Instrukcja obsługi Jeep Cherokee (2015)
Jeep
Automatyczny
Cherokee (2015)
Przeczytaj poniżej 📖 instrukcję obsługi w języku polskim dla Jeep Cherokee (2015) (116 stron) w kategorii Automatyczny. Ta instrukcja była pomocna dla 21 osób i została oceniona przez 2 użytkowników na średnio 4.5 gwiazdek
Strona 1/116

G E B R U I K S I N F O R M AT I E
Cherokee




Inhoud
1INLEIDING
.........................................................................3
2 UW AUTO
.........................................................................9
3 DE FUNCTIES VAN UW AUTO
............................................................67
4 HET INSTRUMENTENPANEEL
...........................................................181
5 STARTEN EN RIJDEN
................................................................271
6 WAT DOEN IN GEVAL VAN NOOD
.........................................................375
7 ONDERHOUD VAN UW AUTO
...........................................................403
8ONDERHOUDSSCHEMA’S
.............................................................451
9 WANNEER U ASSISTENTIE NODIG HEBT
....................................................463
10 INDEX
.........................................................................487
1

2

1
INLEIDING
•INLEIDING...................................4
•WAARSCHUWING OVER DE KOP SLAAN . . . . . . . . . . . . . . .5
•BELANGRIJKE OPMERKING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5
•HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING? . . . . . . . . . . . . . . .6
•WAARSCHUWINGEN EN AANDACHTSPUNTEN . . . . . . . . . . .8
•CHASSISNUMMER (VIN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
•WIJZIGINGEN/AANPASSINGEN VAN DE AUTO . . . . . . . . . . . .8
3

INLEIDING
Gefeliciteerd met uw nieuwe auto van de
Chrysler Group LLC. U kunt er zeker van zijn
dat uw auto beschikt over alle karakteristieke
kenmerken: nauwkeurig vakmanschap, exclu-
sieve styling en hoogwaardige kwaliteit.
Dit is een auto die geschikt is voor terreinrijden.
De auto kan in omgevingen rijden en verrichtin-
gen uitvoeren waarvoor gewone personenau-
to’s niet bedoeld zijn. De auto stuurt en ma-
noeuvreert anders dan veel andere
personenauto’s, zowel op de weg als tijdens
terreinrijden, dus neem de tijd om vertrouwd te
raken met de auto.
De uitvoering met tweewielaandrijving van deze
auto is uitsluitend ontworpen voor gebruik op de
weg. Deze uitvoering is niet bedoeld voor ter-
reinrijden of voor gebruik in andere veeleisende
omstandigheden waarvoor een auto met vier-
wielaandrijving geschikt is.
Voordat u met uw nieuwe auto gaat rijden, dient
u de gebruikershandleiding en alle bijlagen aan-
dachtig te lezen. Zorg ervoor dat u vertrouwd
raakt met alle bedieningselementen van de
auto en besteed vooral aandacht aan het rem-
men, sturen, schakelen en schakelen met de
verdeelbak. Leer hoe uw auto zich gedraagt op
verschillende soorten wegen. U zult de auto
beter onder de knie krijgen naarmate u meer
ervaring opdoet, maar zoals bij alle nieuwe
voertuigen is het raadzaam om voorzichtig te
beginnen. Tijdens terreinrijden of als u met de
auto werkt, de auto niet overbelasten en er niet
vanuit gaan dat de auto is opgewassen tegen
natuurgeweld. Houd u altijd aan de verkeersre-
gels, ongeacht waar u rijdt.
Net als voor andere auto’s van dit type geldt dat
een onjuist gebruik van de auto ertoe kan leiden
dat u de macht over het stuur verliest of een
aanrijding veroorzaakt. Lees de “Tips voor rij-
den op de weg/ terreinrijden” in “Starten en
rijden” voor meer informatie.
OPMERKING:
Nadat u de gebruikershandleiding hebt ge-
lezen, moet deze worden bewaard op een
gemakkelijk te bereiken plaats in de auto. Bij
verkoop van de auto moet ook deze handlei-
ding worden overhandigd.
Als u de auto niet op de juiste wijze bedient,
kunt u de macht over het stuur verliezen of een
aanrijding veroorzaken.
Wanneer u te snel rijdt met de auto of tijdens het
rijden onder invloed verkeert, kunt u de macht
over het stuur verliezen, een aanrijding veroor-
zaken, van de weg afraken of over de kop
slaan. Al deze situaties kunnen leiden tot ern-
stig of zelfs dodelijk letsel. Ook als de veilig-
heidsgordels niet worden gebruikt, is het risico
op (dodelijk) letsel voor de bestuurder en pas-
sagiers groter.
Om uw auto in optimale staat te houden, is het
belangrijk dat u de auto na het verstrijken van
de aanbevolen intervallen bij een erkende dea-
ler of distributeur aanbiedt voor onderhoud.
Deze beschikt over gekwalificeerde medewer-
kers, het juiste speciale gereedschap en de
vereiste uitrusting om alle onderhoudstaken uit
te voeren.
Zowel de fabrikant als de dealers willen dat u
volkomen tevreden bent over uw auto. Wanneer
een probleem met betrekking tot het onderhoud of
de garantie niet naar uw volle tevredenheid is
4

opgelost, kunt u dit altijd bespreken met het ma-
nagement van uw erkende dealer of distributeur.
Uw erkende dealer of distributeur zal u graag
helpen bij alle vragen over uw auto.
WAARSCHUWING OVER DE
KOP SLAAN
Terreinwagens slaan veel vaker over de kop
dan andere typen auto’s. Deze auto heeft een
grotere bodemvrijheid en een hoger zwaarte-
punt dan veel andere personenauto’s. De auto
levert betere prestaties in diverse terreinom-
standigheden. Als u onveilig rijdt, kunt u in
iedere auto de macht over het stuur verliezen.
Vanwege het hogere zwaartepunt kan deze
auto, in tegenstelling tot andere auto’s, over de
kop slaan als de bestuurder de macht over het
stuur verliest.
Vermijd scherpe bochten, abrupte manoeuvres
en andere onveilige rijhandelingen die ertoe
kunnen leiden dat u de macht over het stuur
verliest. Als u onveilig rijdt in deze auto, dan
kunt u ongevallen en ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken. Ook kan de auto over de kop
slaan. Rijd voorzichtig.
Rijden zonder de veiligheidsgordels voor de
bestuurder en de passagier voorin te gebruiken,
is een belangrijke oorzaak van ernstig of dode-
lijk letsel. Als de auto over de kop slaat, heeft
een inzittende die geen veiligheidsgordel draagt
meer kans op dodelijk letsel dan een inzittende
die wel een autogordel draagt. Draag altijd uw
veiligheidsgordel.
BELANGRIJKE OPMERKING
DE VOLLEDIGE INHOUD VAN DIT DOCU-
MENT IS GEBASEERD OP DE MEEST RE-
CENTE INFORMATIE OP HET MOMENT VAN
PUBLICATIE. WIJ BEHOUDEN ONS HET
RECHT VOOR OP ELK MOMENT HERZIENIN-
GEN TE PUBLICEREN.
Deze gebruikershandleiding is samengesteld
met behulp van specialisten op het gebied van
autotechniek en -onderhoud en bedoeld om u
vertrouwd te maken met de bediening en het
onderhoud van uw nieuwe auto. Met deze
handleiding worden een garantieboekje en di-
verse klantspecifieke documenten meegele-
verd. Lees deze informatie zorgvuldig door. Als
u de instructies en aanbevelingen in deze ge-
bruikershandleiding opvolgt, zult u uw auto vei-
lig en met veel plezier kunnen gebruiken.
Nadat u de gebruikershandleiding hebt gele-
zen, dient u deze in de auto te bewaren, zodat
u de handleiding eenvoudig kunt raadplegen.
Bij verkoop van de auto dient u ook de handlei-
ding aan de nieuwe eigenaar te overhandigen.
De fabrikant behoudt zich het recht voor wijzi-
gingen in het ontwerp en de specificaties aan te
brengen, en/of toevoegingen of verbeteringen
in zijn producten aan te brengen, zonder zich op
enige wijze te verplichten deze aanpassingen
tevens in eerder gefabriceerde producten aan
te brengen.
Label waarschuwing over de kop slaan
5

De gebruikershandleiding bevat afbeeldingen
en beschrijvingen van de voorzieningen die tot
de standaarduitrusting behoren of tegen meer-
prijs als optie leverbaar zijn. Het is dan ook
mogelijk dat sommige voorzieningen of acces-
soires die in dit document worden beschreven
of getoond, niet aanwezig zijn in uw auto.
OPMERKING:
Lees deze gebruikershandleiding voordat u
met uw auto gaat rijden, onderdelen of ac-
cessoires monteert of andere aanpassingen
aan de auto aanbrengt.
Gezien het grote aanbod van vervangende on-
derdelen en accessoires van diverse merken,
kan de fabrikant niet garanderen dat door mon-
tage of installatie van dergelijke onderdelen de
veilige rijeigenschappen van uw auto behouden
blijven. Zelfs indien dergelijke onderdelen offici-
eel zijn goedgekeurd (bijvoorbeeld door middel
van een algemene gebruikstoestemming of
door constructie conform een officieel goedge-
keurd ontwerp), of indien na montage of instal-
latie van dergelijke onderdelen een voertuigge-
bonden gebruikstoestemming is verstrekt, mag
niet zonder meer worden aangenomen dat
deze onderdelen geen afbreuk doen aan de
veilige rijeigenschappen van uw auto. In derge-
lijke situaties zijn noch experts, noch officiële
instanties aansprakelijk. De fabrikant aanvaardt
uitsluitend aansprakelijkheid indien uitdrukkelijk
door de fabrikant goedgekeurde of aanbevolen
onderdelen worden gemonteerd of geïnstal-
leerd door een erkende dealer. Dit geldt tevens
voor aanpassingen die een wijziging inhouden
van de oorspronkelijke staat van de voertuigen
van de fabrikant.
Onderdelen die niet door de fabrikant zijn gele-
verd, vallen niet onder onze garanties. Daar-
naast biedt uw garantie geen dekking voor de
kosten van reparaties of aanpassingen als ge-
volg van, of noodzakelijk geworden door mon-
tage of gebruik van onderdelen, componenten,
uitrusting, materialen of toevoegingen die niet
afkomstig zijn van de fabrikant. Ook biedt uw
garantie geen dekking voor de kosten voor het
repareren van schade als gevolg van aanpas-
singen aan uw auto die niet voldoen aan de
specificaties van de fabrikant.
Bij uw erkende dealer zijn originele MOPAR®
onderdelen, accessoires en andere door de
fabrikant goedgekeurde producten verkrijgbaar,
inclusief deskundig advies.
Wanneer het aankomt op service en onder-
houd, is het van belang te bedenken dat uw
erkende dealer uw auto niet alleen het beste
kent, maar ook beschikt over de originele
MOPAR® onderdelen en door de fabrikant op-
geleide monteurs, terwijl hij er bovendien be-
lang bij heeft dat u volkomen tevreden bent over
uw auto.
Copyright © 2014 Chrysler International.
HOE GEBRUIKT U DEZE
HANDLEIDING?
Raadpleeg de inhoudsopgave om te weten in
welk hoofdstuk de informatie staat die u zoekt.
Omdat de specificatie van uw auto afhankelijk is
van de bestelde uitvoering, kunnen sommige
beschrijvingen en afbeeldingen verschillen van
de uitrusting van uw auto.
In de gedetailleerde index, achter in deze hand-
leiding, vindt u een volledig overzicht van alle
onderwerpen.
Raadpleeg de volgende tabel voor een beschrij-
ving van de symbolen die mogelijk aanwezig
zijn in uw auto of worden gebruikt in deze
gebruikershandleiding:
6

