Instrukcja obsługi HP HP Officejet Pro L7300
Przeczytaj poniżej 📖 instrukcję obsługi w języku polskim dla HP HP Officejet Pro L7300 (265 stron) w kategorii drukarka. Ta instrukcja była pomocna dla 3 osób i została oceniona przez 2 użytkowników na średnio 4.5 gwiazdek
Strona 1/265

HP Officejet Pro
L7300/L7500/L7600/L7700
Gebruikershandleiding

HP Officejet Pro L7300/L7500/
L7600/L7700 All-in-One serie
Gebruikershandleiding

Copyright informatie
© 2007 Copyright Hewlett-Packard
Development Company, LP.
Uitgave 1, 10-2006
Het reproduceren, aanpassen of
vertalen zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming is verboden,
behalve voorzover toegestaan door
de copyrightwetgeving.
De informatie in dit document kan
zonder voorafgaande kennisgeving
worden gewijzigd.
De enige garanties voor producten en
diensten van HP worden beschreven
in de expliciete garantieverklaring die
bij dergelijke producten en diensten
wordt geleverd. Niets in deze
publicatie mag worden beschouwd als
aanvullende garantie. HP is niet
aansprakelijk voor technische of
redactionele fouten of weglatingen in
dit document.
Copyright (C) 1991-2, RSA Data
Security, Inc. Productie 1991. Alle
rechten voorbehouden.
Het kopiëren en gebruik van deze
software is toegestaan op voorwaarde
dat dit is gemarkeerd met "RSA Data
Security, Inc. MD4 Message-Digest
Algorithm" in al het materiaal waarin
naar deze software of deze functie
wordt verwezen.
Het produceren en gebruiken van
afgeleide werken is eveneens
toegestaan op voorwaarde dat
dergelijke producten zijn gemarkeerd
met "derived from the RSA Data
Security, Inc. MD4 Message-Digest
Algorithm" in al het materiaal waarin
naar deze software of deze functie
wordt verwezen.
RSA Data Security, Inc. doet geen
uitspraken met betrekking tot de
verhandelbaarheid van deze software
of de geschiktheid van deze software
of een bepaald doel. Ze wordt
gegeven zoals ze is, zonder enige
vorm van impliciete of expliciete
garantie.
Deze kennisgevingen moeten in alle
kopies of in alle onderdelen van deze
documentatie en/of software
aanwezig zijn.
Handelsmerken
Intel® en Pentium® zijn gedeponeerde
handelsmerken van Intel Corporation
of haar dochterondernemingen in de
Verenigde Staten en andere landen.
Microsoft®, Windows® en Windows®
XP zijn gedeponeerde handelsmerken
van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten.
Secure Digital-
geheugenkaart wordt ondersteund
door het product. Het SD-logo is een
handelsmerk van de eigenaar.
Beperkingen op kopiëren
Het is op vele plaatsen onwettelijk om
kopieën te maken van het volgende.
Vraag het bij twijfel eerst aan uw
juridische raadgever.
•Overheidspapier of -documenten:
•Paspoorten
•Immigratiepapieren
•Bepaalde
servicepapiersoorten
•Identificatiekenmerken zoals
kaarten of insignes
•Regeringsstempels:
•Postzegels
•Voedselbonnen
•Cheques of concepten opgesteld
door regeringsinstellingen
•Bankbiljetten, reischeques of
postwissels
•Depositobewijzen
•Werk waarop copyright van
toepassing is
Veiligheidsinformatie
Volg altijd de standaard
veiligheidsvoorschriften bij het gebruik
van dit product. Op deze manier
beperkt u het risico van verwondingen
door brand of elektrische schokken.
1. Zorg dat u alle instructies in de
documentatie van de HP All-in-One
hebt gelezen en begrepen.
2. Sluit dit product uitsluitend aan op
een geaard stopcontact. Als u niet
zeker weet of een stopcontact geaard
is, kunt u advies inwinnen bij een
erkende elektricien.
3. Neem alle waarschuwingen en
instructies in acht die op het product
zijn aangegeven.
4. Trek de stekker van het netsnoer
uit het stopcontact voordat u dit
apparaat gaat reinigen.
5. Plaats of gebruik dit product niet in
de buurt van water of wanneer u nat
bent.
6. Installeer het product op een stevig,
stabiel oppervlak.
7. Zet het product op een veilige
plaats waar niemand op het netsnoer
kan trappen of erover kan struikelen
en het netsnoer niet wordt beschadigd.
8. Als het product niet naar behoren
werkt, raadpleeg dan Onderhoud en
problemen oplossen.
9. Dit product bevat geen onderdelen
die door de gebruiker kunnen worden
onderhouden. Laat
onderhoudswerkzaamheden over aan
erkende onderhoudsmonteurs.
Wettelijk gereglementeerd
materiaal
Dit HP-product bevat het volgende
materiaal dat aan het einde van zijn
levensduur met speciale zorg moeten
worden behandeld:
Kwik in de fluorescerende lamp in de
scanner (< 1,5 mg)
Neem voor informatie over recycling
contact op met http://www.hp.com/go/
recycle, de plaatselijke autoriteiten of
de Electronics Industries Alliance op
http://www.eiae.org.
Raadpleeg Recycling voor meer
informatie.

Inhoudsopgave
1 Aan de slag
Andere bronnen over het product zoeken ...............................................................................10
Toegankelijkheid .....................................................................................................................12
De onderdelen van de HP All-in-One kennen .........................................................................12
Vooraanzicht .....................................................................................................................13
Ruimte voor printerbenodigdheden ................................................................................... 14
Geheugenkaartsleuven .....................................................................................................14
Achteraanzicht ..................................................................................................................15
Bedieningspaneel .............................................................................................................15
Knoppen en statuslampjes bedieningspaneel ............................................................. 16
Kleurenscherm ............................................................................................................18
Uitleesvenster met 2 regels ........................................................................................19
Informatie over verbindingen ............................................................................................19
2 De accessoires installeren
De duplexeenheid installeren .................................................................................................21
Lade 2 installeren ...................................................................................................................21
Accessoires inschakelen in de printerdriver ............................................................................22
Accessoires inschakelen op computers met Windows .....................................................23
Accessoires inschakelen op computers met Macintosh ....................................................23
3 De all-in-one gebruiken
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken ..........................................................................24
Soorten berichten op het bedieningspaneel ...........................................................................25
Statusberichten .................................................................................................................25
Waarschuwingen ..............................................................................................................25
Foutberichten ....................................................................................................................25
Kritieke foutberichten ........................................................................................................25
De instellingen van het apparaat wijzigen ...............................................................................26
Gebruik het HP Solution Center (Windows) ............................................................................26
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken ...........................................................................27
Tekst en symbolen .................................................................................................................28
Getallen en tekst intikken op het toetsenblok van het bedieningspaneel ..........................28
Tekst invoeren ............................................................................................................29
Een spatie, pauze of symbool invoeren ......................................................................29
Een letter, cijfer of symbool verwijderen .....................................................................29
Tekst intikken met het visuele toetsenblok (alleen bij sommige modellen) .......................29
Beschikbare symbolen voor het kiezen van faxnummers (alleen bij sommige
modellen) ..........................................................................................................................30
De originelen plaatsen ............................................................................................................31
Een origineel in de automatische documentinvoer (ADF) plaatsen ..................................31
Een origineel op de glasplaat leggen ................................................................................32
1
Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel programma ................................ 57
Scannen vanaf een TWAIN-compatibel programma. ........................................................58
Scannen vanaf een WIA-compatibel programma. ............................................................58
Een gescand origineel bewerken ............................................................................................58
Een gescande foto of afbeelding bewerken ......................................................................58
Een gescand document bewerken met behulp van OCR-software (Optical
Character Recognition). ....................................................................................................58
Scaninstellingen wijzigen ........................................................................................................59
Een scantaak annuleren .........................................................................................................59
7 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
Een geheugenkaart plaatsen ..................................................................................................60
Een digitale camera verbinden ...............................................................................................61
Een opslagapparaat verbinden ...............................................................................................62
Foto's bekijken ........................................................................................................................63
Foto's bekijken (alleen modellen met kleurenscherm) ......................................................64
Foto's weergeven met de computer ..................................................................................64
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel ......................................................................... 64
Foto's afdrukken met behulp van een voorbeeldvel ..........................................................64
Panoramische foto's afdrukken .........................................................................................67
Pasfoto's afdrukken ..........................................................................................................69
Videoactiefoto's afdrukken ................................................................................................70
Foto's opslaan op uw computer ..............................................................................................71
8 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Een fax verzenden ..................................................................................................................72
Een gewone fax verzenden ..............................................................................................72
Een fax handmatig verzenden vanaf een telefoon ............................................................73
Een fax verzenden met handsfree kiezen .........................................................................74
Faxen verzenden met behulp van de optie fax uitzenden .................................................75
Een fax ontvangen ..................................................................................................................76
Een fax handmatig ontvangen ..........................................................................................76
Backup-faxontvangst instellen ..........................................................................................76
Ontvangen faxen vanuit het geheugen opnieuw afdrukken ..............................................78
Faxen doorsturen naar een ander nummer ......................................................................78
Ongewenste faxnummers blokkeren ................................................................................79
De modus voor ongewenste faxnummers instellen ....................................................80
Nummers toevoegen aan de lijst met ongewenste faxnummers ................................. 80
Nummers verwijderen van de lijst met ongewenste faxnummers ...............................81
Een lijst met geblokkeerde faxnummers bekijken .......................................................82
Inhoudsopgave
3
Faxinstellingen wijzigen ..........................................................................................................82
Het faxkopschrift instellen .................................................................................................82
De antwoordmodus instellen (automatisch antwoorden) ..................................................83
Het aantal beltonen voordat er wordt opgenomen instellen ..............................................83
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen wijzigen ..........................................84
Foutcorrectiemodus fax instellen ......................................................................................84
De foutcorrectiemodus instellen ..................................................................................85
Het kiessysteem instellen .................................................................................................85
Het kiessysteem instellen ...........................................................................................85
Opties opnieuw kiezen instellen ........................................................................................ 85
De opties opnieuw bellen instellen ..............................................................................85
De faxsnelheid instellen ....................................................................................................86
Faxen via the Internet .............................................................................................................86
Installatie testfax .....................................................................................................................87
Rapporten gebruiken ..............................................................................................................87
Bevestigingsrapporten voor faxen afdrukken ....................................................................88
Foutrapporten voor faxen afdrukken .................................................................................88
Het faxlogboek afdrukken en bekijken ..............................................................................89
Een fax annuleren ..................................................................................................................90
9 Configureren en beheren
Het apparaat beheren .............................................................................................................91
Overzicht van beheertaken ...............................................................................................91
Het apparaat controleren ..................................................................................................93
Het apparaat beheren .......................................................................................................93
Beheertools voor het apparaat gebruiken ...............................................................................95
Geïntegreerde webserver .................................................................................................96
De ingebouwde webserver openen ............................................................................96
Pagina's geïntegreerde webserver .............................................................................96
Werkset (Windows) ...........................................................................................................97
De Werkset openen ....................................................................................................97
Tabbladen in de Werkset ............................................................................................98
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) ................................................................................99
HP Printerhulpprogramma openen .............................................................................99
Deelvensters van HP Printerhulpprogramma .............................................................. 99
Installatieprogramma voor netwerkprinter (Mac OS) ......................................................100
HP Web Jetadmin-software ............................................................................................100
HP Instant Support .........................................................................................................100
Beveiliging en privacy ...............................................................................................101
Toegang krijgen tot HP Instant Support ....................................................................101
myPrintMileage ...............................................................................................................102
De diagnostische zelftestpagina begrijpen ...........................................................................102
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen ...............................................................................104
Kanaalbereikdefinities .....................................................................................................105
4
Netwerkopties configureren ..................................................................................................105
Basisnetwerkinstellingen wijzigen ...................................................................................106
De wizard Draadloze installatie gebruiken ................................................................106
Netwerkinstellingen bekijken en afdrukken ...............................................................106
De draadloze radio in- en uitschakelen .....................................................................106
Geavanceerde netwerkinstellingen wijzigen ...................................................................107
De verbindingssnelheid instellen ..............................................................................107
IP-instellingen bekijken .............................................................................................107
IP-instellingen wijzigen .............................................................................................107
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) ...........................................108
Faxen instellen (parallelle telefoonsystemen) .................................................................108
De juiste faxinstellingen voor thuis of op kantoor kiezen ..........................................109
De faxinstallatie voor uw situatie selecteren .............................................................110
Situatie A: Aparte faxlijn (er worden geen gespreksoproepen ontvangen) ...............112
Situatie B: Het apparaat installeren met DSL ............................................................ 113
Situatie C: Het apparaat installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-
lijn .............................................................................................................................114
Situatie D: Fax met een specifiek belsignaal op dezelfde lijn .................................... 115
Situatie E: Gedeelde telefoon-/faxlijn ........................................................................116
Situatie F: Gedeelde gespreks-/faxlijn met voicemail ...............................................117
Situatie G: Gedeelde faxlijn met computermodem (er komen geen
gespreksoproepen binnen) .......................................................................................118
Situatie H: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met computermodem ......121
Situatie I: Gedeelde lijn voor gesprekken/fax met antwoordapparaat .......................125
Situatie J: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem en een antwoordapparaat .............................................................127
Situatie K: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem voor inbellen en voicemail .............................................................131
Seriële faxinstallatie ........................................................................................................133
Het apparaat configureren (Windows) ..................................................................................134
Rechtstreekse verbinding ...............................................................................................134
De software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze) ....134
het apparaat verbinden voordat u de software installeert .........................................135
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk ..................................................135
Netwerkverbinding ..........................................................................................................136
Het apparaat installeren op een netwerk ..................................................................137
De software van het apparaat installeren op clientcomputers ................................... 137
De printerdriver toevoegen met Printer toevoegen ...................................................137
Het apparaat configureren (Mac OS) ....................................................................................138
De software installeren voor een netwerk of rechtstreekse verbinding ...........................138
Het apparaat delen op een lokaal gedeeld netwerk ........................................................138
Inhoudsopgave
5
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen) ............139
Instellingen van 802.11-draadloos netwerk begrijpen .....................................................140
Draadloze communicatie installeren met behulp van het bedieningspaneel met de
wizard .............................................................................................................................142
Daadloze communicatie installeren met het installatieprogramma (Windows) ...............142
Draadloze communicatie installeren met SecureEasySetup (SES) ................................143
De printer installeren in een draadloos netwerk (Mac OS) .............................................144
Draadloze communicatie uitschakelen ...........................................................................145
Richtlijnen voor het verminderen van storing op een draadloos netwerk ........................145
Richtlijnen voor het verzekeren van beveiliging op een draadloos netwerk ....................145
Hardware-adressen aan een WAP toevoegen .......................................................... 145
Overige richtlijnen .....................................................................................................146
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie ...................................................146
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie via de geïntegreerde
webserver .......................................................................................................................148
Het apparaat verbinden met Bluetooth ...........................................................................148
Het apparaat met Bluetooth verbinden in Windows ..................................................148
Het apparaat met Bluetooth verbinden in Mac OS ....................................................150
De beveiliging voor Bluetooth instellen op het apparaat .................................................150
Verifieer Bluetooth-apparaten door middel van een wachtwoord. .............................151
Het apparaat zichtbaar maken of verbergen voor Bluetooth-apparaten ...................151
De Bluetooth-instellingen herstellen via de geïntegreerde webserver ......................152
De software verwijderen en opnieuw installeren ...................................................................152
10 Onderhoud en problemen oplossen
Ondersteunde inktcartridges .................................................................................................155
De inktcartridges vervangen .................................................................................................156
De printkoppen onderhouden ...............................................................................................157
De status van de printkoppen controleren ......................................................................158
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken .....................................................158
De printkoppen uitlijnen ..................................................................................................159
De regelopschuiving kalibreren ....................................................................................... 160
De printkoppen reinigen ..................................................................................................160
De contacten van de printkoppen handmatig reinigen ....................................................160
De printkoppen vervangen ..............................................................................................163
Printerbenodigdheden bewaren ............................................................................................165
Inktcartridges bewaren ...................................................................................................165
Printkoppen bewaren ......................................................................................................165
Het toestel reinigen ...............................................................................................................166
De glasplaat van de scanner reinigen .............................................................................166
De automatische documentinvoer (ADF) reinigen ..........................................................166
De buitenkant reinigen ....................................................................................................170
Tips en middelen voor het oplossen van problemen ............................................................. 170
6
Problemen met het afdrukken oplossen ...............................................................................171
Het apparaat wordt onverwacht uitgeschakeld ...............................................................172
Op het bedieningspaneel verschijnt een foutmelding .....................................................172
Het apparaat reageert niet (drukt niet af) ........................................................................172
De printer accepteert de printkop niet .............................................................................173
Het afdrukken duurt lang ................................................................................................174
Er wordt een blanco of deels bedrukte pagina afgedrukt ................................................174
De afdruk is niet correct of er ontbreken gedeelten ........................................................175
Tekst of afbeeldingen zijn verkeerd geplaatst .................................................................175
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................176
Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten .....................................................176
Slechte afdrukresultaten .................................................................................................176
Er worden vreemde tekens afgedrukt .............................................................................177
De inkt wordt uitgesmeerd ..............................................................................................178
De inkt vult de tekst of afbeeldingen niet volledig ...........................................................178
De afdruk is vaag of de kleuren zijn dof ..........................................................................178
Kleuren worden in zwart-wit afgedrukt ............................................................................179
De verkeerde kleuren worden afgedrukt .........................................................................179
De kleuren op de afdruk lopen door elkaar .....................................................................179
De kleuren zijn niet goed uitgelijnd .................................................................................179
Lijnen of punten ontbreken in de tekst of afbeeldingen ...................................................180
Problemen met de papierinvoer oplossen ............................................................................180
Optionele lade 2 kan niet worden geplaatst ....................................................................180
Er heeft zich een ander papierinvoerprobleem voorgedaan ...........................................180
Problemen met het kopiëren oplossen .................................................................................182
Er kwam geen kopie uit ..................................................................................................182
Kopieën zijn blanco .........................................................................................................182
Het verkeerde origineel werd gekopieerd .......................................................................182
Documenten ontbreken of zijn vervaagd ........................................................................183
Het formaat is verkleind ..................................................................................................183
De kopieerkwaliteit is slecht ............................................................................................183
Er verschijnen defecten in de kopieën ............................................................................184
Er verschijnen foutberichten ...........................................................................................184
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................185
Scanproblemen oplossen .....................................................................................................185
Scanner reageerde niet ..................................................................................................185
Scannen duurt te lang .....................................................................................................185
Een deel van het document is niet gescand of er ontbreekt tekst ...................................186
Tekst kan niet worden bewerkt .......................................................................................186
Er verschijnen foutmeldingen .........................................................................................187
De kwaliteit van de gescande afbeelding is slecht ..........................................................187
Er verschijnen defecten in de scans ...............................................................................188
Kan niet naar de netwerkmap scannen (snelkeuze digitaal archief) ...............................189
Faxproblemen oplossen .......................................................................................................190
De faxtest is mislukt ........................................................................................................190
Inhoudsopgave
7
Problemen met foto's (geheugenkaart) oplossen .................................................................204
Het apparaat kan de geheugenkaart niet lezen ..............................................................204
Het apparaat kan geen foto's lezen op de geheugenkaart .............................................. 204
Sommige foto's op de geheugenkaart worden niet afgedrukt, zodat de afdruktaak
wordt geannuleerd. .........................................................................................................205
Het apparaat drukt een half blad en werpt het papier dan uit .........................................205
Problemen met het apparaatbeheer oplossen ......................................................................205
De geïntegreerde webserver kan niet worden geopend .................................................205
Installatieproblemen oplossen ..............................................................................................206
Suggesties voor hardware-installatie ..............................................................................206
Suggesties voor software-installatie ...............................................................................207
Problemen met de uitlijnpagina ....................................................................................... 207
Problemen met software-installatie oplossen .................................................................. 208
Netwerkproblemen oplossen ..........................................................................................208
Problemen met draadloze verbindingen oplossen ..........................................................209
Storingen verhelpen .............................................................................................................. 211
Verhelp een storing in het apparaat ................................................................................211
Storingen in de ADF verhelpen .......................................................................................213
Tips voor het vermijden van storingen ............................................................................215
A HP-benodigdheden en -accessoires
Afdrukbenodigdheden online bestellen .................................................................................216
Accessoires ..........................................................................................................................216
Benodigdheden ....................................................................................................................216
Inktpatronen ....................................................................................................................217
Printkoppen ....................................................................................................................217
HP-afdrukmateriaal .........................................................................................................217
B Ondersteuning en garantie
Elektronische ondersteuning krijgen .....................................................................................218
Telefonische ondersteuning van HP krijgen .........................................................................218
Voordat u belt .................................................................................................................218
Telefoonnummers voor telefonische ondersteuning .......................................................219
Beperkte garantieverklaring van Hewlett-Packard ................................................................221
Het apparaat klaarmaken voor verzending ...........................................................................222
De inktcartridges en printkoppen verwijderen voor verzending ....................................... 222
Verwijder het frontje van het bedieningspaneel ..............................................................223
Het apparaat verpakken .......................................................................................................224
C Specificaties van het apparaat
Fysieke specificaties .............................................................................................................226
Productkenmerken en -mogelijkheden .................................................................................226
Specificaties processor en geheugen ...................................................................................227
Systeemvereisten .................................................................................................................227
Netwerkprotocolspecificaties ................................................................................................228
Specificaties van de geïntegreerde webserver .....................................................................228
Afdrukspecificaties ................................................................................................................228
Afdrukresolutie ................................................................................................................229
Kopieerspecificaties ..............................................................................................................229
Faxspecificaties ....................................................................................................................229
Scanspecificaties ..................................................................................................................230
8
Specificaties van Snelkeuze digitaal archief .........................................................................230
Omgevingsspecificaties ........................................................................................................230
Elektrische specificaties ........................................................................................................230
Specificaties geluidsniveau (afdrukken in conceptmodus, geluidsniveaus volgens ISO
7779) ....................................................................................................................................231
Ondersteunde apparaten ......................................................................................................231
Geheugenkaartspecificaties .................................................................................................231
D Wettelijk verplichte informatie
FCC-verklaring .....................................................................................................................232
Shielded cables ..............................................................................................................232
Exposure to radio frequency radiation (wireless products only) ......................................233
Kennisgeving aan gebruikers van het Amerikaanse telefoonnetwerk .............................234
Kennisgeving aan gebruikers van het Canadese telefoonnetwerk .......................................235
Kennisgeving aan gebruikers in de Europese Unie ..............................................................236
Overige, wettelijk verplichte informatie .................................................................................236
EMI-verklaring (Korea) ....................................................................................................236
VCCI-verklaring (Japan) .................................................................................................237
Wettelijk verplicht modelnummer ....................................................................................237
Verklaring ten aanzien van het netsnoer ........................................................................237
LED-classificatie .............................................................................................................237
Wettelijke informatie inzake draadloze producten ................................................................. 237
Notice to users in Canada/Note à l'attention des utilisateurs Canadien ..........................238
Notice to users in Brazil/Notificação de Normas de Uso de Dispositivos Sem Fio do
Brasil ...............................................................................................................................238
Kennisgeving aan gebruikers in de Europese Gemeenschap (Engels) ..........................239
Kennisgeving aan gebruikers in Frankrijk .......................................................................240
Kennisgeving aan gebruikers in Duitsland ......................................................................241
Kennisgeving aan gebruikers in Italië .............................................................................242
Kennisgeving aan gebruikers in Spanje ..........................................................................243
Conformiteitsverklaring .........................................................................................................244
Milieubeschermingsprogramma ............................................................................................246
Minder is beter ................................................................................................................246
Stroomverbruik ...............................................................................................................246
Informatie over de batterij ...............................................................................................246
Material safety data sheets (chemiekaarten) ..................................................................247
Recycling ........................................................................................................................247
Productverpakking ....................................................................................................247
Plastic .......................................................................................................................247
Hoe privé-huishoudens in de Europese Unie afgedankte apparatuur als afval
dienen aan te bieden ................................................................................................247
HP-producten en -benodigdheden ............................................................................247
Index...........................................................................................................................................248
Inhoudsopgave
9

1 Aan de slag
In deze handleiding vindt u details over het gebruik van het apparaat en het oplossen
van problemen.
•Andere bronnen over het product zoeken
•Toegankelijkheid
•De onderdelen van de HP All-in-One kennen
Andere bronnen over het product zoeken
Voor productinformatie en hulpmiddelen voor het oplossen van problemen die niet in
deze handleiding zijn opgenomen, zijn de volgende informatiebronnen beschikbaar:
Bron Beschrijving Locatie
Installatieposter Bevat geïllustreerde
installatieaanwijzingen.
Een gedrukte versie van het
document is bij het apparaat
meegeleverd.
Naslaggids Geeft instructies voor het
installeren van het apparaat
en informatie over garantie
en veiligheid.
Een gedrukte versie van het
document is bij het apparaat
meegeleverd.
Leesmij-bestand en release-
info
Deze bieden de laatste
informatie en tips voor het
oplossen van problemen.
Staat op de Starter-cd.
Gëintegreerde webserver
(netwerkverbinding)
Hiermee kunt u
statusinformatie bekijken,
instellingen wijzigen en het
apparaat beheren vanaf elke
computer in het netwerk.
Raadpleeg Geïntegreerde
webserver voor meer
informatie.
Beschikbaar via elke
standaardwebbrowser.
Werkset (Microsoft®
Windows®)
Biedt informatie over de
status van printkoppen en
geeft toegang tot services
voor onderhoud.
Raadpleeg Werkset
(Windows) voor meer
informatie.
De Werkset wordt normaal
als optie samen met de
software van het apparaat
geïnstalleerd.
HP Printerhulpprogramma
(Mac OS)
Bevat hulpmiddelen voor het
configureren van
afdrukinstellingen, het
kalibreren van het apparaat,
het reinigen van de
printkoppen, het afdrukken
van de configuratiepagina,
het online bestellen van
benodigdheden en het
Het HP
Printerhulpprogramma wordt
normaal samen met de
software van het apparaat
geïnstalleerd.
10 Aan de slag

Bron Beschrijving Locatie
zoeken van hulp op de
website. U kunt ook
instellingen voor draadloos
afdrukken configureren.
Raadpleeg HP
Printerhulpprogramma (Mac
OS) voor meer informatie.
HP Instant Support Helpt u afdrukproblemen snel
te identificeren, te analyseren
en op te lossen.
Raadpleeg HP Instant
Support voor meer informatie.
Beschikbaar via elke
standaardwebbrowser of via
de Werkset (Windows).
Bedieningspaneel Geeft status-, fout- en
waarschuwingsinformatie
over de werking.
Raadpleeg Bedieningspaneel
voor meer informatie.
Logs en rapporten Biedt informatie over
gebeurtenissen die hebben
plaatsgevonden.
Raadpleeg Het apparaat
controleren voor meer
informatie.
Diagnostische zelftestpagina •Apparaatgegevens:
•Naam van product
•Modelnummer
•Serienummer
•Versienummer van
de firmware
•Geïnstalleerde
accessoires (de
duplexeenheid
bijvoorbeeld)
•Het aantal afgedrukte
pagina's uit de lades en
accessoires
•Inktniveaus
•Status van de printkop
Raadpleeg De diagnostische
zelftestpagina begrijpen voor
meer informatie.
Netwerkconfiguratiepagina Dit geeft u informatie over de
netwerkconfiguratie.
Raadpleeg De
netwerkconfiguratiepagina
begrijpen voor meer
informatie.
Pagina diagnostiek van
afdrukkwaliteit afdrukken
Hiermee kunt u nagaan of er
problemen zijn die invloed
hebben op de afdrukkwaliteit
en kunt u beter beslissen of
het nodig is om een
onderhoudsprogramma uit te
voeren om de kwaliteit van
uw afdrukken te verbeteren.
Raadpleeg De pagina
Diagnostiek van
afdrukkwaliteit afdrukken
voor meer informatie.
HP-websites Biedt de meest recente
printersoftware en product-
en ondersteuningsinformatie.
www.hp.com/support
www.hp.com
(vervolg)
Andere bronnen over het product zoeken 11

Bron Beschrijving Locatie
Telefonische ondersteuning
van HP
Bevat contactinformatie van
HP. Gedurende de
garantieperiode is deze
ondersteuning vaak kosteloos.
Raadpleeg Telefonische
ondersteuning van HP krijgen
voor meer informatie.
Help bij de HP-
beeldbewerkingssoftware
Biedt informatie over het
gebruik van de software.
Raadpleeg De HP-
beeldbewerkingssoftware
gebruiken voor meer
informatie.
Toegankelijkheid
Uw apparaat beschikt over een aantal functies die de printer toegankelijk maken voor
gebruikers met bepaalde handicaps.
Visuele handicap
De software van het apparaat is geschikt voor gebruikers met een visuele handicap of
verminderd zicht dankzij de toegankelijkheidsopties en -functies van uw
besturingssysteem. Bovendien zijn er ondersteunende technieken beschikbaar voor
gebruikers met een visuele beperking, zoals schermlezers, braillelezers en
spraakherkenningstechnologie. Speciaal voor gebruikers die kleurenblind zijn, zijn de
gekleurde knoppen en tabbladen in de software en op het bedieningspaneel voorzien
van korte tekst of pictogramlabels die de functie ervan aangegeven.
Mobiliteit
Om gebruikers met een beperkte mobiliteit te helpen, kunnen de softwarefuncties van
het apparaat worden uitgevoerd met behulp van het toetsenbord. De software
ondersteunt ook Windows-toegankelijkheidsopties, zoals plaktoetsen, schakeltoetsen,
filtertoetsen en muistoetsen. De deuren, knoppen, papierlades en papiergeleiders van
het apparaat kunnen door gebruikers met beperkte kracht en beperkt bereik worden
bediend.
Ondersteuning
Meer informatie over de toegankelijkheid van dit product en HP's streven naar
optimale producttoegankelijkheid vindt u op de website van HP op www.hp.com/
accessibility.
Voor informatie over de toegankelijkheid op Mac OS gaat u naar de website van Apple
op www.apple.com/accessibility.
De onderdelen van de HP All-in-One kennen
• Vooraanzicht
•Ruimte voor printerbenodigdheden
•Geheugenkaartsleuven
•Achteraanzicht
•Bedieningspaneel
•Informatie over verbindingen
Hoofdstuk 1
(vervolg)
12 Aan de slag

Vooraanzicht
1Automatische documentinvoer (ADF)
2 Scannerglasplaat
3Bedieningspaneel (verschilt afhankelijk HP All-in-One van het model dat u bezit)
4Bedieningspaneel (verschilt afhankelijk van het model dat u bezit)
5 Uitvoerlade
6Verlengstuk van uitvoerlade
7 Lengte-/breedtegeleiders
8Lade 1
9Lade 2 (beschikbaar bij sommige modellen)
10 USB (Universal serial bus)-poort voorzijde (geschikt voor PictBridge)
11 Geheugenkaartsleuven
12 Statuslampje geheugenkaart
13 Documentinvoerlade
14 Breedtegeleiders
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 13

Ruimte voor printerbenodigdheden
1 Inktcartridgeklep
2 Inktcartridges
3Toegangsklep wagen
4 Printkoppen
5 Printkopvergrendeling
Geheugenkaartsleuven
1CompactFlash (types I en II)
2Secure Digital, MultimediaCard (MMC), Secure MMC
3xD
4Memory Stick, Magic Gate Memory Stick, Memory Stick Duo, Memory Stick Pro
5USB-poort voorzijde (Universal Serial Bus, PictBridge-compatibel)
Hoofdstuk 1
14 Aan de slag

Achteraanzicht
1 Stroomaansluiting
2 Ethernet-poort
3USB (Universal Serial Bus)-poort achteraan
4Faxpoorten (1-LINE en 2-EXT) (beschikbaar voor sommige modellen)
5Achterklep (voor modellen zonder duplexeenheid)
6Accessoire voor dubbelzijdig afdrukken (duplexeenheid) (beschikbaar voor sommige
modellen)
Bedieningspaneel
De lay-out en functies op het bedieningspaneel verschillen afhankelijk van het model
dat u bezit.
De volgende gedeelten geven een beschrijving van de knoppen, statuslampjes en
uitleesvensters. Het kan zijn dat uw model niet over al deze functies beschikt.
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 15

