrukcja

13 Października 2024
KTM

KTM 450 EXC-F (2019) Instrukcja

12 Października 2024
KTM

KTM 350 XC-F (2017) Instrukcja

11 Października 2024
KTM

KTM 85 SX 17/14 (2019) Instrukcja

11 Października 2024
KTM

KTM Freeride E-XC (2020) Instrukcja

11 Października 2024
KTM

KTM 690 Duke (2009) Instrukcja

4 Października 2024

Instrukcje Silnik

Najnowsze instrukcje dla Silnik