7

WAARSCHUWINGEN EN
AANDACHTSPUNTEN
Deze handleiding bevat WAARSCHUWINGEN
voor handelingen die kunnen leiden tot een
aanrijding of lichamelijk letsel. In de handleiding
wordt ook duidelijk aangegeven met welke han-
delingen u moet zijn, omdat dieVOORZICHTIG
kunnen leiden tot schade aan uw auto. Als u
deze handleiding niet in zijn geheel leest, kan
het zijn dat u belangrijke informatie over het
hoofd ziet. Neem alle waarschuwingen en aan-
dachtspunten in acht.
CHASSISNUMMER (VIN)
Het chassisnummer (VIN) bevindt zich in de
hoek linksvoor op het instrumentenpaneel. Het
VIN is van buitenaf door de voorruit zichtbaar.
Het VIN-nummer is tevens ingeslagen in de
carrosserie rechtsvoor, op de dwarsbalk van de
rechter voorstoel (zichtbaar door een opening in
de vloerbedekking) en wordt vermeld op het
voertuiginformatielabel dat op een raam van het
voertuig is bevestigd, de voertuigregistratie en
de eigendomspapieren.
Het VIN is ook links of rechts in het motorblok
geslagen.
OPMERKING:
Het is verboden om het chassisnummer
(VIN) te verwijderen of te wijzigen.
WIJZIGINGEN/AANPASSINGEN
VAN DE AUTO
WAARSCHUWING!
Wijzigingen en aanpassingen kunnen de rij-
eigenschappen en veiligheid van de auto in
ernstige mate beïnvloeden en kunnen leiden
tot ongevallen met ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
Chassisnummer (VIN)
Plaats van VIN rechtsvoor op carrosserie
8

2
UW AUTO
•UW SLEUTELS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
•Contactschakelaarmodule (IGNM) — indien aanwezig . . . . . . .11
•Keyless Ignition Node (KIN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
•Sleutelhouder — indien aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12
•Melding Ignition Or Accessory On (contactschakelaar op ON of
ACC) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12
•STUURSLOT — INDIEN AANWEZIG . . . . . . . . . . . . . . . . . .13
•Handmatig het stuur vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . .13
•Het stuurslot ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14
•SENTRY KEY®. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14
•Vervangende sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15
•Sleutels laten programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15
•Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15
•ALARMSYSTEEM — INDIEN AANWEZIG . . . . . . . . . . . . . . .15
•Alarm inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16
•Alarm uitschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16
•Alarmsysteem handmatig omzeilen . . . . . . . . . . . . . . . . . .17
•INSTAPVERLICHTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17
•AFSTANDSBEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17
•Portieren en achterklep ontgrendelen. . . . . . . . . . . . . . . . .18
9

•Portieren en achterklep vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18
•Extra zenders programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19
•Batterij van afstandsbediening vervangen . . . . . . . . . . . . . . . .19
•Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20
•PORTIERVERGRENDELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
•Handmatige portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
•Centrale portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
•Kinderslot — achterportieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22
•KEYLESS ENTER-N-GO™ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23
•RAMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27
•Elektrisch bediende ramen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27
•Windgeruis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .29
•ACHTERKLEP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .29
•Elektrisch bediende achterklep — indien aanwezig . . . . . . . . . .30
•BEVEILIGINGSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN . . . . . . . . . . . .32
•Belangrijke veiligheidsmaatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32
•Veiligheidsgordelsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .33
•Airbagsysteem (SRS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .41
•Kinderzitjes - Kinderen veilig vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . .51
•Vervoer van huisdieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62
•AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62
•VEILIGHEIDSTIPS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
•Passagiers vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
•Uitlaatgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
•Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . . . . . . . . . . . . . . .64
•Veiligheidscontroles buiten de auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . .65
10

UW SLEUTELS
Uw auto maakt gebruik van een ontstekingssys-
teem met of zonder contactsleutel. Het ontste-
kingssysteem met sleutel bestaat uit een sleu-
telhouder met afstandsbediening voor
portierontgrendeling en een contactschakelaar-
module (IGNM). Het ontstekingssysteem zon-
der sleutel bestaat uit een sleutelhouder met
afstandsbediening voor portierontgrendeling en
een contactschakelaarmodule (IGNM).
Contactschakelaarmodule (IGNM) —
indien aanwezig
De Ignition Node Module (IGNM) werkt op
dezelfde manier als een contactschakelaar. Er
zijn vier bedieningsstanden, waaronder drie
klikstanden en een stand met veerbelasting. De
klikstanden zijn OFF, ACC en ON/RUN. De
stand START is een veerbelaste contactstand.
Bij het loslaten uit de stand START keert de
schakelaar automatisch terug in de stand ON/
RUN.
Keyless Ignition Node (KIN)
Met deze functie kan de bestuurder de contact-
schakelaar bedienen door op een knop te druk-
ken, zolang de afstandsbediening zich in het
passagierscompartiment bevindt.
Keyless Ignition Node (KIN-systeem) kan in vier
standen worden gezet. Drie van deze standen
worden aangeduid door een label en door een
lampje dat gaat branden wanneer de stand is
gekozen. Deze drie standen zijn: OFF, ACC en
ON/RUN. De vierde stand is START. Tijdens het
starten gaat het lampje RUN branden.
OPMERKING:
Wanneer de contactschakelaar na het in-
drukken van een toets niet reageert, is de
batterij van de afstandsbediening (sleutel-
houder) mogelijk bijna leeg of leeg. Als dit
het geval is, kan de contactschakelaar ook
op een andere manier worden bediend. Druk
de voorzijde (zijde tegenover de noodsleu-
tel) van de sleutelhouder tegen de knop
ENGINE START/STOP om de contactschake-
laar te bedienen.
Ignition Node Module (IGNM, Module van
ontstekingsknooppunt)
1 — OFF
2 — ACC (ACCESSOIRESTAND)
3 — ON/RUN
4 — START
11

Sleutelhouder — indien aanwezig
De sleutelhouder bevat ook de afstandsbedie-
ning en de noodsleutel, die in de achterzijde
van de sleutelhouder is ondergebracht.
Met de noodsleutel kunnen de portieren worden
geopend wanneer de accu van de auto of de
batterij van de sleutelhouder leeg is. U kunt de
noodsleutel bij u houden als iemand anders de
auto voor u parkeert.
Schuif, om de noodsleutel te verwijderen, de
mechanische vergrendeling aan de voorkant
van de sleutelhouder met uw duim opzij en trek
de sleutel vervolgens met uw andere hand uit
de houder.
OPMERKING:
U kunt de noodsleutel op twee manieren in
de slotcilinders steken; het maakt niet uit
welke kant van de sleutel zich aan de boven-
zijde bevindt.
Melding Ignition Or Accessory On
(contactschakelaar op ON of ACC)
Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl
de contactschakelaar in de stand ACC of ON
staat (motor draait niet), klinkt een geluidssig-
naal om u eraan te herinneren de contactscha-
kelaar in de stand OFF te zetten. Naast de
weergave van dit geluidssignaal verschijnt in de
Keyless Ignition Node (KIN-systeem)
1 — OFF
2 — ACC (ACCESSOIRESTAND)
3 — ON/RUN
Noodsleutel verwijderen (IGNM-systeem)
Noodsleutel verwijderen (KIN-systeem)
12

instrumentengroep ook een melding dat de
contactschakelaar in de stand ON of ACC staat.
OPMERKING:
De schakelaars voor elektrische raambedie-
ning, de radio, het elektrisch zonnedak (in-
dien aanwezig) en de aansluitcontacten blij-
ven gedurende 10 minuten actief nadat de
contactschakelaar in de stand OFF is gezet.
Door het openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld. De tijdsduur van
deze functie is programmeerbaar. Raad-
pleeg Uconnect® instellingen in het hoofd-( (
stuk Het instrumentenpaneel voor meer( (
informatie hierover.
WAARSCHUWING!
• Neem altijd de sleutelhouder mee uit de
auto wanneer u de portieren vergrendeld.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die niet
is afgesloten.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
• Het achterlaten van kinderen zonder toe-
zicht in een auto is om verschillende rede-
nen gevaarlijk. Kinderen of derden lopen
dan het risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat ze niet aan
de handrem, het rempedaal of de schakel-
hendel mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto, of op een voor
kinderen bereikbare plaats, en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go™ niet in de modus ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
• Laat nooit kinderen of dieren achter in een
geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
LET OP!
Een niet-afgesloten auto is een uitnodiging
voor dieven. Verwijder altijd de sleutel uit de
contactschakelaar en vergrendel alle portie-
ren wanneer u de auto zonder toezicht ach-
terlaat.
STUURSLOT — INDIEN
AANWEZIG
Uw auto is mogelijk uitgerust met een passief
elektronisch stuurslot. Dit slot zorgt ervoor dat
de auto niet kan worden gestuurd als de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat. Het stuur-
slot wordt ontgrendeld als het contact is inge-
schakeld. Als het slot niet ontgrendelt en de
auto niet start, draai het stuurwiel dan naar links
en naar rechts om het stuurslot te ontgrendelen.
Handmatig het stuur vergrendelen
Draai het stuurwiel een kwartslag in een van
beide richtingen bij draaiende motor. Zet de
motor af en verwijder de contactsleutel. Draai
het stuur een iets in een willekeurige richting tot
het wordt vergrendeld.
13

Het stuurslot ontgrendelen
Schakel het contact uit en weer in en start de
motor.
OPMERKING:
Als u het stuur naar rechts hebt gedraaid om
het slot te vergrendelen, moet u het stuur
iets naar rechts draaien om het te ontgren-
delen. Als u het stuur naar links hebt ge-
draaid om het slot te vergrendelen, moet u
het stuur iets naar links draaien om het te
ontgrendelen.
SENTRY KEY®
De Sentry Key® startonderbreker voorkomt on-
geoorloofd gebruik van de auto door derden
door de motor te blokkeren. U hoeft het sys-
teem niet te activeren of in te schakelen. Dit
systeem werkt automatisch, ongeacht of de
auto is afgesloten.
Het systeem maakt gebruik van een sleutelhou-
der met een afstandsbediening die in de fabriek
aan de auto is gekoppeld, een Keyless Ignition
Node (KIN) en een draadloze ontvanger om
ongeoorloofd gebruik van uw auto te voorko-
men. De auto kan daardoor alleen bediend en
gestart worden met sleutelhouders die specifiek
voor de desbetreffende auto zijn geprogram-
meerd. Het systeem verhindert aanslaan van
de motor als een ongeldige sleutelhouder wordt
gebruikt.
Nadat de contactschakelaar in de stand ON/
RUN is gezet, brandt het controlelampje van het
alarmsysteem gedurende drie seconden voor
een gloeilampcontrole. Als het lampje na deze
gloeilampcontrole blijft branden, is er sprake
van een storing in het systeem. Als na de
gloeilampcontrole het indicatielampje blijft knip-
peren, geeft dat aan dat iemand een valse
sleutelhouder heeft gebruikt om de motor te
starten. In beide situaties wordt de motor na
twee seconden uitgeschakeld.
Als het controlelampje van het alarmsysteem
gaat branden tijdens normaal gebruik van de
auto (nadat deze langer dan 10 seconden heeft
gereden), duidt dat op een storing in het sys-
teem. Laat in dat geval de storing zo snel
mogelijk verhelpen door een erkende dealer.
LET OP!
• U mag de startonderbreker niet wijzigen of
aanpassen. Door wijzigingen of aanpas-
singen kan de beveiligingsfunctie van de
startonderbreker verloren gaan.
• De Sentry Key® startonderbreker is niet
compatibel met sommige afstandsstart-
systemen die als accessoire in de handel
verkrijgbaar zijn. Dergelijke systemen kun-
nen startproblemen veroorzaken en de
startblokkering van de auto belemmeren.
Alle sleutelhouders die met uw nieuwe auto zijn
meegeleverd zijn geprogrammeerd voor de
elektronica van uw auto.
14