Knoppen en statuslampjes bedieningspaneel
In het volgende diagram en de bijbehorende tabel vindt u een kort overzicht van de
functies op het bedieningspaneel.
Label Naam en beschrijving
1Snelkiesknoppen: Toegang krijgen tot de eerste vijf snelkiesnummers.
2Snelkiezen: hiermee selecteert u een snelkiesnummer.
3Het menu Scannen: hiermee wordt het menu Scannen naar geopend. Hiermee kunt u een
bestemming voor de scan selecteren.
4Digitaal archief: hiermee worden documenten naar een folder gescand, daar opgeslagen en
beschikbaar gesteld aan personen op uw netwerk.
5Het menu Faxen: hiermee wordt het faxmenu geopend.
6De naam en de functie van de knop hangen af van het land/de regio waar het apparaat is
verkocht.
Resolutie: hiermee wordt de resolutie bijgesteld voor de fax die u verzendt.
Faxnummerblokkering: hiermee wordt het menu Installatie faxnummerblokkering geopend,
waarmee u ongewenste faxoproepen kunt beheren. Om deze functie te kunnen gebruiken,
moet u een abonnement op een beller-id-service hebben.
7Toetsenblok: hiermee voert u faxnummers, waarden of tekst in.
8Scherm: Hierop worden menu's en berichten weergegeven.
9Pijl naar links: hiermee worden de waarden op het display verlaagd.
10 OK: hiermee selecteert u een menu of instelling op het display.
11 Pijl naar rechts: hiermee worden de waarden op het display verhoogd.
12 Waarschuwingslampje: wanneer het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat er zich
een fout heeft voorgedaan die moet worden verholpen.
13 Verkleinen/Vergroten: hiermee wijzigt u het afdrukformaat van een kopie.
14 Het menu Kopiëren: hiermee wordt het menu Kopiëren geopend.
Hoofdstuk 1
16 Aan de slag

Label Naam en beschrijving
15 Aantal kopieën: Selecteer het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken.
16 Het menu Foto: hiermee wordt het menu Foto's geopend, waarin u opties kunt selecteren.
17 De naam en de functie van de knop hangen af van het model en het land/de regio waar het
apparaat is verkocht.
Voorbeeldvel: hiermee drukt u een voorbeeldvel af als er een geheugenkaart in een
geheugenkaartsleuf is geplaatst. Op een voorbeeldvel worden miniatuurweergaven van alle
foto's op de geheugenkaart weergegeven. U kunt foto's op het voorbeeldvel selecteren en
deze foto's afdrukken door het voorbeeldvel te scannen.
Roteren: Draai de afbeelding op het afleesvenster. De gedraaide afbeelding kan worden
geprint.
18 Aan/uit: hiermee schakelt u het apparaat in of uit. Het lampje van de knop Aan brandt als het
apparaat aanstaat. Het lampje knippert wanneer een taak wordt uitgevoerd.
Als het apparaat is uitgeschakeld, ontvangt het toch nog een minimale hoeveelheid stroom.
Als u de stroomtoevoer naar het apparaat volledig wilt afsluiten, schakelt u het apparaat uit
en haalt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
19 Uitzoomen: maakt de afbeelding op het scherm kleiner.
20 Inzoomen: maakt de afbeelding op het scherm groter.
21 FOTO'S AFDRUKKEN: hiermee selecteert u de fotofunctie. Met deze knop drukt u foto’s van
een geheugenkaart of opslagapparaat af of slaat u foto’s op de computer op.
22 Kwaliteit: hiermee selecteert de kopieerkwaliteit Beste, Normaal of Snel.
23 START KOPIËREN, Kleur: hiermee start u een kopieertaak in kleur.
24 START KOPIËREN, zwart: hiermee start u een kopieertaak in zwart-wit.
25 Sorteren: hiermee worden de kopieën in volgorde gelegd zodat ze klaar zijn voor gebruik als
de kopieertaak is voltooid.
26 Annuleren: hiermee stopt u een taak, verlaat u een menu of verlaat u de instellingen.
27 Help: hiermee wordt het helpmenu weergegeven. U kunt selecteren uit een lijst met
helponderwerpen. Tijdens de selectie worden de details van de hulpinformatie weergegeven
op de monitor van een aangesloten computer.
28 Vorige: hiermee gaat u een niveau hoger in het menu.
29 2-zijdig: hiermee maakt u tweezijdige kopieën of faxen.
30 Installatie: hiermee wordt het menu Instellingen weergegeven. Met dit menu kunt u
rapporten genereren, instellingen wijzigen voor de fax of voor onderhoud, en het menu Help
openen. Het onderwerp dat u in het menu Help selecteert, wordt geopend in een Help-
venster op het scherm van de computer.
31 Automatisch antwoorden: wanneer deze knop verlicht is, beantwoordt het apparaat
automatisch binnenkomende telefoonoproepen. Wanneer deze knop uit staat, beantwoordt
het apparaat geen binnenkomende faxoproepen.
32 START FAXEN, Kleur: hiermee start u het faxen van een kleurendocument.
33 START FAXEN, Zwart: hiermee start u het faxen van een zwart-witdocument.
34 Opnieuw kiezen/pauze: hiermee kiest u het laatst gekozen nummer of voegt u een pauze
van drie seconden in voor een faxnummer.
(vervolg)
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 17

Label Naam en beschrijving
35 START SCANNEN: hiermee start u een scantaak en verzendt u deze naar de bestemming
die u hebt geselecteerd met de knop Scannen naar.
Kleurenscherm
Opmerking Dit soort scherm is verkrijgbaar op sommige modellen.
De volgende pictogrammen worden onder aan op het kleurenscherm weergegeven en
geven belangrijke informatie weer. Sommige pictogrammen worden alleen
weergegeven als uw apparaat is uitgerust met een voorziening voor het uitwisselen
van gegevens via een netwerk. Zie Netwerkopties configureren voor meer informatie
over netwerken.
Pictogram Doel
Geeft de hoeveelheid inkt in de inktcartridge weer. De kleur van het pictogram
stemt overeen met de kleur van de inktpatroon en het vulniveau van het
pictogram stemt overeen met het vulniveau van de inktpatroon.
Dit pictogram geeft aan dat er een onbekende inktcartridge in het apparaat is
geplaatst. Dit pictogram wordt mogelijk weergegeven als u een andere
inktcartridge dan een inktcartridge van HP in het apparaat plaatst.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat via een vaste netwerkverbinding met
een netwerk is verbonden.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat wel over een voorziening voor het
uitwisselen van gegevens via een draadloos netwerk beschikt, maar dat het
apparaat momenteel niet met een draadloos netwerk is verbonden. Dit
pictogram is grijs als er geen draadloos netwerksignaal beschikbaar is en
blauw als er wel een signaal is. Dit geldt alleen voor de modus Infrastructuur.
(Deze voorziening wordt alleen ondersteund op sommige modellen.) Zie Het
apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen)
voor meer informatie.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat via een draadloze netwerkverbinding
met een netwerk is verbonden. De signaalsterke wordt aangegeven door
middel van het aantal gebogen lijnen. Dit geldt alleen voor de modus
Infrastructuur. (Deze voorziening wordt alleen ondersteund op sommige
Hoofdstuk 1
(vervolg)
18 Aan de slag

Pictogram Doel
modellen.) Zie Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen
sommige modellen)voor meer informatie.
Dit pictogram geeft aan dat het apparaat is verbonden met een draadloos ad-
hocnetwerk (of computer-to-computernetwerk). (Deze voorziening wordt
alleen ondersteund op sommige modellen.) Zie Het apparaat installeren voor
draadloze communicatie (alleen sommige modellen) voor meer informatie.
Dit pictogram geeft aan dat er een Bluetooth-adapter is geïnstalleerd en dat
er verbinding is. Er is een afzonderlijke Bluetooth-adapter vereist. Zie
Accessoires voor meer informatie.
Zie Richtlijnen voor het verzekeren van beveiliging op een draadloos netwerk
voor meer informatie over het installeren van Bluetooth.
Uitleesvenster met 2 regels
Opmerking Dit soort scherm is verkrijgbaar op sommige modellen.
Het uitleesscherm met twee regels geeft status- en foutmeldigen, menuopties en
adviesberichten weer. IAls u een geheugenkaart insteekt of een camera verbindt, gaat
het scherm automatisch in fotostand en wordt het begin van het fotomenu
weergegeven.
Informatie over verbindingen
Beschrijving Aanbevolen aantal
aangesloten
computers voor de
beste prestaties
Ondersteunde
softwarefuncties
Instructies bij de
installatie
USB-aansluiting Eén computer die via
een USB-kabel is
aangesloten op de
snelle USB 2.0-poort
aan de achterzijde van
het apparaat.
Alle functies worden
ondersteund, behalve
Webscan. Zie Webscan
gebruiken via de
geïntegreerde
webserver voor meer
informatie.
Gedetailleerde
instructies vindt u in de
Beknopte handleiding.
Ethernet-verbinding (via
kabel)
Maximaal vijf computers
die aan het apparaat
Alle functies worden
ondersteund, waaronder
Webscan.
Volg de instructies in de
Beknopte handleiding
(vervolg)
De onderdelen van de HP All-in-One kennen 19

Beschrijving Aanbevolen aantal
aangesloten
computers voor de
beste prestaties
Ondersteunde
softwarefuncties
Instructies bij de
installatie
zijn aangesloten via een
hub of een router.
en raadpleeg
vervolgens Het apparaat
delen op een lokaal
gedeeld netwerk in deze
handleiding voor
verdere instructies.
Printers delen Maximaal vijf computers.
De hostcomputer moet
altijd aanstaan, anders
kunnen de andere
computers niet op het
apparaat afdrukken.
Alle functies die op de
hostcomputer aanwezig
zijn, worden
ondersteund. Alleen
afdrukken wordt vanaf
de andere computers
ondersteund.
Volg de instructies in het
gedeelte Het apparaat
delen op een lokaal
gedeeld netwerk.
802.11 draadloos Maximaal vijf computers
die aan het apparaat
zijn aangesloten via een
hub of een router.
Alle functies worden
ondersteund, waaronder
Webscan.
Volg de instructies in het
gedeelte Het apparaat
installeren voor
draadloze communicatie
(alleen sommige
modellen).
HP bt300, printer en PC-
adapter met draadloze
Bluetooth®-technologie
Eén Bluetooth-apparaat
of één computer.
Afdrukken vanaf een
Bluetooth-apparaat,
zoals een PDA, een
mobiele telefoon met
een camera of een
computer waarop
Bluetooth is
ingeschakeld.
Volg de instructies in het
gedeelte Installatie van
het apparaat voor
Bluetooth-communicatie.
Hoofdstuk 1
(vervolg)
20 Aan de slag

2De accessoires installeren
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•De duplexeenheid installeren
•Lade 2 installeren
•Accessoires inschakelen in de printerdriver
De duplexeenheid installeren
Opmerking Deze functie is beschikbaar voor sommige modellen van het apparaat.
Als het optionele accessoire voor automatisch dubbelzijdig afdrukken (duplexeenheid)
is geïnstalleerd, kunt u automatisch op beide zijden van een vel papier afdrukken. Zie
Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken) voor informatie over het gebruik
van de duplexeenheid.
Zo installeert u de duplexeenheid.
1. Druk op de knoppen op het toegangspaneel aan de achterzijde en verwijder het
paneel van het apparaat.
2. Schuif de duplexeenheid in het apparaat totdat deze vastklikt. Druk bij de
installatie niet op de knoppen aan weerszijden van de duplexeenheid, maar
gebruik de knoppen alleen om de eenheid uit de printer te verwijderen.
Lade 2 installeren
Opmerking Deze functie is beschikbaar voor sommige modellen van het apparaat.
De accessoires installeren 21

Lade 2 kan maximaal 350 vellen normaal papier bevatten. Zie voor bestelinformatie
Accessoires.
Lade 2 installeren als volgt.
1. Pak de lade uit, verwijder verpakkingstape en -materiaal en breng de lade naar de
voorbereide locatie. Het oppervlak moet stevig en vlak zijn.
2. Schakel het apparaat uit en koppel het netsnoer los.
3. Plaats het apparaat boven op de lade.
Let op Plaats uw vingers en handen niet aan de onderzijde van het apparaat.
4. Sluit het netsnoer aan en zet het apparaat aan.
5. Lade 2 activeren in de printerdriver. Raadpleeg Accessoires inschakelen in de
printerdriver voor meer informatie.
Accessoires inschakelen in de printerdriver
• Accessoires inschakelen op computers met Windows
•Accessoires inschakelen op computers met Macintosh
Hoofdstuk 2
22 De accessoires installeren
Accessoires inschakelen op computers met Windows
Als de software van het apparaat geïnstalleerd is op een computer met Windows,
moet lade 2 in de printerdriver worden ingeschakeld om deze met het apparaat te
kunnen laten werken. (De duplexeenheid moet niet worden ingeschakeld.)
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
-of-
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en klik op
Eigenschappen, Standaardinstellingen voor document of
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3. Kies een van de volgende tabbladen: Configuratie, instellingen apparaat, of
Apparaatopties. (De naam van het tabblad hangt af van de printerdriver en het
besturingssysteem.) Klik op het geselecteerde tabblad het accessoire dat u wilt
inschakelen, klik Geïnstalleerd uit het vervolgmenu en klik vervolgens op OK.
Accessoires inschakelen op computers met Macintosh
Het Mac OS schakelt in de driver automatisch alle accessoires in bij het installeren
van de software van het apparaat. Doe het volgende als u later een nieuw accessoire
toevoegt:
1. Klik in het Dock op het pictogram Printerinstallatieprogramma.
2. Klik in de Lijst met printers op het apparaat dat u wilt installeren.
3. Kies Toon info in het menu Printers.
4. Klik in het vervolgmenu Namen en locaties op Installeerbare opties.
5. Vink het accessoire aan dat u wilt activeren.
6. Klik op Toepassen .
Accessoires inschakelen in de printerdriver 23

• Overdragen naar een computer
• Een voorbeeldvel selecteren
Soorten berichten op het bedieningspaneel
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•Statusberichten
•Waarschuwingen
•Foutberichten
•Kritieke foutberichten
Statusberichten
Statusberichten geven de actuele status van het apparaat weer. Ze stellen u op de
hoogte van de normale werking en vereisen geen handeling om te worden opgelost.
Ze veranderen naargelang de status van het apparaat verandert. Wanneer het
apparaat klaar is en geen taken uitvoert en er nog geen af te handelen
waarschuwingsberichten zijn, verschijnt het statusbericht KLAAR als de printer
aanstaat.
Waarschuwingen
Waarschuwingen stellen u op de hoogte van gebeurtenissen waar u aandacht aan
dient te besteden, maar die de werking van het apparaat niet belemmeren. Een
voorbeeld van een waarschuwing is CYAAN BIJNA OP. Deze berichten verschijnen
totdat de situatie is opgelost.
Foutberichten
Foutberichten melden u dat er een handeling moet worden verricht, zoals
afdrukmateriaal toevoegen of een storing verhelpen. Deze berichten gaan gewoonlijk
samen met een rood, knipperend waarschuwingslampje. Voer de nodige handelingen
uit om verder af te drukken.
Als in het foutbericht een foutcode wordt weergegeven, drukt u op de knop Aan/uit om
het apparaat uit te schakelen en schakelt u het ervolgens weer in. In de meeste
gevallen lost deze handeling het probleem op. Wanneer het bericht blijft verschijnen,
moet uw apparaat misschien hersteld worden. Noteer de foutcode en ga vervolgens
naar HP Instant Support om meer te weten over de mogelijke oorzaken voor het
bericht. Raadpleeg HP Instant Support voor meer informatie.
Kritieke foutberichten
Kritieke foutberichten wijzen u op een defect in het apparaat. Sommige van deze
berichten kunnen worden opgelost door op de knop Aan/uit te drukken, het apparaat
uit te schakelen en vervolgens weer in te schakelen. Als een kritieke fout aanhoudt, is
reparatie noodzakelijk. Raadpleeg Ondersteuning en garantie voor meer informatie.
Soorten berichten op het bedieningspaneel 25

De instellingen van het apparaat wijzigen
U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen op deze plaatsen:
• Vanaf het bedieningspaneel.
• Vanaf het HP Solution Center (Windows) of HP Apparaatbeheer (Mac OS).
Raadpleeg De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie.
• Vanaf de geïntegreerde webserver. Raadpleeg Geïntegreerde webserver voor
meer informatie.
Opmerking Als u de instellingen configureert in het HP Solution Center of in
deHP Apparaatbeheer, kunt u de instellingen die vanaf het bedieningspaneel zijn
geconfigureerd (zoals de scaninstellingen) niet zien.
Instellingen wijzigen vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op de menuknop voor de functie die u gebruikt
(bijvoorbeeld het menu Kopiëren).
2. Om bij de optie te komen die u wilt wijzigen, gebruikt u een van de volgende
methoden:
• Druk op een knop op het bedieningspaneel en gebruik vervolgens de pijl naar
rechts of naar links om de waarde aan te passen.
• Selecteer de optie uit het menu op het afleesvenster van het bedieningspaneel.
3. Selecteer de gewenste waarde en druk vervolgens op OK.
Instellingen van de HP-beeldbewerkingssoftware (Mac OS) wijzigen
1. Klik in het Dock op het pictogram Apparaatbeheer.
2. Selecteer het apparaat in het vervolgmenu Apparaten.
3. In het menu Informatie en instellingen, klikt u op een item dat u wilt veranderen.
Instellingen wijzigen vanaf de geïntegreerde webserver
1. Open de geïntegreerde webserver.
2. Selecteer de pagina met de instellingen die u wilt wijzigen.
3. Wijzig de instellingen en klik vervolgens op Toepassen.
Gebruik het HP Solution Center (Windows)
Op een computer met Windows is het HP Solution Center de plaats waar u toegang
krijgt tot de HP Photosmart-software. Met het HP Solution Center kunt u de
afdrukinstellingen wijzigen, de wizard Faxinstallatie starten, benodigdheden bestellen
en de help op het scherm raadplegen.
Welke functies beschikbaar zijn in het HP Solution Center hangt af van de apparaten
die u hebt geïnstalleerd. In het HP Solution Center worden alleen pictogrammen
getoond die zijn gekoppeld aan het geselecteerde apparaat. Als het geselecteerde
apparaat niet is uitgerust met een bepaalde functie, verschijnt het pictogram voor deze
functie niet in het HP Solution Center.
Als het HP Solution Center op de computer geen pictogrammen bevat, is er mogelijk
een probleem opgetreden tijdens de installatie van de software. U kunt dit probleem
Hoofdstuk 3
26 De all-in-one gebruiken

oplossen door de HP Photosmart-software via het Configuratiescherm van Windows
volledig te verwijderen en de software vervolgens opnieuw te installeren. Zie de bij het
apparaat geleverde Help op het scherm voor meer informatie.
Zie De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie over het
HP Solution Center.
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken
Met de HP-beeldbewerkingssoftware krijgt u toegang tot veel functies die niet
beschikbaar zijn vanaf het bedieningspaneel.
De software is tijdens de installatie op uw computer geïnstalleerd. Zie de bij het
apparaat geleverde installatiedocumentatie voor meer informatie.
Toegang tot de HP beeldbewerkingssoftware verschilt per besturingssysteem (OS).
Als u bijvoorbeeld op een pc met Windows werkt, start u de HP-
beeldbewerkingssoftware in het venster HP Photosmart-software. Als u op een pc met
Macintosh werkt, start u de HP-beeldbewerkingssoftware in het venster
HP Photosmart Studio. In alle gevallen gebruikt u dit punt als startpunt voor de HP-
beeldbewerkingssoftware en -services.
De HP Photosmart-software openen op een computer met Windows
1. Voer een van de volgende handelingen uit:
• Dubbelklik op het Windows-bureaublad op het pictogram HP Photosmart-
software.
• Dubbelklik op het pictogram van de HP Digital Imaging Monitor in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk van Windows.
• Klik op de knop Start op de taakbalk, wijs Programma's of Alle programma's
aan, selecteer HP en klik op HP Photosmart-software.
2. Als u meer dan één HP-apparaat hebt geïnstalleerd, selecteert u het tabblad met
de naam van uw product.
Opmerking Op een Windows-computer zijn de beschikbare functies in de HP
Photosmart-software afhankelijk van de apparaten die zijn geïnstalleerd. In de
software worden alleen pictogrammen getoond die zijn gekoppeld aan het
geselecteerde apparaat. Als het geselecteerde apparaat niet is uitgerust met
een bepaalde functie, verschijnt het pictogram voor deze functie niet in de
software.
Tip Als de HP Photosmart-software op de computer geen pictogrammen
bevat, is er mogelijk een probleem opgetreden tijdens de installatie van de
software. U kunt dit probleem oplossen door de HP Photosmart-software via
het Configuratiescherm van Windows volledig te verwijderen en de software
vervolgens opnieuw te installeren. Zie de bij uw apparaat geleverde beknopte
handleiding voor meer informatie.
De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken 27

De HP Photosmart Studio-software openen op een computer met Windows
1. Klik op het pictogram HP Photosmart Studio in het Dock.
Het venster HP Photosmart Studio verschijnt.
2. Klik op Apparaten op de HP Photosmart Studio-taakbalk.
Het venster HP Apparaatbeheer wordt weergegeven.
3. Selecteer uw apparaat in het vervolgkeuzemenu Apparaat.
Hiermee kunt u scannen, faxen, documenten importeren en onderhoud uitvoeren,
zoals het controleren van het inktniveau in de inktcartridges.
Opmerking Welke functies beschikbaar zijn in de HP Photosmart Studio-
software op een computer met Macintosh, hangt af van het geselecteerde
apparaat.
Tip Wanneer de HP Photosmart Studio-software is geopend, kunt u de
snelkoppelingen in het Dock-menu openen als u de muisknop ingedrukt houdt
op het pictogram van HP Photosmart Studio in het Dock.
Tekst en symbolen
U kunt het toetsenblok op het bedieningspaneel gebruiken om tekst en symbolen in te
voeren. U kunt ook tekst en symbolen invoeren met behulp van het visuele
toetsenblok vanaf het bedieningspaneel (alleen sommige modellen). Het visuele
toetsenblok verschijnt automatisch op het kleurenscherm als u een vaste of draadloze
netwerkverbinding installeert of als u het faxkopschrift of snelkiesnummers installeert.
U kunt symbolen ook vanaf het toetsenblok invoeren als u een fax- of telefoonnummer
invoert. Als het apparaat het nummer kiest, interpreteert het apparaat het symbool en
reageert het dienovereenkomstig. Als u bijvoorbeeld een streepje in het faxnummer
hebt ingevoerd, zal het apparaat een korte pauze inlassen voordat de rest van het
nummer wordt gekozen. Een pauze is handig als u eerst een buitenlijn moet krijgen
voordat u een faxnummer kunt kiezen.
Opmerking Als u een symbool in uw faxnummer wilt invoeren, zoals een
streepje, moet u het symbool met behulp van het toetsenblok invoeren.
Getallen en tekst intikken op het toetsenblok van het bedieningspaneel
U kunt tekst of symbolen invoeren met behulp van het toetsenblok op het
bedieningspaneel.
Als u klaar bent met het typen van tekst, drukt u op OK om het nummer op te slaan.
Hoofdstuk 3
28 De all-in-one gebruiken

Tekst invoeren
1. Druk op het toetsenblok op de toetsen die overeenstemmen met de letters van
een naam. De letters a, b, en c behoren bijvoorbeeld bij de cijfertoets 2, zoals
hieronder is weergegeven.
Tip Druk een knop meerdere keren in om de beschikbare tekens te bekijken.
Afhankelijk van uw taalinstelling en uw instelling voor land/regio zijn er mogelijk
andere tekens beschikbaar naast de tekens die op het toetsenblok worden
weergegeven.
2. Zodra de juiste letter wordt weergegeven, wacht u totdat de cursor automatisch
naar rechts is gegaan. U kunt ook op de pijl naar rechts drukken. Druk op het
toetsenblok op de toets die overeenkomt met de volgende letter in de naam. Druk
meerdere malen op de toets, totdat de juiste letter wordt weergegeven. De eerste
letter van een woord wordt automatisch met een hoofdletter weergegeven.
Een spatie, pauze of symbool invoeren
• Druk op Ruimte om een spatie in te voegen.
• Druk op Opnieuw kiezen/pauze om een pauze in te voeren. Er verschijnt een
streepje in het nummer.
• Als u een symbool wilt invoeren, zoals @, drukt u herhaaldelijk op de knop
Symbolen om door de lijst met beschikbare symbolen te bladeren: sterretje (*),
streepje (-), en-teken (&), punt (.), schuine streep (/), ronde haken ( ), apostrof ('),
gelijkteken (=), hekje (#), apenstaartje (@), onderstreping (_), plusteken (+),
uitroepteken (!), puntkomma (;), vraagteken (?), komma (,), dubbele punt (:),
procentteken (%) en tilde (~).
Een letter, cijfer of symbool verwijderen
▲Als u een fout maakt, drukt u op de knop naar links om de fout te wissen en het
juiste teken in te voeren.
Tekst intikken met het visuele toetsenblok (alleen bij sommige modellen)
U kunt tekst en symbolen invoeren met behulp van het visuele toetsenblok dat
automatisch op het kleurenbeeldscherm wordt weergegeven als u tekst moet
invoeren. Het visuele toetsenblok verschijnt bijvoorbeeld automatisch als u een vaste
Tekst en symbolen 29

of draadloze netwerkverbinding instelt of als u het faxkopschrift of snelkiesnummers
instelt.
Tekst invoeren met het visuele toetsenbord
1. Druk op de pijlknoppen om de gewenste selectie te markeren om een letter, een
cijfer of een symbool op het visuele toetsenblok te selecteren.
Kleine letters, hoofdletters, cijfers en symbolen invoeren
• Voor het invoeren van kleine letters selecteert u de knop abc op het visuele
toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
• Voor het invoeren van hoofdletters selecteert u de knop ABC op het visuele
toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
• Voor het invoeren van cijfers en symbolen selecteert u de knop 123 op het
visuele toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
Een spatie toevoegen
Voor het toevoegen van een spatie, drukt u op de knop pijl naar rechts op het
visuele toetsenblok en drukt vervolgens op OK.
Opmerking Zorg ervoor dat u de knop pijl naar rechts gebruikt op het visuele
toetsenblok om een spatie toe te voegen. U kunt geen spatie toevoegen met
de pijlknoppen op het bedieningspaneel.
2. Als u de juiste letter of het juiste cijfer of symbool hebt gemarkeerd drukt u op OK
op het bedieningspaneel om die te selecteren.
De selectie verschijnt op het kleurenscherm.
Tip Voor het wissen van een letter, cijfer of symbool selecteert u Wissen op
het visuele toetsenblok en vervolgens drukt u op OK.
3. Selecteer nadat u geen tekst, cijfers of symbolen meer moet invoeren Gereed op
het visuele toetsenblok en druk vervolgens op OK.
Beschikbare symbolen voor het kiezen van faxnummers (alleen bij sommige
modellen)
Voor het invoeren van een symbool, zoals *, drukt u herhaaldelijk op Symbolen om
door de lijst met symbolen te bladeren. In de volgende tabel ziet u welke symbolen u
kunt gebruiken in een fax- of telefoonnummer, faxkopschrift en snelkiesnummers.
Beschikbare
symbolen
Beschrijving Beschikbaar tijdens het invoeren
*Hiermee wordt een sterretje
weergegeven als dit nodig is voor het
kiezen van een nummer.
Faxkopschriftnaam,
snelkiesnamen, snelkiesnummers,
fax- of telefoonnummers en
handsfree kiesnummers
-Tijdens het automatisch kiezen zal het
apparaat een pauze van drie seconden
in het nummer invoegen.
Faxkopschriftnaam,
faxkopschriftnummer,
snelkiesnamen, snelkiesnummers
en fax- of telefoonnummers
Hoofdstuk 3
30 De all-in-one gebruiken

Beschikbare
symbolen
Beschrijving Beschikbaar tijdens het invoeren
( ) Geeft een linker- en rechterhaakje weer
om bijvoorbeeld het netnummer te
scheiden van de rest van het nummer
voor een betere leesbaarheid. Deze
symbolen zijn niet van invloed op het
kiezen.
Faxkopschriftnaam,
faxkopschriftnummer,
snelkiesnamen, snelkiesnummers
en fax- of telefoonnummers
WTijdens het automatisch kiezen zorgt de
W ervoor dat het apparaat wacht op een
kiestoon voordat het kiezen wordt
voortgezet.
Snelkiesnummers en fax- of
telefoonnummers
RTijdens het automatisch kiezen werkt de
R op dezelfde manier als een Flash-
knop op de telefoon.
Snelkiesnummers en fax- of
telefoonnummers
+Geeft een plusteken weer. Dit symbool
is niet van invloed op het kiezen.
Faxkopschriftnaam,
faxkopschriftnummer,
snelkiesnamen, snelkiesnummers
en fax- of telefoonnummers
De originelen plaatsen
U kunt een te kopiëren, te faxen of te scannen origineel in de automatische
documentinvoer of op de glasplaat van de scanner plaatsen. Originelen die in de
automatische documentinvoer zijn geplaatst worden automatisch ingevoerd in het
apparaat.
Een origineel in de automatische documentinvoer (ADF) plaatsen
U kunt een enkel- of dubbelzijdig document met een enkele pagina of meerdere
pagina's van A4- of Letter-formaat kopiëren, scannen of faxen door het document in
de invoerlade te plaatsen.
Let op Geen foto's laden in de ADF; daarmee kunnen uw foto's beschadigd raken.
Opmerking Dubbelzijdige documenten van Legal-formaat kunnen niet worden
gescand, gekopieerd of gefaxt met de ADI. Bepaalde functies, zoals de
kopieerfunctie Aanpassen aan pagina, werken niet wanneer u originelen in de
ADF plaatst. U moet de originelen op de glasplaat leggen.
De documentinvoerlade kan maximaal 50 vellen standaardpapier bevatten.
Een origineel in de documentinvoerlade plaatsen
1. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de invoerlade. Plaats de
pagina's zodat de bovenkant van het document eerst wordt ingevoerd. Schuif het
materiaal in de automatische documentinvoer totdat u een pieptoon hoort of een
bericht op het uitleesvenster ziet dat aangeeft dat de geplaatste pagina's werden
gedetecteerd.
Tip Raadpleeg het diagram in de documentinvoerlade voor hulp bij het laden
van originelen in de automatische documentinvoer.
(vervolg)
De originelen plaatsen 31

2. Schuif de breedtegeleiders naar binnen tot deze tegen de linker- en rechterrand
van het medium komen.
Opmerking Verwijder alle originelen uit de documentinvoerlade voordat u de klep
van het apparaat optilt.
Een origineel op de glasplaat leggen
U kunt originelen van maximaal A4- of Letter-formaat kopiëren, scannen of faxen door
ze op de glasplaat te leggen. Bij sommige modellen kunnen originelen van legal-
formaat op de glasplaats worden geplaatst. Als het origineel uit meerdere volledige
pagina's bestaat, plaatst u dit in de automatische documentinvoer. Als bij uw model
geen originelen van legal-formaat op de glasplaat kunnen worden gelegd, plaats deze
originelen dan in de automatische documentinvoer.
Opmerking Veel van de speciale functies werken niet juist als de glasplaat en
klep niet schoon zijn. Raadpleeg Het toestel reinigen voor meer informatie.
Een origineel op de glasplaat van de scanner plaatsen
1. Verwijder alle originelen uit de documentinvoer en til vervolgens de klep op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden tegen de
rechterbenedenhoek van de glasplaat.
Tip Raadpleeg de gegraveerde geleiders langs de glasplaat voor meer hulp
bij het plaatsen van originelen.
Hoofdstuk 3
32 De all-in-one gebruiken

3. Sluit de klep.
Afdrukmateriaal selecteren
Het apparaat is geschikt voor gebruik met de meeste soorten afdrukmateriaal. Wij
raden u aan om eerst een aantal soorten afdrukmateriaal uit te proberen voordat u
grote hoeveelheden aanschaft. Gebruik HP papier voor het beste afdrukresultaat. Ga
naar de website van HP op www.hp.com om meer te weten over afdrukmateriaal van
HP.
Tips voor het selecteren van afdrukmateriaal
Voor de beste resultaten moet u zich aan de volgende richtlijnen houden.
• Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Raadpleeg Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
meer informatie.
• Plaats slechts één papiersoort tegelijkertijd in een lade.
• Plaats afdrukmateriaal in lade 1 en lade 2 met de afdrukzijde naar beneden en
tegen de rechter- en achterkant van de lade. Lade 2 is beschikbaar bij sommige
modellen Raadpleeg Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
• Lade 2 is uitsluitend geschikt voor normaal papier.
• Plaats niet te veel papier in de lades. Raadpleeg Informatie over de specificaties
van ondersteund afdrukmateriaal voor meer informatie.
• Om vastgelopen papier, een slechte afdrukkwaliteit en andere printerproblemen te
voorkomen, kunt u het volgende afdrukmateriaal het beste vermijden:
• Formulieren die uit meerdere delen bestaan
• Afdrukmateriaal dat is beschadigd, gekruld of verkreukeld
• Afdrukmateriaal met inkepingen of perforaties
• Afdrukmateriaal met een zware textuur of reliëf of afdrukmateriaal dat inkt niet
goed absorbeert
• Afdrukmateriaal dat te dun is of gemakkelijk kan worden uitgerekt
Afdrukmateriaal selecteren 33

