Instrukcja obsługi Honda SH300A (2016)
Przeczytaj poniżej 📖 instrukcję obsługi w języku polskim dla Honda SH300A (2016) (139 stron) w kategorii Silnik. Ta instrukcja była pomocna dla 6 osób i została oceniona przez 2 użytkowników na średnio 4.5 gwiazdek
Strona 1/139

INSTRUKTIEBOEK
SH300A

Deze handleiding dient als een permanent onderdeel van de scooter te worden
beschouwd en moet bij doorverkoop van de nieuwe eigenaar scooter aan de
worden verstrekt.
Deze publicatie bevat de meest recente productinformatie die beschikbaar was
voor het ter perse gaan. Honda Motor Co., Ltd. behoudt zich het recht voor om te
allen tijde wijzigingen aan te brengen zonder voorafgaande kennisgeving en
zonder het aangaan van enige verplichting.
Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming worden
gereproduceerd.
Het kan zijn dat het afgebeelde voertuig in dit instructieboekje verschilt van uw
voertuig.
© 2015 Honda Motor Co., Ltd.

Welkom
Van harte gefeliciteerd met de aanschaf van uw
nieuwe Honda-scooter. Door te kiezen voor een
Honda maakt u deel uit van een wereldwijde
familie van tevreden klanten die Honda's reputatie
voor het leveren van hoogwaardige producten
waarderen.
Met het oog op uw veiligheid en rijplezier:
●Lees dit instructieboekje aandachtig door.
●Volg alle aanbevelingen op en voer alle
procedures uit die in deze handleiding zijn
vermeld.
●Besteed extra aandacht aan
veiligheidsinformatie in deze handleiding en op
de scooter.
●De volgende codes in deze handleiding duiden
de landen aan.
●De afbeeldingen hierin zijn gebaseerd op het
ED-type van de SH300A.
Landcode
*De specificaties kunnen van land tot land verschillen.
Code
SH300A
Land
ED, II ED,
III ED,
IV ED
Directe verkoop Europa
E VK

Enkele opmerkingen over veiligheid
Uw veiligheid en de veiligheid van anderen zijn
zeer belangrijk. Het veilig rijden op deze scooter is
een belangrijke verantwoordelijkheid.
Om u te helpen goed geïnformeerde
veiligheidsbeslissingen te nemen, hebben wij
bedieningsprocedures en andere informatie in
deze handleiding en op veiligheidslabels verstrekt.
Deze informatie maakt u attent op potentiële
gevaren waardoor u of anderen letsel kunnen
oplopen.
Het is vanzelfsprekend niet praktisch of niet
mogelijk om u te waarschuwen voor alle gevaren
die kunnen optreden bij het rijden op en
onderhouden van een scooter. U moet dan ook
uw eigen gezonde verstand gebruiken.
U zult belangrijke veiligheidsinformatie in
verschillende vormen tegenkomen, waaronder:
●Veiligheidslabels op de scooter.
●Veiligheidsinformatie voorafgegaan door een
waarschuwingssymbool en een van de drie
waarschuwingswoorden: GEVAAR,
WAARSCHUWING of LET OP.
Deze signaalwoorden betekenen:
3
GEVAAR
U ZULT DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
OPLOPEN als u de instructies niet opvolgt.
3
WAARSCHUWING
U KUNT DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
OPLOPEN als u de instructies niet opvolgt.
3
LET OP
U KUNT LETSEL OPLOPEN als u de instructies
niet opvolgt.
Andere belangrijke informatie vindt u
onder de volgende koppen:
LET OP
Informatie om beschadiging van uw
scooter, andere eigendommen of het
milieu te voorkomen.