Alarm inschakelen
Volg deze stappen om het alarmsysteem in te
schakelen:
1. Zorg dat de contactschakelaar in de stand
OFF staat (raadpleeg de paragraaf Start-"
procedures in het hoofdstuk Starten en" "
rijden voor meer informatie hierover)."
•Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-
N-Go™, controleer dan of de contactschake-
laar in de stand OFF staat.
•Indien uw auto niet is uitgerust met Keyless
Enter-N-Go™, controleer dan of de contact-
schakelaar in de stand OFF staat en de
sleutel is verwijderd uit de contactschakelaar.
2. Sluit de auto op een van de volgende ma-
nieren af:
•Druk op LOCK op de schakelaar voor de
centrale portiervergrendeling in het interieur
terwijl het bestuurders- en/of passagierspor-
tier is geopend.
•Druk op de vergrendelknop op de Passive
Entry-portiergreep aan de buitenzijde, terwijl
een geldige sleutelhouder zich ook aan bui-
tenzijde bevindt (raadpleeg de paragraaf
" " "Keyless Enter-N-Go™ in het hoofdstuk Uw
auto voor meer informatie hierover)."
•Druk op vergrendelknop op de
afstandsbediening.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
Alarm uitschakelen
Het alarmsysteem kan op de volgende manie-
ren worden uitgeschakeld:
•Druk op de ontgrendelknop op de afstands-
bediening.
•Pak de Passive Entry Unlock-portiergreep
vast, terwijl er zich ook een sleutelhouder
aan de buitenzijde bevindt (indien aanwezig).
Raadpleeg Keyless Enter-N-Go™ in Uw" " "
auto voor meer informatie hierover."
•Draai de contactschakelaar uit de stand OFF.
• Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-
N-Go™, druk dan op Start/Stop-knop van
Keyless Enter-N-Go™ (hiertoe dient mini-
maal één geldige sleutelhouder aanwezig
te zijn in de auto).
• Wanneer uw auto niet is uitgerust met
Keyless Enter-N-Go™, steek dan een gel-
dige sleutel in de contactschakelaar en
draai de sleutel naar de stand ON.
OPMERKING:
•Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop
op de afstandsbediening.
•Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend. Als u op de achterklepknop drukt,
wordt het alarmsysteem niet uitgescha-
keld. Als iemand de auto binnendringt via
de achterklep en een portier opent, gaat
het alarm af.
•Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt
u de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portierver-
grendeling in het interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw auto te
beveiligen, maar er zijn omstandigheden die
een ongewenst alarm veroorzaken. Als een van
de eerder beschreven procedures voor het in-
16

schakelen van het alarm is uitgevoerd, zal het
alarmsysteem worden ingeschakeld, ongeacht
of u zich in de auto bevindt. Wanneer u dan in
de auto blijft zitten en vervolgens een portier
opent, gaat het alarm af. Als deze situatie zich
voordoet, schakel dan het alarmsysteem uit.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd en
de accu wordt losgekoppeld, blijft het alarmsys-
teem actief nadat de accu weer is aangesloten;
de buitenlampen knipperen en de claxon geeft
een geluidsignaal. Als deze situatie zich voor-
doet, schakel dan het alarmsysteem uit.
Alarmsysteem handmatig omzeilen
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld als u
de portieren vergrendelt met de knoppen voor
handmatige portiervergrendeling.
INSTAPVERLICHTING
De instapverlichting gaat aan wanneer u de
portieren ontgrendelt met de afstandsbediening
of een portier opent.
Deze functie schakelt ook de naderingsverlich-
ting in de buitenspiegels in — indien aanwezig.
Raadpleeg de paragraaf Spiegels in het" "
hoofdstuk De functies van uw auto voor meer" "
informatie hierover.
De verlichting gaat na circa 30 seconden lang-
zaam uit of dooft onmiddellijk als de contact-
schakelaar van de stand OFF in de stand
ON/RUN wordt gezet.
OPMERKING:
•De interieurverlichting vooraan in de dak-
console en de portierverlichting gaat niet
aan als de dimschakelaar in de laagste
stand staat.
•De instapverlichting werkt niet als de dim-
schakelaar in de laagste stand staat.
AFSTANDSBEDIENING
Met behulp van het afstandsbedieningssysteem
kunt u tot een afstand van ongeveer 20 meter
(66 feet) de portieren vergrendelen en ontgren-
delen, de elektrisch bediende achterklep ope-
nen, of het paniekalarm activeren met de sleu-
telhouder en afstandsbediening. U hoeft de
afstandsbediening niet op de auto te richten om
het systeem te activeren.
OPMERKING:
Vanaf een rijsnelheid van 8 km/u (5 mph)
reageert het systeem op geen enkele knop
van de afstandsbediening meer.
Noodsleutel verwijderen (KIN)
17

Portieren en achterklep
ontgrendelen
Druk eenmaal kort op de knop UNLOCK op de
afstandsbediening om het portier aan de be-
stuurderszijde te ontgrendelen of druk twee-
maal binnen vijf seconden hierop om alle por-
tieren en de achterklep te ontgrendelen. De
richtingaanwijzers knipperen om aan te geven
dat het ontgrendelsignaal is ontvangen. Ook de
instapverlichting wordt ingeschakeld.
Als de auto is uitgerust met Passive Entry,
raadpleeg dan de paragraaf Keyless Enter-N-"
Go™ in het hoofdstuk Uw auto voor meer" " "
informatie hierover.
1st Press Of Key Fob Unlocks
(ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop)
U kunt het afstandsbedieningssysteem zodanig
programmeren dat na één keer drukken op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening uit-
sluitend het bestuurdersportier of alle portieren
worden ontgrendeld. Als u de huidige instelling
wilt wijzigen, raadpleegt u voor meer informatie
de paragraaf Uconnect® instellingen in het" "
hoofdstuk Het instrumentenpaneel ." "
Flash Lamps With Lock (verlichting
knippert bij vergrendelen)
Met deze functie knipperen de richtingaanwij-
zers wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt met de afstandsbediening. U kunt
deze functie in- en uitschakelen. Als u de hui-
dige instelling wilt wijzigen, raadpleegt u voor
meer informatie de paragraaf Uconnect® in-"
stellingen in het hoofdstuk Het instrumenten-" "
paneel ."
Headlight Illumination on Approach
(koplampen inschakelen bij nadering)
Met deze functie worden de koplampen inge-
schakeld zodra u de portieren ontgrendelt met
de afstandsbediening. De koplampen blijven
vervolgens maximaal 90 seconden branden. De
tijd van deze functie kan worden geprogram-
meerd bij auto’s met Uconnect®. Als u de
huidige instelling wilt wijzigen, raadpleegt u
voor meer informatie de paragraaf Uconnect®"
instellingen in het hoofdstuk Het instrumen-" "
tenpaneel ."
Portieren en achterklep
vergrendelen
Druk kort op de vergrendelknop van de af-
standsbediening om alle portieren en de ach-
terklep te vergrendelen. De richtingaanwijzers
knipperen om aan te geven dat het vergrendel-
signaal is ontvangen.
Als de auto is uitgerust met Passive Entry,
raadpleeg dan de paragraaf Keyless Enter-N-"
Go™ in het hoofdstuk Uw auto voor meer" " "
informatie hierover.
Noodsleutel verwijderen (IGNM)
18

Extra zenders programmeren
Sleutelhouders of afstandsbedieningen kunnen
worden geprogrammeerd door een erkende
dealer.
Batterij van afstandsbediening
vervangen
Als vervangende batterij wordt een CR2032-
batterij aanbevolen.
OPMERKING:
•Perchloraatmateriaal — vereist mogelijk
een speciale behandeling.
•Raak de batterijklemmen op de achter-
zijde of de printplaat niet aan.
1. Verwijder de noodsleutel door de mechani-
sche vergrendeling aan de achterzijde van
de afstandsbediening met uw duim opzij te
schuiven en vervolgens met uw andere hand
de sleutel eruit te trekken.
2. Voor het scheiden van de twee helften van
de afstandsbediening (indien aanwezig)
moet de schroef worden verwijderd en moe-
ten de twee helften van de afstandsbedie-
ning voorzichtig van elkaar af worden ge-
wrikt met de noodsleutel. Let erop dat u de
afdichting tijdens het openen niet bescha-
digt.
Noodsleutel verwijderen (IGNM)
Noodsleutel verwijderen (KIN)
Verwijder de schroef van de afstandsbediening
19

3. Verwijder de batterij door het deksel aan de
achterzijde te draaien (batterij naar beneden
gekeerd). Tik met de afstandsbediening op
een stevig oppervlak zoals een tafel o.i.d. en
vervang vervolgens de batterij. Let bij het
vervangen van de batterij op dat het + teken
op de batterij overeenkomt met het + teken
aan de binnenzijde van de batterijhouder op
de het deksel aan de achterzijde. Raak de
nieuwe batterij niet met uw vingers aan.
Door huidvet kan de werking verslechteren.
Als u een batterij hebt aangeraakt, maak
deze dan schoon met reinigingsalcohol.
4. Om de afstandsbediening weer te sluiten
drukt u de twee helften op elkaar.
Algemene informatie
De afstandsbediening en ontvangers werken op
een draaggolffrequentie van 433,92 MHz, zoals
is voorgeschreven door EU-richtlijnen. Deze
apparatuur moet zijn gecertificeerd conform de
specifieke regelgeving in het desbetreffende
land. Er gelden twee normen: ETS (European
Telecommunication Standard) 300–220, van
toepassing in de meeste landen, en de Duitse
richtlijn BZT 225Z125, die is gebaseerd op de
norm ETC 300–220, maar daarnaast enkele
unieke eisen stelt. De overige eisen worden
vermeld in de Europese Richtlijn 95/56/EC,
Bijlage VI. De apparatuur moet voldoen aan de
volgende twee voorwaarden:
•De apparatuur mag geen schadelijke interfe-
rentie veroorzaken.
•De apparatuur moet eventuele ontvangen
interferentie tolereren, ook interferentie die
mogelijk een ongewenste werking
veroorzaakt.
Als uw afstandsbediening niet goed werkt vanaf
een normale afstand, controleer dan of sprake
is van het volgende:
1. Batterij van zender bijna leeg. De verwachte
levensduur van de batterij bedraagt mini-
maal drie jaar.
2. Nabijheid bij radiozendapparatuur, zoals bij-
voorbeeld een zendmast, verkeerstoren van
een luchthaven en sommige mobiele of 27
MC-zendapparatuur.
Huis van afstandsbediening van Ignition Node
Module (IGNM, module van
ontstekingsknooppunt) scheiden
Helften van behuizing Keyless Ignition Node
(KIN, starten zonder sleutel) scheiden
20