Kaarten en enveloppen
• Gebruik geen enveloppen met een hele gladde afwerking, zelfklevende randen,
sluitingen of vensters. Gebruik ook geen kaarten en enveloppen met dikke,
onregelmatige of gekrulde randen of enveloppen die gekreukt, gescheurd of
anderszins beschadigd zijn.
• Gebruik platte, strak gevouwen enveloppen.
• Laad enveloppen met de flappen naar boven.
Afdrukmateriaal voor foto's
• Gebruik de modus Beste voor het afdrukken van foto’s. In deze modus neemt het
afdrukken meer tijd in beslag omdat meer computergeheugen vereist is.
• Verwijder elk vel dat uit de printer komt en leg het weg om te drogen. Wanneer nat
afdrukmateriaal zich opstapelt kunnen vlekken ontstaan.
Transparanten
• Plaats transparanten met de ruwe kant naar beneden en de plakstrip wijzend naar
de achterzijde van het apparaat.
• Gebruik de modus Normaal om af te drukken op transparanten. De droogtijd in
deze modus is langer. Daarom wordt de volgende pagina pas in de uitvoerlade
uitgevoerd wanneer de inkt helemaal droog is.
• Verwijder elk vel dat uit de printer komt en leg het weg om te drogen. Wanneer nat
afdrukmateriaal zich opstapelt kunnen vlekken ontstaan.
Speciaal papierformaat
• Gebruik alleen speciaal papierformaat dat wordt ondersteund door het apparaat.
• Wanneer de toepassing speciaal papierformaat ondersteunt, stelt u het
papierformaat eerst in de toepassing in voordat u het document gaat afdrukken.
Anders stelt u het formaat in met de printerdriver. Mogelijk moet u de opmaak van
bestaande documenten aanpassen om deze correct te kunnen afdrukken op
speciaal papierformaat.
Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal
Met de tabellen Informatie over ondersteunde formaten en Informatie over
ondersteunde types en gewichten van afdrukmaterialen kunt u bepalen welke media
goed zijn voor uw apparaat en welke functies bij uw papier zullen functioneren.
•Informatie over ondersteunde formaten
•Informatie over ondersteunde types en gewichten van afdrukmaterialen
Informatie over ondersteunde formaten
Opmerking Lade 2 en de duplexeenheid zijn beschikbaar bij sommige modellen.
Hoofdstuk 3
34 De all-in-one gebruiken

Papierformaat Lade 1 Lade 2 Duplexeenheid ADF
Standaardformaten afdrukmateriaal
U.S. Letter (216 x 279 mm; 8,5 x
11 inches)
(216 x 330 mm; 8,5 x 13 inches)*
U.S. Legal (216 x 356 mm; 8,5 x
14 inches)
A4 (210 x 297 mm; 8,3 x 11,7
inches)
U.S. Executive (184 x 267 mm;
7,25 x 10,5 inches)
U.S. Statement (140 x 216 mm;
5,5 x 8,5 inches)
B5 (182 x 257 mm; 7,17 x 10,12
inches)
A5 (148 x 210 mm; 5,8 x 8,3
inches)
6 x 8 inches*
A4 zonder rand (210 x 297 mm;
8,3 x 11,7 inches)*
A5 zonder rand (148 x 210 mm;
5,8 x 8,3 inches)*
B5 zonder rand (182 x 257 mm;
7,17 x 10,12 inches)*
Enveloppen
Envelop U.S. #10 (105 x 241 mm;
4,12 x 9,5 inches)*
Envelop Monarch (98 x 191 mm;
3,88 x 7,5 inches)*
HP-wenskaartenvelop (111 x 152
mm; 4,38 x 6 inches)*
Envelop A2 (111 x 146 mm; 4,37
x 5,75 inches)*
Envelop DL (110 x 220 mm; 4,3 x
8,7 inches)*
Envelop C5 (162 x 229 mm; 6,4 x
9 inches)*
Envelop C6 (114 x 162 mm; 4,5 x
6,4 inches)*
Japanse envelop Chou #3 (120 x
235 mm; 4,7 x 9,3 inches)*
Afdrukmateriaal selecteren 35

Papierformaat Lade 1 Lade 2 Duplexeenheid ADF
Japanse envelop Chou #4 (90 x
205 mm; 3,5 x 8,1 inches)*
Kaarten
Steekkaart (76,2 x 127 mm; 3 x 5
inches)*
Steekkaart (102 x 152 mm; 4 x 6
inches)*
Steekkaart (127 x 203 mm; 5 x 8
inches)*
Kaart A6 (105 x 148,5 mm; 4,13 x
5,83 inches)*
Kaart A6 zonder rand (105 x
148,5 mm; 4,13 x 5,83 inches)*
Hagaki** (100 x 148 mm; 3,9 x
5,8 inches)*
Fotoafdrukmateriaal
Fotoafdrukmateriaal (76,2 x 127
mm; 3 x 5 inches)*
Fotoafdrukmateriaal (102 x 152
mm; 4 x 6 inches)*
Fotoafdrukmateriaal (5 x 7 inches)*
Fotoafdrukmateriaal (8 x 10
inches)*
Fotoafdrukmateriaal (10 x 15 cm)*
Foto L (89 x 127 mm; 3,5 x 5
inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand
(102 x 152 mm; 4 x 6 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand
(5 x 7 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand
(8 x 10 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand
(8,5 x 11 inches)*
Fotoafdrukmateriaal zonder rand
(10 x 15 cm)*
Foto L zonder rand (89 x 127
mm; 3,5 x 5 inches)*
Ander afdrukmateriaal
Hoofdstuk 3
(vervolg)
36 De all-in-one gebruiken

Papierformaat Lade 1 Lade 2 Duplexeenheid ADF
Speciaal formaat afdrukmateriaal
van 76,2 tot 216 mm breed en
127 tot 356 mm lang (3 to 8,5
inches breed en 5 tot 14 inches
lang)*
Speciaal formaat afdrukmateriaal
(ADF) van 127 tot 216 mm breed
en 241 tot 305 mm lang (5 tot 8,5
inches breed en 9,5 tot 12 inches
lang)
Panorama (4 x 10 inches, 4 x 11
inches, and 4 x 12 inches)*
Panorama zonder rand (4 x 10
inches, 4 x 11 inches, and 4 x 12
inches)*
* Niet compatibel voor dubbelzijdig of enkelzijdig afdrukken met de ADF
** Het apparaat is alleen compatibel met gewoon en inkjet-hagaki van Japan Post. Het
is niet compatibel met foto-hagaki van Japan Post.
Informatie over ondersteunde types en gewichten van afdrukmaterialen
Opmerking Lade 2 en de duplexeenheid zijn beschikbaar bij sommige modellen.
Lade Soort Gewicht Capaciteit
Lade 1 Papier 60 tot 105 g/m2
(16 tot 28 lb bankpost)
Maximaal 250 vellen
gewoon papier
(25 mm of 1 inch
gestapeld)
Transparanten Maximaal 70 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Afdrukmateriaal voor foto's 280 g/m2
(75 lb bankpost)
Maximaal 100 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Etiketten Maximaal 100 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Enveloppen 75 tot 90 g/m2
(envelop met 20 to 24
lb bankpost)
Maximaal 30 vellen
(17 mm of 0,67 inch
gestapeld)
Kaarten Maximaal 200 g/m2
(steekkaart 110 lb)
Maximaal 80 kaarten
(vervolg)
Afdrukmateriaal selecteren 37

Lade Soort Gewicht Capaciteit
Lade 2 Alleen gewoon papier 60 tot 105 g/m2
(16 tot 28 lb bankpost)
Maximaal 350 vellen
gewoon papier
(35 mm of 1,38 inch
gestapeld)
Duplexeen
heid
Papier 60 tot 105 g/m2
(16 tot 28 lb bankpost)
Niet van toepassing
Uitvoerbak Alle ondersteunde
afdrukmaterialen
Maximaal 150 vellen
gewoon papier (tekst
afdrukken)
Minimummarges instellen
De documentmarges moeten overeenkomen met (of groter zijn dan) deze ingestelde
marges in de oriëntatie Staand.
Afdrukmateriaal (1)
Linkermarge
(2)
Rechtermarg
e
(3)
Bovenmarge
(4)
Ondermarge
*
U.S. Letter
U.S. Legal
A4
U.S. Executive
U.S. Statement
8,5 x 13 inch
B5
A5
Kaarten
Speciaal papierformaat
Afdrukmateriaal voor foto's
3,3 mm (0,13
inch)
3,3 mm (0,13
inch)
3,3 mm (0,13
inch)
3,3 mm (0,13
inch)
Enveloppen 3,3 mm (0,13
inch)
3,3 mm (0,13
inch)
16,5 mm
(0,65 inch)
16,5 mm
(0,65 inch)
Hoofdstuk 3
(vervolg)
38 De all-in-one gebruiken

* Om deze marge-instelling op een computer met Windows te verkrijgen, klikt u op het
tabblad Geavanceerd in de printerdriver en selecteert u Minimaliseren van marges.
Opmerking Als u de automatische duplexeenheid (beschikbaar bij sommige
modellen) gebruikt, mogen de minimummarges boven en onder niet groter zijn dan
12 mm (0,47 inch).
Afdrukmateriaal plaatsen
Dit gedeelte bevat aanwijzingen voor het plaatsen van afdrukmateriaal in het apparaat.
Opmerking Lade 2 is beschikbaar bij sommige modellen Zie voor
bestelinformatie Afdrukbenodigdheden online bestellen.
Lade 1 vullen (hoofdlade)
1. Trek de uitvoerlade naar boven.
2. Plaats het afdrukmateriaal met de afdrukzijde naar beneden tegen de rechterkant
van de lade. Controleer of de stapel goed tegen de rechter- en achterkant van de
lade ligt en niet over de lijnmarkering in de lade hangt.
Opmerking Vul nooit papier bij als het apparaat nog aan het afdrukken is.
Afdrukmateriaal plaatsen 39

3. Stel de papiergeleiders in de lade af op het formaat dat u in de lade hebt geplaatst
en laat de uitvoerlade vervolgens zakken.
4. Trek het verlengstuk op de uitvoerlade uit.
Lade 2 vullen
1. Pak de lade onder aan de voorkant vast en trek de lade uit het apparaat.
2. Plaats het afdrukmateriaal met de afdrukzijde naar beneden tegen de rechterkant
van de lade. Controleer of de stapel papier goed tegen de rechter- en achterkant
van de lade ligt en niet buiten de lijnmarkering in de lade uitsteekt.
Opmerking In lade 2 kan uitsluitend normaal papier worden geladen.
Hoofdstuk 3
40 De all-in-one gebruiken

3. Stel de materiaalgeleiders in de lade af op het formaat dat u in de lade hebt
geplaatst.
4. Plaats de lade voorzichtig terug.
5. Trek het verlengstuk op de uitvoerlade uit.
Lades configureren
Opmerking Lade 2 is beschikbaar bij sommige modellen Zie voor
bestelinformatie Afdrukbenodigdheden online bestellen.
Het afdrukmateriaal wordt standaard uit lade 1 ingevoerd. Als lade 1 leeg is, wordt het
afdrukmateriaal uit lade 2 gehaald (indien geïnstalleerd en gevuld met
afdrukmateriaal). Met de volgende functies kunt u deze standaardwerking wijzigen:
•Ladevergrendeling: hiermee kunt u voorkomen dat speciaal afdrukmateriaal,
zoals afdrukmateriaal met een briefhoofd en voorbedrukt papier, per ongeluk wordt
gebruikt. Als het afdrukmateriaal tijdens het afdrukken opraakt, wordt geen
materiaal uit een vergrendelde lade gebruikt om de afdruktaak te voltooien.
•Standaardlade: met deze functie kunt u bepalen welke lade eerst wordt gebruikt
om afdrukmateriaal te laden.
Lades configureren 41

Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Windows)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Kies wanneer een document is geopend de opdracht Afdrukken in het menu
Bestand en klik vervolgens op Instellingen, Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Functies.
4. Selecteer het formaat afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Formaat.
Een speciaal papierformaat instellen:
a. Klik op de knop Aangepast.
b. Typ een naam voor het nieuwe aangepaste formaat.
c. Bij Breedte en Hoogte voert u de afmetingen in en vervolgens klikt u op
Opslaan.
d. Klik tweemaal op OK om het dialoogvenster met eigenschappen of voorkeuren
te sluiten. Open het dialoogvenster opnieuw.
e. Selecteer het nieuwe aangepaste formaat.
5. Een papiersoort selecteren:
a. Klik op Meer in de vervolgkeuzelijst Soort.
b. Klik op het gewenste type afdrukmateriaal en klik dan op OK.
6. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Bron.
7. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op OK.
8. Druk het document af.
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat (Mac OS)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Raadpleeg Afdrukmateriaal plaatsen voor meer
informatie.
2. Klik op Pagina-instelling in het menu Bestand.
3. Selecteer het papierformaat.
4. Een speciaal papierformaat instellen:
a. Klik op Speciale papierformaten beheren in het vervolgkeuzemenu
Papierformaat.
b. Klik op Nieuw en typ een naam voor het formaat in het vak Naam
papierformaat.
c. Bij Breedte en Hoogte voert u de afmetingen in en stelt u indien nodig de
marges in.
d. Klik op Klaar of OK en klik vervolgens op Opslaan.
5. Klik in het menu Bestand op Pagina-instelling en selecteer dan het nieuwe
aangepaste formaat.
6. Klik op OK.
7. Klik op Afdrukken in het menu Bestand.
8. Open het paneel Papierverwerking.
9. Klik in Bestemming papierformaat op het tabblad Aanpassen aan
papierformaat en selecteer dan het speciale papierformaat.
10. Wijzig eventueel andere instellingen en klik dan op OK of Afdrukken.
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat 43

8. Om foto's af te drukken, selecteert u Beste uit de vervolgkeuzelijst Kwaliteit. U
kunt ook Maximum dpi selecteren, waarmee u een optimale tot maximaal 4800 x
1200 geoptimaliseerde dpi* verkrijgt.
*Maximaal 4800 x 1200 geoptimaliseerde dpi voor kleurenafdrukken en 1200 input-
dpi. Met deze instelling is het mogelijk dat tijdelijk een grote hoeveelheid
schijfruimte (400 MB of meer) wordt gebruikt en dat het afdrukken trager verloopt.
9. Selecteer de bron van het afdrukmateriaal. Wanneer u op dikker materiaal of
fotopapier afdrukt, selecteert u de handmatige invoeroptie.
10. Wijzig eventueel andere afdrukinstellingen en klik vervolgens op Afdrukken.
11. Als u hebt afgedrukt op afdrukmateriaal met een afscheurrand, verwijdert u die
rand zodat het document helemaal geen rand meer heeft.
Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen)
U kunt veelgebruikte faxnummers en netwerkmappen installeren als snelkiescodes.
Hiermee kunt u snel nummers via het bedieningspaneel kiezen. De eerste vijf
gegevens voor elk van deze bestemmingen zijn gekoppeld aan de vijf
snelkeuzeknoppen op het bedieningspaneel.
Faxnummers instellen als snelkiescodes of -groepen
U kunt faxnummers of groepen faxnummers instellen als snelkiescodes.
Snelkiescodes 1 tot 5 zijn gekoppeld aan de vijf overeenstemmende snelkiesknoppen
op het bedieningspaneel.
Zie Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken voor informatie over het
afdrukken van een lijst met geïnstalleerde snelkiescodes.
Snelkiescodes installeren
•Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op
Faxsnelkiescodes in het linkerdeelvenster.
• Een code toevoegen: Typ de nodige informatie in in de velden van het
gedeelte Snel een faxsnelkiescode toevoegen.
• Om een code in het gedeelte Adresboek faxsnelkiescodes te bewerken of te
verwijderen, selecteert u die code en kliktu vervolgens op het pictogram
Bewerken of Verwijderen.
• Klik op Toepassen als u klaar bent.
•HP Photosmart-software: Open HP Photosmart-software en volg de
aanwijzingen in de help op het scherm.
Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen) 45
•HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen
faxsnelkiescodes.
•Bedieningspaneel: Druk op Installatie en selecteer vervolgens de optie
Installatie Snelkiezen.
• Een code toevoegen of wijzigen: Selecteer Individuele snelkiescode of
Groepssnelkiescode en ga met de pijlknoppen naar een ongebruikte
codenummer, of typ een nummer in op het toetsenblok. Typ het nieuwe
faxnummer in en druk op OK. Vergeet niet om eventuele pauzes en andere
noodzakelijke nummers in te voeren, zoals het kengetal, een toegangscode
voor nummers buiten een PBX-systeem (meestal een 9 of 0) of een kengetal
voor internationaal bellen. Typ de naam in en druk op OK.
• Een of alle nummers verwijderen: Selecteer Snelkiezen verwijderen, druk op
de pijltoetsen om het snelkiesnummer te markeren dat u wilt verwijderen, en
druk vervolgens op OK.
Een snelkiesgroep installeren
Als u regelmatig informatie stuurt naar dezelfde groep faxnummers kunt u dit
gemakkelijker maken door een snelkiescode voor een groep te installeren. De
snelkiescode voor een groep kan gekoppeld worden aan een snelkeuzeknop op het
bedieningspaneel.
Een lid van een groep moet mee op de snelkieslijst staan voordat u dat lid kunt
toevoegen aan een snelkiesgroep. U kunt maximaal 20 faxnummers toevoegen aan
elke groep (met maximaal 50 tekens per faxnummer).
•Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op
Faxsnelkiescodes in het linkerdeelvenster. Klik op de link met het nummer voor
de code (bijvoorbeeld, 26-50) in het Adresboek faxsnelkiescodes.
• Om een groep toe te voegen aan het Adresboek faxsnelkiescodes, klikt u op
de knop Nieuwe groep en selecteert u vervolgens de individuele codes uit de
selectie. Voer de juiste groepsgegevens in en klik op Toepassen.
• Om een code in het gedeelte Adresboek faxsnelkiescodes te bewerken of te
verwijderen selecteert u die code en klikt u vervolgens op het pictogram
Bewerken of Verwijderen.
• Een groep verwijderen: Selecteer de codes en klik op de knopWissen.
• Klik op Toepassen als u klaar bent.
•HP Photosmart-software: Open HP Photosmart-software en volg de
aanwijzingen in de help op het scherm.
Hoofdstuk 3
46 De all-in-one gebruiken

•HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen
faxsnelkiescodes.
•Bedieningspaneel: druk op Installatie en selecteer vervolgens de optie
Snelkiesinstellingen.
• Een groep toevoegen: Selecteer Groepssnelkiezen, selecteer een niet-
toegewezen snelkiesnummer en druk op OK. Gebruik de pijltoetsen om een
snelkiesnummer te markeren en druk op OK om het te selecteren (er verschijnt
een vinkje naast het snelkiesnummer). Herhaal deze stap voor alle
snelkiesnummers die u wilt toevoegen aan deze groep. Wanneer u klaar bent,
selecteert u de optie Selectie gereed en drukt u op OK. Gebruik het
schermtoetsenbord om de naam van een snelkiesgroep in te voeren en
selecteer Gereed.
• Nummers toevoegen aan een groep: Selecteer Groepssnelkiezen, selecteer
de snelkiesgroep die u wilt wijzigen en druk op OK. Gebruik de pijltoetsen om
een snelkiesnummer te markeren en druk op OK om het te selecteren (er
verschijnt een vinkje naast het snelkiesnummer). Herhaal deze stap voor alle
snelkiesnummers die u wilt toevoegen aan deze groep. Wanneer u klaar bent,
selecteert u de optie Selectie gereed en drukt u op OK. Selecteer Gereed in
het scherm Groepsnaam.
• Een nummer verwijderen uit een groep: Selecteer Groepssnelkiezen,
selecteer de snelkiesgroep die u wilt wijzigen en druk op OK. Gebruik de
pijltoetsen om een snelkiesnummer te markeren en druk op OK om het te
selecteren (het vinkje naast het snelkiesnummer verdwijnt). Herhaal deze stap
voor alle snelkiesnummers die u wilt verwijderen uit deze groep. Wanneer u
klaar bent, selecteert u de optie Selectie gereed en drukt u op OK. Selecteer
Gereed in het scherm Groepsnaam.
• Een groep verwijderen: Selecteer Snelkiezen verwijderen, druk op de
pijltoetsen om het snelkiesnummer te markeren dat u wilt verwijderen, en druk
vervolgens op OK.
Netwerkmappen installeren als snelkiescodes (sommige modellen)
U kunt maximaal tien netwerkmappen installeren als snelkiescodes. Vijf codes zijn
gekoppeld aan de vijf overeenstemmende snelkeuzeknoppen op het
bedieningspaneel. U kunt geen groepen met snelkiesnummers installeren. Met de
snelkeuzeknop Direct Digitaal Archief kunt u mappen aanmaken om digitale
documenten te scannen en op te slaan om digitaal te verzenden via snelkiezen.
Gebruik de velden vriendelijke naam, netwerkpad, gebruikersnaam, wachtwoord en
optionele PIN om een nieuwe snelkiescode voor het direct digitaal archief toe te
voegen.
Zie Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken voor informatie over het
afdrukken van een lijst met geïnstalleerde snelkiescodes.
Snelkiescodes installeren (alleen bij sommige modellen) 47
Snelkiescodes installeren
Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde webserver,
klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op Snelkiezen direct digitaal
archief in het linkerdeelvenster.
• Een code toevoegen of wijzigen: Selecteer een code uit het Adresboek
snelkiescodes direct digitaal archief, klik op de knop Bewerken, breng de
nodige wijzigingen aan en klik vervolgens op Toepassen.
• Een code verwijderen: Selecteer de code en klik vervolgens op de knop Wissen.
• Klik op Toepassen als u klaar bent.
Een lijst van snelkiescodes afdrukken en bekijken
U kunt een lijst met alle geïnstalleerde snelkiescodes afdrukken of bekijken. Elke code
in de lijst bevat de volgende informatie:
• Het snelkiesnummer (de eerste vijf codes zijn gekoppeld aan de vijf
overeenstemmende snelkeuzeknoppen op het bedieningspaneel)
• De naam die gekoppeld is aan het faxnummer of de groep faxnummers
• Voor de lijst met faxsnelkiescodes: het faxnummer (of alle faxnummers voor een
groep)
• Voor de lijst met netwerkmappen: de naam van het pad van de map
Een lijst van snelkiescodes afdrukken
Geïntegreerde webserver: Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer
Snelkiescodes fax uit het linkerdeelvenster en druk vervolgens vanuit uw browser de
pagina Adresboek faxsnelkiescodes af.
Een lijst van snelkiescodes bekijken
•Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen en klik vervolgens op
Faxsnelkiescodes in het linkerdeelvenster.
•HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Instellingen
faxsnelkiescodes.
•HP Photosmart-software: Open HP Photosmart-software en volg de
aanwijzingen in de help op het scherm.
Hoofdstuk 3
48 De all-in-one gebruiken

4 Afdrukken
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•Afdrukinstellingen
•Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken)
•Een afdruktaak annuleren
Afdrukinstellingen
U kunt de afdrukinstellingen (zoals papierformaat of -soort) wijzigen vanuit een
toepassing of de driver van de printer. Wijzigingen in een toepassing hebben voorrang
op wijzigingen in de driver van de printer. Als u toepassing hebt afgesloten, worden de
standaardinstellingen van de driver echter hersteld.
Opmerking Afdrukinstellingen die van toepassing zijn op alle afdruktaken moeten
worden geselecteerd in de driver van de printer.
Raadpleeg de online Help bij de printerdriver van Windows voor meer informatie
over de functies van de driver. Voor meer informatie over het afdrukken vanuit een
specifieke toepassing kunt u de documentatie van de betreffende toepassing
raadplegen.
Instellingen voor huidige taken aanpassen vanuit een toepassing (Windows)
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Klik in het menu Bestand op Afdrukken en klik vervolgens op Instellingen,
Eigenschappen of Voorkeuren. (Specifieke opties kunnen afwijken, afhankelijk
van de software die u gebruikt.)
3. Wijzig de gewenste instellingen en klik op OK, Afdrukken of een gelijkaardige taak.
De standaardinstellingen wijzigen voor alle toekomstige taken (Windows)
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Printers of Printers en faxapparaten.
-of-
Klik op Start, klik op Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en klik op
Eigenschappen, Standaardinstellingen voor document of
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3. Wijzig de gewenste instellingen en klik vervolgens op OK.
Instellingen wijzigen (Mac OS)
1. Klik op Pagina-instelling in het menu Bestand.
2. Wijzig de gewenste instellingen (zoals papierformaat) en klik vervolgens op OK.
3. Klik in het menu Bestand op Afdrukken om de printerdriver te openen.
4. Wijzig de gewenste instellingen (zoals het type afdrukmateriaal) en klik vervolgens
op OK of Afdrukken.
Afdrukken 49

Afdrukken aan beide zijden (dubbelzijdig afdrukken)
U kunt een vel dubbelzijdig afdrukken. Dit kan automatisch met het optionele
accessoire voor automatisch dubbelzijdig afdrukken (duplexeenheid) of handmatig
door het afdrukmateriaal om te draaien en opnieuw in het apparaat in te voeren.
•Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken
•Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows)
•Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS)
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken
• Gebruik altijd afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Raadpleeg Informatie over de specificaties van ondersteund afdrukmateriaal voor
meer informatie.
• Geef opties voor dubbelzijdig afdrukken op in uw toepassing of de driver van de
printer.
• Bedruk nooit beide zijden van transparanten, enveloppen, fotopapier, glanzend
afdrukmateriaal of papier dat lichter is dan 60 g/m2 of zwaarder dan 105 g/m2.
Deze soorten afdrukmateriaal kunnen vastlopen.
• Bij sommige soorten van afdrukmateriaal moet voor dubbelzijdig afdrukken een
specifieke oriëntatie worden opgegeven, zoals papier met een briefhoofd,
voorbedrukt papier en papier met een watermerk of perforaties. Wanneer u afdrukt
vanuit Windows, wordt de voorkant van het afdrukmateriaal eerst afgedrukt.
Wanneer u afdrukt vanuit Mac OS, wordt eerst de achterkant afgedrukt. Plaats het
afdrukmateriaal met de voorkant naar beneden.
• Wanneer één kant van het afdrukmateriaal is afgedrukt, wordt bij automatisch
dubbelzijdig afdrukken het materiaal in het apparaat vastgehouden om de inkt te
laten drogen. Wanneer de inkt droog is, wordt het afdrukmateriaal opnieuw
ingevoerd in het apparaat en wordt de andere kant afgedrukt. Wanneer beide
zijden van het afdrukmateriaal zijn afgedrukt, wordt het afdrukmateriaal uitgevoerd
in de uitvoerlade. Pak het afgedrukte materiaal pas nadat het afdrukken is voltooid.
• U kunt op beide zijden van ondersteunde, speciale afdrukmateriaalformaten
afdrukken door het afdrukmateriaal om te draaien en opnieuw in het apparaat te
voeren. Raadpleeg Informatie over de specificaties van ondersteund
afdrukmateriaal voor meer informatie.
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Zie Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken en
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
2. Zorg ervoor dat de duplexeenheid correct is geplaatst. Raadpleeg De
duplexeenheid installeren voor meer informatie.
3. Kies wanneer een document is geopend de opdracht Afdrukken in het menu
Bestand en klik vervolgens op Instellingen, Eigenschappen of Voorkeuren.
4. Klik op het tabblad Functies.
5. Selecteer de keuzelijst Dubbelzijdig afdrukken. Controleer bij automatisch
dubbelzijdig afdrukken of Automatische is geselecteerd.
Hoofdstuk 4
50 Afdrukken

6. Om het formaat van elke pagina automatisch te laten aanpassen aan de lay-out
van het document op het scherm, moet u het selectievakje Lay-out behouden
inschakelen. Als u deze optie uitschakelt, kunnen pagina's op ongewenste
plaatsen worden afgebroken.
7. Schakel het selectievakje Voorkant boven in of uit, afhankelijk van de
bindrichting. Zie de afbeeldingen in de printerdriver voor voorbeelden.
8. Kies desgewenst een boeklay-out in de keuzelijst Boeklay-out.
9. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op OK.
10. Druk het document af.
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS)
1. Plaats het juiste afdrukmateriaal. Zie Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken en
Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
2. Zorg ervoor dat de duplexeenheid correct is geplaatst. Raadpleeg De
duplexeenheid installeren voor meer informatie.
3. Klik op Afdrukken in het menu Bestand.
4. Open het deelvenster Dubbelzijdig afdrukken.
5. Selecteer de optie voor dubbelzijdig afdrukken.
6. Selecteer de bindrichting door te klikken op het bijbehorende pictogram.
7. Pas eventueel andere instellingen aan en klik op Afdrukken.
Een afdruktaak annuleren
U kunt een afdruktaak op een van de volgende manieren annuleren.
Bedieningspaneel: Druk op (Annuleren knop). Hiermee verwijdert u de taak die
op dat moment wordt uitgevoerd. Dit is niet van invloed op afdruktaken in de wachtrij.
Windows: dubbelklik op het printerpictogram dat rechtsonder op het beeldscherm
wordt weergegeven. Selecteer de afdruktaak en druk op de knop Delete op het
toetsenbord.
Mac OS: dubbelklik op de printer in het printerinstallatieprogramma. Selecteer de
afdruktaak, klik op Vasthouden en klik dan op Verwijderen.
Een afdruktaak annuleren 51

5 Kopiëren
U kunt kleuren- en zwart-witkopieën van hoge kwaliteit maken op allerlei
papiersoorten- en formaten.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•Kopiëren vanaf het bedieningspaneel
•De kopieerinstellingen wijzigen
•Een origineel bijsnijden (alleen modellen met kleurenscherm)
•Een kopieertaak annuleren
Kopiëren vanaf het bedieningspaneel
U kunt vanaf het bedieningspaneel kopieën van hoge kwaliteit maken.
Een kopie maken vanaf het bedieningspaneel
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Plaats uw origineel op de scannerglasplaat of de ADF. Raadpleeg De originelen
plaatsen voor meer informatie.
3. Voer een van de volgende handelingen uit:
• Druk op START KOPIËREN, zwart om een kopieertaak in zwart-wit te starten.
• Druk op START KOPIËREN, Kleur om een kopieertaak in kleur te starten.
Opmerking Als het origineel in kleur is, krijgt u met START KOPIËREN,
zwart een zwart-witkopie van het kleurenorigineel en met START KOPIËREN,
Kleur een kleurenkopie.
De kopieerinstellingen wijzigen
U kunt de kopieerinstellingen aanpassen aan vrijwel elke taak.
Wanneer u kopieerinstellingen wijzigt, gelden de wijzigingen alleen voor de huidige
kopieertaak. U moet de standaardinstellingen wijzigen als de instellingen voor alle
toekomstige kopieertaken moeten gelden.
De huidige instellingen opslaan als standaardinstellingen voor toekomstige taken
1. Breng de nodige wijzigingen aan in de instellingen van het Het menu Kopiëren.
2. Druk op Het menu Kopiëren en druk vervolgens op de pijlknoppen totdat Nieuwe
standaardinstellingen verschijnt.
3. Selecteer Ja met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Een origineel bijsnijden (alleen modellen met
kleurenscherm)
Voordat u een kopie maakt, kunt u een gebied dat u wilt kopiëren selecteren met de
instelling Bijsnijden in het Het menu Kopiëren. Als u de instelling Bijsnijden
52 Kopiëren

selecteert, wordt er een scan gestart en wordt een voorbeeld van het origineel op het
kleurenscherm getoond.
Met bijsnijden worden de afmetingen van de afbeelding gewijzigd, en wordt het fysieke
formaat dus kleiner.
Tip U kunt het formaat van de bijgesneden afbeelding wijzigen door de instelling
Verkleinen/Vergroten te wijzigen. Gebruik Aanpassen aan pagina om een kopie
te maken met randen. Wanneer u een bijgesneden afbeelding vergroot, kan dit van
invloed zijn op de afdrukkwaliteit, afhankelijk van de resolutie van de afbeelding.
Een afbeelding bijsnijden vanaf het bedieningspaneel
1. Druk in het gebied Kopiëren op Het menu Kopiëren en selecteer vervolgens
Bijsnijden.
2. Gebruik de pijltoetsen om de positie van de linkerbovenhoek in te stellen van het
gebied dat moet worden bijgesneden.
3. Druk op OK.
4. Gebruik de pijltoetsen om de positie van de linkerbenedenhoek in te stellen van
het gebied dat moet worden bijgesneden.
5. Druk op OK.
De bijgesneden afbeelding wordt op het kleurenbeeldscherm weergegeven.
Een kopieertaak annuleren
▲Druk op Annuleren op het bedieningspaneel om het kopiëren te onderbreken.
Een kopieertaak annuleren 53