Inhoudsopgave
Veilig rijden met de scooter P. 2
Bedieningshandleiding P. 18
Onderhoud P. 52
Verhelpen van storingen P. 90
Informatie P. 113
Specificaties P. 127
Index P. 130

Veilig rijden met de scooter
Dit gedeelte bevat belangrijke informatie voor het veilig rijden met uw scooter.
Lees dit gedeelte aandachtig door.
Veiligheidsrichtlijnen ..............................................P. 3
Waarschuwingslabels .............................................P. 6
Veiligheidsmaatregelen ........................................P. 11
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden...............P. 12
Accessoires en aanpassingen ...............................P. 15
Beladen ..................................................................P. 16

Veiligheidsrichtlijnen
3
vervolg
Veilig rijden met de scooter
Veiligheidsrichtlijnen
Volg deze richtlijnen met het oog op uw veiligheid:
●Voer alle routine- en periodieke inspecties uit die in
deze handleiding zijn beschreven.
●Zet de motor uit en houd vonken en vuur uit de
buurt als u tankt.
●Laat de motor niet draaien in afgesloten of
gedeeltelijk afgesloten ruimten. Koolstofmonoxide
in uitlaatgassen is giftig en kan uw dood
veroorzaken.
Het is bewezen dat helmen en beschermende kleding
het aantal en de ernst van hoofdletsels en ander letsel
aanzienlijk kunnen verminderen. Draag dus altijd een
goedgekeurde motorfietshelm en beschermende
kleding. 2P. 11
Zorg ervoor dat u in goede lichamelijke conditie bent,
geconcentreerd bent en niet onder de invloed van
alcohol of drugs verkeert. Zorg ervoor dat u en uw
duopassagier allebei een goedgekeurde
motorfietshelm en beschermende kleding dragen.
Draag duopassagiers op om zich aan de handgreep of
aan uw middel vast te houden, met u mee te leunen
tijdens het schuinleggen van de scooter in bochten en
hun voeten altijd op de voetsteunen te houden, zelfs
wanneer de scooter stilstaat.
Zelfs als u al op andere scooters hebt gereden, kunt u
het beste in een veilige omgeving oefenen om
vertrouwd te raken met de werking en het
stuurgedrag van deze scooter en om gewend te raken
aan de afmetingen en het gewicht van de scooter.
Besteed altijd aandacht aan ander verkeer om u heen
en veronderstel niet dat andere bestuurders u zien.
Zorg dat u snel kunt stoppen of een uitwijkmanoeuvre
kunt maken.
Draag altijd een helm
Voordat u gaat rijden
Neem de tijd om te leren en te oefenen
Rijd defensief

Veiligheidsrichtlijnen
4
Veilig rijden met de scooter
Zorg ervoor dat u beter zichtbaar bent, vooral
's avonds, door heldere reflecterende kleding te
dragen, te rijden op plaatsen waar andere bestuurders
u kunnen zien, uw richting aan te geven voordat u
afslaat of van rijstrook verandert en uw claxon te
gebruiken indien nodig.
Rijd nooit harder dan u aankunt of sneller dan de
verkeersomstandigheden toestaan. Vermoeidheid en
onoplettendheid kunnen afbreuk doen aan uw
beoordelingsvermogen en het veilig rijden.
Alcohol en motorrijden gaan niet samen. Zelfs één
alcoholisch drankje kan uw vermogen om op
wisselende omstandigheden te reageren verminderen
en uw reactiesnelheid wordt minder na elk aanvullend
drankje. Rijd niet onder de invloed van alcohol en laat
uw vrienden ook niet drinken en rijden.
Het is belangrijk dat u uw scooter naar behoren
onderhoudt en in een veilige staat van werking houdt.
Inspecteer uw scooter voor elke rit en voer alle
aanbevolen onderhoud uit. Houd u aan de
beladingslimieten (2P. 16), bouw uw scooter niet om
en installeer geen accessoires die uw scooter onveilig
maken (2P. 15).
Persoonlijke veiligheid is uw eerste prioriteit. Als u of
iemand anders letsel heeft opgelopen, neem dan de
tijd om de ernst van het letsel te beoordelen en te
bepalen of het veilig is om door te rijden. Schakel
indien nodig de hulpdiensten in. Volg tevens de
geldende wet- en regelgeving indien een andere
persoon of een ander voertuig bij het ongeval is
betrokken.
Zorg dat u goed zichtbaar bent
Rijd binnen uw grenzen
Rijd niet onder invloed van alcohol
Houd uw Honda in veilige staat
Betrokken zijn bij ongevallen