PORTIERVERGRENDELING
Handmatige portiervergrendeling
Als u alle portieren wilt vergrendelen, draait u de
portiervergrendelknop op ieder bekledings-
paneel naar voren. Als u de voorportieren wilt
ontgrendelen, trekt u de binnenhandgreep in de
eerste klikstand of draait u aan de portierver-
grendelknop totdat het rode controlelampje
wordt weergegeven. Om de achterportieren te
ontgrendelen, draait u aan de portiervergren-
delknop totdat het rode controlelampje wordt
weergegeven.
Als de portiervergrendelknop is vergrendeld
(geen rood controlelampje weergegeven) wan-
neer u het portier sluit, wordt het portier ver-
grendeld. Controleer daarom, voordat u het
portier sluit, of de sleutelhouder zich niet in de
auto bevindt.
OPMERKING:
De handmatige deursloten kunnen de ach-
terklep niet ontgrendelen of vergrendelen.
WAARSCHUWING!
• Voor uw veiligheid bij een aanrijding dient
u de portieren te vergrendelen voordat u
gaat rijden en wanneer u de auto parkeert
en verlaat.
• Neem altijd de sleutelhouder mee uit de
auto wanneer u de portieren vergrendeld.
Gebruik zonder toezicht van de aanwezige
uitrusting in de auto kan ernstig letsel of de
dood tot gevolg hebben.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die niet
is afgesloten. Het achterlaten van kinderen
zonder toezicht in een auto is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinderen of der-
den lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de
schakelhendel mogen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto, of op een voor
kinderen bereikbare plaats, en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go™ niet in de modus ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
Centrale portiervergrendeling
De schakelaar voor de elektrische portierver-
grendeling bevindt zich op beide panelen van
de voorportieren. Met deze schakelaar kunt u
de portieren en de achterklep elektrisch ver-
grendelen en ontgrendelen.
21

De portieren kunnen ook worden vergrendeld
en ontgrendeld met Keyless Enter-N-Go™
(Passive Entry). Raadpleeg de paragraaf
" " "Keyless Enter-N-Go™ in het hoofdstuk Uw
auto voor meer informatie hierover."
Als u op de schakelaar van de centrale portier-
vergrendeling drukt wanneer de contactschake-
laar in de stand ACC of ON/RUN staat en een
voorportier is geopend, zal de centrale portier-
vergrendeling niet werken. Hierdoor wordt voor-
komen dat u per ongeluk de sleutelhouder
insluit in de auto. De centrale portiervergrende-
ling wordt weer ingeschakeld door de contact-
schakelaar in de stand OFF te zetten of het
portier te sluiten. Als een portier is geopend en
de contactschakelaar in de stand ACC of ON/
RUN staat, klinkt een geluidssignaal om u er-
aan te herinneren dat u de sleutelhouder moet
verwijderen.
Automatische portiervergrendeling —
indien aanwezig
De automatische portiervergrendeling is stan-
daard ingeschakeld. Wanneer deze is inge-
schakeld, worden de portieren automatisch ver-
grendeld zodra de rijsnelheid hoger is dan
24 km/u (15 mph). De automatische portierver-
grendeling kan door de erkende dealer in of
buiten werking worden gesteld via de instellin-
gen van Uconnect® in uw radio.
Automatisch portieren ontgrendelen bij
uitstappen
Bij auto’s met centrale portiervergrendeling
worden de portieren automatisch ontgrendeld,
wanneer:
1. de functie voor het automatische ontgrende-
len van de portieren bij uitstappen is inge-
schakeld;
2. alle portieren zijn gesloten;
3. de schakelhendel niet in de stand PARK
stond en vervolgens in de stand PARK wordt
gezet;
4. een portier wordt geopend.
Programmeren van de functie automatisch
portieren ontgrendelen bij uitstappen
Als u de huidige instelling wilt wijzigen, raad-
pleegt u voor meer informatie de paragraaf
" " "Uconnect® instellingen in het hoofdstuk Het
instrumentenpaneel ."
OPMERKING:
Gebruik de functie voor het automatisch
ontgrendelen van portieren in overeenstem-
ming met de plaatselijke geldende wettelijke
voorschriften.
Kinderslot — achterportieren
Voor de veiligheid van kleine kinderen die op de
achterste zitplaatsen meerijden, zijn de achter-
portieren voorzien van een kinderslot.
Om het kinderslot in en uit te schakelen opent u
de achterportieren en draait u met een platte
schroevendraaier (of contactsleutel) de draai-
Schakelaar centrale portiervergrendeling
22

knop naar de stand LOCK of UNLOCK. Als het
systeem is ingeschakeld, kunnen de achterpor-
tieren alleen vanaf de buitenzijde worden ge-
opend met de handgreep, zelfs als de vergren-
delknop aan de binnenkant van het portier in de
ontgrendelde stand staat.
OPMERKING:
•Wanneer het kinderslot is geactiveerd,
kan de schuifdeur alleen met de hand-
greep van buitenaf worden geopend, ook
als de ontgrendelknop aan de binnenzijde
in de ontgrendelde stand staat.
•Controleer na het uitschakelen van het
kinderslot altijd of het portier van binnen-
uit kan worden geopend.
•Controleer na het activeren van het kin-
derslot altijd of het portier niet van bin-
nenuit kan worden geopend.
•Als u in een noodsituatie de auto moet
verlaten terwijl het systeem is ingescha-
keld, trekt u de vergrendelknop omhoog
(in de stand UNLOCKED), opent u het
raam en maakt u het portier open via de
handgreep aan de buitenkant.
WAARSCHUWING!
Voorkom dat bij een aanrijding mensen in de
auto worden opgesloten. Vergeet niet dat u
de achterportieren uitsluitend vanaf de bui-
tenzijde kunt openen wanneer het kinderslot
is geactiveerd.
KEYLESS ENTER-N-GO™
Het Passive Entry-systeem is een uitbreiding
van het afstandsbedieningssysteem van de
auto en een functie van Keyless Enter-N-Go™.
Met deze functie kunt u portieren van uw auto
vergrendelen en ontgrendelen zonder dat u op
de vergrendel- en ontgrendelknoppen van de
afstandsbediening hoeft te drukken.
OPMERKING:
•Passive Entry kan door middel van pro-
grammeren worden in- en uitgeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf Uconnect® in-(
stellingen in het hoofdstuk Het instru-( (
mentenpaneel voor meer informatie hier-(
over.
•Als u handschoenen draagt of als de
portiergreep met Passive Entry is natge-
regend, is het mogelijk dat de vergrende-
ling minder gevoelig wordt en daardoor
langzamer reageert.
•Als de auto wordt ontgrendeld met de
portiergreep met Passive Entry en binnen
60 seconden geen portier wordt geopend,
wordt het voertuig opnieuw vergrendeld
en wordt het alarmsysteem (indien aan-
wezig) ingeschakeld.
Functie van kinderslot
23

Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde
Houd een geldige afstandsbediening met Pas-
sive Entry binnen 1,5 m (5 ft) van de handgreep
van het bestuurdersportier en pak deze hand-
greep vast om het bestuurdersportier automa-
tisch te ontgrendelen.
OPMERKING:
Als alle portieren ontgrendelen met eerste(
druk op de ontgrendelknop is geprogram-(
meerd, worden alle portieren ontgrendeld
wanneer u de handgreep van het bestuur-
dersportier vastpakt. Raadpleeg de para-
graaf Uconnect® instellingen in het hoofd-( (
stuk Het instrumentenpaneel voor meer( (
informatie over de keuze tussen bestuur-(
dersportier ontgrendelen met eerste druk op
de ontgrendelknop en alle portieren ont-( (
grendelen met eerste druk op de ontgrendel-
knop .(
Ontgrendelen vanaf de passagierszijde
Houd een bijbehorende afstandsbediening met
Passive Entry op minder dan 1,5 m van de
handgreep van het voorste passagiersportier
en pak deze handgreep vast om alle vier de
portieren en de achterklep automatisch te ont-
grendelen.
OPMERKING:
Alle portieren worden ontgrendeld wanneer
de handgreep van het voorste passagiers-
portier wordt vastgepakt, ongeacht de voor-
keursinstelling van de portierontgrendeling
( Unlock Driver Door 1st press (bestuur-( (
dersportier ontgrendelen met één druk op
de ontgrendelknop) of Unlock All Doors On(
1st Press (alle portieren ontgrendelen met(
één druk op de ontgrendelknop)).
Voorkomen dat de afstandsbediening met
Passive Entry per ongeluk in de auto wordt
ingesloten (FOBIK-Safe)
Om te voorkomen dat een afstandsbediening
met Passive Entry per ongeluk wordt ingesloten
in de auto, is het Passive Entry-systeem uitge-
rust met een automatische portierontgrende-
lingsfunctie, die in werking treedt wanneer de
contactschakelaar in de stand OFF staat.
Pak de portiergreep vast om te ontgrendelen
24

FOBIK-Safe wordt alleen uitgevoerd in voertui-
gen met Passive Entry. Er zijn drie situaties
waarin FOBIK-Safe wordt uitgevoerd in een
voertuig met Passive Entry:
1. Als een portier niet geheel is gesloten, wordt
een vergrendelverzoek gedaan door een
geldige afstandsbediening met Passive En-
try.
2. Als een portier niet geheel is gesloten, wordt
een vergrendelverzoek gedaan door de por-
tiergreep met Passive Entry.
3. Als het portier niet geheel is gesloten, wordt
een vergrendelverzoek gedaan door de
schakelaar in het portierpaneel.
Als een van deze situaties zich voordoet, nadat
alle geopende portieren zijn gesloten, wordt
FOBIK-Safe uitgevoerd. Als het een afstands-
bediening met Passive Entry in de auto vindt en
geen andere afstandsbedieningen met Passive
Entry buiten de auto vindt, wordt de auto ont-
grendeld en de klant gewaarschuwd.
OPMERKING:
De portieren worden alleen ontgrendeld als
een geldige afstandsbediening met Passive
Entry in de auto is gedetecteerd en geen
geldige afstandsbediening met Passive En-
try buiten het voertuig is gedetecteerd. De
portieren worden niet ontgrendeld onder de
volgende omstandigheden:
•De portieren zijn handmatig vergrendeld
met de portiervergrendelknoppen.
•Er bevindt zich een geldige afstandsbe-
diening met Passive Entry buiten de auto
en binnen 1,5 m (5 ft) van een van de
portiergrepen met Passive Entry.
•U heeft drie keer geprobeerd de portieren
te vergrendelen met de schakelaar in het
bekledingspaneel en vervolgens de por-
tieren te sluiten
Achterklep ontgrendelen/openen
De ontgrendelfunctie voor de achterklep van
Passive Entry is ingebouwd in de elektronische
ontgrendeling van de achterklep. Met een gel-
dige afstandsbediening met Passive Entry bin-
nen 1,0 m (3 ft) van de achterklep drukt u op de
elektronische ontgrendeling van de achterklep
om deze in één vloeiende beweging te openen.
OPMERKING:
Als Unlock All Doors On 1st Press (alle( (
portieren ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop) is geprogrammeerd in het
EVIC/DID (indien aanwezig), worden alle
portieren ontgrendeld wanneer u op de elek-
tronische ontgrendeling op de achterklep
drukt. Als Unlock Driver Door On 1st Press( (
(bestuurdersportier ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop ) is geprogram-(
meerd in Uconnect®, wordt de achterklep
ontgrendeld wanneer u op de elektronische
ontgrendeling op de achterklep drukt. Raad-
pleeg Uconnect® in het hoofdstuk Het( ( (
instrumentenpaneel voor meer informatie(
hierover.
Achterklep vergrendelen
Met een geldige afstandsbediening met Pas-
sive Entry binnen 1,0 m (3 ft) van de achterklep
drukt u op de vergrendelknop met Passive
25