6 Scannen
U kunt originelen scannen en die naar verschillende bestemmingen sturen, zoals naar
een map op het netwerk of naar een programma op een computer. U kunt het
bedieningspaneel, de HP-beeldbewerkingssoftware en TWAIN-compatibele of WIA-
compatibele programma's gebruiken op een computer.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•Een origineel scannen
•Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver
•Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel programma
•Een gescand origineel bewerken
•Scaninstellingen wijzigen
•Een scantaak annuleren
Een origineel scannen
U kunt een scantaak starten vanaf een computer of vanaf het bedieningspaneel. In dit
gedeelte wordt alleen uitgelegd hoe u vanaf het bedieningspaneel kunt scannen.
Opmerking Ook met HP Photosmart-software kunt u een afbeelding scannen,
inclusief panoramische afbeeldingen. Met deze software kunt u een gescande
afbeelding bewerken en speciale projecten maken met behulp van gescande
afbeeldingen. Raadpleeg de online Help bij HP Photosmart-software die bij de
software wordt geleverd voor informatie over het scannen vanaf de computer en
over het aanpassen, draaien, bijsnijden, scherper maken en vergroten of
verkleinen van scans.
Als u de scanfuncties wilt gebruiken, moet uw apparaat op de computer zijn
aangesloten en zijn ingeschakeld. Voordat u gaat scannen moet ook de
printersoftware op uw computer zijn geïnstalleerd en gestart. Als u wilt controleren of
de printersoftware op een Windows-pc draait, kijkt u of het pictogram voor het
apparaat in het systeemvak in de rechterbenedenhoek van het scherm naast de tijd
wordt weergegeven. Om dit te controleren op een computer met Mac OS, opent u het
HP Apparaatbeheer en klikt u op Afbeelding scannen. Als de scanner beschikbaar is,
wordt de toepassing HP ScanPro gestart. Als dat niet het geval is, verschijnt een
bericht dat meldt dat geen scanner werd gedetecteerd.
Opmerking Als u het pictogram van de HP Digital Imaging-monitor in het
systeemvak van Windows afsluit, kan het gebeuren dat uw apparaat een aantal
scanfuncties verliest en dat het foutbericht Geen verbinding wordt weergegeven.
Als dit gebeurt, kunt u de volledige functionaliteit herstellen door de computer
opnieuw op te starten of door HP Photosmart-software opnieuw te starten.
Een direct digitaal archief installeren (alleen sommige modellen)
Direct digitaal archief is een functie waarmee u kunt scannen, een document naar een
map kunt opslaan en documenten met andere personen op het netwerk kunt delen.
54 Scannen

Met de geïntegreerde webserver op uw computer kunt u een snelkiescode voor een
direct digitaal archief installeren.
Opmerking Het opstellen van het direct digitaal archief vereist een basiskennis
van netwerkconcepten. Deze functies worden best geïnstalleerd door gebruikers
met enige ervaring met netwerken.
Een netwerkmap installeren
▲Een map aanmaken op het netwerk In deze map worden bestanden opgeslagen
die met de functie direct digitaal archief werden gescand.
Opmerking Zorg ervoor dat alle personen die de netwerkmap gebruiken
gemachtigd zijn om in de map te gaan en ook om te schrijven en de map
inhoudelijk te wijzigen. Zie de documentatie bij uw besturingssysteem om de
machtigingen voor mappen te wijzigen.
Een snelkiescode installeren
1. Open een webbrowser en typ het IP-adres in dat aan het apparaat is toegewezen.
Als het IP-adres bijvoorbeeld 123.123.123.123 is, typt u het volgende adres in de
webbrowser: http://123.123.123.123
Opmerking De printer moet aangesloten zijn op het netwerk. Het IP-adres
van het apparaat kan worden verkregen op het bedieningspaneel.
2. Klik op het tabblad Instellingen.
3. Onder Adresboek, klikt u op Snelkiescode direct digitaal archief.
4. Voer de informatie voor de snelkiescode in en pas vervolgens de scaninstellingen
aan die u wilt wijzigen.
Opmerking U kunt ook een persoonlijk identificatienummer (PIN) toevoegen
om niet-gemachtigde personen de toegang tot deze snelkiescode te
verhinderen. Zodra de PIN is ingesteld, vraagt het bedieningspaneel van het
apparaat de PIN telkens wanneer snelkiezen wordt gebruikt. Om de PIN uit te
schakelen, laat u het veld PIN leeg.
5. Klik op Toevoegen. De code wordt toegevoegd in het Adresboek snelkiescodes
direct digitaal archief.
Een origineel scannen naar een netwerkmap
U kunt ook zonder software op een computer rechtstreeks originelen scannen naar
een netwerkmap. De gedeelde map kan op een bestandsserver of op eender welke
computer op uw netwerk zitten.
Voordat u deze functie gaat gebruiken, moet u met de geïntegreerde webserver
(EWS) een maplocatie installeren in het adresboek met de snelkiescodes voor het
direct digitaal archief, zoals beschreven in het vorige gedeelte. Zie ook
Een origineel scannen 55

Netwerkmappen installeren als snelkiescodes (sommige modellen) of de bij uw
apparaat geleverde beknopte handleiding voor meer informatie.
Een scan naar een netwerkmap zenden
1. Plaats het origineel op de glasplaat van de scanner of in de automatische
documentinvoer (ADF). Raadpleeg De originelen plaatsen voor meer informatie.
2. Druk op Digitaal archief en voer vervolgens een van de volgende handelingen uit:
• Selecteer een bestemming voor de snelkiescodes op het scherm.
• Selecteer een bestemming door te drukken op een van de vijf snelkiestoetsen
op het uitleesvenster.
Opmerking Als een PIN is ingesteld voor de snelkiescode, moet u die eerst
invoeren voordat u verder kunt gaan.
3. Druk op START SCANNEN.
Opmerking De verbinding kan enige tijd in beslag nemen, afhankelijk van het
netwerkverkeer en de verbindingssnelheid.
Een origineel naar een programma op een computer scannen (rechtstreekse
verbinding)
Volg de onderstaande stappen als uw apparaat via een USB-kabel rechtstreeks is
aangesloten op een computer.
Als de scan klaar is, wordt het door u geselecteerde programma geopend en wordt
hiermee het gescande document weergegeven.
Vanuit de HP-beeldbewerkingssoftware een scan verzenden naar een
programma op een computer
1. Open de HP-beeldbewerkingssoftware op de computer. Raadpleeg De HP-
beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie.
2. Zie de Help op het scherm voor verdere aanwijzingen.
Vanaf het bedieningspaneel (rechtstreekse verbinding) een scan naar een
programma verzenden
1. Plaats het origineel op de scannerglasplaat of in de ADF. Raadpleeg De originelen
plaatsen voor meer informatie.
2. Druk op de knop Het menu Scannen of Scannen naar.
3. Selecteer met de pijlknoppen het programma dat u wilt gebruiken (zoals de HP-
beeldbewerkingssoftware) en druk vervolgens op OK.
4. Druk op START SCANNEN.
Vanaf het bedieningspaneel (netwerkverbinding) een scan naar een programma
op een computer verzenden
1. Plaats het origineel op de scannerglasplaat of in de ADF. Raadpleeg De originelen
plaatsen voor meer informatie.
2. Druk op de knop Het menu Scannen of Scannen naar.
Hoofdstuk 6
56 Scannen

3. Selecteer Computer selecteren.
4. Selecteer uit de lijst met beschikbare computers de naam van een computer en
druk vervolgens op OK.
5. Selecteer met de pijlknoppen het programma dat u wilt gebruiken (zoals de HP-
beeldbewerkingssoftware).
6. Druk op OK of START SCANNEN.
Een origineel naar een geheugenapparaat scannen
U kunt de gescande afbeelding als JPEG-afbeelding of PDF-bestand naar de
geheugenkaart verzenden die momenteel in het apparaat is geplaatst of naar een
opslagapparaat dat momenteel op de USB-poort aan de voorzijde van het apparaat is
aangesloten. U beschikt ook over andere scanopties zoals instellingen voor kwaliteit
en papierformaat.
Scannen naar een opslagapparaat
1. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden tegen de
rechterbenedenhoek van de glasplaat of in de ADF.
2. Het geheugenapparaat insteken.
3. Druk op START SCANNEN.
• Het Het menu Scannen verschijnt met diverse opties en bestemmingen. De
standaardbestemming is de bestemming die u de laatste keer dat u het menu
gebruikte, hebt gekozen.
• Als uw apparaat rechtstreeks op de computer is aangesloten, verschijnt het
menu Scannen naar.
4. Druk op de pijlknoppen om Geheugenapparaat te markeren en druk op OK.
Het apparaat scant de afbeelding en slaat het bestand op naar de geheugenkaart
of het opslagapparaat.
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver
Webscan is een functie van de geïntegreerde webserver, die u in staat stelt om foto's
en documenten met behulp van een webbrowser vanaf uw apparaat naar uw
computer te scannen. Deze functie is beschikbaar ook al is op uw computer geen
software van het apparaat geïnstalleerd.
▲Klik op het tabblad Informatie, klik op Webscan in het linkerdeelvenster, maak uw
keuzes voor het Type afbeelding en Documentformaat en klik dan op Scannen
of Voorbeeld.
Zie Geïntegreerde webserver voor meer informatie over de geïntegreerde webserver.
Scannen vanuit een TWAIN-compatibel of WIA-compatibel
programma
Het apparaat is TWAIN-compatibel en WIA-compatibel en werkt met programma's die
TWAIN-compatibele en WIA-compatibele scanapparaten ondersteunen. Als uw
TWAIN-compatibele of WIA-compatibele programma geopend is, krijgt u toegang tot
de scanfunctie en kunt u een afbeelding rechtstreeks scannen in het programma.
Webscan gebruiken via de geïntegreerde webserver 57

TWAIN wordt door alle Windows- en Mac OS-besturingssystemen ondersteund, zowel
voor netwerkverbindingen als voor rechtstreekse verbindingen.
Bij Windows-besturingssystemen wordt WIA alleen ondersteund bij rechtstreekse
verbindingen onder Windows XP. Het wordt niet ondersteund in Mac OS.
Scannen vanaf een TWAIN-compatibel programma.
Meestal is een softwareprogramma TWAIN-compatibel als het commando's heeft als
Ophalen, Bestand ophalen, Scannen, Nieuw object importeren, Invoegen van of
Scanner. Raadpleeg de documentatie of de Help bij het softwareprogramma als u niet
zeker weet of het programma compatibel is of als u niet weet hoe de commando's
luiden.
Start met scannen in het TWAIN-compatibele programma. Raadpleeg de Help of de
documentatie van het softwareprogramma voor informatie over de te gebruiken
commando's en stappen.
Opmerking Als u een TWAIN-scan start terwijl een fax wordt ontvangen, wordt
een foutbericht weergegeven en wordt de scan niet uitgevoerd. Wacht totdat de
fax ontvangen is en start het scannen opnieuw.
Scannen vanaf een WIA-compatibel programma.
Meestal is een softwareprogramma WIA-compatibel als het commando's heeft als
Afbeelding/Van scanner of camera in het menu Invoegen of Bestand. Raadpleeg
de documentatie of de Help bij het softwareprogramma als u niet zeker weet of het
programma compatibel is of als u niet weet hoe de commando's luiden.
Start met scannen in het WIA-compatibele programma. Raadpleeg de Help of de
documentatie van het softwareprogramma voor informatie over de te gebruiken
commando's en stappen.
Een gescand origineel bewerken
U kunt een gescande afbeelding bewerken met de HP Photosmart-software. U kunt
een gescand document ook bewerken met de software voor OCR (Optical Character
Recognition).
Een gescande foto of afbeelding bewerken
U kunt een gescande foto of afbeelding bewerken met de HP Photosmart-software.
Met deze software kunt u onder meer de helderheid, het contrast en de
kleurverzadiging aanpassen. U kunt de afbeelding ook draaien met de HP Photosmart-
software.
Zie de Help bij HP Photosmart-software op het scherm voor meer informatie.
Een gescand document bewerken met behulp van OCR-software (Optical
Character Recognition).
Met OCR-software kunt u gescande tekst importeren voor bewerking in uw favoriet
tekstverwerkingsprogramma. Hiermee kunt u faxen, brieven, krantenknipsels en vele
andere documenten bewerken.
Hoofdstuk 6
58 Scannen
U kunt bepalen met welk tekstverwerkingsprogramma u het bestand wilt bewerken.
Als het tekstverwerkingspictogram ontbreekt of niet actief is, is er ofwel geen
tekstverwerkingsprogramma op de computer geïnstalleerd, of heeft de
scannersoftware het programma bij de installatie niet herkend. Zie de Help op het
scherm bij de HP-beeldbewerkingssoftware voor informatie over hoe een koppeling
kan worden gemaakt naar een tekstverwerkingsprogramma.
De OCR-software ondersteunt het scannen van tekst in kleur niet. Tekst in kleur wordt
altijd omgezet in zwart-wit voordat het voor OCR wordt doorgezonden. Daardoor staat
alle tekst in het finale document in zwart-wit, ongeacht wat de oorspronkelijke kleur
was.
Door de complexiteit van bepaalde tekstverwerkingsprogramma's en van de manier
waarop ze met het apparaat communiceren, is het soms beter om naar Wordpad te
scannen (een bijprogramma van Windows) en de tekst vervolgens in uw favoriet
tekstverwerkingsprogramma te kopiëren.
Scaninstellingen wijzigen
Scaninstellingen wijzigen
•HP Apparaatbeheer (Mac OS): Open HP Apparaatbeheer, klik op Informatie en
instellingen en kies vervolgens in het vervolgkeuzemenu Scanvoorkeuren.
•Windows: Open de software van het apparaat, selecteer Instellingen, selecteer
Scaninstellingen- en voorkeuren en kies vervolgens de gewenste opties en
voorkeuren.
Een scantaak annuleren
▲Druk op het bedieningspaneel op Annuleren.
Scaninstellingen wijzigen 59

7 Werken met geheugenapparaten
(alleen bij sommige modellen)
Bij het apparaat wordt een geheugenkaartlezer geleverd die diverse types
geheugenkaarten voor digitale camera's kan lezen. Met het apparaat kunt u foto's uit
deze geheugenkaarten opslaan. U kunt ook een voorbeeldvel afdrukken waarop u de
op de geheugenkaart opgeslagen foto's in miniatuur kunt zien.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•Een geheugenkaart plaatsen
•Een digitale camera verbinden
•Een opslagapparaat verbinden
•Foto's bekijken
•Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel
•Foto's opslaan op uw computer
Een geheugenkaart plaatsen
Als u een digitale camera hebt waarbij de foto's worden opgeslagen op een
geheugenkaart, kunt u deze geheugenkaart in het apparaat plaatsen en zo de foto's
afdrukken of opslaan.
Let op Als u een geheugenkaart probeert te verwijderen terwijl deze wordt
gelezen, kan dit de bestanden op de kaart beschadigen. U kunt een kaart alleen
veilig verwijderen als het fotolampje niet knippert. Plaats bovendien nooit meer dan
één geheugenkaart tegelijk omdat ook hierdoor de bestanden op de kaarten
kunnen worden beschadigd.
Het apparaat ondersteunt de volgende geheugenkaarten. Elk type geheugenkaart kan
alleen in de daarvoor bestemde sleuf worden geplaatst.
1CompactFlash (type I en II)
2Secure Digital, MultimediaCard (MMC), Secure MMC
60 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)

3xD
4Memory Stick, MagicGate Memory Stick, Memory Stick Duo en Memory Stick Pro
5USB-poort voorzijde (Universal Serial Bus, PictBridge-compatibel)
Een geheugenkaart plaatsen
1. Houd de geheugenkaart met het etiket naar boven en de contactpunten in de
richting van het apparaat.
2. Plaats de geheugenkaart in de desbetreffende kaartsleuf.
Een digitale camera verbinden
De PictBridge-compatibele USB-poort voorzijde bevindt zich onder de sleuven voor de
geheugenkaarten.
Opmerking Als uw USB-apparaat vanwege zijn afmetingen niet in de poort past
of als de connector op het apparaat kleiner is dan 11 millimeter, moet u een USB-
verlengkabel kopen om het apparaat met die poort te kunnen gebruiken.
Met de camera geselecteerde foto's zijn de foto's die u met uw digitale camera hebt
gemarkeerd als foto's die moeten worden afgedrukt. Afhankelijk van de camera, kan
de camera de paginalay-out, het aantal kopieën en andere afdrukinstellingen
identificeren.
(vervolg)
Een digitale camera verbinden 61

Het apparaat ondersteunt twee gestandaardiseerde indelingen: de PictBridge en
DPOF-indeling 1.1 (Digital Print Order Format). Dit betekent dat u de foto's niet
opnieuw hoeft te selecteren als u ze wilt afdrukken.
•De PictBridge-norm bewaart de afdrukinstructies op de camera zelf. Om foto's te
kunnen afdrukken met PictBridge, moet u de camera in PictBridge-modus zetten
en de camera vervolgens via een USB-kabel aansluiten op het apparaat aan de
USB-poort voorzijde.
•De DPOF-norm bewaart de afdrukinstructies als een bestand op uw
geheugenkaart. Om van een DPOF-bestand foto's te kunnen afdrukken, moet u de
geheugenkaart uit uw camera nemen en de geheugenkaart vervolgens in de juiste
sleuf op het apparaat plaatsen.
Als u foto's wilt afdrukken die met de camera zijn geselecteerd, gelden de
afdrukinstellingen van het apparaat niet. De PictBridge of DPOF-instellingen voor
paginalay-out en aantal kopieën krijgen dan voorrang op die van het apparaat.
Opmerking Niet alle digitale camera's bieden u de mogelijkheid om foto's die u
wilt afdrukken van een markering te voorzien. Raadpleeg de bij uw digitale camera
geleverde documentatie om te weten of uw camera de PictBridge-norm of de
DPOF-bestandsindeling 1.1 ondersteunt.
Met de camera geselecteerde foto's afdrukken met de PictBridge-norm
1. Sluit de camera aan op de USB-poort aan de voorzijde van het apparaat met de
USB-kabel die bij de camera is geleverd.
2. Schakel uw camera in en zorg ervoor dat deze in PictBridge-modus staat.
Opmerking Controleer in de documentatie van de camera hoe u de USB-
modus wijzigt in PictBridge. Verschillende camera's gebruiken verschillende
termen voor de PictBridge-modus. Sommige camera's hebben bijvoorbeeld
een instelling digitale camera en een instelling schijfstation. In dat geval is
de instelling digitale camera de instelling voor de PictBridge-modus.
Met de camera geselecteerde foto's afdrukken met de DPOF-norm
1. De geheugenkaart vervolgens in de juiste sleuf op het apparaat plaatsen.
2. Als u daarom wordt gevraagd, voert u een van de volgende handelingen uit:
• Druk op OK om alle foto's met DPOF-markering af te drukken.
Het apparaat drukt alle foto's met DPOF-markering af.
• Markeer Nee met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Hiermee drukt u de DPOF-bestanden niet af.
Een opslagapparaat verbinden
U kunt een opslagapparaat, zoals een geheugenpen, een draagbare harde schijf of
een digitale camera in de opslagmodus verbinden met het apparaat aan de USB-poort
Hoofdstuk 7
62 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)

voorzijde. De USB-poort voorzijde bevindt zich onder de sleuven voor de
geheugenkaarten.
Opmerking Digitale camera's die zich in de opslagmodus bevinden, kunnen op
de USB-poort aan de voorzijde worden aangesloten. Het apparaat beschouwt
camera's in deze modus als een normaal opslagapparaat. In dit hele gedeelte
wordt naar camera's in de opslagmodus verwezen als naar opslagapparaten.
Als uw USB-apparaat vanwege zijn afmetingen niet in de poort past of als de
connector op het apparaat kleiner is dan 11 millimeter, moet u een USB-
verlengkabel kopen om het apparaat met die poort te kunnen gebruiken. Zie
Ondersteunde apparaten voor meer informatie over ondersteunde US-apparaten.
Controleer in de documentatie van de camera hoe u de USB-modus wijzigt in de
opslagmodus. Verschillende camera's gebruiken verschillende termen voor de
opslagmodus. Sommige camera's hebben bijvoorbeeld een instelling digitale
camera en een instelling schijfstation. In dat geval is de instelling schijfstation
de instelling voor de opslagmodus. Als opslagmodus niet functioneert voor uw
camera, dient u de firmware van de camera misschien bij te werken. Zie de bij de
camera geleverde documentatie voor meer informatie.
Als u het opslagapparaat eenmaal hebt aangesloten, kunt u het volgende doen met de
bestanden die op het opslagapparaat zijn opgeslagen:
• De bestanden naar de computer overbrengen
• Foto's bekijken (alleen kleurenscherm)
• Foto's bewerken via het bedieningspaneel (alleen voor kleurenschermen)
• Foto's afdrukken
Let op Probeer nooit een opslagapparaat los te koppelen als de bestanden op
het apparaat worden gelezen. Als u dat toch doet, kunnen bestanden op het
opslagapparaat beschadigd raken. U kunt een opslagapparaat alleen veilig
verwijderen als het statuslampje naast de sleuven voor de geheugenkaarten niet
knippert.
Foto's bekijken
U kunt foto's bekijken op het kleurenscherm van uw apparaat. U kunt ook foto's
bekijken met de HP Photosmart-software.
Foto's bekijken 63

Foto's bekijken (alleen modellen met kleurenscherm)
U kunt foto's bekijken en selecteren op het kleurenscherm van uw apparaat.
Een foto weergeven
1. Plaats de geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Druk op Het menu Foto.
Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
3. Druk op de pijlknoppen tot de foto die u wilt bekijken op het kleurenscherm
verschijnt.
Tip Als u de pijlknoppen ingedrukt houdt, kunt u snel door alle foto's bladeren.
Foto's weergeven met de computer
U kunt foto's weergeven en bewerken met de HP Photosmart-software die bij het
apparaat werd geleverd.
Zie de Help bij HP Photosmart-software op het scherm voor meer informatie.
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel
Met het apparaat kunt u rechtstreeks foto's afdrukken vanaf uw geheugenkaart of
opslagapparaat zonder dat de bestanden eerst naar een computer moeten worden
overgebracht. U kunt foto's zonder randen afdrukken (een per vel papier) of u kunt
meerdere foto's afdrukken op een enkel vel papier.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•Foto's afdrukken met behulp van een voorbeeldvel
•Panoramische foto's afdrukken
•Pasfoto's afdrukken
•Videoactiefoto's afdrukken
Foto's afdrukken met behulp van een voorbeeldvel
Met een voorbeeldvel kunt u heel eenvoudig foto's selecteren en rechtstreeks vanaf
een geheugenkaart of een opslagapparaat afdrukken zonder computer. Op een
voorbeeldvel, dat meerdere pagina's lang kan zijn, worden miniatuurweergaven
weergegeven van de opgeslagen foto's. Onder elke miniatuur worden de
bestandsnaam, het indexnummer en de datum van de foto weergegeven.
Hoofdstuk 7
64 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)

Met een voorbeeldvel kunt u ook snel een gedrukte catalogus van uw verzameling
foto's maken.
Opmerking Vanaf het apparaat kunt u alleen toegang krijgen tot JPEG- en TIFF-
beeldbestanden. Als u andere bestandstypen wilt afdrukken, brengt u de
bestanden van de geheugenkaart of het opslagapparaat over naar de computer en
gebruikt u de HP Photosmart-software.
Voor het afdrukken van foto's met een voorbeeldvel zijn drie stappen nodig:
• Een voorbeeldvel afdrukken van de afbeeldingen op de geheugenkaart of het
opslagapparaat
• Het voorbeeldvel invullen
• Het voorbeeldvel scannen
Een voorbeeldvel afdrukken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Kies de juiste weergave:
Voor modellen met kleurenscherm
a. Druk op de knop Het menu Foto en selecteer vervolgens Bekijken & afdrukken.
Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm.
b. Druk op OK om het menu Afdrukken weer te geven.
c. Selecteer Projecten door op de pijlknoppen te drukken.
d. Selecteer Voorbeeldvel door op de pijlknoppen te drukken.
e. Selecteer Voorbeeldvel afdrukken met de pijlknoppen en druk vervolgens op
OK.
f. Selecteer het geschikte Papierformaat en Papiersoort door op de pijlknoppen
te drukken.
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel 65

Een ingevuld voorbeeldvel scannen
1. Plaats het voorbeeldvel met de afdrukzijde naar beneden tegen de
rechterbenedenhoek van de glasplaat. Zorg ervoor dat de zijden van het
voorbeeldvel de rechterrand en de voorrand raken. Sluit de klep.
2. Zorg dat dezelfde geheugenkaart of hetzelfde opslagapparaat dat u hebt gebruikt
om het voorbeeldvel af te drukken, nog steeds in de sleuf zit als u het voorbeeldvel
scant.
3. Zorg dat er afdrukmateriaal in het apparaat is geplaatst.
4. Druk op de knop Het menu Foto.
5. Kies de juiste weergave:
Voor modellen met kleurenscherm
a. Selecteer Bekijken & afdrukken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
b. Selecteer Projecten met de pijlknoppen en selecteer vervolgens Voorbeeldvel.
c. Selecteer Voorbeeldvel scannen met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
d. Als dit wordt gevraagd, selecteert u het papierformaat en de papiersoort en
drukt dan op OK.
Voor modellen met een uitleesvenster met twee regels
▲Druk op de knop Voorbeeldvel, selecteer Scannen door op de pijlknoppen te
drukken en druk vervolgens op OK.
Het apparaat scant het voorbeeldvel en drukt de geselecteerde foto's af.
Panoramische foto's afdrukken
Met het apparaat kunt u meerdere panoramische foto's van uw geheugenkaart of
geheugenapparaat selecteren en die vervolgens afdrukken.
Opmerking Het apparaat voegt de verschillende foto's niet samen tot een
panoramische foto. Daarvoor gebruikt u een andere toepassing, zoals de HP
Photosmart-software.
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel 67

Een panoramafoto afdrukken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Druk op Het menu Foto.
Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
3. Druk op OK om Bekijken & afdrukken te selecteren.
Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm.
4. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
5. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK.
Het Afdrukken-menu wordt weergegeven.
6. Markeer Projecten met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Het Projecten-menu wordt weergegeven.
7. Markeer Panorama-afdrukken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
8. Wanneer het bericht verschijnt, kunt u panoramafotopapier van 10 x 30 cm in de
invoerlade plaatsen en vervolgens op OK drukken.
Als u op OK drukt, verschijnt de geselecteerde foto opnieuw.
9. (Optioneel) Afdrukinstellingen wijzigen of bijkomende foto's selecteren om af te
drukken.
Meer dan één kopie van een geselecteerde foto afdrukken
a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven.
b. Markeer Aantal kopieën met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
c. Druk op de pijlknoppen om het aantal kopieën te verhogen of te verlagen en
druk vervolgens op OK.
Een geselecteerde foto bewerken voor het afdrukken
a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven.
b. Markeer Bewerken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Bijkomende foto's selecteren om af te drukken
a. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
b. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK.
c. Druk op OK om Selecteren om af te drukken te selecteren.
d. Herhaal deze stappen voor elke foto die u wilt afdrukken.
10. Als u klaar bent met het wijzigen van afdrukinstellingen en selecteren van foto's,
drukt u op OK om het selectiemenu weer te geven.
11. Markeer Selectie gereed met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Het scherm Overzicht afdrukken verschijnt.
12. Markeer een van de volgende opties met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Afdrukopties Hiermee kunt u handmatig het soort papier bepalen waarop u wilt
afdrukken en of u een datum en tijd op uw foto wilt afdrukken.
Hoofdstuk 7
68 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)

De instelling Datumstempel is standaard ingesteld op Off
(Uitschakelen). Als u dat wilt, kunt u deze standaardinstelling
wijzigen met de optie Nwe stand. inst..
Voorbeeld
afdrukken (alleen
kleurenscherm)
Geeft een voorbeeld weer van hoe uw afgedrukte pagina eruit zal
zien. Hiermee kunt u uw instellingen controleren voordat u gaat
afdrukken en door potentiële fouten papier en inkt verspilt.
Nu afdrukken Drukt uw foto's af op het door u geselecteerde formaat en met de
gewenste lay-out.
Pasfoto's afdrukken
U kunt uw eigen foto's ter grootte van een pasfoto afdrukken vanaf uw geheugenkaart
of opslagapparaat. Neem contact op met uw plaatselijke dienst voor paspoorten voor
vragen over richtlijnen of vereisten voor pasfoto's.
Pasfoto's afdrukken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
2. Druk op OK om Bekijken & afdrukken te selecteren.
Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm.
3. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
4. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK.
Het Afdrukken-menu wordt weergegeven.
5. Markeer Projecten met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Het Projecten-menu wordt weergegeven.
6. Markeer Pasfoto's met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
7. Markeer het formaat dat u wilt afdrukken door op de pijlknoppen te drukken en
druk vervolgens op OK.
Als u op OK drukt, verschijnt de geselecteerde foto opnieuw.
8. (Optioneel) Afdrukinstellingen wijzigen of bijkomende foto's selecteren om af te
drukken.
Meer dan één kopie van een geselecteerde foto afdrukken
a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven.
b. Markeer Aantal kopieën met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
c. Druk op de pijlknoppen om het aantal kopieën te verhogen of te verlagen en
druk vervolgens op OK.
Een geselecteerde foto bewerken voor het afdrukken
a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven.
b. Markeer Bewerken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Foto's afdrukken vanaf het bedieningspaneel 69

Bijkomende foto's selecteren om af te drukken
a. Blader door de foto's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op de
pijlknoppen te drukken.
b. Wanneer de gewenste foto wordt weergegeven, drukt u op OK.
c. Druk op OK om Selecteren om af te drukken te selecteren.
d. Herhaal deze stappen voor elke foto die u wilt afdrukken.
9. Als u klaar bent met het wijzigen van afdrukinstellingen en selecteren van foto's,
drukt u op OK om het selectiemenu weer te geven.
10. Markeer Selectie gereed met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Het scherm Overzicht afdrukken verschijnt.
11. Markeer een van de volgende opties met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Afdrukopties Hiermee kunt u handmatig het soort papier bepalen waarop u wilt
afdrukken en of u een datum en tijd op uw foto wilt afdrukken.
Standaard is het Papiersoort ingesteld op Normaal en de instelling
Datumstempel is ingesteld op Off (Uitschakelen). Als u dat wilt,
kunt u deze standaardinstellingen wijzigen met de optie Nwe stand.
inst..
Voorbeeld
afdrukken (alleen
kleurenscherm)
Geeft een voorbeeld weer van hoe uw afgedrukte pagina eruit zal
zien. Hiermee kunt u uw instellingen controleren voordat u gaat
afdrukken en door potentiële fouten papier en inkt verspilt.
Nu afdrukken Drukt uw foto's af op het door u geselecteerde formaat en met de
gewenste lay-out.
Videoactiefoto's afdrukken
U kunt de optie Video Action Prints gebruiken om een reeks foto's van een
videobestand op een geheugenkaart of een opslagapparaat af te drukken. Met deze
optie drukt u negen frames van een video op één vel papier af in de volgorde waarin
ze in de video worden weergegeven. De videoframes worden automatisch door uw
apparaat geselecteerd.
Videoactieafdrukken maken
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
Het Photosmart Express-menu wordt weergegeven. Standaard is Bekijken &
afdrukken gemarkeerd.
2. Druk op OK om Bekijken & afdrukken te selecteren.
Als u op OK drukt, verschijnen de meest recente foto's op het scherm.
3. Blader door de foto's en video's op uw geheugenkaart of opslagapparaat door op
de pijlknoppen te drukken.
4. Wanneer de gewenste video wordt weergegeven, drukt u op OK.
Het Afdrukken-menu wordt weergegeven.
5. Markeer Projecten met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Het Projecten-menu wordt weergegeven.
6. Markeer Video Action Prints met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Hoofdstuk 7
70 Werken met geheugenapparaten (alleen bij sommige modellen)
7. Markeer het formaat dat u wilt afdrukken door op de pijlknoppen te drukken en
druk vervolgens op OK.
8. Markeer het soort papier waarop u wilt afdrukken door op de pijlknoppen te
drukken en druk vervolgens op OK.
9. De video verschijnt opnieuw. Druk op OK om door te gaan.
10. (Optioneel) De video bewerken of afdrukken.
Een geselecteerde foto bewerken voor het afdrukken
a. Druk op OK om het selectiemenu weer te geven.
b. Markeer Bewerken met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
Nu afdrukken
▲Selecteer Nu afdrukken en druk op OK.
Foto's opslaan op uw computer
Nadat u foto's hebt gemaakt met uw digitale camera, kunt u ze meteen afdrukken of
opslaan op de computer. Als u de foto's op de computer wilt opslaan, kunt u de
geheugenkaart uit de camera halen en deze kaart in de juiste geheugenkaartsleuf van
het apparaat plaatsen.
U kunt ook foto's opslaan van een opslagapparaat, zoals een digitale camera of een
geheugenpen, door dit apparaat aan te sluiten op het apparaat aan de USB-poort
voorzijde.
Foto's opslaan
1. Plaats een geheugenkaart in de juiste sleuf van het apparaat of sluit een
opslagapparaat aan op de USB-poort voorzijde.
2. Druk op Het menu Foto.
3. Kies de juiste weergave:
Voor modellen met kleurenscherm
a. Druk op de pijlknoppen en selecteer Opslaan.
b. Druk op de pijlknoppen en selecteer Overbrengen naar computer en
selecteer vervolgens de naam van uw computer.
c. Volg de aanwijzingen op de computer om de foto's op de computer op te slaan.
Voor modellen met een uitleesvenster met twee regels
a. Selecteer Foto-overdracht met de pijlknoppen en druk vervolgens op OK.
b. Druk op de pijlknoppen en selecteer Ja.
c. Druk op de pijlknoppen en selecteer Overbrengen naar computer en
selecteer vervolgens de naam van uw computer.
d. Volg de aanwijzingen op de computer om de foto's op de computer op te slaan.
Foto's opslaan op uw computer 71