Entry die zich rechts naast de elektronische
ontgrendeling van de achterklep bevindt.
OPMERKING:
De vergrendelknop op de achterklep met
Passive Entry vergrendelt alleen de achter-
klep, terwijl de functie voor het ontgrende-
len van de achterklep is ingebouwd in de
elektronische ontgrendeling van de achter-
klep.
Portieren en achterklep van de auto vergren-
delen
Houd een afstandsbediening met Passive Entry
op minder dan 1,5 m (5 ft.) van de handgreep
van het bestuurders- of passagiersportier en
druk op de vergrendelknop van de handgreep
om alle vier de portieren te vergrendelen.
Pak de portiergreep NIET vast wanneer u op de
vergrendelknop van de handgreep drukt. Dit
kan de portier(en) ontgrendelen.
OPMERKING:
•Nadat u de portiergreepknop hebt inge-
drukt, dient u twee seconden te wachten
voordat u de portieren kunt vergrendelen
of ontgrendelen met een Passive Entry-
portiergreep. Op deze wijze kunt u door
aan de portiergreep te trekken controle-
ren of de auto is afgesloten, zonder dat de
auto reageert en de portieren ontgrendelt.
Elektronische ontgrendeling van achterklep/
locatie van Passive Entry voor achterklep
Druk op de knop op de portierkruk te
vergrendelen
Pak de portiergreep NIET vast tijdens het
vergrendelen
26

•Als Passive Entry is uitgeschakeld via het
Uconnect® systeem, blijft de toetsbevei-
liging zoals beschreven in Voorkomen(
dat de afstandsbediening met Passive En-
try per ongeluk in de auto wordt ingeslo-
ten blijft actief/functioneel.(
•Het Passive Entry-systeem werkt niet als
de batterij van de afstandsbediening leeg
is.
De portieren kunnen ook worden vergrendeld
met vergrendelknop aan de binnenzijde van de
portieren.
RAMEN
Elektrisch bediende ramen
Met de raambedieningselementen op de be-
stuurdersportier kunt u de ramen van alle por-
tieren bedienen.
Op het bekledingspaneel van elk van de passa-
giersportieren bevindt zich één raambediening-
schakelaar waarmee het raam van de desbe-
treffende portier kan worden geopend en
gesloten. De raambediening werkt alleen als de
contactschakelaar in de stand ACC of ON/RUN
staat.
OPMERKING:
Bij auto’s die zijn uitgerust met Uconnect®
blijven de schakelaars van de elektrisch
bediende ramen nog maximaal 10 minuten
werken nadat de contactschakelaar in de
stand OFF is gezet. Door het openen van een
voorportier wordt deze functie uitgescha-
keld. Deze tijd kan worden geprogram-
meerd. Raadpleeg Uconnect® instellingen( (
in het hoofdstuk Het instrumentenpaneel( (
voor meer informatie hierover.
WAARSCHUWING!
Laat kinderen nooit zonder toezicht in een
auto achter en zorg dat kinderen niet met de
elektrisch bedienbare ramen spelen. Laat de
sleutelhouder niet achter in of in de buurt van
de auto, of op een voor kinderen bereikbare
plaats, en laat het contact van een voertuig
met Keyless Enter-N-Go™ niet in de modus
ACC of ON/RUN staan. Inzittenden, en
vooral kinderen zonder toezicht, kunnen be-
(Vervolgd)
Schakelaars voor elektrische raambediening
27

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
kneld raken in de raamopeningen wanneer
ze de schakelaars voor elektrische raambe-
diening bedienen. Een dergelijke beknelling
kan ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben.
De functie Automatisch omlaag( (
De schakelaar voor de elektrische raambedie-
ning op het bestuurdersportier en bij sommige
modellen ook op de passagiersportieren zijn
uitgerust met een functie voor het automatisch
volledig openen van de ramen. Druk de raam-
schakelaar naar het tweede drukpunt en laat de
schakelaar los. Het raam wordt dan automa-
tisch volledig geopend.
Als u het raam slechts gedeeltelijk wilt openen,
drukt u de raamschakelaar in tot het eerste
drukpunt en laat u de schakelaar los wanneer u
het raam wilt stoppen.
Wanneer u het raam tijdens het openen wilt
laten stoppen voordat het volledig is geopend,
trekt u de schakelaar kort omhoog.
Automatische sluitfunctie met
klembeveiliging
Trek de raamschakelaar naar het tweede druk-
punt en laat de schakelaar los. Het raam wordt
dan automatisch volledig gesloten.
Als u tijdens het gebruik van de automatische
sluitfunctie het raam wilt stoppen voordat het
volledig is gesloten, drukt u de schakelaar kort
omlaag.
Wanneer u het raam gedeeltelijk wilt sluiten,
trekt u de raamschakelaar naar het eerste druk-
punt en laat u de schakelaar los wanneer u het
raam wilt laten stoppen.
OPMERKING:
•Als het raam tijdens het automatisch slui-
ten op een obstakel stuit, wordt de bewe-
gingsrichting omgekeerd en wordt het
raam weer volledig geopend. Verwijder in
dat geval het obstakel en trek nogmaals
aan de schakelaar om het raam te sluiten.
•Tijdens het automatisch sluiten kunnen
schokken vanwege een slecht wegdek de
automatische omkeringsfunctie tijdens
het sluiten onverwachts activeren. Als dat
gebeurt, trekt u de schakelaar iets om-
hoog tot aan het eerste drukpunt en houdt
u de schakelaar vast om het raam hand-
matig te sluiten.
WAARSCHUWING!
De obstakeldetectie wordt uitgeschakeld
wanneer het raam bijna gesloten is. Zorg dat
alle eventuele objecten uit de raamopening
zijn verwijderd voordat u het raam sluit.
Automatische sluitfunctie resetten
Als de automatische sluitfunctie niet meer
werkt, moet de functie mogelijk worden gereset.
De automatische sluitfunctie resetten:
1. Trek de raambedieningschakelaar omhoog
tot het raam volledig gesloten is en houd de
schakelaar vervolgens nog twee seconden
langer vast.
2. Duw de raambedieningschakelaar helemaal
omlaag tot het raam volledig geopend is en
houd de schakelaar vervolgens nog twee
seconden langer vast.
28

Raamblokkeerschakelaar
Met de raamblokkeerschakelaar in het
bekledingspaneel van de bestuurdersportier
kunt u de raambediening van de achterportie-
ren blokkeren. Om de bediening van de ramen
te blokkeren, drukt u kort op de raamblokkeer-
schakelaar (zodat deze omlaag komt). Om de
bediening van de ramen te blokkeren, drukt u
opnieuw kort op de raamblokkeerschakelaar
(zodat deze weer omhoog komt).
Windgeruis
Windgeruis kan worden beschreven als het
gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met
het geluid van een helikopter. U ervaart dit
windgeruis mogelijk wanneer de ramen zijn
geopend of wanneer het zonnedak geheel of
gedeeltelijk is geopend. Dit is een normaal
verschijnsel, dat tot een minimum kan worden
beperkt. Als u last heeft van windgeruis bij
geopende achterramen, open dan ook de voor-
ramen om het effect te verminderen. Wanneer
sprake is van windgeruis bij geopend zonne-
dak, verstel dan de zonnedakopening of open
een raam om het effect tot een minimum te
beperken.
ACHTERKLEP
Achterklep ontgrendelen/openen
De ontgrendelfunctie voor de achterklep van
Passive Entry is ingebouwd in de elektronische
ontgrendeling van de achterklep. Met een gel-
dige afstandsbediening met Passive Entry bin-
nen 1,0 m (3 ft) van de achterklep drukt u op de
elektronische ontgrendeling van de achterklep
om deze in één vloeiende beweging te openen.
OPMERKING:
Als Unlock All Doors On 1st Press (alle( (
portieren ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop) is geprogrammeerd in het
EVIC/DID (indien aanwezig), worden alle
portieren ontgrendeld wanneer u op de elek-
tronische ontgrendeling op de achterklep
drukt. Als Unlock All Doors On 1st Press( (
(alle portieren ontgrendelen met één druk op
de ontgrendelknop ) is geprogrammeerd in(
Uconnect®, wordt de achterklep ontgren-
deld wanneer u op de elektronische ont-
grendeling op de achterklep drukt. Raad-
pleeg Uconnect® in het hoofdstuk Het( ( (
instrumentenpaneel voor meer informatie(
hierover.
Achterklep vergrendelen
Met een geldige afstandsbediening met Pas-
sive Entry binnen 1,0 m (3 ft) van de achterklep
drukt u op de vergrendelknop met Passive
Entry die zich rechts naast de elektronische
ontgrendeling van de achterklep bevindt.
Raamblokkeerschakelaar
29

OPMERKING:
De vergrendelknop op de achterklep met
Passive Entry vergrendelt alleen de achter-
klep, terwijl de functie voor het ontgrende-
len van de achterklep is ingebouwd in de
elektronische ontgrendeling van de achter-
klep.
OPMERKING:
Met de schakelaar voor elektrische portier-
vergrendeling op het bekledingspaneel van
beide voorportieren of de afstandsbedie-
ning kunt u de achterklep ontgrendelen of
vergrendelen. De achterklep kan niet ver-
grendeld of ontgrendeld worden via de
handmatige deursloten op de portieren of de
slotcilinder van het bestuurdersportier.
WAARSCHUWING!
Wanneer u met een geopende achterklep
rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de auto
belanden. Deze gassen kunnen schadelijk
zijn voor u en uw passagiers. Rijd alleen met
gesloten achterklep.
Elektrisch bediende achterklep —
indien aanwezig
De elektrisch bediende achterklep
kan worden geopend door de elek-
tronische ontgrendeling van de
achterklep in te drukken (raad-
pleeg de paragraaf Keyless Enter-"
N-Go™ in het hoofdstuk Uw" "
auto ) of door op de achterklepknop op de"
afstandsbediening te drukken. Druk tweemaal
binnen vijf seconden op de achterklepknop op
de afstandsbediening om de elektrisch be-
diende achterklep te openen. Nadat de achter-
klep is geopend, kunt u deze sluiten door nog-
maals binnen vijf seconden twee keer op de
knop te drukken.
De elektrisch bediende achterklep kan ook wor-
den geopend of gesloten door op de achterklep-
knop links van het stuur op het instrumentenpa-
neel te drukken, of kan worden gesloten door
op de achterklepknop in het bekledingspaneel
linksachter, vlakbij de opening van de achter-
klep, te drukken. Door eenmaal op de achter-
klepknop in het bekledingspaneel linksachter te
Achterklep openen
30