8 Faxen (alleen bij sommige
modellen)
U kunt het apparaat gebruiken voor het verzenden en ontvangen van faxen, inclusief
kleurenfaxen. U kunt het verzenden van faxen op een later tijdstip plannen en
snelkiesnummers instellen om snel en gemakkelijk faxen te verzenden naar
veelgebruikte nummers. Op het bedieningspaneel kunt u ook een aantal faxopties
instellen, zoals de resolutie en het contrast tussen licht en donker op de faxen die u
verzendt.
Als het apparaat rechtstreeks is aangesloten op een computer, kunt u met de HP-
beeldbewerkingssoftware faxprocedures uitvoeren die niet beschikbaar zijn vanaf het
bedieningspaneel. Zie De HP-beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer
informatie over de HP-beeldbewerkingssoftware.
Opmerking Voordat u gaat faxen, moet u controleren of u het apparaat goed
hebt ingesteld. Dit hebt u mogelijk tijdens de installatie al gedaan met behulp van
het bedieningspaneel of de met de bij het apparaat geleverde software. U kunt
controleren of de fax correct is ingesteld door de faxinstallatietest vanaf het
bedieningspaneel uit te voeren. Om de faxtest uit te voeren, drukt u op Installeren,
selecteert u Tools, Faxtest uitvoeren en drukt dan op OK.
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•Een fax verzenden
•Een fax ontvangen
•Faxinstellingen wijzigen
•Faxen via the Internet
•Installatie testfax
•Rapporten gebruiken
•Een fax annuleren
Een fax verzenden
U kunt op verschillende manieren een fax verzenden. Via het bedieningspaneel kunt u
met het apparaat een zwart-wit- of kleurenfax verzenden. U kunt ook handmatig een
fax verzenden vanaf een aangesloten telefoon. U kunt op deze wijze eerst met de
geadresseerde spreken voordat u de fax verzendt.
Een gewone fax verzenden
Het verzenden van een fax van een of meer pagina's in zwart-wit gaat eenvoudig met
het bedieningspaneel.
Opmerking Als u een afgedrukte bevestiging wilt van faxen die goed zijn
verzonden, schakelt u faxbevestiging in voordat u faxen gaat verzenden.
72 Faxen (alleen bij sommige modellen)

Tip U kunt een fax ook handmatig verzenden via een telefoon of met behulp van
handsfree kiezen. Met deze functies kunt u de kiessnelheid zelf bepalen. Deze
functies zijn ook nuttig als u de kosten van het gesprek met een telefoonkaart wilt
betalen en u tijdens het kiezen op kiestonen moet reageren.
Een gewone fax verzenden vanaf het bedieningspaneel
1. Laad de originelen. Zie Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Opmerking Als u een fax van meerdere pagina's verzendt, moet u de
originelen in de automatische documentinvoer plaatsen. U kunt geen document
van meerdere pagina's faxen vanaf de glasplaat.
2. Geef het faxnummer op met behulp van het toetsenblok, druk op Snelkiezen of op
een one-touch snelkiesknop, of druk op Opnieuw kiezen/pauze om het laatst
gekozen nummer te kiezen.
Tip Druk op Opnieuw kiezen/pauze als u een pauze wilt invoegen in het
faxnummer, of druk meerdere keren op de knop Symbolen (*) tot er een
streepje (-) op het display verschijnt.
3. Druk op START FAXEN, Zwart of START FAXEN, Kleur.
•Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, verzendt het dat document naar het ingevoerde nummer.
•Als het apparaat geen origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, wordt de vraag Faxen van glasplaat? weergegeven. Zorg
dat het origineel met de bedrukte kant omlaag op de glasplaat ligt en selecteer
vervolgens Ja.
Tip Als u van de ontvanger te horen krijgt dat de kwaliteit van de door u
verzonden fax niet goed is, kunt u de resolutie of het contrast van de fax
wijzigen.
Een fax handmatig verzenden vanaf een telefoon
Als u liever de toetsen van de telefoon gebruikt dan het toetsenblok op het
bedieningspaneel van het apparaat, kunt u een fax verzenden vanaf een telefoon die
zich op dezelfde lijn bevindt. Dat doet u door een telefoon in de 2–EXT-poort aan de
achterzijde van het apparaat te steken. Als u een fax handmatig verzendt, kunt u de
kiestonen, telefonische aanwijzingen en andere geluiden horen via de handset van uw
telefoon. Op deze manier kunt u eenvoudig een telefoonkaart gebruiken voor het
verzenden van een fax.
Afhankelijk van de wijze waarop de ontvanger het faxapparaat heeft ingesteld, kan de
ontvanger de telefoon opnemen of kan het faxapparaat de oproep beantwoorden. Als
een persoon de telefoon beantwoordt, kunt u met de ontvanger spreken voordat u de
Een fax verzenden 73

Een fax verzenden met behulp van handsfree kiezen via het bedieningspaneel
1. Laad de originelen. Zie Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
Opmerking Als u een fax van meerdere pagina's verzendt, moet u de
originelen met de te bedrukken zijde naar boven plaatsen in de automatische
documentinvoer. U kunt geen document van meerdere pagina's faxen vanaf de
glasplaat. Zie Afdrukmateriaal plaatsen voor meer informatie.
2. Druk op START FAXEN, Zwart of START FAXEN, Kleur.
•Als het apparaat een origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, hoort u een kiestoon.
•Als het apparaat geen origineel detecteert in de automatische
documentinvoer, wordt de vraag Faxen van glasplaat? weergegeven. Zorg
dat het origineel op de glasplaat ligt en selecteer Ja.
3. Als u de kiestoon hoort, voert u het nummer in met behulp van het toetsenblok op
het bedieningspaneel.
4. Volg de eventuele aanwijzingen op het scherm.
Tip Als u een belkaart gebruikt om een fax te verzenden en u hebt uw
pincode als snelkiesnummer opgeslagen, drukt u op Snelkiezen als u om een
pincode wordt gevraagd. U kunt ook op een one-touch snelkiesknop drukken
om het snelkiesnummer te kiezen waaronder u uw pincode hebt opgeslagen.
Uw fax wordt verzonden als het ontvangende faxapparaat reageert.
Faxen verzenden met behulp van de optie fax uitzenden
U kunt een fax naar meerdere ontvangers verzenden zonder eerst een
groepssnelkiescode te installeren.
Opmerking De lijst van ontvangers die voor deze fax zijn opgegeven, kan niet
worden opgeslagen en dit werkt alleen voor het verzenden van faxen in zwart-wit.
Als u van plan bent nog faxen te verzenden naar dezelfde lijst van ontvangers,
kunt u best een groepssnelkiescode creëren. Raadpleeg Faxnummers instellen als
snelkiescodes of -groepen voor meer informatie.
Een fax naar meerdere ontvangers verzenden vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op Het menu Faxen en selecteer Fax uitzenden.
2. Voer een faxnummer in met het toetsenblok of druk op de pijltoetsen om naar de
snelkiesnummers te gaan.
Opmerking U kunt maximaal 20 individuele faxnummers toevoegen.
3. Druk op START FAXEN, Zwart.
4. Als de vraag komt, plaatst u de originelen met de bedrukte zijde naar boven en
met de bovenkant naar voor in het midden van de invoerlade. Zie Afdrukmateriaal
plaatsen voor meer informatie.
5. Druk nogmaals op START FAXEN, Zwart.
Een fax verzenden 75

De volgende modi voor Backup-faxontvangst zijn beschikbaar:
Aan Dit is de standaardinstelling. Wanneer Backup-faxontvangst is
ingesteld op Aan, slaat het apparaat alle ontvangen faxen op in het
geheugen. Hierdoor kunt u maximaal de acht laatst afgedrukte faxen
opnieuw afdrukken, mits deze nog in het geheugen zijn opgeslagen.
Opmerking Als het geheugen van het apparaat vol raakt, worden de
oudste, afgedrukte faxberichten overschreven bij ontvangst van nieuwe
faxen. Als het geheugen vol raakt met niet-afgedrukte faxen, stopt het
apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen.
Opmerking Als u een fax ontvangt die te groot is, bijvoorbeeld een
zeer gedetailleerde kleurenfoto, wordt deze mogelijk niet in het
geheugen opgeslagen.
Alleen bij fouten Faxen worden alleen in het geheugen van het apparaat opgeslagen als
het apparaat de faxen door een fout niet kan afdrukken (bijvoorbeeld als
het papier in het apparaat op is). Het apparaat blijft inkomende faxen
opslaan zolang er geheugen beschikbaar is. Als het geheugen vol raakt,
stopt het apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen.
Wanneer de fout is opgelost, worden de faxen die in het geheugen zijn
opgeslagen automatisch afgedrukt en vervolgens uit het geheugen
verwijderd.
Off (Uitschakelen) Faxen worden nooit opgeslagen in het geheugen. Het kan bijvoorbeeld
zijn dat u Backup-faxontvangst wilt uitschakelen omwille van de
veiligheid. Als er een fout optreedt waardoor het apparaat niet kan
afdrukken (bijvoorbeeld als het papier in het apparaat op is), stopt het
apparaat met het beantwoorden van inkomende faxoproepen.
Opmerking Als u het apparaat uitschakelt terwijl Backup-faxontvangst is
ingeschakeld, worden alle in het geheugen opgeslagen faxen verwijderd,
waaronder ook eventuele niet-afgedrukte faxen die u mogelijk hebt ontvangen
terwijl het apparaat niet functioneerde vanwege een fout. In dit geval moet u
contact opnemen met de verzender(s) zodat deze de niet-afgedrukte faxen
opnieuw kunnen verzenden. Druk Faxlogboek af als u een lijst wilt hebben van
alle faxen die u hebt ontvangen. Het Faxlogboek wordt niet verwijderd als het
apparaat is uitgeschakeld.
Backup-faxontvangst vanaf het bedieningspaneel instellen
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens Backup-faxontvangst.
3. Selecteer met de pijl naar rechts Aan, Alleen bij fouten of Off (Uitschakelen).
4. Druk op OK.
Backup-faxontvangst instellen via de geïntegreerde webserver
▲Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Geavanceerd en selecteer vervolgens Aan in het
vervolgmenu Backup-faxontvangst.
Een fax ontvangen 77

Ontvangen faxen vanuit het geheugen opnieuw afdrukken
Als u de modus voor Backup-faxontvangst instelt op Aan, worden de ontvangen
faxen in het geheugen opgeslagen, ongeacht of er een fout was in het apparaat of niet.
Opmerking Als het geheugen vol raakt, worden de oudste, afgedrukte
faxberichten overschreven wanneer er nieuwe faxen worden ontvangen. Als geen
van de opgeslagen faxen is afgedrukt, ontvangt het apparaat geen nieuwe faxen
meer totdat u de faxen in het geheugen hebt afgedrukt of eruit hebt verwijderd. Het
kan ook zijn dat u met het oog op beveiliging of privacy de faxen uit het geheugen
wilt verwijderen.
Afhankelijk van de grootte van de faxberichten kunt u maximaal de acht laatste
ontvangen berichten afdrukken, voorzover nog aanwezig in het geheugen. Het kan
bijvoorbeeld nodig zijn om faxen opnieuw af te drukken als u de vorige afdruk kwijt
bent.
Faxen in het geheugen opnieuw afdrukken vanaf het bedieningspaneel
1. Zorg dat er papier in de invoerlade is geplaatst.
2. Druk op Installatie.
3. Selecteer Hulpmiddelen en vervolgens Faxen in het geheugen opnieuw
afdrukken.
De faxen worden afgedrukt in omgekeerde volgorde als die waarin ze zijn
ontvangen waarbij de meest recent ontvangen fax het eerst wordt afgedrukt, enz.
4. Druk op Annuleren als u wilt stoppen met het opnieuw afdrukken van de faxen in
het geheugen.
Alle faxen uit het geheugen verwijderen vanaf het bedieningspaneel
▲Voer, afhankelijk van het model dat u bezit, een van de volgende handelingen uit:
•Uitleesscherm met twee lijnen: Schakel het apparaat uit door op de knop
Aan/uit te drukken.
Als u het apparaat uitschakelt, worden alle in het geheugen opgeslagen faxen
verwijderd uit het geheugen.
•Kleurenscherm: Druk op Installatie, selecteer Hulpmiddelen en vervolgens
Faxlogboek wissen.
Faxlogboeken wissen via de geïntegreerde webserver
▲Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Opties en klik vervolgens op de knop Wissen onder de
hoofding Faxlogboeken wissen.
Faxen doorsturen naar een ander nummer
U kunt het apparaat instellen om faxen door te sturen naar een ander faxnummer. Een
fax die in kleur is ontvangen wordt in zwart-wit doorgestuurd.
Hoofdstuk 8
78 Faxen (alleen bij sommige modellen)

Het verdient aanbeveling te controleren of het nummer waarnaar u de fax doorstuurt
een werkende faxlijn is. Stuur een testfax naar het nummer om na te gaan of het
faxapparaat de faxen kan doorsturen naar dit nummer.
Faxen doorsturen vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens Fax alleen in zwart-wit
doorsturen.
3. Druk op de pijl naar rechts totdat Aan-doorsturen of Aan-Afdrukken &
doorsturen wordt weergegeven en druk op OK.
• Kies Aan-doorsturen als u de fax naar een ander nummer wilt doorsturen
zonder een reservekopie af te drukken op het apparaat.
Opmerking Als het apparaat de fax niet kan doorsturen naar het
opgegeven faxapparaat (als dit bijvoorbeeld is uitgeschakeld), drukt het
apparaat de fax af. Als u het apparaat instelt op het afdrukken van
foutrapporten voor ontvangen faxen, wordt ook een foutrapport afgedrukt.
• Kies Aan-Afdrukken & doorsturen om een reservekopie van de ontvangen
fax af te drukken terwijl u de fax naar een ander nummer doorstuurt.
4. Als de prompt verschijnt, voert u het nummer in van het apparaat waarmee de
doorgestuurde faxen worden ontvangen.
5. Voer bij de aanwijzing een startdatum en -tijd, evenals een stopdatum en -tijd in.
6. Druk op OK.
Op het bedieningspaneel van het apparaat verschijnt Fax doorsturen.
Als het apparaat geen stroom meer krijgt wanneer Fax doorsturen is ingesteld,
slaat het de instelling Fax doorsturen en het telefoonnummer op. Als de
stroomvoorziening wordt hersteld, is de instelling voor Fax doorsturen nog steeds
Aan.
Opmerking U kunt het doorsturen van faxen uitschakelen door op Annuleren
op het bedieningspaneel te drukken wanneer het bericht Fax doorsturen op
het display wordt weergegeven. U kunt ook Off (Uitschakelen) selecteren in
het menu Enkel zwart-wit fax doorsturen.
Faxen doorsturen via de geïntegreerde webserver
1. Open het tabblad Instellingen, klik op Fax in het linkerdeelvenster en klik
vervolgens op het subtabblad Opties.
2. Selecteer Aan — Afdrukken en doorsturen of Aan — doorsturen in het
vervolgmenu Fax doorsturen.
3. Typ een Fax doorsturen naar nummer in het vak en klik dan op Toepassen.
Ongewenste faxnummers blokkeren
Als u via uw telefoonbedrijf gebruikmaakt van een service voor nummerherkenning,
kunt u bepaalde faxnummers blokkeren, zodat het apparaat geen faxen afdrukt die
afkomstig zijn van deze nummers. Bij een binnenkomende faxoproep vergelijkt het
apparaat het nummer met de door u ingestelde lijst van ongewenste faxnummers om
vast te stellen of de oproep moet worden geblokkeerd. Als het nummer overeenkomt
Een fax ontvangen 79

met een nummer in de lijst met geblokkeerde nummers, wordt de fax niet afgedrukt.
(Het maximumaantal faxnummers dat u kunt blokkeren verschilt per model.)
Opmerking Deze functie wordt niet in alle landen/regio's ondersteund. Als de
functie niet wordt ondersteund in uw land/regio, wordt het item
Faxnummerblokkering ingesteld niet weergegeven in het menu Basis
faxinstallatie.
De modus voor ongewenste faxnummers instellen
Standaard is de modus Ongewenste faxnummers blokkeren ingesteld op Aan. Als u
via uw telefoonbedrijf geen nummerherkenningsservice hebt aangevraagd of als u
deze functie niet wilt gebruiken, kunt u deze instelling uitschakelen.
De modus voor ongewenste faxnummers instellen
▲Bepaalde modellen beschikken over een knop Ongewenste fax blokkeren. Voer,
afhankelijk van het model dat u bezit, een van de volgende handelingen uit:
•Knop Ongewenste faxnummers blokkeren: Druk op de knop
Faxnummerblokkering, selecteer de optie Ongewenste faxen blokkeren en
selecteer vervolgens Aan of Uit.
•Menu Kleurenscherm: Druk op Installatie, selecteer Basismenu faxen,
selecteer Installatie blokkering ongewenste faxen, selecteer Ongewenste
faxen blokkeren en selecteer vervolgens Aan of Uit.
Nummers toevoegen aan de lijst met ongewenste faxnummers
U kunt op twee manieren een nummer aan de lijst met ongewenste nummers
toevoegen. U kunt nummers selecteren in de beller-ID-lijst of u kunt nieuwe nummers
invoeren. De nummers in de lijst met ongewenste nummers worden geblokkeerd als
de modus Ongewenste faxnummers blokkeren is ingesteld op Aan.
Een nummer in de lijst met beller-ID's selecteren
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering
ongewenste faxen.
3. Druk op Nummers toevoegen aan lijst ongewenste nummers en vervolgens op
Nummer selecteren.
4. Blader met de pijl naar rechts door de nummers waar u faxen van hebt ontvangen.
Wanneer het nummer wordt weergegeven dat u wilt blokkeren, drukt u op OK om
dit nummer te selecteren.
5. Wanneer de vraag Nog een selecteren? wordt weergegeven, doet u het volgende:
•Als u nog een nummer wilt toevoegen aan de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt
blokkeren.
•Als u klaar bent, drukt u op Nee.
Hoofdstuk 8
80 Faxen (alleen bij sommige modellen)
Handmatig een nummer invoeren dat moet worden geblokkeerd
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering
ongewenste faxen.
3. Druk op Nummers toevoegen aan lijst ongewenste nummers en vervolgens op
Nummer invoeren.
4. Voer met het toetsenblok een faxnummer in dat moet worden geblokkeerd en druk
vervolgens op OK.
Zorg ervoor dat u het faxnummer invoert zoals het op het uitleesvenster van het
bedieningspaneel wordt weergegeven en niet zoals het in het kopschrift van de
ontvangen fax wordt weergegeven. Deze nummers kunnen verschillend zijn.
5. Wanneer de vraag Nog een invoeren? wordt weergegeven, doet u het volgende:
•Als u nog een nummer wilt toevoegen aan de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt
blokkeren.
•Als u klaar bent, drukt u op Nee.
Te blokkeren nummers invoeren via de geïntegreerde webserver
▲Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Geblokkeerde fax en voer vervolgens te blokkeren
nummers in de velden Faxnummer in. Klik op de knop Toepassen.
Nummers verwijderen van de lijst met ongewenste faxnummers
Als u een faxnummer niet meer wilt blokkeren, kunt u het desbetreffende nummer uit
de lijst met ongewenste nummers verwijderen.
Nummers uit de lijst met geblokkeerde faxnummers verwijderen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Installatie blokkering
ongewenste faxen.
3. Druk op Verwijder nr uit ongewenste nrs.
4. Druk de pijl naar rechts om door de nummers te bladeren die u hebt geblokkeerd.
Wanneer het nummer wordt weergegeven dat u wilt verwijderen, drukt u op OK
om dit nummer te selecteren.
5. Wanneer de vraag Nog een wissen? wordt weergegeven, doet u het volgende:
•Als u nog een nummer wilt verwijderen uit de lijst met ongewenste
faxnummers drukt u op Ja en herhaalt u stap 4 voor elk nummer dat u wilt
blokkeren.
•Als u klaar bent, drukt u op Nee.
Een fax ontvangen 81

Nummers uit de lijst met geblokkeerde faxnummers verwijderen via de
geïntegreerde webserver
▲Open de geïntegreerde webserver. Raadpleeg De ingebouwde webserver openen
voor meer informatie. Klik op het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het
linkerdeelvenster, klik op het subtabblad Faxnummerblokkering, verwijder of
voeg te blokkeren nummers toe in de velden Faxnummer en klik vervolgens op
Toepassen.
Een lijst met geblokkeerde faxnummers bekijken
U kunt alleen een lijst met geblokkeerde faxnummers vanaf de geïntegreerde
webserver bekijken. Hiervoor is een netwerkverbinding nodig.
Een lijst met geblokkeerde nummers bekijken via de geïntegreerde webserver
▲Open de geïntegreerde webserver. Raadpleeg De ingebouwde webserver openen
voor meer informatie. Klik op het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het
linkerdeelvenster en klik vervolgens op het subtabblad Faxnummerblokkering.
Faxinstellingen wijzigen
Als u de stappen hebt voltooid in de bij het apparaat geleverde Aan-de-slaggids, kunt
u in de volgende stappen de basisinstellingen wijzigen of andere faxopties
configureren.
Het faxkopschrift instellen
Het faxkopschrift is de regel tekst met uw naam en faxnummer die wordt afgedrukt
boven aan elke fax die u verstuurt. HP raadt aan het faxkopschrift in te stellen met de
software die u met het apparaat hebt geïnstalleerd. U kunt het faxkopschrift ook
instellen vanaf het bedieningspaneel, zoals hier wordt beschreven.
Opmerking In sommige landen/regio's is de informatie in het faxkopschrift
wettelijk vereist.
Het faxkopschrift instellen of wijzigen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Faxkopschrift.
3. Voer met de nummertoetsen uw naam of de naam van uw bedrijf in en druk op OK.
4. Voer met behulp van het numerieke toetsenblok het faxnummer in en druk
vervolgens op OK.
Het faxkopschrift instellen of wijzigen via de geïntegreerde webserver
▲Selecteer het tabblad Instellingen, selecteer Faxen in het linkerdeelvenster,
selecteer het subtabblad Basis en voer vervolgens de Naam faxkopschrift en het
Faxnummer in. Klik op de knop Toepassen.
Hoofdstuk 8
82 Faxen (alleen bij sommige modellen)
De antwoordmodus instellen (automatisch antwoorden)
De antwoordmodus bepaalt of binnenkomende oproepen door het apparaat worden
beantwoord.
• Schakel de instelling Automatisch antwoorden in als u wilt dat het apparaat
faxen automatisch beantwoordt. Alle binnenkomende oproepen en faxen worden
door het apparaat beantwoord.
• Schakel de optie Automatisch antwoorden uit als u faxen handmatig wilt
ontvangen. U moet zelf aanwezig zijn om de binnenkomende faxoproepen te
beantwoorden, anders kan het apparaat geen faxberichten ontvangen.
De antwoordmodus via het bedieningspaneel instellen op handmatig of
automatisch
▲Druk op Automatisch antwoorden om het lampje aan of uit te zetten, zoals dit in
de installatie is opgegeven.
Wanneer het Automatisch antwoorden-lampje brandt, beantwoordt het apparaat
de oproepen automatisch. Wanneer het lampje niet brandt, beantwoordt het
apparaat de oproepen niet.
De antwoordmodus via de geïntegreerde webserver instellen op handmatig of
automatisch
1. Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen
in het linkerdeelvenster en klik vervolgens op het subtabblad Basis.
2. Selecteer Aan of Uit in het vervolgmenu Automatisch antwoorden in het
gedeelte Andere basisinstellingen fax.
Het aantal beltonen voordat er wordt opgenomen instellen
Als u de optie Automatisch antwoorden inschakelt, kunt u opgeven na hoeveel
belsignalen de binnenkomende oproep automatisch moet worden beantwoord.
De instelling Hoe vaak overgaan is belangrijk als er een antwoordapparaat is
aangesloten op dezelfde telefoonlijn als het apparaat omdat het antwoordapparaat de
telefoon moet beantwoorden voordat het apparaat dat doet. Het aantal beltonen dat u
instelt voordat het apparaat opneemt, moet hoger zijn dan het aantal belsignalen
voordat het antwoordapparaat opneemt.
Stel het antwoordapparaat bijvoorbeeld in op een klein aantal belsignalen en het
apparaat op het hoogste aantal belsignalen. (Het maximale aantal belsignalen varieert
per land/regio.) Bij deze instelling beantwoordt het antwoordapparaat de oproep en
bewaakt het apparaat de lijn. Als het apparaat faxsignalen detecteert, zal het de fax
ontvangen. Als de oproep een gespreksoproep betreft, zal het antwoordapparaat het
binnenkomende bericht opnemen.
Aantal belsignalen voordat wordt opgenomen instellen via het bedieningspaneel
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Basisinstallatie fax en vervolgens op Aantal beltonen voor opnemen.
3. Typ het toepasselijke aantal belsignalen met behulp van het toetsenblok of wijzig
het aantal belsignalen met de pijl naar rechts of naar links.
4. Druk op OK om de instelling te accepteren.
Faxinstellingen wijzigen 83
Het aantal beltonen voordat wordt opgenomen instellen via de geïntegreerde
webserver
1. Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen
in het linkerdeelvenster en klik vervolgens op het subtabblad Basis.
2. Selecteer een nummer in het vervolgmenu Belsignalen voor opnemen in het
gedeelte Andere basisinstellingen fax.
Antwoorden op belpatroon voor specifieke beltonen wijzigen
Veel telefoonmaatschappijen bieden een functie voor specifieke belsignalen, zodat het
mogelijk is om op één telefoonlijn diverse telefoonnummers te gebruiken. Als u zich op
deze service abonneert, wordt er aan elk telefoonnummer een ander belpatroon
toegekend. U kunt het apparaat instellen voor het beantwoorden van binnenkomende
oproepen die een bepaald belpatroon hebben.
Als u het apparaat verbindt met een telefoonlijn met specifieke belsignalen, moet u de
telefoonmaatschappij verzoeken om verschillende belpatronen toe te wijzen aan
binnenkomende gespreksoproepen en faxoproepen. Het is raadzaam om voor een
faxnummer dubbele of drievoudige belsignalen aan te vragen. Als het apparaat het
specifieke belpatroon detecteert, beantwoordt het de oproep en ontvangt het de fax.
Als deze service niet beschikbaar is, gebruikt u het standaard belpatroon Alle beltonen.
Het belpatroon voor een specifieke beltoon wijzigen vanaf het bedieningspaneel
1. Controleer of het apparaat is ingesteld om faxoproepen automatisch te
beantwoorden.
2. Druk op Installatie.
3. Druk op Geavanceerde faxinstallatie en vervolgens op Specifieke beltoon.
4. Druk op de knop naar rechts om een optie te selecteren en druk op OK.
Wanneer de telefoon rinkelt met het belpatroon dat is toegewezen aan de faxlijn,
beantwoordt het apparaat de oproep en ontvangt de fax.
Het te beantwoorden belpatroon instellen of wijzigen via de geïntegreerde
webserver
▲Klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen in het linkerdeelvenster, klik op het
subtabblad Geavanceerd, selecteer een belsignaal in het vervolgmenu
Specifieke belsignalen en klik vervolgens op Toepassen.
Foutcorrectiemodus fax instellen
Gewoonlijk controleert het apparaat de signalen op de telefoonlijn wanneer een fax
wordt verzonden of ontvangen. Wanneer het een foutsignaal detecteert tijdens de
transmissie en als de foutcorrectie is ingeschakeld, kan het apparaat vragen om een
gedeelte van de fax opnieuw te verzenden.
Schakel deze foutcorrectie alleen uit als u problemen hebt met het verzenden of
ontvangen van een fax en fouten tijdens de transmissie wilt accepteren. Het
uitschakelen van deze functie kan nuttig zijn wanneer u een fax wilt verzenden naar of
ontvangen van een ander land of een andere regio of als u via een satellietverbinding
belt.
Hoofdstuk 8
84 Faxen (alleen bij sommige modellen)

De foutcorrectiemodus instellen
•Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik in het linkerdeelvenster op Faxen,
klik op het tabblad Geavanceerd, selecteer Aan of Uit in het vervolgmenu
Foutcorrectiemodus en klik dan op de knop Toepassen.
•Bedieningspaneel: Druk op Het menu Faxen, open het menu Geavanceerde
faxinstallatie en gebruik vervolgens de optie Foutcorrectiemodus.
Het kiessysteem instellen
Stel de toonkeuze- of pulskeuzemodus in met deze procedure. De standaardinstelling
is Toon. Wijzig deze instelling niet tenzij u weet dat uw telefoonlijn niet werkt met
toonkeuze.
Opmerking De optie pulskeuze is niet beschikbaar in alle landen of regio's.
Het kiessysteem instellen
•Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen in het linkerdeelvenster,
klik op het tabblad Basis, maak een keuze in het vervolgmenu Toon- of
pulskeuze en klik dan op de knop Toepassen.
•Bedieningspaneel: Druk op Installatie, druk op Basisinstallatie fax en gebruik
vervolgens de optie Toon- of pulskeuze.
Opties opnieuw kiezen instellen
Wanneer het apparaat geen fax heeft kunnen verzenden omdat de ontvangende fax
niet opneemt of in gesprek was, probeert het apparaat om het nummer opnieuw te
kiezen op basis van de opties Opnieuw kiezen bij in gesprek en Geen antwoord
opnieuw kiezen. Schakel de opties in of uit via de volgende procedure.
•Opnieuw kiezen bij in gesprek: Als deze optie is ingeschakeld, kiest het
apparaat het nummer automatisch opnieuw als het een bezettoon krijgt. De
fabrieksinstelling van deze functie is AAN.
•Geen antwoord opnieuw kiezen: Als deze optie is ingeschakeld, kiest het
apparaat het nummer automatisch opnieuw als de ontvangende fax niet
antwoordt. De fabrieksinstelling van deze functie is UIT.
De opties opnieuw bellen instellen
•Geïntegreerde webserver (netwerkverbinding): Open de geïntegreerde
webserver, klik op het tabblad Instellingen, klik op Faxen in het linkerdeelvenster
en klik vervolgens op het tabblad Geavanceerd.
•Bedieningspaneel: Druk op Installatie, druk op Geavanceerde faxinstallatie en
gebruik vervolgens de opties Opnieuw kiezen bij in gesprek of Geen antwoord
opnieuw kiezen.
Faxinstellingen wijzigen 85