drukken gaat alleen de achterklep dicht. Deze
knop kan niet worden gebruikt om de achterklep
te openen.
Als u tweemaal op de achterklepknop van de
afstandsbediening drukt, knipperen de richting
aanwijzers tweemaal om aan te geven dat de
achterklep wordt geopend of gesloten (indien
Flash Lamps with Lock (verlichting knippert bij
vergrendelen) is ingeschakeld in de instellingen
van Uconnect®) en klinken de pieptonen van de
achterklep. Raadpleeg Uconnect® in het" "
hoofdstuk Het instrumentenpaneel voor meer" "
informatie hierover.
OPMERKING:
•In geval van een onderbreking in de elek-
trische voeding naar de achterklep kan
een noodontgrendeling van de achter-
klepvergrendeling worden gebruikt om de
achterklep te openen. Toegang tot de
noodontgrendeling van de achterklepver-
grendeling wordt verkregen via een klikaf-
dekking in het bekledingspaneel van de
achterklep.
•Als de achterklep gedurende een lange
tijd geopend blijft, kan het noodzakelijk
zijn de achterklep handmatig te sluiten
om de werking van de elektrisch bediende
achterklep terug te stellen.
WAARSCHUWING!
Tijdens het elektrisch bedienen bestaat er
risico van letsel of materiële schade. Zorg
ervoor dat de baan van de elektrisch be-
diende achterklep vrij is van obstakels. Con-
troleer voordat u gaat rijden of de achterklep
is gesloten en vergrendeld.
OPMERKING:
•De knoppen voor de elektrisch bediende
achterklep werken niet wanneer het voer-
tuig in een versnelling staat of de rijsnel-
heid hoger is dan 0 km/u (0 mph).
•De elektrische bediening van de achter-
klep werkt niet bij temperaturen onder −30
°C ( −22 °F) of boven 65 °C (150 °F).
Verwijder eventueel sneeuw of ijs vanaf
de achterklep voordat u op een schake-
laar voor de elektrisch bediende achter-
klep drukt.
•Wanneer een of ander obstakel de elek-
trisch bediende achterklep hindert bij het
openen of sluiten, beweegt de klep auto-
matisch in de omgekeerde richting, als
het obstakel voldoende weerstand biedt.
•Aan de zijkanten van de achterklep zijn
beknellingsensoren aangebracht. Wan-
neer er lichte druk op deze strips wordt
uitgeoefend, beweegt de achterklep terug
naar de geopende stand.
•De elektrisch bediende achterklep moet in
de volledig geopende stand staan om de
sluitknop voor de achterklep in het
bekledingspaneel linksachter, vlakbij de
opening van de achterklep, te laten wer-
ken. Als de achterklep niet volledig ge-
opend is, drukt u op de achterklepknop
op de sleutelhouder om de achterklep
volledig te openen, en druk er daarna
nogmaals op om de achterklep te sluiten.
•Als de elektronische ontgrendeling van
de achterklep wordt ingedrukt terwijl de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
sloten, beweegt de achterklep terug naar
de volledig geopende stand.
31

•Als de elektronische ontgrendeling van
de achterklep wordt ingedrukt terwijl de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend, wordt de achterklepmotor uitge-
schakeld zodat de achterklep handmatig
kan worden bediend.
•Als de elektrisch bediende achterklep tij-
dens eenzelfde beweging op meerdere
obstakels stuit, stopt het systeem auto-
matisch en moet de achterklep handmatig
worden geopend of gesloten.
•Als de elektrisch bediende achterklep
wordt gesloten en u het voertuig in een
versnelling zet, gaat de achterklep door
met elektrisch sluiten. De beweging van
het voertuig kan echter leiden tot de de-
tectie van een obstakel.
WAARSCHUWING!
• Wanneer u met een geopende achterklep
rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de
auto belanden. Deze gassen kunnen
schadelijk zijn voor u en uw passagiers.
Rijd alleen met gesloten achterklep.
• Wanneer u met open achterklep moet rij-
den, zorg er dan voor dat alle ramen
gesloten zijn en dat de aanjager van de
klimaatregeling in een hoge stand staat.
Schakel de recirculatiestand niet in.
BEVEILIGINGSSYSTEMEN
VOOR INZITTENDEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening in
uw auto zijn de beveiligingssystemen voor inzit-
tenden:
•Veiligheidsgordelsystemen
•Airbagsysteem (SRS)
•Kinderzitjes
Belangrijke veiligheidsmaatregelen
Lees de informatie in dit hoofdstuk aandachtig
door. Hierin wordt uitgelegd hoe u het beveili-
gingssysteem voor inzittenden op de juiste
wijze gebruikt om uw passagiers en uzelf opti-
maal te beschermen.
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om
het risico op letsel door een geactiveerde airbag
te verminderen:
1. Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd
goed vastgegespt op de achterbank van de
auto zitten.
Waarschuwingslabel op zonneklep
voorpassagier
32

2. Wanneer een kind van 2 tot 12 jaar (niet in
een tegen de rijrichting geplaatst kinderzitje)
op de passagiersstoel moet worden ver-
voerd, schuif dan de stoel zo ver mogelijk
naar achteren en gebruik het geschikte type
kinderzitje. (Raadpleeg Kinderzitjes )" "
3. Kinderen die niet groot genoeg zijn om de
veiligheidsgordel op de juiste wijze te dragen
(zie Kinderzitjes ) moeten veilig in een auto" "
met achterbank worden vervoerd in een
kinderzitje of op een zitverhoger. Oudere
kinderen die geen kinderzitje of zitverhoger
gebruiken, horen in een auto met achter-
bank te zitten en de veiligheidsgordel te
dragen.
4. Sta nooit toe dat kinderen de schoudergor-
del onder de arm door dragen of achter de
rug langs laten lopen.
5. Lees de instructies bij het kinderzitje, om er
zeker van te zijn dat u het zitje op de juiste
manier gebruikt.
6. Alle inzittenden moeten te allen tijde hun
driepuntsveiligheidsgordel op de juiste wijze
dragen.
7. Schuif de stoelen van bestuurder en voor-
passagier zo ver naar achteren als praktisch
mogelijk is, zodat de geavanceerde frontair-
bags ruimte hebben om te kunnen worden
opgeblazen.
8. Leun niet tegen het portier of het raam. Als
de auto is uitgerust met zijairbags, worden
die tijdens een aanrijding krachtig opgebla-
zen in de ruimte tussen uzelf en het portier
en kunt u letsel oplopen.
9. Indien het airbagsysteem in deze auto aan-
gepast moet worden aan een invalide, neem
dan contact op met de klantenservice. De
telefoonnummers worden vermeld in het
hoofdstuk Als u gebruik wilt maken van"
klantenservice ."
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een tegen de rijrichting gericht
kinderzitje voor een airbag. Als de geavan-
ceerde frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder-
zitje tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Gebruik alleen tegen de rijrichting in ge-
plaatst kinderzitje in een auto met achter-
bank.
Veiligheidsgordelsystemen
Draag altijd de veiligheidsgordels, ook tijdens
korte ritten, ook al bent u een ervaren bestuur-
der. Een andere bestuurder kan fouten maken
en een aanrijding veroorzaken waarbij u betrok-
ken raakt. Dit kan ver van huis gebeuren, maar
ook in uw eigen straat.
33

Onderzoek heeft aangetoond dat veiligheids-
gordels levens redden en bij ongevallen de
ernst van het letsel kunnen verminderen. Zeer
ernstig letsel komt voor als personen uit de auto
worden geslingerd. Veiligheidsgordels voorko-
men dit en verminderen de kans op letsel door
aanraking met de binnenkant van de auto.
Iedere inzittende van een motorvoertuig hoort
te allen tijde een veiligheidsgordel te dragen.
Geavanceerd
autogordelwaarschuwingssysteem
(BeltAlert)
BeltAlert voorstoel bestuurder en passa-
gier
BeltAlert is een voorziening die de bestuurder
en voorpassagier eraan herinnert de veilig-
heidsgordel om te doen. De functie is actief
wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als de veiligheidsgor-
del van de bestuurder of voorpassagier niet is
vastgegespt, gaat het desbetreffende waar-
schuwingslampje voor de veiligheidsgordels
continu branden in de kleur rood, totdat de
gordel is vastgegespt. Het betreffende waar-
schuwingslampje voor de veiligheidsgordels
blijft continu branden in de kleur groen tot de
veiligheidsgordel van de bezette zitplaats is
vastgegespt.
De BeltAlert waarschuwingscyclus begint wan-
neer de auto een snelheid van meer dan 8 km/u
(5 mph) bereikt: het desbetreffende waarschu-
wingslampje voor de veiligheidsgordels knip-
pert en er klinkt een geluidssignaal met tussen-
pozen. Wanneer de cyclus is gestart, wordt
deze volledig afgewerkt of gestopt wanneer de
desbetreffende veiligheidsgordels zijn vastge-
gespt. Nadat de cyclus is voltooid, blijft het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-
dels branden totdat de desbetreffende veilig-
heidsgordels zijn vastgegespt. De bestuurder
behoort alle overige inzittenden erop te wijzen
hun veiligheidsgordels vast te gespen. Als een
veiligheidsgordel vóór niet is vastgegespt bij
een snelheid hoger dan 8 km/u (5 mph), geeft
BeltAlert zowel een geluidssignaal als een visu-
ele aanduiding weer.
BeltAlert voor de voorstoel aan passagierszijde
is niet actief wanneer er niemand in de stoel zit.
BeltAlert kan worden geactiveerd wanneer zich
op de voorstoel aan passagierszijde een dier of
zwaar voorwerp bevindt of wanneer de stoel is
neergeklapt (indien deze voorziening aanwezig
is). Het wordt aanbevolen huisdieren aange-
lijnd, of in een met de veiligheidsgordels beves-
tigde reismand, op de achterbank (indien aan-
wezig) te vervoeren en bagage goed op te
bergen.
BeltAlert kan door uw erkende dealer worden
in- en uitgeschakeld. Chrysler Group LLC raadt
het uitschakelen van BeltAlert af.
OPMERKING:
Als BeltAlert is uitgeschakeld, blijft het
waarschuwingslampje voor de veiligheids-
gordels branden zolang de bestuurdersgor-
del of de gordel van de voorpassagier (in-
dien uitgerust met BeltAlert) niet zijn
vastgegespt.
BeltAlert achterbank — indien aanwezig
BeltAlert voor de achterbank toont de be-
stuurder of de veiligheidsgordels op de achter-
bank zijn omgedaan of losgemaakt. Een waar-
schuwingslampje voor de veiligheidsgordels
brandt voor iedere achterbankpositie wanneer
de contactschakelaar in de stand START of
ON/RUN staat. Als de veiligheidsgordel is om-
34

gedaan, brandt het waarschuwingslampje voor
de betreffende positie continu groen. Als de
veiligheidsgordel is losgemaakt, brandt het
waarschuwingslampje rood. Als een passagier
op de achterbank een veiligheidsgordel los-
maakt die is omgedaan aan het begin van de rit,
klinkt er een geluidssignaal en verandert het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-
dels van continu groen in knipperend rood. Dit
waarschuwt de bestuurder om het voertuig te
doen stoppen, totdat de passagier op de ach-
terbank de veiligheidsgordel weer omdoet.
OPMERKING:
•Als BeltAlert is geactiveerd, blijven de
waarschuwingslampjes voor de veilig-
heidsgordels branden wanneer de con-
tactschakelaar in de stand START of ON/
RUN staat.
•Als alle veiligheidsgordels zijn omgedaan
wanneer de contactschakelaar in de
stand START of ON/RUN staat, branden
alle waarschuwingslampjes voor de vei-
ligheidsgordels ongeveer 30 seconden
continu groen en gaan vervolgens uit.
Driepuntsgordels
Alle zitplaatsen in uw auto zijn uitgerust met
driepuntsgordels.
Het oprolmechanisme blokkeert alleen bij nood-
stops of aanrijdingen. Daardoor kan het schou-
derdeel van de veiligheidsgordel onder normale
omstandigheden vrij bewegen. Bij een aanrij-
ding wordt de veiligheidsgordel echter geblok-
keerd om het risico te beperken dat u in aanra-
king komt met de binnenzijde van de auto of uit
de auto wordt geslingerd.
WAARSCHUWING!
• Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de juiste
wijze te beschermen. Bij sommige aanrij-
dingen worden de airbags niet opgebla-
zen. Draag uw veiligheidsgordel altijd, ook
als uw auto is uitgerust met airbags.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
• Bij een aanrijding bestaat het risico dat u
en uw passagiers aanmerkelijk ernstiger
letsel oplopen wanneer de veiligheidsgor-
dels niet op de juiste wijze worden gedra-
gen. U kunt in aanraking komen met de
binnenkant van uw auto of met andere
passagiers of uit de auto worden geslin-
gerd. Zorg altijd dat u en uw passagiers in
de auto de veiligheidsgordels op de juiste
wijze dragen.
• Het is gevaarlijk om tijdens het rijden per-
sonen te vervoeren in de laadruimte. Bij
een ongeval lopen personen in deze
ruimte een groter risico op ernstig of dode-
lijk letsel.
• Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen en
veiligheidsgordels.
• Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheidsgor-
del draagt.
(Vervolgd)
35