De faxsnelheid instellen
U kunt de faxsnelheid instellen die wordt gebruikt voor de communicatie tussen het
apparaat en andere faxapparaten tijdens het verzenden en ontvangen van faxen. De
standaard faxsnelheid is Snel.
Als u een van de volgende opties gebruikt, is het wellicht nodig om de faxsnelheid te
verlagen:
• Een Internet-telefoonservice
• Een PBX-systeem
• Fax over Internet-protocol (FoIP)
• Een ISDN-service
Als er tijdens het verzenden en ontvangen van faxen problemen optreden, moet u de
instelling Faxsnelheid mogelijk instellen op Normaal of Langzaam. In de volgende
tabel ziet u een lijst van de beschikbare faxsnelheden.
Instelling faxsnelheid Faxsnelheid
Snel v.34 (33600 baud)
Normaal v.17 (14400 baud)
Langzaam v.29 (9600 baud)
De faxsnelheid instellen via het bedieningspaneel
1. Druk op Instellingen.
2. Selecteer Geavanceerde faxinstallatie en druk vervolgens op Faxsnelheid.
3. Selecteer een optie met behulp van de pijltoetsen en druk vervolgens op OK.
Faxen via the Internet
U kunt zich abonneren op een goedkope telefoonservice die u de mogelijkheid biedt
faxen met uw apparaat te ontvangen en te verzenden via internet. Deze methode
wordt Fax over Internet-protocol (FoIP) genoemd. U maakt waarschijnlijk gebruik van
een FoIP-service (aangeboden door uw telefoonservice) als u:
• samen met het faxnummer een speciale toegangscode kiest, of
• een IP-converter hebt om verbinding te maken met Internet; deze biedt ook
analoge telefoonpoorten voor de faxlijn.
Opmerking Alleen faxen kunt verzenden en ontvangen door een telefoonsnoer
aan te sluiten op de 1-LINE-poort op het apparaat en niet via de Ethernet-poort. Dit
houdt in dat uw internetverbinding via een converter moet lopen (die ook reguliere
analoge telefoonstekkers heeft voor faxverbindingen) of via uw
telefoonmaatschappij.
Sommige internetfaxservices werken niet goed als het apparaat faxen verzendt en
ontvangt op hoge snelheid (33600 bps). Als u bij het verzenden en ontvangen van
faxen met een internetfaxservice problemen ondervindt, moet u een lagere
faxsnelheid gebruiken. Dit is mogelijk door de instelling Faxsnelheid te wijzigen van
Hoofdstuk 8
86 Faxen (alleen bij sommige modellen)

Hoog (standaard) naar Normaal. Zie De faxsnelheid instellen voor informatie over het
wijzigen van deze instelling.
Controleer ook of de internetfaxservice van uw telefoonmaatschappij faxen
ondersteunt.
Installatie testfax
U kunt uw faxinstallatie testen om de status van het apparaat te controleren en om na
te gaan of het correct is geïnstalleerd om te faxen. Voer deze test uit nadat u het
apparaat hebt geïnstalleerd om te faxen. De test doet het volgende:
• Test de faxhardware
• Controleert of het juiste type telefoonsnoer is aangesloten op het apparaat
• Controleert of het telefoonsnoer op de juiste poort is aangesloten
• Controleert de aanwezigheid van een kiestoon
• Controleert op de aanwezigheid van een actieve telefoonlijn
• Controleert de status van de telefoonlijnverbinding
Het apparaat drukt een verslag af met het testresultaat. Als de test mislukt, bekijkt u
het verslag voor informatie over hoe u het probleem kunt oplossen en voert de test
opnieuw uit.
Faxinstallatie testen
1. Stel het apparaat in op faxen volgens uw specifieke installatie-instructies voor thuis
of op kantoor.
2. Zorg ervoor dat de printcartridges en printkoppen zijn geïnstalleerd en dat
volledige vellen papier in de invoerlade zijn geplaatst voordat u begint met de test.
3. Druk vanaf het bedieningspaneel op Installeren.
4. Selecteer Tools en selecteer vervolgens Faxtest uitvoeren.
Het apparaat geeft de status van de test weer op het scherm en drukt een rapport
af.
5. Bekijk het rapport.
• Controleer of de faxinstellingen in het rapport juist zijn als er nog steeds sprake
is van problemen met faxen, terwijl de test is geslaagd. Een lege of onjuiste
faxinstelling kan faxproblemen veroorzaken.
• Als de test is mislukt, kunt u in het rapport informatie vinden over het oplossen
van de aangetroffen problemen.
Rapporten gebruiken
U kunt het apparaat zodanig instellen dat foutrapporten en bevestigingsrapporten
automatisch worden afgedrukt voor elk faxbericht dat u verzendt en ontvangt. Als het
nodig is kunt u systeemrapporten ook handmatig afdrukken. Deze rapporten geven
nuttige informatie over het apparaat.
Standaard is het apparaat zodanig ingesteld dat er alleen een rapport wordt afgedrukt
als zich een probleem voordoet bij het verzenden of ontvangen van een fax. Na het
verzenden van een faxbericht wordt op het bedieningspaneel even gemeld dat het
faxbericht goed is verzonden.
Installatie testfax 87

Bevestigingsrapporten voor faxen afdrukken
Als u een afgedrukte bevestiging nodig hebt van faxen die goed zijn verzonden, volgt
u onderstaande instructies om de faxbevestiging in te schakelen voordat u faxen gaat
verzenden. Selecteer Bij Fax verzenden of Verzenden & ontvangen.
De standaardinstelling voor faxbevestiging is Off (Uitschakelen). Dit betekent dat er
geen bevestigingsrapport wordt afgedrukt voor elke fax die u verzendt of ontvangt. Na
het verzenden van een faxbericht wordt op het bedieningspaneel even gemeld dat het
faxbericht goed is verzonden.
Faxbevestiging inschakelen
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Rapport afdrukken en vervolgens op Faxbevestiging.
3. Druk op de pijl naar rechts om een van de volgende opties te selecteren en druk
dan op OK.
Off
(Uitschakelen)
Er wordt geen bevestigingsrapport afgedrukt wanneer u faxberichten
verzendt en ontvangt. Dit is de standaardinstelling.
Bij Fax
verzenden
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u
verzendt.
Bij Fax
ontvangen
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u
ontvangt.
Verzenden &
ontvangen
Er wordt een bevestigingsrapport afgedrukt voor elke fax die u
verzendt of ontvangt.
Tip Als u Bij Fax verzenden of Verzenden & ontvangen kiest en de fax
scant om deze vanuit het geheugen te verzenden, kunt u een afbeelding van
de eerste pagina van de fax opnemen in het rapport Verzendrapport. Druk op
Installatie, op Faxbevestiging en druk dan nogmaals op Bij verzenden fax.
Selecteer Aan in het menu Afbeelding op verzendrapport.
Foutrapporten voor faxen afdrukken
U kunt het apparaat zodanig configureren dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt als er tijdens de transmissie of ontvangst een fout optreedt.
Het apparaat instellen op het automatisch afdrukken van faxfoutrapporten
1. Druk op Installatie.
2. Druk op Rapport afdrukken en druk vervolgens op Foutrapport fax.
3. Druk op de pijl naar rechts om een van de volgende opties te selecteren en druk
dan op OK.
Verzenden &
ontvangen
Afdrukken als er een fout optreedt bij het faxen. Dit is de
standaardinstelling.
Off
(Uitschakelen)
Er worden geen faxfoutrapporten afgedrukt.
Hoofdstuk 8
88 Faxen (alleen bij sommige modellen)

Bij Fax
verzenden
Afdrukken als er een fout optreedt bij het overbrengen.
Bij Fax
ontvangen
Afdrukken als er een fout optreedt bij het ontvangen.
Het faxlogboek afdrukken en bekijken
U kunt een log afdrukken van faxen die door het apparaat werden ontvangen en
verzonden. Elk item in het log bevat de volgende informatie:
• Datum en tijd van verzending
• Type (ontvangen of verzonden)
• Faxnummer
• Duur
• Aantal pagina’s
• Resultaat (status) van de overdracht
De logs geven een lijst van alle vanaf het bedieningspaneel verzonden faxen en alle
ontvangen faxen.
Een faxlog bekijken vanaf de geïntegreerde webserver
▲Druk op het tabblad Informatie in het linkerdeelvenster op Log en klik dan op het
subtabblad Faxlog.
Het log geeft een lijst van alle vanuit de HP-beeldbewerkingssoftware verzonden
faxen en alle ontvangen faxen.
Het faxlog vanaf de HP-beeldbewerkingssoftware bekijken
1. Open de HP-beeldbewerkingssoftware op de computer. Raadpleeg De HP-
beeldbewerkingssoftware gebruiken voor meer informatie.
2. Zie de Help op het scherm voor verdere aanwijzingen over de HP-
beeldbewerkingssoftware.
Het log geeft een lijst van alle vanaf het bedieningspaneel en vanuit de HP-
beeldbewerkingssoftware verzonden faxen en alle ontvangen faxen.
Het faxlogboek afdrukken vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op Installatie.
2. Druk de pijlknoppen naar beneden naar Rapport afdrukken en druk vervolgens
op OK.
3. Ga met de pijlknoppen naar Faxlog en druk vervolgens op OK.
4. Druk opnieuw op OK om het log af te drukken.
Rapporten gebruiken 89
Een fax annuleren
U kunt op elk moment een fax dat u aan het verzenden of ontvangen bent, annuleren.
Een fax annuleren
▲Druk op Annuleren op het bedieningspaneel om een faxtaak die u aan het
verzenden of ontvangen bent, te stoppen. Als het apparaat niet stopt met faxen,
drukt dan nogmaals op Annuleren.
Het apparaat drukt de pagina's die al aan het afdrukken waren verder af en
annuleert dan de rest van het faxbericht. Dit kan even duren.
Een nummer dat u aan het kiezen bent, annuleren
▲Druk op Annuleren om het nummer dat u op dat moment aan het kiezen bent, te
annuleren.
Hoofdstuk 8
90 Faxen (alleen bij sommige modellen)

9 Configureren en beheren
Deze sectie is bedoeld voor de beheerder of persoon die verantwoordelijk is voor het
beheer van het apparaat. In dit gedeelte vindt u informatie over de volgende
onderwerpen.
•Het apparaat beheren
•Beheertools voor het apparaat gebruiken
•De diagnostische zelftestpagina begrijpen
•De netwerkconfiguratiepagina begrijpen
•Netwerkopties configureren
•Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen)
•Het apparaat configureren (Windows)
•Het apparaat configureren (Mac OS)
•Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen)
•Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie
•De software verwijderen en opnieuw installeren
Het apparaat beheren
• Overzicht van beheertaken
•Het apparaat controleren
•Het apparaat beheren
Overzicht van beheertaken
In de volgende tabel worden de algemene tools vermeld waarmee u het apparaat kunt
beheren. Het is mogelijk dat in specifieke procedures andere methoden worden
toegepast. Zie Beheertools voor het apparaat gebruiken voor informatie over het
activeren en gebruiken van deze hulpmiddelen.
Opmerking Mac OS-gebruikers kunnen het bedieningspaneel, de geïntegreerde
webserver en het HP Printerhulpprogramma gebruiken. Windows-gebruikers
kunnen het bedieningspaneel, de geïntegreerde webserver, de printerdriver, de
Werkset, HP Web Jetadmin en myPrintMileage gebruiken.
Voor meer informatie over de HP Web Jetadmin-software opent u de HP Web
Jetadmin-software en raadpleegt u de bijbehorende documentatie. Bezoek de
website van myPrintMileage voor meer informatie over myPrintMileage.
Configureren en beheren 91

Voor de
volgende
actie…
gebruik deze tools...
Onderdele
n van het
bedienings
paneel
Geïntegree
rde
webserver
Werkset
(Windows)
HP
Printerhulp
programm
a (Mac OS)
HP Web
Jetadmin-
software
myPrint-
Mileage
*
Het apparaat controleren
Status van
benodigdheden
Gebruik van
benodigdheden
en papier
Werking en
status
Het apparaat beheren
Onderhoud
van het
apparaat
Beveiliging
van het
apparaat
Lamptijd in
scanner
Lade-
instellingen
Volume van
het apparaat
of volume-
instellingen
bedieningskno
p
Waarschuwing
en
kennisgevinge
n
* Beschikbaar als myPrintMileage is geïnstalleerd.
Hoofdstuk 9
92 Configureren en beheren

Het apparaat controleren
Dit onderdeel bevat aanwijzingen voor het controleren van het apparaat.
Gebruik dit hulpmiddel… om de volgende informatie te verkrijgen....
Bedieningspaneel Informatie over de status van huidige taken,
de bedrijfsstatus van het apparaat en de
status van inktcartridges en printkoppen.
Geïntegreerde webserver •Informatie over de printerstatus: Open
het tabblad Informatie en klik op een
optie in het linkerdeelvenster.
•Status inktcartridge en printkop: Open
het tabblad Informatie en klik vervolgens
op Inktvoorraad in het linkerdeelvenster.
•Totale hoeveelheid gebruikte inkt en
afdrukmateriaal: Open het tabblad
Informatie en klik vervolgens op
Verbruik in het linkerdeelvenster.
Werkset (Windows) Inktpatrooninformatie: Klik op het tabblad
Geschatte inktniveaus om informatie te zien
over het inktniveau. Blader vervolgens naar
de knop Cartridgedetails. Klik op de knop
Cartridgedetails om informatie te zien over
vervangende inktcartridges en vervaldata.
Opmerking De getoonde inktniveaus zijn
slechts een schatting. De feitelijke inktniveaus
kunnen verschillen.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) Inktpatrooninformatie: Open het
deelvenster Informatie en ondersteuning en
klik op Status benodigdheden.
Het apparaat beheren
Dit onderdeel bevat informatie over het beheren van het apparaat en het wijzigen van
instellingen.
Gebruik dit hulpmiddel… als u het volgende wilt doen...
Bedieningspaneel •Taal en land/regio: Druk op Installatie en
open het menu Voorkeuren.
•Volume bedieningspaneel: Druk op
Installatie en open het menu Voorkeuren.
•Geluidsvolume fax: Druk op Installatie en
selecteer Geluidsvolume fax.
•Afdrukken van automatische rapporten:
Druk op Installatie en open het menu
Geavanceerde faxinstallatie.
•Het kiessysteem instellen: Druk op
Installatie en open het menu Basisinstallatie
fax.
Het apparaat beheren 93

Gebruik dit hulpmiddel… als u het volgende wilt doen...
•Installatie opties opnieuw kiezen: Druk op
Installatie en open het menu Geavanceerde
faxinstallatie.
•Bekijk het IP-adres van het apparaat (zie
Geavanceerde netwerkinstellingen wijzigen).
•De datum en tijd instellen: Druk op
Installatie, druk op Tools en vervolgens op
Datum en tijd.
•De brandtijd voor de scannerlamp instellen:
Druk op Installatie, selecteer Voorkeuren en
vervolgens Lamptijd instellen.
Geïntegreerde webserver •Wachtwoord geïntegreerde webserver
instellen: Klik op het tabblad Instellingen en
klik vervolgens op Beveiliging in het
linkerdeelvenster.
•Lade-instellingen wijzigen: Klik op het
tabblad Instellingen en klik vervolgens op
Papierverwerking in het linkerdeelvenster.
•Onderhoudstaken voor het apparaat
uitvoeren: Open het tabblad Instellingen en
klik op Apparaatservices in het
linkerdeelvenster.
•Taal en land/regio: Open het tabblad
Instellingen en klik op Internationaal in het
linkerdeelvenster.
•Geluidsvolume fax: Open het tabblad
Instellingen, klik op Fax in het
linkerdeelvenster en pas de optie
Geluidsvolume fax aan.
•Netwerkinstellingen configureren: Klik op
het tabblad Netwerken en klik op een optie in
het linkerdeelvenster.
•Een statisch IP-adres instellen: Klik op het
tabblad Netwerken en klik vervolgens ofwel op
Vast 802.3 of Draadloos 802.11. In het
gedeelte IP-adresconfiguratie selecteert u
Handmatig IP en voert u het statische IP-
adres in. Voer indien nodig het Handmatig
subnetmasker en de Handmatige
standaardgateway in en klik vervolgens op
Toepassen. Raadpleeg Tips en middelen voor
het oplossen van problemen voor meer
informatie.
Opmerking Het is niet aan te bevelen een
statisch IP-adres toe te wijzen aan het
apparaat. Een statisch IP-adres kan echter wel
bepaalde installatie- en afdrukproblemen
oplossen, zoals een conflict met een
persoonlijke firewall.
•Instellingen van Snelkeuze digitaal archief
configureren: Klik op het tabblad Instellingen
en klik op Snelkeuze direct digitaal archief.
Hoofdstuk 9
(vervolg)
94 Configureren en beheren

Gebruik dit hulpmiddel… als u het volgende wilt doen...
•Afdrukken van automatische faxrapporten:
Klik op het tabblad Instellingen en vervolgens
op Fax in het linkerdeelvenster. Klik vervolgens
op het tabblad Geavanceerd.
•Het kiessysteem instellen: Klik op het
tabblad Instellingen en vervolgens op Fax in
het linkerdeelvenster. Klik vervolgens op het
tabblad Basis.
•De opties voor opnieuw kiezen instellen:
Klik op het tabblad Instellingen en klik
vervolgens op Fax. Klik op het tabblad
Geavanceerd.
•Benodigdheden bestellen: Klik op een
willekeurig tabblad op de knop
Benodigdheden bestellen en volg de
aanwijzingen op het scherm.
•Ondersteuning: Klik op een willekeurig
tabblad op de knop Ondersteuning en
selecteer een ondersteuningsoptie.
•Bluetooth-instellingen configureren: Klik op
het tabblad Bluetooth.
•De datum en tijd instellen: Klik op het tabblad
Instellingen, klik op Tijdservices in het
linkerdeelvenster, typ de nodig waarden in de
velden en klik vervolgens op Toepassen.
Werkset (Windows) •Lade-instellingen wijzigen: Klik op
Papierverwerking op het tabblad Services.
•Onderhoudstaken voor het apparaat
uitvoeren: Open het tabblad Services.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS) •Lade-instellingen wijzigen: Klik op
Papierverwerking in het deelvenster
Printerinstellingen.
•Onderhoudstaken voor het apparaat
uitvoeren: Open het deelvenster Informatie
en ondersteuning en klik vervolgens op de
optie voor de taak die u wilt uitvoeren.
Beheertools voor het apparaat gebruiken
• Geïntegreerde webserver
•Werkset (Windows)
•HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
•Installatieprogramma voor netwerkprinter (Mac OS)
•HP Web Jetadmin-software
•HP Instant Support
•myPrintMileage
(vervolg)
Beheertools voor het apparaat gebruiken 95

Geïntegreerde webserver
Als het apparaat op een netwerk is aangesloten, kunt u de geïntegreerde webserver
gebruiken om informatie over de status te bekijken, instellingen te wijzigen en het
apparaat vanaf de computer te beheren.
Opmerking Zie Specificaties van de geïntegreerde webserver voor een overzicht
van systeemvereisten voor de ingebouwde webserver.
Sommige instellingen zijn alleen toegankelijk nadat een wachtwoord voor de
ingebouwde webserver is opgegeven.
U kunt de geïntegreerde webserver openen en gebruiken zonder verbinding met
internet, maar sommige functies zijn dan niet beschikbaar.
De ingebouwde webserver openen
U kunt de geïntegreerde webserver op de volgende manieren openen:
Opmerking Als u de geïntegreerde webserver wilt openen vanuit de printerdriver
(Windows) of het HP Printerhulpprogramma (Mac OS), moet het apparaat zijn
aangesloten op een netwerk en een IP-adres hebben.
•Webbrowser: Typ in een ondersteunde webbrowser op uw computer het IP-adres
dat aan het apparaat is toegewezen.
Als het IP-adres bijvoorbeeld 123.123.123.123 is, typt u het volgende adres in de
webbrowser: http://123.123.123.123
Het IP-adres van het apparaat staat vermeld op de diagnostische zelftestpagina.
Raadpleeg De netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer informatie.
Als de ingebouwde webserver wordt weergegeven, kunt u deze toevoegen aan de
favorieten zodat u er in het vervolg eenvoudig naartoe kunt gaan.
•HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Op het tabblad Printerinstellingen klikt u
op Extra instellingen en vervolgens op de knop Geïntegreerde webserver openen.
Pagina's geïntegreerde webserver
De geïntegreerde webserver bevat pagina's die u kunt gebruiken om productinformatie
te bekijken en apparaatinstellingen te wijzigen. De pagina's bevatten ook koppelingen
naar andere e-services.
Pagina's/knoppen Inhoud
Informatiepagina Deze pagina bevat statusinformatie over het
apparaat, de inktbenodigdheden en het inktgebruik
en een gebeurtenissenlogboek (bijvoorbeeld met
fouten).
Pagina Instellingen Deze pagina bevat de instellingen die zijn
geconfigureerd voor het apparaat. U kunt deze
instellingen hier ook wijzigen.
Pagina netwerken Deze pagina bevat informatie over de
netwerkstatus en de netwerkinstellingen die voor
het apparaat zijn geconfigureerd. Deze pagina's
Hoofdstuk 9
96 Configureren en beheren

Pagina's/knoppen Inhoud
worden alleen weergegeven als het apparaat is
aangesloten op een netwerk. Raadpleeg
Netwerkopties configureren voor meer informatie.
Pagina Bluetooth Deze pagina bevat de instellingen die zijn
geconfigureerd voor het apparaat. U kunt deze
instellingen hier ook wijzigen.
Knoppen Ondersteuning en
Benodigdheden bestellen
Met Ondersteuning beschikt u over een aantal
ondersteuningsservices, inclusief e-services zoals
HP Instant Support, myPrintMileage. Zie HP Instant
Support en myPrintMileage voor meer informatie.
Met Benodigdheden bestellen maakt u online
verbinding om benodigdheden te bestellen.
Werkset (Windows)
De Werkset geeft informatie over het onderhoud van het apparaat.
Opmerking Als de computer aan de systeemvereisten voldoet, kunt u de
Werkset vanaf de Starter-cd installeren door voor de volledige installatie te kiezen.
De Werkset openen
• Klik in de HP Solution Center op Instellingen, wijs Afdrukinstellingen aan en klik
vervolgens op Printer Werkset.
• Klik met de rechtermuisknop op de HP Digital Imaging-monitor in de lade, wijs
Modelnaam printer aan en klik op Werkset printer weergeven.
(vervolg)
Beheertools voor het apparaat gebruiken 97

Tabbladen in de Werkset
De Werkset bevat de volgende tabbladen.
Tabblad Inhoud
Geschat inktniveau •Informatie over het inktniveau: Toont het
geschatte inktniveau voor elke patroon.
Opmerking De getoonde inktniveaus zijn
slechts een schatting. De feitelijke inktniveaus
kunnen verschillen.
•Kopen: Geeft toegang tot een website waar u
online printerbenodigdheden kunt bestellen
voor het apparaat.
•Telefonisch bestellen: Toont
telefoonnummers die u kunt opbellen om
benodigdheden voor het apparaat te bestellen.
Er zijn niet voor alle landen/regio's
telefoonnummers beschikbaar.
•Cartridgedetails: Hier ziet u bestelnummers
en verloopdatums van de geïnstalleerde
inktpatronen.
Informatie Printerinformatie: Dit tabblad bevat een koppeling
naar myPrintMileage en statusinformatie over de
hardware en printkoppen. Opties op het tabblad
informatie zijn onder meer:
•Hardware-informatie
•myPrintmileage (indien geïnstalleerd)
•HP Instant Support
•Toestand HP-printkop
Services •Diagnosepagina PQ (afdrukkwaliteit)
afdrukken: Hiermee kunt u nagaan of er
problemen zijn die invloed hebben op de
afdrukkwaliteit van het apparaat. Raadpleeg
De pagina Diagnostiek van afdrukkwaliteit
afdrukken voor meer informatie.
•Druk een diagnostische zelftestpagina af:
Hiermee kunt u de diagnostische
zelftestpagina van het apparaat afdrukken.
Deze pagina bevat informatie over het
apparaat en de benodigdheden. Raadpleeg De
diagnostische zelftestpagina begrijpen voor
meer informatie.
•Printkoppen uitlijnen: Hulp bij het uitlijnen
van de printkoppen. Raadpleeg De printkoppen
uitlijnen voor meer informatie.
•Printkoppen reinigen: Hulp bij het reinigen
van de printkoppen. Raadpleeg De printkoppen
reinigen voor meer informatie.
Hoofdstuk 9
98 Configureren en beheren

Tabblad Inhoud
•Regelinvoer kalibreren: Hiermee kunt u de
regelinvoer kalibreren. Raadpleeg De
regelopschuiving kalibreren voor meer
informatie.
•Papierverwerking: Hiermee kunt u de
ladevergrendeling instellen en een
standaardlade selecteren (als lade 2 is
geïnstalleerd). Raadpleeg Lades configureren
voor meer informatie.
HP Printerhulpprogramma (Mac OS)
Het HP Printerhulpprogramma bevat hulpmiddelen voor het configureren van
afdrukinstellingen, het kalibreren van het apparaat, het reinigen van de printkoppen,
het afdrukken van configuratie- en testpagina's, het online bestellen van
benodigdheden en het zoeken van helpinformatie op internet.
HP Printerhulpprogramma openen
1. Selecteer vanuit de Zoeker de optie Computer in het menu Gaan.
2. Selecteer Bibliotheek en daarna Printers.
3. Selecteer hp, Hulpprogramma's en vervolgens HP Printer Selector.
4. Selecteer het apparaat en klik op Hulpprogramma starten.
Deelvensters van HP Printerhulpprogramma
Deelvenster Informatie en ondersteuning
•Status benodigdheden: Dit venster bevat informatie over de geïnstalleerde
printkoppen en inktpatronen.
•Info over benodigdheden: Toont de opties voor het vervangen van de
inktcartridges.
•Apparaatgegevens: Bevat informatie over het model en serienummer. Hiermee
kunt u tevens een diagnostische zelftestpagina van het apparaat afdrukken. Deze
pagina bevat informatie over het apparaat en de benodigdheden. Raadpleeg De
diagnostische zelftestpagina begrijpen voor meer informatie.
•Diagnosepagina afdrukkwaliteit: Hiermee kunt u nagaan of er problemen zijn die
invloed hebben op de afdrukkwaliteit van het apparaat. Raadpleeg De pagina
Diagnostiek van afdrukkwaliteit afdrukken voor meer informatie.
•Reinigen: Hulp bij het reinigen van de printkoppen. Raadpleeg De printkoppen
reinigen voor meer informatie.
•Uitlijnen: Hulp bij het uitlijnen van de printkoppen. Raadpleeg De printkoppen
uitlijnen voor meer informatie.
•Regelinvoer kalibreren: Hiermee kunt u de regelinvoer kalibreren. Raadpleeg De
regelopschuiving kalibreren voor meer informatie.
•HP-ondersteuning: Deze pagina geeft toegang tot de HP-website waar u
ondersteuning vindt voor het apparaat, het apparaat kunt registreren,
benodigdheden kunt bestellen en informatie vindt over het retourneren en recyclen
van gebruikte printerbenodigdheden.
Beheertools voor het apparaat gebruiken 99

Deelvenster Printerinstellingen
•Ladeconfiguratie: Hier stelt u het standaardpapiertype en -formaat in voor een
lade en geeft u de prioriteit van de lade op. Raadpleeg Lades configureren voor
meer informatie.
•Extra instellingen: Open de geïntegreerde webserver om netwerkinstellingen te
wijzigen. Hier configureert u de IP-instellingen voor de netwerkverbinding.
Installatieprogramma voor netwerkprinter (Mac OS)
Met dit hulpprogramma kunt u netwerkinstellingen voor het apparaat configureren. U
kunt instellingen voor draadloze netwerken configureren, zoals de naam van de
netwerklocatie, de draadloze modus en instellingen voor bekabelde netwerken, zoals
het TCP/IP-adres, router en subnetmasker.
Installatieprogramma voor netwerkprinter openen
1. Selecteer vanuit de Zoeker de optie Computer in het menu Gaan.
2. Selecteer Bibliotheek en daarna Printers.
3. Selecteer hp, Hulpprogramma's en vervolgens Installatieprogramma voor
netwerkprinter.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm voor het configureren van netwerkinstellingen
voor het apparaat.
HP Web Jetadmin-software
De HP Web Jetadmin-software omvat programma's waarmee u via een webbrowser
verschillende netwerkapparaten van zowel HP als andere leveranciers op afstand kunt
installeren, configureren (afzonderlijk of in batchmodus) en controleren (zoals de
niveaus van benodigdheden). De software bevat ook functies voor het uitvoeren van
diagnose op afstand en het oplossen van problemen.
Nadat de software is geïnstalleerd, kunt u vanaf elke computer binnen uw intranet
toegang krijgen tot de software door een standaard webbrowser te gebruiken. Ga naar
www.hp.com/go/webjetadmin voor meer informatie of als u de software wilt
downloaden.
HP Instant Support
HP Instant Support is een verzameling hulpprogramma's die u via een browser kunt
openen en gebruiken. Met deze programma's kunt u afdrukproblemen snel
identificeren, analyseren en oplossen.
HP Instant Support biedt onderstaande informatie over uw apparaat:
•Eenvoudige toegang tot tips voor probleemoplossing: Geeft tips bij uw
specifieke apparaat.
•Oplossing voor specifieke fouten van het apparaat: Verschaft rechtstreeks
toegang tot informatie die u kan helpen specifieke foutberichten voor uw apparaat
op te lossen. Als u een beschrijving van het probleem wilt zien, alsmede tips voor
het oplossen of voorkomen van het probleem, klikt u op de koppeling in het bericht.
Hoofdstuk 9
100 Configureren en beheren

•Kennisgeving van updates van de printerdriver: U wordt gewaarschuwd
wanneer een update voor de driver beschikbaar is. Er verschijnt een bericht op de
homepage van HP Instant Support. Klik op de koppeling in het bericht om
rechtstreeks naar het downloadgedeelte van de HP-website te gaan.
•Ondersteuning krijgen: Toont een lijst met de diverse vormen van ondersteuning
voor uw apparaat.
•Inkt en materiaalgebruik beheren (my PrintMileage): Helpt u het gebruik van
apparaatbenodigdheden te beheren en in te schatten.
•Zelfdiagnose voor uw apparaat: Voert een diagnostische test uit van het
apparaat. Selecteer Printer in het menu Zelfhelp op de pagina Instant Support om
een diagnose van de apparaten te starten. De computer wordt gecontroleerd en er
verschijnt een lijst van geconfigureerde apparaten. Als u het apparaat dat u wilt
testen hebt geselecteerd, kan HP Instant Support bij die taken helpen.
•Online ondersteuning van HP expert (Active Chat): Via rechtstreeks chatten op
internet kunt u op elk moment persoonlijke hulp krijgen van een HP-expert. U hoeft
alleen maar een vraag of beschrijving van het probleem in te dienen.
Historiegegevens, de systeemconfiguratie en acties die u hebt uitgevoerd, worden
(na uw toestemming) automatisch doorgestuurd naar HP zodat u het probleem niet
opnieuw hoeft te omschrijven.
•Knowledge database: Gebruik de knowledge database van HP om snel
antwoorden te vinden op uw vragen.
Beveiliging en privacy
Als u gebruik wilt maken van HP Instant Support, moeten er gedetailleerde gegevens
van het apparaat, zoals het serienummer, foutcondities en statusmeldingen, naar HP
worden verzonden. HP respecteert uw privacy en beheert deze informatie op de
manier die is beschreven in de online privacyverklaring van HP (welcome.hp.com/
country/us/en/privacy.html).
Opmerking Als u alle gegevens wilt bekijken die naar HP worden verzonden,
kiest u Bron (Internet Explorer) of Paginabron (Netscape en Mozilla Firefox) in het
menu Beeld van uw webbrowser.
Toegang krijgen tot HP Instant Support
•Werkset (Windows): Klik op het tabblad Informatie en vervolgens op HP Instant
Support.
•Geïntegreerde webserver: Klik op de knop Ondersteuning en vervolgens op HP
Instant Support.
Opmerking De knop Ondersteuning is op alle pagina's beschikbaar.
Opmerking Voeg de webpagina's voor het openen van HP Instant Support niet
toe aan uw favorieten. Als u dat wel doet en vervolgens via het menu Favorieten
verbinding maakt met een pagina, bevat deze niet de laatste informatie.
Beheertools voor het apparaat gebruiken 101

myPrintMileage
myPrintMileage is een service van HP waarmee u de verbruiksgegevens kunt
opvolgen en voorspellen en de aankoop van benodigdheden kunt plannen.
Om myPrintMileage te kunnen gebruiken, moet aan de volgende voorwaarden zijn
voldaan:
• Internetverbinding
• Apparaat aangesloten
Op de website van myPrintMileage kunt u de afdrukanalyse bekijken, bijvoorbeeld de
hoeveelheid gebruikte inkt, het soort inkt (zwart of kleur) en een schatting van het
aantal pagina's dat u kunt afdrukken met de resterende inkt.
Toegang krijgen tot myPrintMileage
•Geïntegreerde webserver: Klik op de knop Ondersteuning en vervolgens op
myPrintMileage.
Opmerking De knop Ondersteuning is op alle pagina's beschikbaar.
•Werkset (Windows): Open het tabblad Informatie, klik op myPrintMileage en
volg de aanwijzingen op het scherm.
•Windows-taakbalk: Klik met de rechtermuisknop op het pictogram HP Digital
Imaging op de Windows-taakbalk, kies het apparaat dat u wilt bekijken en klik
vervolgens op myPrintMileage.
Opmerking Voeg de webpagina's voor het openen van myPrintMileage niet toe
aan uw favorieten. Als u dat wel doet en vervolgens via het menu Favorieten
verbinding maakt met een pagina, bevat deze niet de laatste informatie.
De diagnostische zelftestpagina begrijpen
Gebruik de diagnostische zelftestpagina voor het volgende:
• Informatie bekijken over uw apparaat en de status van de inktcartridges en
printkoppen
• Help bij het oplossen van problemen
• De installatie van optionele accessoires, zoals de duplexeenheid, controleren
De diagnostische zelftestpagina bevat ook een log met recente gebeurtenissen.
Hoofdstuk 9
102 Configureren en beheren

Als u HP wilt bellen, is het vaak handig om eerst de diagnostische zelftestpagina af te
drukken.
1. Printerinformatie: Geeft informatie over het apparaat (zoals productnaam,
modelnummer, serienummer en versie van de firmware), de accessoires die zijn
geïnstalleerd (zoals de duplexeenheid) en het aantal pagina's dat vanuit de lades
en accessoires wordt afgedrukt.
2. Status inktcartridge: Toont de geschatte inktniveaus (grafisch voorgesteld met
behulp van meters), de onderdeelnummers en verlvaldatums van de inktcartridges.
Opmerking De getoonde inktniveaus zijn slechts een schatting. De feitelijke
inktniveaus kunnen verschillen.
3. Status printkop: Hier ziet u de status van de printkop, de onderdeelnummers,
datum van installatie, de datum waarop de garantie van de printkoppen verloopt
en het totale inktverbruik. De statusopties voor de printkop zijn: goed, voldoende
en vervangen. Als de status 'redelijk' is, moet u de afdrukkwaliteit in de gaten
houden, maar hoeft u de printkop nog niet te vervangen. Als de status 'vervangen'
is, moet de printkop worden vervangen, anders zal het apparaat niet functioneren.
4. Gebeurtenissen: Toont recente gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden.
De diagnostische zelftestpagina begrijpen 103

Een diagnostische zelftestpagina afdrukken
•Bedieningspaneel: Druk op Installatie, selecteer Rapport afdrukken,
Zelftestrapport en druk dan op OK.
•Werkset (Windows): Klik op het tabblad Services en klik vervolgens op
Diagnostische zelftestpagina afdrukken.
•HP Printerhulpprogramma (Mac OS): Klik op Apparaatgegevens in het
deelvenster Informatie en ondersteuning en klik vervolgens op
Configuratiepagina afdrukken.
De netwerkconfiguratiepagina begrijpen
Als het apparaat met een netwerk is verbonden, kunt u een netwerkconfiguratiepagina
afdrukken, waarop u de netwerkinstellingen voor het apparaat kunt bekijken. U kunt de
netwerkconfiguratiepagina gebruiken om problemen met de netwerkverbinding te
helpen oplossen. Als u HP wilt bellen, is het vaak handig om eerst deze pagina af te
drukken.
Netwerkconfiguratiepagina
1. Algemene informatie: Informatie over de huidige status en het type actieve
verbinding van het netwerk en andere informatie, zoals de URL van de
geïntegreerde webserver.
2. 802.3 bekabeld: Informatie over de actieve vaste netwerkverbinding, zoals het IP-
adres, het subnetmasker, de standaard-gateway en het hardwareadres van het
apparaat.
3. 802.11 draadloos: Informatie over de actieve draadloze netwerkverbinding, zoals
het IP-adres, de communicatiemodus, de naam van het netwerk, het verificatietype
en de signaalsterkte.
Hoofdstuk 9
104 Configureren en beheren

4. Bluetooth: Informatie over de actieve draadloze Bluetooth-verbinding, zoals de
naam en het adres van het apparaat evenals de toegangscode.
5. SNMP: Geeft informatie over de geldende SNMP-instellingen en de status ervan,
naast de naam van de community.
De netwerkconfiguratiepagina afdrukken vanaf het bedieningspaneel
• Als het apparaat een uitleesscherm met twee regels heeft: Druk op de knop
Installatie, selecteer Netwerkinstallatie, Netwerkinstellingen afdrukken en druk
dan op OK.
• Als het apparaat een kleurenscherm heeft: Druk op de knop Installatie, selecteer
Netwerk, Netwerkinstellingen bekijken en Netwerkconfiguratiepagina
afdrukken en druk dan op OK.
Kanaalbereikdefinities
De onderstaande lijst vermeldt draadloze kanaalbereikdefinities voor 802.11.
Het eerste cijfer geeft het landnummer aan
Landnummer 0: Kanalen 1-11:
•high-power 802.11b
•low-power 802.11g
Landnummer 1: Kanalen 1-13:
•low-power 802.11b
•low-power 802.11g
Landnummer 2: Kanalen 1-14:
•low-power 802.11b
•low-power 802.11g
Opmerking 802.11g is niet toegestaan op kanaal 14.
Het tweede cijfer geeft de compatibiliteit van
de adhocmodus aan
0: Nominale status adhocaansluiting
1: Adhoc verschijnt altijd aangesloten
Het derde cijfer geeft de snelheidsbeperking
van de infrastructuurmodus aan
0: 802.11b of 802.11g
1: alleen 802.11b
Het vierde cijfer geeft de snelheidsbeperking
van de adhocmodus aan
0: 802.11b of 802.11g
1: alleen 802.11b
Netwerkopties configureren
U kunt de netwerkinstellingen voor het apparaat beheren via het bedieningspaneel
van het apparaat, zoals is beschreven in het volgende gedeelte. Voor geavanceerde
instellingen kunt u de geïntegreerde webserver gebruiken. De geïntegreerde
webserver is een configuratie- en statushulpmiddel dat u kunt openen via een
bestaande netwerkverbinding met het apparaat. Raadpleeg Geïntegreerde webserver
voor meer informatie.
Netwerkopties configureren 105

Geavanceerde netwerkinstellingen wijzigen
De geavanceerde netwerkinstellingen worden voornamelijk beschreven voor
referentiedoeleinden. Het is echter raadzaam deze instellingen niet te wijzigen, tenzij u
een ervaren gebruiker bent. De geavanceerde instellingen omvatten de
verbindingssnelheid, de IP-instellingen en de geheugenkaartbeveiliging.
De verbindingssnelheid instellen
U kunt de snelheid wijzigen waarmee gegevens via het netwerk worden verzonden.
De standaardinstelling is Automatisch.
1. Druk op de knop Installatie.
2. Druk op de pijlknoppen totdat Netwerk wordt gemarkeerd en druk vervolgens op OK.
3. Selecteer Geavanceerde installatie en vervolgens Verbindingssnelheid.
4. Druk op het getal naast de verbindingssnelheid van uw netwerkhardware:
•1. Automatisch
•2. 10-Full
•3. 10-Half
•4. 100-Full
•5. 100-Half
IP-instellingen bekijken
• Kleurenscherm: Om het IP-adres van het apparaat vanaf het bedieningspaneel te
bekijken, drukt u op de knop Installatie, selecteert Netwerk, Netwerkinstellingen
bekijken en selecteert vervolgens Overzicht vaste verbinding weergeven of
Overzicht draadloze verbinding weergeven.
• Uitleesvenster met 2 regels: Als u het IP-adres van het apparaat wilt bekijken,
moet u de netwerkconfiguratiepagina afdrukken. Raadpleeg De
netwerkconfiguratiepagina begrijpen voor meer informatie.
IP-instellingen wijzigen
De standaard-IP-instelling is Automatisch (het IP-adres wordt automatisch ingesteld).
Als u een ervaren gebruiker bent, kunt u echter het IP-adres, het subnetmasker of de
standaardgateway handmatig wijzigen.
Let op Wees voorzichtig als u handmatig een IP-adres toewijst. Als u tijdens de
installatie een ongeldig IP-adres opgeeft, kunnen de netwerkonderdelen geen
verbinding maken met het apparaat.
1. Druk op de knop Installatie.
2. Druk op de pijlknoppen totdat Netwerk wordt gemarkeerd en druk vervolgens op OK.
3. Selecteer achtereenvolgens Geavanceerde instellingen, IP-instellingen en
Handmatige IP-instellingen.
4. Druk op het cijfer naast de IP-instelling:
•1. IP-adres
•2. Subnetmasker
•3. Standaardgateway
5. Voer de wijzigingen in en druk op OK.
Netwerkopties configureren 107

Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige
modellen)
Nadat u alle stappen uit de beknopte gebruikershandleiding hebt uitgevoerd, kunt u
met behulp van de instructies in dit gedeelte het installeren van de fax voltooien.
Bewaar de beknopte gebruikershandleiding zorgvuldig, zodat u deze in de toekomst
kunt raadplegen.
In dit gedeelte leest u hoe u het apparaat kunt instellen, zodat u een fax kunt
verzenden zonder dat er problemen ontstaan met de reeds aanwezige apparatuur en
services die van dezelfde telefoonlijn gebruikmaken als het apparaat.
Tip U kunt ook de wizard Faxinstallatie (Windows) of het HP Fax Setup-
programma (Mac OS) gebruiken om snel een aantal belangrijke faxopties in te
stellen, zoals de antwoordmodus en de informatie van het faxkopschrift. U kunt de
wizard Faxinstallatie (Windows) of het HP Fax Setup-programma (Mac OS)
openen vanuit de software die u bij het apparaat hebt geïnstalleerd. Nadat u de
wizard Faxinstallatie (Windows) of het HP Fax Setup-programma (Mac OS) hebt
uitgevoerd, volgt u de procedures in dit gedeelte om de installatie van de fax te
voltooien.
Faxen instellen (parallelle telefoonsystemen)
Voordat u begint met het installeren van het apparaat voor het uitvoeren van faxtaken,
moet u bepalen welk soort telefoonsysteem in uw land/regio wordt gebruikt. De
instructies voor het instellen van de fax verschillen, afhankelijk van de vraag of u een
serieel of een parallel telefoonsysteem hebt.
• Als uw land/regio niet in de onderstaande tabel voorkomt, gebruikt u waarschijnlijk
een serieel telefoonsysteem. Als u een serieel telefoonsysteem gebruikt, kan het
type connector op uw gedeelde apparatuur voor telefonie (modems, telefoon en
antwoordapparaten) niet fysiek worden aangesloten op de "2-EXT"-poort op het
apparaat. In dit geval moet alle apparatuur worden aangesloten op de
telefoonaansluiting.
Opmerking In sommige landen/regio's waar seriële telefoonsystemen worden
gebruikt, is het telefoonsnoer dat bij het apparaat is meegeleverd soms
voorzien van een extra stekker. Hiermee kunt u ook andere telecomapparaten
op dezelfde telefoonaansluiting aansluiten waarop ook het apparaat is
aangesloten.
• Als uw land/regio in de tabel voorkomt, hebt u waarschijnlijk een parallel
telefoonsysteem. In een parallel telefoonsysteem kunt u gedeelde
telefoonapparatuur met de telefoonlijn verbinden via de "2-EXT"-poort op de
achterzijde van het apparaat.
Opmerking Wij raden u in dat geval aan om het apparaat aan te sluiten op de
telefoonaansluiting met het tweeaderige telefoonsnoer dat bij het apparaat
werd geleverd.
Hoofdstuk 9
108 Configureren en beheren

Tabel 9-1 Landen/regio's met een parallel telefoonsysteem
Argentinië Australië Brazilië
Canada Chili China
Colombia Griekenland India
Indonesië Ierland Japan
Korea Latijns-Amerika Maleisië
Mexico Filippijnen Polen
Portugal Rusland Saoedi-Arabië
Singapore Spanje Taiwan
Thailand V.S. Venezuela
Vietnam
Als u niet zeker weet welk type telefoonsysteem u gebruikt (serieel of parallel), kunt u
dat navragen bij uw telefoonmaatschappij.
De juiste faxinstellingen voor thuis of op kantoor kiezen
Als u probleemloos faxberichten wilt kunnen verzenden, moet u weten welke
apparaten en services de telefoonlijn delen met het apparaat. Dit is belangrijk omdat u
mogelijk enkele bestaande kantoorapparaten rechtstreeks met het apparaat moet
verbinden en omdat u misschien enkele faxinstellingen moet wijzigen om goed te
kunnen faxen.
Lees eerst de vragen in dit deel door en noteer uw antwoorden om te bepalen op
welke manier u het apparaat het beste kunt instellen voor thuis of op kantoor. Zoek
vervolgens op basis van de antwoorden die u hebt genoteerd, in de tabel hieronder de
aanbevolen instelling op.
Zorg ervoor dat u de volgende vragen leest en beantwoordt in de volgorde waarin ze
hieronder voorkomen.
1. Hebt u een DSL-service (Digital Subscriber Line) bij uw telefoonmaatschappij?
(DSL wordt in uw land/regio wellicht ADSL genoemd.)
Als u Ja hebt geantwoord, kunt u direct doorgaan naar Situatie B: Het apparaat
installeren met DSL. U hoeft de overige vragen niet te beantwoorden.
Als u Nee hebt geantwoord, gaat u door naar de volgende vraag.
2. Beschikt u over een telefooncentrale (PBX) of een ISDN-aansluiting?
Als u Ja hebt geantwoord, kunt u direct doorgaan naar Situatie C: Het apparaat
installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-lijn. U hoeft de overige
vragen niet te beantwoorden.
Als u Nee hebt geantwoord, gaat u door naar de volgende vraag.
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) 109

3. Bent u via uw telefoonmaatschappij geabonneerd op een service voor specifieke
belsignalen die uit meerdere telefoonnummers met verschillende belsignalen
bestaat?
Als u Ja hebt geantwoord, kunt u direct doorgaan naar Situatie D: Fax met een
specifiek belsignaal op dezelfde lijn. U hoeft de overige vragen niet te
beantwoorden.
Als u Nee hebt geantwoord, gaat u door naar de volgende vraag.
Weet u niet zeker of u een specifiek belsignaal hebt? Veel telefoonmaatschappijen
bieden een functie voor specifieke belsignalen, zodat het mogelijk is om op één
telefoonlijn diverse telefoonnummers te gebruiken.
Als u zich op deze service abonneert, heeft elk telefoonnummer een ander
belsignaal. U kunt bijvoorbeeld enkele, dubbele of drievoudige belsignalen voor
verschillende nummers hebben. U kunt bijvoorbeeld een telefoonnummer met een
enkel belsignaal toewijzen aan uw gespreksoproepen, en een ander
telefoonnummer met een dubbel belsignaal aan uw faxoproepen. Hierdoor hoort u
het verschil tussen gespreks- en faxoproepen als de telefoon overgaat.
4. Ontvangt u gespreksoproepen op hetzelfde telefoonnummer dat u gaat gebruiken
voor het ontvangen van faxoproepen met het apparaat?
Ga door met de volgende vraag.
5. Hebt u een computermodem die gebruikmaakt van dezelfde telefoonlijn als het
apparaat?
Weet u niet zeker of u een computermodem gebruikt? Als u een van de volgende
vragen met Ja beantwoordt, maakt u gebruik van een computermodem:
• Kunt u rechtstreeks vanuit computertoepassingen faxberichten verzenden en
ontvangen via een inbelverbinding?
• Verzendt en ontvangt u e-mailberichten op uw computer via een
inbelverbinding?
• Maakt u verbinding met Internet door middel van een inbelverbinding?
Ga door met de volgende vraag.
6. Hebt u een antwoordapparaat dat gespreksoproepen beantwoordt op hetzelfde
telefoonnummer dat u ook gebruikt voor het ontvangen van faxoproepen op het
apparaat?
Ga door met de volgende vraag.
7. Bent u geabonneerd op een voicemailservice van uw telefoonmaatschappij en
gebruikt u daarvoor hetzelfde nummer dat u ook gebruikt voor het ontvangen van
faxoproepen op het apparaat?
Nadat u de vragen hebt beantwoord, gaat u naar het volgende deel waarin u de
faxinstellingen kunt selecteren die het beste bij uw situatie passen.
De faxinstallatie voor uw situatie selecteren
Nu u alle vragen hebt beantwoord over apparatuur en services die de telefoonlijn met
het apparaat delen, kunt u de geschiktste instellingen voor thuis of kantoor kiezen.
Kies in de eerste kolom van de tabel de combinatie van apparaten en services die bij
u thuis of in uw kantoor wordt gebruikt. Zoek op basis van uw telefoonsysteem
vervolgens de juiste instelling op in de tweede of derde kolom van de tabel. Voor elke
situatie vindt u in de volgende gedeelten stapsgewijze instructies.
Hoofdstuk 9
110 Configureren en beheren

Als u alle vragen in het vorige gedeelte hebt beantwoord en u geen van de
beschreven apparaten of services gebruikt, kiest u "Geen" in de eerste kolom van de
tabel.
Opmerking Als uw thuis- of kantoorinstallatie in dit gedeelte niet wordt genoemd,
stelt u het apparaat in als een gewone analoge telefoon. Sluit het ene uiteinde van
het telefoonsnoer dat is meegeleverd in de doos aan op de telefoonaansluiting en
het andere uiteinde op de poort met het label 1-LINE achter op het apparaat. Als u
een ander telefoonsnoer gebruikt, zult u mogelijk problemen ondervinden met het
verzenden en ontvangen van faxen.
Andere apparatuur/services
die uw faxlijn delen
Aanbevolen faxinstellingen
voor parallelle
telefoonsystemen
Aanbevolen faxinstellingen
voor seriële
telefoonsystemen
Geen
(U hebt alle vragen met Nee
beantwoord.)
Situatie A: Aparte faxlijn (er
worden geen
gespreksoproepen ontvangen)
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
DSL-aansluiting
(U hebt alleen op vraag 1 Ja
geantwoord.)
Situatie B: Het apparaat
installeren met DSL
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
PBX-systeem of ISDN-
aansluiting
(U hebt alleen op vraag 2 Ja
geantwoord.)
Situatie C: Het apparaat
installeren met een PBX-
telefoonsysteem of een ISDN-
lijn
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Abonnement op specifieke
belsignalen
(U hebt alleen op vraag 3 Ja
geantwoord.)
Situatie D: Fax met een
specifiek belsignaal op
dezelfde lijn
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Gespreksoproepen
(U hebt alleen op vraag 4 Ja
geantwoord.)
Situatie E: Gedeelde
telefoon-/faxlijn
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Gespreksoproepen en
voicemailservice
(U hebt alleen de vragen 4 en
7 met Ja beantwoord.)
Situatie F: Gedeelde
gespreks-/faxlijn met voicemail
Kijk voor uw land in Seriële
faxinstallatie
Computermodem voor inbellen
(U hebt alleen op vraag 5 Ja
geantwoord.)
Situatie G: Gedeelde faxlijn
met computermodem (er
komen geen
gespreksoproepen binnen)
N.v.t.
Gespreksoproepen en
computermodem voor inbellen
(U hebt alleen de vragen 4 en
5 met Ja beantwoord.)
Situatie H: Gedeelde lijn voor
gespreks- en faxoproepen
met computermodem
N.v.t.
Gespreksoproepen en
antwoordapparaat
(U hebt alleen de vragen 4 en
6 met Ja beantwoord.)
Situatie I: Gedeelde lijn voor
gesprekken/fax met
antwoordapparaat
N.v.t.
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) 111

Andere apparatuur/services
die uw faxlijn delen
Aanbevolen faxinstellingen
voor parallelle
telefoonsystemen
Aanbevolen faxinstellingen
voor seriële
telefoonsystemen
Gespreksoproepen,
computermodem voor
inbellen en antwoordapparaat
(U hebt alleen de vragen 4, 5
en 6 met Ja beantwoord.)
Situatie J: Gedeelde lijn voor
gespreks- en faxoproepen
met een computermodem en
een antwoordapparaat
N.v.t.
Gespreksoproepen,
computermodem voor
inbellen en voicemailservice
(U hebt alleen de vragen 4, 5
en 7 met Ja beantwoord.)
Situatie K: Gedeelde lijn voor
gespreks- en faxoproepen
met een computermodem
voor inbellen en voicemail
N.v.t.
Situatie A: Aparte faxlijn (er worden geen gespreksoproepen ontvangen)
Als u een aparte telefoonlijn hebt waarop u geen gespreksoproepen ontvangt en er
geen andere apparatuur op deze telefoonlijn is aangesloten, stelt u het apparaat in
zoals in dit deel wordt beschreven.
Afbeelding 9-1 Achteraanzicht van het apparaat
1Telefoonaansluiting op de wand
2Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Het apparaat instellen met een aparte faxlijn
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
Hoofdstuk 9
(vervolg)
112 Configureren en beheren

3. (Optioneel) Zet Hoe vaak overgaan op de laagste instelling (tweemaal overgaan).
4. Voer een faxtest uit.
Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal
belsignalen dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens
begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en
ontvangt het de fax.
Situatie B: Het apparaat installeren met DSL
Als u via uw telefoonmaatschappij gebruikmaakt van een DSL-service, en geen
andere toestellen verbindt met het apparaat, kunt u aan de hand van de instructies in
dit gedeelte een DSL-filter verbinden met de telefoonaansluiting en het apparaat. Het
DSL-filter haalt het digitale signaal weg dat storingen veroorzaakt in de communicatie
tussen het apparaat en de telefoonlijn, zodat het apparaat probleemloos via de
telefoonlijn kan communiceren. (DSL wordt in uw land/regio wellicht ADSL genoemd.)
Opmerking Als u over een DSL-lijn beschikt en u geen DSL-filter gebruikt, kunt u
met het apparaat geen faxberichten verzenden en ontvangen.
Afbeelding 9-2 Achteraanzicht van het apparaat
1Telefoonaansluiting op de wand
2DSL-filter (of ADSL-filter) en het door de DSL-provider geleverde snoer
3Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) 113

Het apparaat installeren met een DSL-lijn
1. U kunt een DSL-filter aanschaffen bij uw DSL-provider.
2. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de open poort op de DSL-filter en de poort met het label 1-LINE op de
achterzijde van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om de DSL-
filter te verbinden met het apparaat, kunt u waarschijnlijk niet faxen. Dit
speciale telefoonsnoer verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of
op kantoor gebruikt.
Aangezien er slechts één telefoonsnoer wordt geleverd, hebt u voor deze
installatie mogelijk extra snoeren nodig.
3. Maak met een extra telefoonsnoer een verbinding van de DSL-filter naar de
wandcontactdoos.
4. Voer een faxtest uit.
Situatie C: Het apparaat installeren met een PBX-telefoonsysteem of een ISDN-lijn
Als u een PBX- of een ISDN-converter/terminaladapter gebruikt, dient u het volgende
te doen:
• Sluit het apparaat aan op de poort die voor fax- en telefoongebruik is bedoeld als u
een PBX- of een ISDN-converter/terminaladapter gebruikt. Zorg ook dat, indien
mogelijk, de adapter is ingesteld op het juiste switchtype voor uw land/regio.
Opmerking Bij sommige ISDN-systemen kunt u de poorten configureren voor
specifieke telefoonapparatuur. U kunt bijvoorbeeld een poort toewijzen aan een
telefoon en Groep 3-faxapparaat en een andere voor meerdere doelen. Als u
steeds problemen ondervindt wanneer u bent verbonden met de fax-/
telefoonpoort van uw ISDN-converter, kunt u proberen om het apparaat aan te
sluiten op de multifunctionele poort. Die kan gemarkeerd zijn als "multi-combi"
of iets dergelijks.
• Als u gebruik maakt van een telefooncentrale (PBX), stelt u de wisselgesprektoon
in op 'uit'.
Opmerking Veel digitale PBX-telefooncentrales hebben een
wisselgesprektoon die standaard is ingeschakeld. De wisselgesprektoon stoort
de faxtransmissie en u kunt geen faxen verzenden of ontvangen met het
apparaat. Raadpleeg de documentatie die bij het PBX-telefoonsysteem is
geleverd voor instructies voor het uitschakelen van de wisselgesprektoon.
• Als u een PBX-telefooncentrale hebt, draait u het nummer van een buitenlijn
voordat u het faxnummer draait.
• Zorg dat u het meegeleverde snoer gebruikt om het apparaat op de
telefoonaansluiting aan te sluiten. Als u dat niet doet, zult u mogelijk geen faxen
kunnen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer verschilt van de
telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt. Als het meegeleverde
telefoonsnoer te kort is, kunt u een verbindingsstuk kopen in een elektronicawinkel
en het snoer verlengen.
Hoofdstuk 9
114 Configureren en beheren

Situatie D: Fax met een specifiek belsignaal op dezelfde lijn
Als u een abonnement hebt op de service voor specifieke belsignalen (via uw
telefoonmaatschappij) en u één telefoonlijn wilt gebruiken voor verschillende
telefoonnummers waarvan elk een ander belpatroon heeft, stelt u het apparaat in
zoals in dit deel wordt beschreven.
Afbeelding 9-3 Achteraanzicht van het apparaat
1Telefoonaansluiting op de wand
2Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Het apparaat instellen met een service voor specifieke belsignalen
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
3. Wijzig de instelling Specifiek belsignaal, zodat deze overeenstemt met het
patroon dat de telefoonmaatschappij aan uw faxnummer heeft toegekend.
Opmerking Het apparaat staat standaard ingesteld op het beantwoorden van
alle belpatronen. Als het belpatroon dat u voor Specifiek belsignaal instelt niet
overeenstemt met het belpatroon dat de telefoonmaatschappij aan uw
faxnummer heeft toegewezen, bestaat de kans dat het apparaat zowel
gespreks- als faxoproepen beantwoordt of dat het apparaat helemaal niet
reageert.
4. (Optioneel) Zet Hoe vaak overgaan op de laagste instelling (tweemaal overgaan).
5. Voer een faxtest uit.
Het apparaat beantwoordt automatisch binnenkomende oproepen met het belpatroon
dat u hebt opgegeven (met de instelling Specifiek belsignaal) na het aantal
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) 115

belsignalen dat u hebt geselecteerd (met de instelling Hoe vaak overgaan).
Vervolgens begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te
sturen en ontvangt het de fax.
Situatie E: Gedeelde telefoon-/faxlijn
Als u zowel gespreks- als faxoproepen op hetzelfde telefoonnummer ontvangt en
geen andere kantoorapparatuur (of voicemail) op deze telefoonlijn is aangesloten, stelt
u het apparaat in zoals in dit deel wordt beschreven.
Afbeelding 9-4 Achteraanzicht van het apparaat
1Telefoonaansluiting op de wand
2Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
3Telefoon (optioneel)
Het apparaat instellen met een gedeelde spraak- en faxlijn
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Voer een van de volgende handelingen uit:
• Als u een parallel telefoonsysteem hebt, verwijdert u de witte plug van de poort
met het label 2-EXT achter op het apparaat en sluit u vervolgens een telefoon
aan op deze poort.
• Als u een serieel telefoonsysteem gebruikt, moet u de telefoon direct op de
apparaatkabel aansluiten met de seriestekker.
Hoofdstuk 9
116 Configureren en beheren

1Telefoonaansluiting op de wand
2Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Instellen van het apparaat met voicemail
1. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
2. Schakel de instelling Automatisch antwoorden uit.
3. Voer een faxtest uit.
U moet zelf aanwezig moet zijn om binnenkomende faxoproepen te accepteren,
anders kan het apparaat geen faxen ontvangen.
Situatie G: Gedeelde faxlijn met computermodem (er komen geen
gespreksoproepen binnen)
Als u een faxlijn gebruikt waarop geen gespreksoproepen binnenkomen, maar waarop
wel een computermodem is aangesloten, stelt u het apparaat in zoals in dit gedeelte is
beschreven.
Opmerking Als u een computermodem hebt om in te bellen, deelt deze
inbelmodem de telefoonlijn met het apparaat. U kunt de modem en het apparaat
dan niet tegelijk gebruiken. U kunt met het apparaat bijvoorbeeld niet faxen terwijl
u met de computermodem een e-mailbericht verzendt of surft op het internet.
• Het apparaat installeren met een computermodem voor inbellen
•Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
Hoofdstuk 9
118 Configureren en beheren

Het apparaat installeren met een computermodem voor inbellen
Als u op dezelfde telefoonlijn faxt en een computermodem voor inbellen hebt, volg dan
deze aanwijzingen om het apparaat te installeren.
Afbeelding 9-6 Achteraanzicht van het apparaat
1Telefoonaansluiting op de wand
2Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
3Computer met modem
Het apparaat instellen met een computermodem voor inbellen
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Zoek het telefoonsnoer dat vanaf de achterzijde van de computer (de
computerinbelmodem) is verbonden met een wandcontactdoos. Koppel het snoer
los van de telefoonaansluiting en sluit het uiteinde aan op de poort met het label 2-
EXT aan de achterkant van het apparaat.
3. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
4. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet
uitschakelt in de software van uw modem, kan het apparaat geen faxen
ontvangen.
5. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
6. (Optioneel) Zet Hoe vaak overgaan op de laagste instelling (tweemaal overgaan).
7. Voer een faxtest uit.
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) 119

Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal
belsignalen dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens
begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en
ontvangt het de fax.
Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
Als u een DSL-lijn hebt en die gebruikt om te faxen, volg dan deze aanwijzingen om
uw fax te installeren.
1Telefoonaansluiting op de wand
2Parallelle splitter
3 DSL/ADSL-splitter
Verbind het ene uiteinde van de bijgeleverde telefoonaansluiting met
de 1-LINE-poort op de achterzijde van het apparaat. Verbind het
andere uiteinde van het snoer met de DSL/ADSL-filter.
4 Computer
5 DSL/ADSL-computermodem
Opmerking U zult een parallelle splitter moeten kopen (dit wordt ook een
koppelmechanisme genoemd). Een parallelle splitter heeft een RJ-11-poort aan de
voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters
voor twee lijnen, seriële splitters of parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan
de voorzijde en een aansluiting op de achterzijde.
Hoofdstuk 9
120 Configureren en beheren

Het apparaat installeren met een DSL/ADSL-computermodem
1. U kunt een DSL-filter aanschaffen bij uw DSL-provider.
2. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de DSL-filter en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde van het
apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om de DSL-
filter te verbinden met de achterzijde van het apparaat, kunt u waarschijnlijk
niet faxen. Dit speciale telefoonsnoer verschilt van de telefoonsnoeren die u
mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
3. Verbind de DSL-filter met de parallelle splitter.
4. Verbind de DSL-modem met de parallelle splitter.
5. Verbind de parallelle splitter met de wandcontactdoos.
6. Voer een faxtest uit.
Wanneer de telefoon gaat, neemt het apparaat automatisch op na het aantal
belsignalen dat u in de instelling Hoe vaak overgaan hebt opgegeven. Vervolgens
begint het apparaat faxontvangsttonen naar het verzendende faxtoestel te sturen en
ontvangt het de fax.
Situatie H: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met computermodem
Stel het apparaat in zoals in dit gedeelte is beschreven als u op hetzelfde
telefoonnummer zowel gespreks- als faxoproepen ontvangt en als u tevens een
computermodem op deze telefoonlijn hebt aangesloten.
Opmerking Aangezien de computermodem de telefoonlijn deelt met het
apparaat, kunt u de modem en het apparaat niet gelijktijdig gebruiken. U kunt met
het apparaat bijvoorbeeld niet faxen terwijl u met de computermodem een e-
mailbericht verzendt of surft op het internet.
• Gedeelde gespreks-/faxlijn met computermodem voor inbellen
•Gedeelde gespreks-/faxlijn met DSL/ADSL-computermodem
Gedeelde gespreks-/faxlijn met computermodem voor inbellen
Als u op dezelfde lijn faxt en telefoongesprekken maakt, volg dan deze aanwijzingen
voor het installeren van de fax.
Afhankelijk van het aantal telefoonpoorten op de computer zijn er twee verschillende
manieren waarop u het apparaat kunt instellen. Controleer voordat u begint of uw
computer over één of twee telefoonpoorten beschikt:
• Als de computer slechts één telefoonpoort heeft, moet u een parallelle splitter (of
verdeelstekker) aanschaffen, zoals in de volgende afbeelding. (Een parallelle
splitter heeft een RJ-11-poort aan de voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de
achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) 121