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
• Als uw veiligheidsgordel niet correct
draagt, kan dit leiden tot veel zwaarder
letsel bij aanrijdingen. U kunt inwendig
letsel oplopen of zelfs onder de gordel
door glijden. Volg deze instructies om uw
gordel veilig te dragen en uw passagiers te
beschermen.
• Een veiligheidsgordel mag nooit door twee
personen tegelijk worden gebruikt. De
twee personen kunnen dan tijdens een
aanrijding met een klap tegen elkaar ko-
men en elkaar zo ernstig verwonden. Ge-
bruik nooit een driepuntsgordel of een
heupgordel voor meer dan één persoon,
ongeacht de lengte van de personen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
• Een heupgordel die te hoog wordt gedra-
gen, kan het risico van letsel bij een aan-
rijding vergroten. De krachten op de gordel
worden dan niet opgevangen via de sterke
heupbeenderen en het bekken, maar via
de buik. Draag het heupdeel van de gordel
altijd zo laag mogelijk en zorg dat de
gordel strak zit.
• Een verdraaide gordel biedt mogelijk on-
voldoende bescherming. Bij een aanrijding
kan de gordel dan zelfs snijwonden ver-
oorzaken. Zorg ervoor dat de veiligheids-
gordel plat tegen het lichaam aan ligt,
zonder verdraaiing. Als u een van de gor-
dels in uw auto niet meer recht krijgt,
bezoek dan onmiddellijk uw erkende dea-
ler om het defect te laten verhelpen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
• Een veiligheidsgordel waarvan de gesp in
de verkeerde sluiting is bevestigd, biedt
onvoldoende bescherming. Het heupge-
deelte valt dan mogelijk te hoog over uw
lichaam, waardoor inwendig letsel kan
worden veroorzaakt. Gesp uw gordel altijd
vast in de gespsluiting direct naast u.
• Een te losse veiligheidsgordel biedt onvol-
doende bescherming. Tijdens een nood-
stop kunt u te ver naar voren bewegen,
waardoor er een grotere kans is op letsel.
Zorg dat de gordel nauw aansluit.
(Vervolgd)
36

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
• Het is gevaarlijk een veiligheidsgordel on-
der de arm door te dragen. Uw lichaam
kan bij een aanrijding dan hard in aanra-
king komen met de binnenzijde van de
auto, waardoor het risico van hoofd- en
nekletsel toeneemt. Als de gordel onder de
arm wordt gedragen, kan inwendig letsel
ontstaan. De ribben zijn niet zo sterk als de
schouderbotten. Draag de gordel altijd
over uw schouder, zodat de sterkte botten
van uw lichaam de klap opvangen bij een
aanrijding.
• Een schoudergordel die achter uw rug is
geplaatst, biedt geen enkele bescherming
bij een aanrijding. Als u de schoudergordel
niet draagt, is bij een aanrijding de kans op
hoofdletsel groter. Het heup- en schouder-
gedeelte van de gordel behoren samen te
worden gebruikt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
• Een gerafelde of ingescheurde gordel kan
bij een aanrijding doormidden scheuren,
waardoor u niet langer beschermd bent.
Controleer de autogordels regelmatig op
scheuren, rafels en losse delen. Laat be-
schadigde onderdelen onmiddellijk ver-
vangen. Demonteer of wijzig de veilig-
heidsgordels niet. De gordelsystemen
moeten na een aanrijding worden vervan-
gen.
Gebruiksinstructies voor driepuntsgordels
1. Stap in de auto en sluit het portier. Ga tegen
de leuning zitten en stel de stoel in.
2. De gesp van de veiligheidsgordel bevindt
zich boven de rugleuning van de voorstoel
en naast uw arm op de achterbank (bij
voertuigen die zijn uitgerust met een achter-
bank). Pak de gordelgesp en trek de auto-
gordel uit. Schuif de gesp zo ver als nodig is
over de gordelband, zodat de gordel over uw
heupen valt.
3. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u
de gesp in de gespsluiting tot u een ’klik’
hoort.
De gesp van de veiligheidsgordel uittrekken
37

4. Plaats de heupgordel zo, dat hij goed aan-
sluit en over uw heupen, onder uw buik
loopt,. Om een losse heupgordel strak te
trekken, moet u het schoudergedeelte van
de gordel aantrekken. Om een te strakke
heupgordel losser te maken, kantelt u de
gesp en trekt u aan de heupgordel. Een
goed aansluitende gordel verkleint het risico
dat u bij een aanrijding onder de gordel
doorglijdt.
5. Plaats de schoudergordel zo strak mogelijk
over uw schouder en borst, zodanig dat
deze comfortabel zit en niet op uw nek rust.
Het oprolmechanisme spant de schouder-
gordel automatisch aan.
6. Om de gordel los te maken drukt u op de
rode knop op de gespsluiting. De gordel
wordt dan automatisch opgerold. Indien no-
dig schuift u de gesp over de gordel zodat
deze volledig kan worden opgerold.
Verdraaide driepuntsgordel ontwarren
Gebruik de volgende methode om een ver-
draaide driepuntsgordel te ontwarren.
1. Breng de gesp zo dicht mogelijk naar het
ankerpunt toe.
2. Pak de gordel vast op ongeveer 15 tot 30 cm
(6 tot 12 inch) boven de gesp en draai de
gordel 180° om een vouw te maken die
direct boven de gesp begint.
3. Schuif de gesp omhoog over de dubbelge-
vouwen gordel. De dubbelgevouwen gordel
moet aan de bovenzijde van de gesp door
de sleuf gaan.
4. Schuif de gesp verder omhoog tot de dub-
belgevouwen gordel vrijkomt en de veilig-
heidsgordel niet meer verdraaid is.
Gesp van de veiligheidsgordel in de
gespsluiting steken
Heupgordel aanbrengen
38

Verstelbaar ankerpunt schoudergordel
Bij de voorstoelen kan de bovenkant van de schou-
dergordel naar beneden of boven worden versteld,
zodat de veiligheidsgordel niet langer langs uw
hals loopt. Druk of knijp de knop van het ankerpunt
in en schuif het naar boven of beneden in een
stand die voor u het meest geschikt is.
Als u minder lang bent dan gemiddeld, zult de
voorkeur geven aan een lagere positie van het
ankerpunt van de schoudergordel. Als u langer
bent dan gemiddeld, zult u de voorkeur geven
aan een hogere positie van het ankerpunt van
de schoudergordel. Probeer na het loslaten van
de knop de verankering nog eens op en neer te
bewegen, om te controleren of deze stevig is
vergrendeld.
OPMERKING:
Het verstelbare ankerpunt voor de schou-
dergordel is voorzien van een Easy Up-
functie. Hiermee kan het ankerpunt van de
schoudergordel in de bovenste stand wor-
den afgesteld zonder de ontgrendelknop in
te drukken of te knijpen. Om te controleren
of het ankerpunt van de schoudergordel
vergrendeld is, trekt u het ankerpunt omlaag
tot het vast klikt.
Veiligheidsgordels en zwangerschap
Vrouwen die in verwachting zijn dienen altijd de
veiligheidsgordel te dragen. Dit biedt de beste
bescherming voor zowel de aanstaande moe-
der als de nog ongeboren baby.
Zwangere vrouwen dienen het heupgedeelte
van de veiligheidsgordel laag over het middel
en zo strak mogelijk over de heupen te dragen.
Houd de veiligheidsgordel laag, zodat deze niet
over de buik loopt. Op deze wijze zullen de
heupen de krachten opvangen bij een aanrij-
ding.
Gordelspanner
Het gordelsysteem van de voorstoelen is uitge-
rust met gordelspanners die ervoor zorgen dat
bij een botsing een loszittende gordel wordt
strak getrokken. Deze apparaten verbeteren de
werking van de veiligheidsgordels door de vei-
ligheidsgordel al in een vroeg stadium van een
aanrijding strak te trekken. Gordelspanners
werken bij alle lichaamsafmetingen, ook bij ge-
bruik van kinderzitjes.
OPMERKING:
Bij gebruik van een gordelspanner dient de
veiligheidsgordel nog steeds op de juiste
wijze worden omgedaan. De gordel moet
nauw aansluiten en op de juiste wijze wor-
den gedragen.
Verstelbaar ankerpunt
39

De gordelspanners worden geactiveerd door de
controller van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden. Net als de airbags zijn ook de gor-
delspanners slechts geschikt voor eenmalig ge-
bruik. Een geactiveerde gordelspanner of
airbag dient onmiddellijk te worden vervangen.
Spankrachtbegrenzer
In deze auto is het veiligheidsgordelsysteem
voor de voorste zitplaatsen voorzien van een
spankrachtbegrenzer, die bij aanrijdingen kan
helpen om het risico van letsel verder te verla-
gen. Dit veiligheidsgordelsysteem heeft een op-
rolmechanisme dat de gordelband op een ge-
controleerde manier afwikkelt.
Automatisch blokkerend oprolmechanisme
— indien aanwezig
De veiligheidsgordels op de passagierszitplaat-
sen zijn mogelijk voorzien van een schakelbaar
automatisch blokkerend oprolmechanisme, dat
wordt gebruikt voor het bevestigen van een
kinderzitje. Raadpleeg de paragraaf Kinderzit-"
jes bevestigen met de veiligheidsgordel in het"
hoofdstuk Kinderzitjes in deze handleiding" "
voor meer informatie hierover. In de onder-
staande tabel wordt het type voorziening voor
elke zitplaats vermeld.
Als de passagierszitplaats is voorzien van een
automatisch blokkerend oprolmechanisme en
voor het gebruikelijke doeleinde wordt gebruikt,
trek dan juist voldoende gordelband uit het
oprolmechanisme om het middel van de inzit-
tende comfortabel te kunnen omvatten, zonder
het automatisch blokkerend oprolmechanisme
te activeren. Als het automatisch blokkerend
oprolmechanisme toch wordt geactiveerd, hoort
u een klikgeluid terwijl de gordel wordt ingetrok-
ken. Laat in dat geval de gordel volledig intrek-
ken en trek vervolgens juist voldoende gordel-
band uit het oprolmechanisme om het middel
van de inzittende comfortabel te kunnen omvat-
ten. Schuif de gesp in de gespsluiting totdat u
een ’klik’ hoort.
De automatische blokkeerfunctie zorgt ervoor
dat de schoudergordel automatisch in een van
te voren ingestelde positie wordt geblokkeerd.
De schoudergordel wordt nog steeds aange-
spannen. Gebruik altijd de automatische blok-
keerfunctie als een kinderzitje is aangebracht
op een zitplaats die is voorzien van een veilig-
heidsgordel met dit systeem. Kinderen van 12
jaar en jonger moeten altijd goed vastgegespt in
een auto met achterbank worden vervoerd.
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een tegen de rijrichting gericht
kinderzitje voor een airbag. Als de geavan-
ceerde frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder-
zitje tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
(Vervolgd)
•ALR = Schakelbaar automatisch blokkerend
oprolmechanisme
40