4Telefoon (optioneel)
Het apparaat instellen met een gedeelde spraak- en faxlijn met antwoordapparaat
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Koppel het antwoordapparaat los van de telefoonaansluiting en sluit het aan op de
poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
Opmerking Als u het antwoordapparaat niet rechtstreeks op het apparaat
aansluit, worden de faxtonen van een faxapparaat dat een faxbericht verzendt,
mogelijk opgenomen door het antwoordapparaat en kunt u geen faxberichten
ontvangen met het apparaat.
3. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
4. (Optioneel) Als het antwoordapparaat niet is uitgerust met een ingebouwde
telefoon, kunt u voor uw gemak een telefoon op de "OUT"-poort aan de achterkant
van het antwoordapparaat aansluiten.
Opmerking Als u de externe telefoon niet kunt verbinden met uw
antwoordapparaat, kunt u een parallelle splitter (of verdeelstekker)
aanschaffen. Hiermee kunnen zowel het antwoordapparaat als de telefoon met
het apparaat worden verbonden. Voor deze verbindingen kunt u standaard
telefoonsnoeren gebruiken.
5. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
6. Stel het antwoordapparaat in op beantwoorden na een klein aantal belsignalen.
7. Wijzig de instelling voor Hoe vaak overgaan op het apparaat in het maximale
aantal dat voor uw apparaat mogelijk is. (Het maximale aantal belsignalen varieert
per land/regio.)
8. Voer een faxtest uit.
Als de telefoon rinkelt, beantwoordt het antwoordapparaat de oproep na het ingestelde
aantal keren overgaan. De door u ingesproken tekst wordt afgespeeld. Het apparaat
controleert ondertussen de telefoonlijn en 'luistert' of er in de oproep ook faxtonen te
horen zijn. Als er binnenkomende faxtonen worden gedetecteerd, zendt het apparaat
faxontvangsttonen uit waarna het de fax ontvangt. Als er geen faxtonen worden
waargenomen, stopt het apparaat met het controleren van de lijn en kan het
antwoordapparaat een bericht opnemen van degene die belt.
Hoofdstuk 9
(vervolg)
126 Configureren en beheren

Situatie J: Gedeelde lijn voor gespreks- en faxoproepen met een
computermodem en een antwoordapparaat
Stel het apparaat in zoals in dit gedeelte wordt beschreven als u op hetzelfde
telefoonnummer zowel gespreks- als faxoproepen ontvangt en als u tevens een
computermodem en een antwoordapparaat op deze telefoonlijn hebt aangesloten.
Opmerking Aangezien de computermodem de telefoonlijn deelt met het
apparaat, kunt u de modem en het apparaat niet gelijktijdig gebruiken. U kunt met
het apparaat bijvoorbeeld niet faxen terwijl u met de computermodem een e-
mailbericht verzendt of surft op het internet.
• Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een computermodem voor
inbellen en een antwoordapparaat
•Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een DSL/ADSL-modem en
een antwoordapparaat
Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een computermodem voor
inbellen en een antwoordapparaat
Afhankelijk van het aantal telefoonpoorten op de computer zijn er twee verschillende
manieren waarop u het apparaat kunt instellen. Controleer voordat u begint of uw
computer over één of twee telefoonpoorten beschikt:
• Als de computer slechts één telefoonpoort heeft, moet u een parallelle splitter (of
verdeelstekker) aanschaffen, zoals in de volgende afbeelding. (Een parallelle
splitter heeft een RJ-11-poort aan de voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de
achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of
parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan de voorzijde en een aansluiting
aan de achterzijde.)
Afbeelding 9-10 Voorbeeld van een parallelle splitter
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) 127

• Als de computer beschikt over een telefoonpoort, kunt u het apparaat configureren
op de wijze die hieronder wordt beschreven.
Afbeelding 9-11 Achteraanzicht van het apparaat
1Telefoonaansluiting op de wand
2Telefoonsnoer dat is verbonden met de parallelle splitter
3Parallelle splitter
4Telefoon (optioneel)
5 Antwoordapparaat
6Computer met modem
7Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
Het apparaat op dezelfde telefoonlijn installeren als een computer met een
telefoonpoort
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Zoek het telefoonsnoer dat vanaf de achterzijde van de computer (de
computerinbelmodem) is verbonden met een wandcontactdoos. Koppel het snoer
los van de telefoonaansluiting en sluit het uiteinde aan op de poort met het label 2-
EXT aan de achterkant van het apparaat.
3. Koppel het antwoordapparaat los van de telefoonaansluiting en sluit het aan op de
poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
Opmerking Als u het antwoordapparaat niet rechtstreeks op het apparaat
aansluit, worden de faxtonen van een faxapparaat dat een faxbericht verzendt,
mogelijk opgenomen door het antwoordapparaat en kunt u geen faxberichten
ontvangen met het apparaat.
Hoofdstuk 9
128 Configureren en beheren

4. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
5. (Optioneel) Als het antwoordapparaat niet is uitgerust met een ingebouwde
telefoon, kunt u voor uw gemak een telefoon op de "OUT"-poort aan de achterkant
van het antwoordapparaat aansluiten.
Opmerking Als u de externe telefoon niet kunt verbinden met uw
antwoordapparaat, kunt u een parallelle splitter (of verdeelstekker)
aanschaffen. Hiermee kunnen zowel het antwoordapparaat als de telefoon met
het apparaat worden verbonden. Voor deze verbindingen kunt u standaard
telefoonsnoeren gebruiken.
6. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet
uitschakelt in de software van uw modem, kan het apparaat geen faxen
ontvangen.
7. Zet de Automatisch antwoorden-instelling aan.
8. Stel het antwoordapparaat in op beantwoorden na een klein aantal belsignalen.
9. Wijzig de instelling voor Hoe vaak overgaan op het apparaat in het maximale
aantal dat voor uw apparaat mogelijk is. (Het maximale aantal belsignalen varieert
per land/regio.)
10. Voer een faxtest uit.
Opmerking Als u een computer met twee telefoonpoorten gebruikt, hebt u
geen parallelle splitter nodig. U kunt het antwoordapparaat aansluiten op de
OUT-poort aan de achterzijde van de computer.
Als de telefoon rinkelt, beantwoordt het antwoordapparaat de oproep na het ingestelde
aantal keren overgaan. De door u ingesproken tekst wordt afgespeeld. Het apparaat
controleert ondertussen de telefoonlijn en 'luistert' of er in de oproep ook faxtonen te
horen zijn. Als er binnenkomende faxtonen worden gedetecteerd, zendt het apparaat
faxontvangsttonen uit waarna het de fax ontvangt. Als er geen faxtonen worden
waargenomen, stopt het apparaat met het controleren van de lijn en kan het
antwoordapparaat een bericht opnemen van degene die belt.
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) 129

Gedeelde lijn voor zowel gespreks- als faxoproepen, een DSL/ADSL-modem en
een antwoordapparaat
1Telefoonaansluiting op de wand
2Parallelle splitter
3 DSL/ADSL-filter
4Het bijgeleverde telefoonsnoer is verbonden met de 1-LINE-poort aan
de achterzijde van het apparaat
5 DSL/ADSL-modem
6 Computer
7 Antwoordapparaat
8Telefoon (optioneel)
Opmerking U zult een parallelle splitter moeten kopen (dit wordt ook een
koppelmechanisme genoemd). Een parallelle splitter heeft een RJ-11-poort aan de
voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters
voor twee lijnen, seriële splitters of parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan
de voorzijde en een aansluiting op de achterzijde.
Hoofdstuk 9
130 Configureren en beheren

Opmerking Als u een voicemailservice hebt op hetzelfde telefoonnummer dat u
voor faxen gebruikt, kunt u niet automatisch faxen ontvangen. U moet de faxen
handmatig ontvangen, wat betekent dat u zelf aanwezig moet zijn om
binnenkomende faxoproepen te beantwoorden. Als u uw faxen liever automatisch
ontvangt, neemt u contact op met uw telefoonmaatschappij voor een abonnement
op een service voor specifieke belsignalen of om een aparte telefoonlijn aan te
vragen voor het faxen.
Aangezien de computermodem de telefoonlijn deelt met het apparaat, kunt u de
modem en het apparaat niet gelijktijdig gebruiken. U kunt bijvoorbeeld het apparaat
niet gebruiken om te faxen wanneer u de computermodem gebruikt om een e-
mailbericht te verzenden of te surfen op internet.
Afhankelijk van het aantal telefoonpoorten op de computer zijn er twee verschillende
manieren waarop u het apparaat kunt instellen. Controleer voordat u begint of uw
computer over één of twee telefoonpoorten beschikt:
• Als de computer slechts één telefoonpoort heeft, moet u een parallelle splitter (of
verdeelstekker) aanschaffen, zoals in de volgende afbeelding. (Een parallelle
splitter heeft een RJ-11-poort aan de voorzijde en twee RJ-11-poorten aan de
achterzijde. Gebruik geen telefoonsplitters voor twee lijnen, seriële splitters of
parallelle splitters met twee RJ-11-poorten aan de voorzijde en een aansluiting
aan de achterzijde.)
Afbeelding 9-12 Voorbeeld van een parallelle splitter
• Als de computer is voorzien van twee telefoonpoorten, kunt u het apparaat
configureren op de wijze die hieronder wordt beschreven.
Afbeelding 9-13 Achteraanzicht van het apparaat
1Telefoonaansluiting op de wand
2Gebruik het telefoonsnoer dat bij het apparaat is geleverd en verbindt
dit met de 1-LINE-poort
3Computer met modem
Hoofdstuk 9
132 Configureren en beheren

4 Telefoon
Het apparaat op dezelfde telefoonlijn instellen als een computer met twee
telefoonpoorten
1. Verwijder de witte plug van de poort met het label 2-EXT achter op het apparaat.
2. Zoek het telefoonsnoer dat vanaf de achterzijde van de computer (de
computerinbelmodem) is verbonden met een wandcontactdoos. Koppel het snoer
los van de telefoonaansluiting en sluit het uiteinde aan op de poort met het label 2-
EXT aan de achterkant van het apparaat.
3. Sluit een telefoon aan op de telefoonuitgang achter op het computermodem.
4. Gebruik het bij het apparaat geleverde telefoonsnoer om een verbinding te maken
tussen de telefoonaansluiting en de poort met het label 1-LINE op de achterzijde
van het apparaat.
Opmerking Als u het meegeleverde telefoonsnoer niet gebruikt om het
apparaat op de telefoonaansluiting op de wand aan te sluiten, kunt u
waarschijnlijk geen faxen verzenden of ontvangen. Dit speciale telefoonsnoer
verschilt van de telefoonsnoeren die u mogelijk thuis of op kantoor gebruikt.
5. Als de software van de pc-modem is ingesteld op het automatisch ontvangen van
faxen op de computer, moet u die instelling uitschakelen.
Opmerking Als u de instelling voor automatische faxontvangst niet
uitschakelt in de software van uw modem, kan het apparaat geen faxen
ontvangen.
6. Schakel de instelling Automatisch antwoorden uit.
7. Voer een faxtest uit.
U moet zelf aanwezig moet zijn om binnenkomende faxoproepen te accepteren,
anders kan het apparaat geen faxen ontvangen.
Seriële faxinstallatie
Raadpleeg de faxconfiguratiewebsite voor uw land/regio voor informatie over hoe u
het apparaat installeert om te faxen met een serieel telefoonsysteem.
Oostenrijk www.hp.com/at/faxconfig
Duitsland www.hp.com/de/faxconfig
Zwitserland (Frans) www.hp.com/ch/fr/faxconfig
Zwitserland (Duits) www.hp.com/ch/de/faxconfig
Verenigd Koninkrijk www.hp.com/uk/faxconfig
Finland www.hp.fi/faxconfig
Denemarken www.hp.dk/faxconfig
Zweden www.hp.se/faxconfig
Noorwegen www.hp.no/faxconfig
Faxen instellen op het apparaat (alleen bij sommige modellen) 133

7. Klik in het cd-menu op Software installeren en volg de aanwijzingen op het
scherm.
8. Op het scherm Verbindingstype selecteert u de optie voor een draadloos netwerk
en klikt u vervolgens op Gereed.
9. Volg de aanwijzingen op het scherm in het Installatieprogramma voor
netwerkprinter, dat automatisch wordt gestart, om de printerdriver te installeren.
Draadloze communicatie uitschakelen
Op het bedieningspaneel drukt u op Installatie, vervolgens selecteert u
achtereenvolgens Netwerkmenu, Draadloze radio en ofwel Aan of Uit.
Richtlijnen voor het verminderen van storing op een draadloos netwerk
De volgende tips helpen de kans op storing in een draadloos netwerk te verminderen:
• Houd de draadloze apparatuur verwijderd van grote metalen voorwerpen zoals
archiefkasten en van elektromagnetische apparaten zoals magnetrons en
draadloze telefoons, omdat deze radiosignalen kunnen verstoren.
• Gebruik de draadloze apparatuur niet in de buurt van grote gebouwen en objecten,
omdat deze radiogolven kunnen absorberen en de signalen kunnen verzwakken.
• Plaats de WAP bij een netwerk in infrastructuurmodus op een centrale locatie die
zichtbaar is vanaf de draadloze apparatuur op het netwerk.
• Houd alle draadloze apparaten op het netwerk onderling binnen bereik.
Richtlijnen voor het verzekeren van beveiliging op een draadloos netwerk
•Hardware-adressen aan een WAP toevoegen
•Overige richtlijnen
Hardware-adressen aan een WAP toevoegen
MAC-filter is een beveiligingsfunctie waarbij WAP wordt geconfigureerd met een lijst
met MAC-adressen (ook wel hardwareadressen genoemd) van apparaten die via de
WAP toegang mogen krijgen tot het netwerk.
Als de WAP niet over het hardwareadres beschikt van een apparaat dat toegang tot
het netwerk probeert te krijgen, wordt de toegang tot het netwerk door de WAP
geweigerd.
Als de WAP MAC-adressen filtert, moet het MAC-adres van het apparaat aan de WAP-
lijst met geaccepteerde MAC-adressen worden toegevoegd.
1. Druk de netwerkconfiguratiepagina af. Raadpleeg De netwerkconfiguratiepagina
begrijpen voor informatie over de netwerkconfiguratiepagina.
2. Open het configuratieprogramma van de WAP en voeg het hardware-adres van
het apparaat aan de lijst met geaccepteerde MAC-adressen toe.
Het apparaat installeren voor draadloze communicatie (alleen sommige modellen) 145
Overige richtlijnen
Volg de volgende richtlijnen om de veiligheid van een draadloos netwerk te
waarborgen:
• Gebruik een wachtwoord van ten minste 20 willekeurige tekens. In een WPA-
wachtwoord kunt u maximaal 63 tekens gebruiken.
• Vermijd in een wachtwoord veelvoorkomende woorden of woordgroepen,
eenvoudige opeenvolgingen van tekens (zoals alleen enen) en persoonsgebonden
gegevens. Gebruik altijd willekeurige reeksen die zijn samengesteld uit
hoofdletters en kleine letters, cijfers en, indien toegestaan, speciale tekens zoals
leestekens.
• Verander het wachtwoord regelmatig.
• Verander het standaardwachtwoord dat de fabrikant heeft ingesteld en waarmee
de beheerder toegang heeft tot het toegangspunt of de draadloze router. Met
sommige routers kunt u ook de beheerdersnaam wijzigen.
• Plaats het toegangspunt of de router in het midden van een ruimte en niet bij een
venster.
• Schakel indien mogelijk draadloze toegang voor het beheer uit. Als u dat doet,
moet u de router met een bekabelde Ethernet-verbinding aansluiten wanneer u
configuratiewijzigingen wilt doorvoeren.
• Schakel indien mogelijk de toegang voor beheer via internet op de router uit. Met
Extern bureaublad kunt u een gecodeerde verbinding maken met een computer
die achter de router werkt en configuratiewijzigingen aanbrengen vanaf de lokale
computer waartoe u via internet toegang hebt.
• Om te vermijden dat u per ongeluk toegang krijgt tot het draadloos netwerk van
anderen, schakelt u de instelling uit waarmee automatisch verbinding wordt
gemaakt met niet-gekozen netwerken. Deze optie is in Windows XP standaard
uitgeschakeld.
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie
Met de HP Bluetooth draadloze printeradapter kunt u zonder verbinding via draden
vanaf Bluetooth-apparaten afbeeldingen afdrukken. Hiertoe steekt u de HP Bluetooth-
adapter in de USB-poort op de voorzijde en drukt u af vanaf een Bluetooth-apparaat
Hoofdstuk 9
146 Configureren en beheren

Verifieer Bluetooth-apparaten door middel van een wachtwoord.
U kunt het beveiligingsniveau van het apparaat instellen op Hoog of Laag.
•Laag: Het apparaat vereist geen wachtwoord. Elk Bluetooth-apparaat dat zich
binnen het bereik bevindt erop afdrukken.
Opmerking De standaardinstelling voor beveiliging is Laag. Bij een laag
beveiligingsniveau is geen verificatie vereist.
•Hoog: Het apparaat vereist een wachtwoord van het Bluetooth-apparaat voordat
het toestemming geeft om de afdruktaak te verzenden. Het wachtwoord moet ten
minste 1 en ten hoogste 4 tekens lang zijn en mag alleen uit cijfers bestaan.
Opmerking Het apparaat wordt geleverd met een vooraf gedefinieerd
wachtwoord van vier nullen "0000".
Het apparaat zodanig instellen dat deze verificatie met een wachtwoord vereist
via het bedieningspaneel.
1. Druk op Installatie.
2. Selecteer Bluetooth en vervolgens Wachtwoord.
3. Voer met het toetsenblok een nieuwe wachtwoordsleutel in.
4. Nadat u de wachtwoordsleutel hebt ingevoerd, drukt u op OK.
5. Selecteer Beveiligingsniveau en vervolgens Hoog.
6. Druk op OK.
Bij een hoog beveiligingsniveau is verificatie vereist.
De verificatie via een wachtwoord is nu ingesteld voor het apparaat.
Het apparaat zodanig instellen dat deze verificatie met een wachtwoord vereist
via de geïntegreerde webserver.
▲Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Bluetooth, vul een nieuw
wachtwoord in het gedeelte Wachtwoord in, klik op Hoog in het veld
Beveiligingsniveau en vervolgens op Toepassen.
Het apparaat zichtbaar maken of verbergen voor Bluetooth-apparaten
U kunt het apparaat zo instellen dat het zichtbaar is voor Bluetooth-apparaten
(openbaar) of verborgen is voor enig apparaat (privé).
•Zichtbaar: Elk Bluetooth-apparaat binnen het bereik kan afdrukken op het
apparaat.
•Niet zichtbaar: Alleen Bluetooth-apparaten waarop het adres van de all-in-one is
opgeslagen, kunnen afdrukken op het apparaat.
Opmerking Het apparaat wordt geleverd met een toegankelijkheidsniveau dat
standaard op Zichtbaar staat.
Installatie van het apparaat voor Bluetooth-communicatie 151

Het apparaat instellen op niet zichtbaar vanaf het bedieningspaneel
1. Druk op het bedieningspaneel op Installatie.
2. Druk op Bluetooth en vervolgens op Zichtbaarheid.
3. Selecteer met behulp van de pijlknoppen Niet zichtbaar en druk vervolgens op OK.
De all-in-one is alleen toegankelijk voor Bluetooth-apparaten waarop het adres van
het apparaat is opgeslagen.
Het apparaat instellen op niet zichtbaar vanaf de geïntegreerde webserver
▲Open de geïntegreerde webserver, klik op het tabblad Bluetooth, selecteer Niet
zichtbaar in het gedeelte Zichtbaarheid en klik vervolgens op Toepassen.
De Bluetooth-instellingen herstellen via de geïntegreerde webserver
De standaard Bluetooth-instellingen op het apparaat herstellen:
1. Open de geïntegreerde webserver en klik vervolgens op het tabblad Bluetooth.
2. Klik op Bluetooth herstellen in het gedeelte Bluetooth herstellen en klik
vervolgens op Toepassen.
De software verwijderen en opnieuw installeren
U moet de software mogelijk verwijderen en opnieuw installeren als de installatie
onvolledig is of als u de USB-kabel op de computer hebt aangesloten voordat er een
bericht werd weergegeven waarin u werd gevraagd om de USB-kabel op de computer
aan te sluiten. Verwijder de toepassingsbestanden van het apparaat niet zomaar van
de computer. Verwijder deze bestanden op de juiste manier met het hulpprogramma
om de installatie te verwijderen dat bij het apparaat is meegeleverd.
Er zijn drie manieren om de software te verwijderen van een Windows-computer en er
is één manier om de software te verwijderen van een Macintosh-computer.
De software verwijderen van een Windows-computer, methode 1
1. Koppel het apparaat los van de computer. Sluit het apparaat pas op de computer
aan nadat u de software opnieuw hebt geïnstalleerd.
2. Druk op de knop Aan/uit om het apparaat uit te schakelen.
3. Klik op de taakbalk van Windows achtereenvolgens op Start, Programma's of
Alle programma's, selecteer HP, selecteer Officejet Pro L7XXX Series en klik
vervolgens op Verwijderen.
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Als u wordt gevraagd of u gedeelde bestanden wilt verwijderen, klikt u op Nee.
Andere programma’s die deze bestanden gebruiken, kunnen namelijk slecht gaan
functioneren als deze bestanden worden verwijderd.
6. Start de computer opnieuw op.
7. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van de computer als u
de software opnieuw wilt installeren. Volg de instructies op het scherm. Zie ook De
software installeren voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
8. Nadat de software is geïnstalleerd, sluit u het apparaat aan op de computer.
Hoofdstuk 9
152 Configureren en beheren

6. Kies Installeren.
7. Volg de instructies op het scherm en raadpleeg ook De software installeren
voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
De software verwijderen van een Macintosh-computer
1. Start HP Apparaatbeheer.
2. Klik op Informatie en instellingen.
3. Selecteer in het vervolgmenu HP AiO-software verwijderen.
Volg de instructies op het scherm.
4. Start de computer opnieuw nadat de software is verwijderd.
5. Plaats de Starter-cd van het apparaat in het cd-romstation van de computer als u
de software opnieuw wilt installeren.
6. Open de cd-rom op het bureaublad en dubbelklik op HP All-in-One Installer.
7. Volg de instructies op het scherm en raadpleeg ook De software installeren
voordat u het apparaat verbindt (aanbevolen werkwijze).
Hoofdstuk 9
154 Configureren en beheren

10 Onderhoud en problemen
oplossen
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•Ondersteunde inktcartridges
•De inktcartridges vervangen
•De printkoppen onderhouden
•Printerbenodigdheden bewaren
•Het toestel reinigen
•Tips en middelen voor het oplossen van problemen
•Problemen met het afdrukken oplossen
•Slechte afdrukkwaliteit en onverwachte afdrukresultaten
•Problemen met de papierinvoer oplossen
•Problemen met het kopiëren oplossen
•Scanproblemen oplossen
•Faxproblemen oplossen
•Problemen met foto's (geheugenkaart) oplossen
•Problemen met het apparaatbeheer oplossen
•Installatieproblemen oplossen
•Storingen verhelpen
Ondersteunde inktcartridges
De beschikbaarheid van inktcartridges varieert per land/regio. De inktcartridges
kunnen ook in verschillende formaten voorkomen. Voor een lijst van de ondersteunde
inktcartridges voor uw printer, drukt u de diagnostische zelftestpagina af en leest u de
informatie in het gedeelte over de status van de inktcartridge. [Zie De diagnostische
zelftestpagina begrijpen voor meer informatie.]
Het nummer van de inktcartridge is terug te vinden op de volgende plaatsen:
• Op de diagnostische zelftestpagina (zie De diagnostische zelftestpagina begrijpen).
• Op het label van de inktcartridge die u gaat vervangen.
•Windows: In de Werkset klikt u, als u over tweerichtingscommunicatie beschikt,
op het tabblad Geschatte inktniveaus, bladert u naar de knop Cartridgedetails
button en klikt u vervolgens op Cartridgedetails.
•Mac OS: Vanaf het Hulpprogramma van de HP-printer klikt u op Info
benodigdheden in het paneel Informatie en ondersteuning en vervolgens op
Informatie detailhandel benodigdheden.
Onderhoud en problemen oplossen 155

Opmerking De inkt in de cartridges wordt voor verschillende doeleinden gebruikt,
zoals het initialisatieproces, waarbij het apparaat en de cartridges worden
voorbereid voor afdrukken, en printkoponderhoud, waarbij de inktsproeiers worden
schoongemaakt zodat de inktstroom niet wordt geblokkeerd. Bovendien blijft er
altijd een beetje inkt aanwezig in de patroon nadat deze is gebruikt. Zie voor meer
informatie www.hp.com/go/inkusage.
De inktcartridges vervangen
U kunt de geschatte inktniveaus controleren vanuit de Werkset (Windows), het HP
Printerhulpprogramma (Mac OS) of de geïntegreerde webserver. Zie Beheertools voor
het apparaat gebruiken voor informatie over deze tools. U kunt de diagnostische
zelftestpagina ook afdrukken om de informatie te bekijken (zie De diagnostische
zelftestpagina begrijpen).
Opmerking De getoonde inktniveaus zijn slechts een schatting. De feitelijke
inktniveaus kunnen verschillen.
Installeer de inktcartridge direct nadat u deze uit de verpakking hebt verwijderd.
Verwijder een inktcartridge niet voor langere tijd uit het apparaat.
Als u wilt weten welke inktcartridges bestemd zijn voor gebruik met uw apparaat,
raadpleegt u Benodigdheden.
De inktcartridges vervangen
1. Trek de klep van de inktpatroon voorzichtig naar voren.
Hoofdstuk 10
156 Onderhoud en problemen oplossen

6. Haal de nieuwe printkop uit de verpakking en verwijder de oranje beschermkapjes.
Let op Printkoppen niet schudden als de dopjes zijn verwijderd.
7. Plaats de printkop terug in de sleuf met de kleurcode van de printkop (het label op
de printkop moet overeenkomen met het label op de printkopgrendel). Druk de
printkop goed op zijn plaats.
8. Trek de printkopgrendel helemaal naar voren en druk deze omlaag, zodat de
grendel goed wordt vastgezet. Mogelijk moet u druk uitoefenen om de grendel vast
te zetten.
9. Sluit de bovenste klep.
10. Wacht tot de initialisatie van de printkoppen is voltooid en de testpagina's zijn
afgedrukt. Als de pagina's niet worden afgedrukt, start u het uitlijningsproces
handmatig. Raadpleeg De printkoppen uitlijnen voor meer informatie.
Printerbenodigdheden bewaren
Dit gedeelte bevat de volgende onderwerpen:
•Inktcartridges bewaren
•Printkoppen bewaren
Inktcartridges bewaren
Inktcartridges kunnen gedurende een langere tijd in het apparaat worden gelaten. Als
u de inktcartridges verwijdert, plaats ze dan in een luchtdichte verpakking, zoals in een
hersluitbare plastic zak.
Printkoppen bewaren
Printkoppen kunnen gedurende een langere tijd in het apparaat worden gelaten. Als u
de printkoppen verwijdert, plaats ze dan in een luchtdichte verpakking, zoals in een
hersluitbare plastic zak.
Printerbenodigdheden bewaren 165

Het toestel reinigen
Aan de hand van de instructies in dit gedeelte kunt u ervoor zorgen dat het apparaat
optimaal blijft functioneren. Voer de volgende onderhoudsprocedures uit voor zover dit
nodig is.
Stof of vuil op de glasplaat van de scanner, op de binnenkant van de ADF-klep of het
ADF-kader kunnen de werking van het apparaat vertragen en een negatieve invloed
hebben op speciale functies, zoals het aanpassen van kopieën aan een bepaald
paginaformaat.
De glasplaat van de scanner reinigen
De glasplaat van de scanner reinigen
1. Schakel het apparaat uit.
2. Trek de ADF naar boven.
3. Reinig het glas met een zachte, pluisvrije doek waarop een zacht
glasreinigingsmiddel is gesproeid. Droog het glas met een droge, zachte en
pluisvrije doek.
Let op De glasplaat van de scanner alleen reinigen met een
glasreinigingsmiddel. Vermijd het gebruik van reinigingsmiddelen met
schuurmiddelen, aceton, benzeen of tetrachloorkoolstof op het glas. Die
kunnen de glasplaat beschadigen. Vermijd isopropylalcohol want dat kan
strepen achterlaten op de glasplaat.
Let op Het glasreinigingsmiddel niet rechtstreeks aanbrengen op de
glasplaat. Als teveel glasreinigingsmiddel wordt aangebracht, kan dit onder de
glasplaat lekken en de scanner beschadigen.
4. Sluit de ADF en zet het apparaat aan.
De automatische documentinvoer (ADF) reinigen
De ADF dient regelmatig onderhouden te worden naargelang het apparaat intensief
en met welk soort papier wordt gebruikt. Als u de ADF meermaals per week gebruikt is
een maandelijkse reiniging aanbevolen. Stel een reinigingsprogramma op dat geschikt
is voor het apparaat.
Hoofdstuk 10
166 Onderhoud en problemen oplossen
Specyfikacje produktu
Marka: | HP |
Kategoria: | drukarka |
Model: | HP Officejet Pro L7300 |
Potrzebujesz pomocy?
Jeśli potrzebujesz pomocy z HP HP Officejet Pro L7300, zadaj pytanie poniżej, a inni użytkownicy Ci odpowiedzą
Instrukcje drukarka HP

2 Kwietnia 2025

2 Kwietnia 2025

2 Kwietnia 2025

2 Kwietnia 2025

17 Lutego 2025

7 Lutego 2025

29 Stycznia 2025

17 Stycznia 2025

17 Stycznia 2025

17 Stycznia 2025
Instrukcje drukarka
- drukarka Sony
- drukarka Samsung
- drukarka LG
- drukarka Xiaomi
- drukarka Sharp
- drukarka Huawei
- drukarka Lenovo
- drukarka Epson
- drukarka Fujitsu
- drukarka Roland
- drukarka Panasonic
- drukarka StarTech.com
- drukarka Canon
- drukarka Fujifilm
- drukarka MSI
- drukarka Toshiba
- drukarka D-Link
- drukarka Citizen
- drukarka Brother
- drukarka Honeywell
- drukarka Kodak
- drukarka Testo
- drukarka Primera
- drukarka Xerox
- drukarka Godex
- drukarka Olivetti
- drukarka Zebra
- drukarka Dell
- drukarka Digitus
- drukarka AgfaPhoto
- drukarka Kyocera
- drukarka Ricoh
- drukarka Seiko
- drukarka Renkforce
- drukarka Thomson
- drukarka AVM
- drukarka Velleman
- drukarka Dymo
- drukarka Panduit
- drukarka Olympus
- drukarka OKI
- drukarka Mitsubishi
- drukarka Intermec
- drukarka NEC
- drukarka Polaroid
- drukarka Konica Minolta
- drukarka Bixolon
- drukarka Pantum
- drukarka Olympia
- drukarka Datamax O'Neil
- drukarka DNP
- drukarka Equip
- drukarka ZKTeco
- drukarka TSC
- drukarka HiTi
- drukarka Microboards
- drukarka Triumph-Adler
- drukarka Fargo
- drukarka Entrust
- drukarka Kern
- drukarka Brady
- drukarka Tomy
- drukarka Lexmark
- drukarka Sagem
- drukarka Nilox
- drukarka Argox
- drukarka Royal Sovereign
- drukarka Minolta
- drukarka Oce
- drukarka Paxar
- drukarka IDP
- drukarka Metapace
- drukarka Ultimaker
- drukarka Ibm
- drukarka CSL
- drukarka Toshiba TEC
- drukarka Frama
- drukarka Builder
- drukarka Kogan
- drukarka Star Micronics
- drukarka Posiflex
- drukarka Dascom
- drukarka GG Image
- drukarka Vupoint Solutions
- drukarka Elite Screens
- drukarka DTRONIC
- drukarka Phoenix Contact
- drukarka Videology
- drukarka Epson 7620
- drukarka Star
- drukarka EC Line
- drukarka Colop
- drukarka Approx
- drukarka Fichero
- drukarka Raspberry Pi
- drukarka Unitech
- drukarka Middle Atlantic
- drukarka Evolis
- drukarka Tally Dascom
- drukarka Custom
- drukarka Nisca
- drukarka Sawgrass
- drukarka Mutoh
Najnowsze instrukcje dla drukarka

4 Kwietnia 2025

3 Kwietnia 2025

3 Kwietnia 2025

3 Kwietnia 2025

2 Kwietnia 2025

2 Kwietnia 2025

2 Kwietnia 2025

1 Kwietnia 2025

31 Marca 2025

29 Marca 2025