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
• Gebruik alleen tegen de rijrichting in ge-
plaatst kinderzitje in een auto met achter-
bank.
Gebruik van de automatische
blokkeerfunctie
1. Gesp de driepuntsgordel vast.
2. Pak het schoudergedeelte en trek dit omlaag
tot de hele veiligheidsgordel is uitgerold.
3. Laat de veiligheidsgordel weer terugrollen.
Terwijl de veiligheidsgordel wordt opgerold
hoort u een klikgeluid. Dit geeft aan dat de
automatische blokkeerfunctie is geactiveerd.
De automatische blokkeerfunctie
uitschakelen
Maak de gesp van de driepuntsgordel los en
laat de gordel helemaal terugrollen om zo au-
tomatische blokkeerfunctie uit te schakelen en
de normale blokkering weer te activeren.
WAARSCHUWING!
• Laat het gordelmechanisme vervangen als
het schakelbare automatisch blokkerend
oprolmechanisme of een andere functie
van de veiligheidsgordels niet correct
werkt bij een controle volgens de procedu-
res in de onderhoudshandleiding.
• Als u het gordelmechanisme niet laat ver-
vangen wanneer dat nodig is, verhoogt u
de kans op letsel bij aanrijdingen.
• Gebruik niet de automatische blokkeer-
functie ter bescherming van inzittenden
die de veiligheidsgordel dragen of kinde-
ren die zitverhogers gebruiken. De ver-
grendelde modus wordt alleen gebruikt in
de rijrichting of tegen de rijrichting in ge-
richte kinderzitjes te installeren die een
tuig hebben voor het vastzetten van het
kind.
Airbagsysteem (SRS)
Componenten van het airbagsysteem
Uw auto is mogelijk uitgerust met de volgende
componenten van het airbagsysteem:
•Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
•Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
•Stuurwiel en stuurkolom
•Instrumentenpaneel
•Kniebescherming
•Geavanceerde frontairbags
•Aanvullende zijairbags
•Aanvullende knie-airbags
•Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
•Gordelspanners
•Gespsluitingschakelaar voor
veiligheidsgordels
41

Geavanceerde frontairbags
Deze auto is ter aanvulling op de veiligheids-
gordels voorzien van geavanceerde frontair-
bags voor zowel de bestuurder als de voorpas-
sagier. De geavanceerde frontairbag voor de
bestuurder bevindt zich in het midden van het
stuurwiel. De geavanceerde frontairbag voor de
passagier bevindt zich in het instrumentenpa-
neel, boven het handschoenenkastje. De air-
bagpanelen zijn voorzien van het opschrift SRS
AIRBAG of AIRBAG.
WAARSCHUWING!
• Als u tijdens het activeren van de geavan-
ceerde frontairbag te dicht op het stuur of
bij het instrumentenpaneel zit, kunt u ern-
stig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te worden opge-
blazen. Ga achterover zitten en strek uw
armen zodanig dat u comfortabel het stuur
en het instrumentenpaneel kunt bedienen.
• Plaats nooit een tegen de rijrichting gericht
kinderzitje voor een airbag. Als de geavan-
ceerde frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder-
zitje tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Gebruik alleen tegen de rijrichting in ge-
plaatst kinderzitje in een auto met achter-
bank.
Locaties van de geavanceerde frontairbags en
kniebescherming
1 — Geavanceerde
frontairbag aan bestuur-
derszijde
3 — Extra knieairbag/
kniebeschermer aan
bestuurderszijde
2 — Geavanceerde
frontairbag aan passa-
gierszijde
4 — Kniebescherming
voor passagier
42

Kenmerken geavanceerde frontairbags
Het geavanceerde frontairbagsysteem reageert
overeenkomstig de kracht en de aard van de
botsing die worden vastgesteld door de control-
ler van het beveiligingssysteem voor inzitten-
den. Deze controller ontvangt informatie van de
sensoren voor frontale botsingen of van andere
systeemcomponenten.
Deze auto is mogelijk uitgerust met een gesp-
sluitingsschakelaar voor de veiligheidsgordel
voor de bestuurdersstoel en/of de voorpassa-
giersstoel die registreert of de gordel is vastge-
gespt. Met deze gespsluitingschakelaar kan het
niveau worden aangepast waarmee de geavan-
ceerde frontairbags worden opgeblazen.
WAARSCHUWING!
• Er mogen geen voorwerpen op of nabij het
airbagpaneel op het instrumentenpaneel
of het stuur worden geplaatst, omdat deze
letsel kunnen veroorzaken bij botsingen
waarbij de airbags worden opgeblazen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
• Plaats niets op of rond de airbagpanelen
en probeer deze nooit handmatig te ope-
nen. Anders is het mogelijk dat u de air-
bags beschadigt. Bovendien kunt u letsel
oplopen doordat de airbags mogelijk niet
meer functioneren. De beschermpanelen
van de airbagkussens gaan alleen open
als de airbags worden opgeblazen.
• Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de juiste
wijze te beschermen. Bij sommige aanrij-
dingen worden de airbags niet opgebla-
zen. Draag uw veiligheidsgordels altijd,
ook als uw auto is uitgerust met airbags.
Werking geavanceerde frontairbags
De geavanceerde frontairbags zijn ontworpen
om extra bescherming te bieden, als aanvulling
op de veiligheidsgordels. Geavanceerde front-
airbags zijn niet bedoeld voor het verminderen
van het risico op letsel bij botsingen van achte-
ren, botsingen van opzij of over de kop slaan.
De geavanceerde frontairbags worden niet bij
alle frontale botsingen geactiveerd. Dit geldt
ook voor sommige frontale botsingen die ern-
stige schade aan het voertuig tot gevolg heb-
ben, zoals bepaalde aanrijdingen tegen palen,
aanrijdingen waarbij de auto onder een vracht-
wagen terechtkomt en aanrijdingen onder een
hoek.
Daarentegen kunnen de geavanceerde frontair-
bags, afhankelijk van de aard van de botsing en
de plaats waar de auto wordt geraakt, opgebla-
zen worden bij aanrijdingen die geringe schade
aan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote af-
name van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen nood-
zakelijk voor uw bescherming en om uw li-
43

chaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden zendt een signaal naar de opblaas-
modules wanneer een botsing wordt gedetec-
teerd waarbij de geavanceerde frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoe-
veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd om
de geavanceerde frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op de
rechterbovenzijde van het instrumentenpaneel
komen los en worden verwijderd terwijl de air-
bags volledig worden opgeblazen. De geavan-
ceerde frontairbags worden binnen een oog-
wenk volledig opgeblazen. De airbags lopen
vervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder en
de voorpassagier bescherming bieden.
Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
bestuurder en de voorpassagier te beschermen
en hen correct te laten zitten bij het eventueel
opblazen van de geavanceerde frontairbags.
WAARSCHUWING!
• U mag nooit in de kniebeschermingen
boren of snijden of deze op een andere
manier bewerken.
• Monteer geen accessoires op de kniebe-
schermingen zoals alarmverlichting,
audio-installaties, 27 MC-apparatuur, enz.
Aanvullende knie-airbags
Deze auto is aan de bestuurderszijde voorzien
van een knieairbag, die zich in het instrumen-
tenpaneel onder de stuurkolom bevindt. De
aanvullende knieairbag aan bestuurderszijde
biedt extra bescherming en werkt bij frontale
aanrijdingen samen met de veiligheidsgordels,
de gordelspanners en de geavanceerde front-
airbags.
Aanvullende zijairbags
Deze auto is voorzien van twee typen zijair-
bags:
1. Aanvullende zijairbags in de stoelen
(SAB’s): aan de buitenzijde van de voorstoe-
len. De zijairbags in de stoelen zijn gemar-
keerd met het opschrift SRS AIRBAG of
AIRBAG, dat in de buitenzijde van de stoe-
len is gestikt.
De zijairbags kunnen helpen om het risico van
letsel van inzittenden te beperken tijdens be-
paalde zijdelingse botsingen en het over de kop
slaan van de auto, als aanvulling op de poten-
tiële letselreductie door de veiligheidsgordels
en de constructie van de carrosserie.
Wanneer de zijairbag wordt opgeblazen, opent
hij de naad aan de buitenzijde van de bekleding
van de rugleuning. De geactiveerde aanvul-
Opschrift aanvullende zijairbags in de stoelen
vóór
44
Specyfikacje produktu
Marka: | Jeep |
Kategoria: | Automatyczny |
Model: | Cherokee (2015) |
Potrzebujesz pomocy?
Jeśli potrzebujesz pomocy z Jeep Cherokee (2015), zadaj pytanie poniżej, a inni użytkownicy Ci odpowiedzą
Instrukcje Automatyczny Jeep

14 Stycznia 2025

13 Stycznia 2025

9 Września 2024

28 Sierpnia 2024

22 Sierpnia 2024

21 Sierpnia 2024

18 Sierpnia 2024

16 Sierpnia 2024

7 Sierpnia 2024

7 Sierpnia 2024
Instrukcje Automatyczny
- Automatyczny Peugeot
- Automatyczny Citroën
- Automatyczny Pioneer
- Automatyczny Fiat
- Automatyczny Honda
- Automatyczny Audi
- Automatyczny Volkswagen
- Automatyczny Saab
- Automatyczny Toyota
- Automatyczny GEM
- Automatyczny Opel
- Automatyczny Kia
- Automatyczny Dacia
- Automatyczny Subaru
- Automatyczny Ford
- Automatyczny Tesla
- Automatyczny Seat
- Automatyczny BMW
- Automatyczny Mini
- Automatyczny Land Rover
- Automatyczny Mazda
- Automatyczny Skoda
- Automatyczny Vauxhall
- Automatyczny Chrysler
- Automatyczny Volvo
- Automatyczny Suzuki
- Automatyczny Genesis
- Automatyczny Hyundai
- Automatyczny VDL
- Automatyczny Mercury
- Automatyczny Smart
- Automatyczny Nissan
- Automatyczny GMC
- Automatyczny Polaris
- Automatyczny Mercedes-Benz
- Automatyczny Lexus
- Automatyczny MG
- Automatyczny Alfa Romeo
- Automatyczny Chevrolet
- Automatyczny Jaguar
- Automatyczny Maserati
- Automatyczny DS
- Automatyczny Renault
- Automatyczny Mitsubishi
- Automatyczny Buick
- Automatyczny Audio-Technica
- Automatyczny RAM
- Automatyczny Rover
- Automatyczny Dodge
- Automatyczny Infiniti
- Automatyczny Lancia
- Automatyczny Tata
- Automatyczny Acura
- Automatyczny ACME
- Automatyczny Saturn
- Automatyczny Cadillac
- Automatyczny Pontiac
- Automatyczny Porsche
- Automatyczny Polestar
- Automatyczny Marklin
- Automatyczny Scion
- Automatyczny Aguilar
- Automatyczny Sharper Image
- Automatyczny Abarth
- Automatyczny Lincoln
- Automatyczny Mahindra
- Automatyczny Chery
- Automatyczny Lada
- Automatyczny Aston Martin
- Automatyczny McLaren
Najnowsze instrukcje dla Automatyczny

26 Marca 2025

13 Marca 2025

10 Marca 2025

10 Marca 2025

10 Marca 2025

9 Marca 2025

9 Marca 2025

4 Marca 2025

4 Marca 2025

4 Marca 2025