Veiligheidsrichtlijnen
5
Veilig rijden met de scooter
Als u besluit om verder te rijden, dan moet u eerst de
staat van uw scooter controleren. Zet de motor uit als
deze nog steeds draait. Inspecteer op
vloeistoflekkage, controleer of cruciale moeren en
bouten goed vastzitten en controleer het stuur, de
bedieningselementen, remmen en wielen. Rijd
langzaam en voorzichtig. Het kan zijn dat uw scooter
schade heeft opgelopen die niet onmiddellijk
zichtbaar is. Laat uw scooter zo snel mogelijk grondig
inspecteren door een erkend reparatiebedrijf.
Uitlaatgassen bevatten giftig koolstofmonoxide, een
kleurloos, reukloos gas. Het inademen van
koolstofmonoxide kan bewusteloosheid veroorzaken
en tot uw dood leiden.
Als u de motor in een besloten of zelfs gedeeltelijk
afgesloten ruimte laat draaien, kan de lucht die u
inademt een gevaarlijke hoeveelheid
koolstofmonoxide bevatten. Laat uw scooter nooit in
een garage of andere besloten ruimte draaien.
Gevaar voor koolstofmonoxide
3
WAARSCHUWING
Koolstofmonoxidegas is giftig.
Het inademen hiervan kan
bewusteloosheid en zelfs uw dood
veroorzaken.
Vermijd omgevingen waarin of activiteiten
waarbij u aan koolstofmonoxide bent
blootgesteld.

Waarschuwingslabels
6
Veilig rijden met de scooter
Waarschuwingslabels
Op de volgende pagina's wordt de betekenis van
de labels beschreven. Sommige labels
waarschuwen u voor potentiële gevaren die
ernstig letsel kunnen veroorzaken. Andere bieden
belangrijke veiligheidsinformatie. Lees deze
informatie aandachtig en verwijder de labels niet.
Als een label eraf valt of moeilijk te lezen is, neem
dan contact op met uw dealer voor een
vervangingslabel.
Elk label is voorzien van een specifiek symbool.
De betekenis van elk symbool en elk label is als
volgt.
Lees de instructies in het instructieboekje
aandachtig door.
Lees de instructies in de werkplaatshandleiding
aandachtig door. Breng de scooter voor onderhoud
uitsluitend naar uw dealer met het oog op uw
veiligheid.
GEVAAR (met RODE achtergrond)
U ZULT DODELIJK of ERNSTIG LETSEL OPLOPEN als
u de instructies niet opvolgt.
WAARSCHUWING (met ORANJE achtergrond)
U KUNT DODELIJK of ERNSTIG LETSEL OPLOPEN als
u de instructies niet opvolgt.
LET OP (met GELE achtergrond)
U KUNT LETSEL OPLOPEN als u de instructies niet
opvolgt.

Waarschuwingslabels
7
vervolg
Veilig rijden met de scooter
ACCULABEL
GEVAAR
• Houd vonken en vlammen uit de buurt van de accu.
Accu's produceren explosief gas dat een explosie kan
veroorzaken.
• Draag een beschermbril en rubberen handschoenen bij
het hanteren van de accu, anders kunt u brandwonden
oplopen of uw gezichtsvermogen verliezen door het
elektrolyt van de accu.
• Laat kinderen en andere personen geen accu aanraken
tenzij ze op de hoogte zijn van de voorschriften voor
het hanteren van accu's en de hieraan verbonden
gevaren.
• Wees buitengewoon voorzichtig bij het hanteren van
de accuvloeistof aangezien deze verdund zwavelzuur
bevat. Contact met uw huid of ogen kan brandwonden
veroorzaken of leiden tot verlies van uw
gezichtsvermogen.
• Lees deze handleiding aandachtig door en zorg ervoor
dat u de inhoud begrijpt voordat u de accu hanteert.
Het niet opvolgen van de instructies kan letsel en
beschadiging van de scooter veroorzaken.
• Gebruik geen accu met het elektrolyt op of onder het
onderste merkstreepje. De accu kan exploderen en
ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.

Waarschuwingslabels
8
Veilig rijden met de scooter
WAARSCHUWINGSLABEL ACCESSOIRES EN BELADING
WAARSCHUWING
ACCESSOIRES EN BELADING
• De veiligheidsstabiliteit en het stuurgedrag van deze scooter kunnen
beïnvloed worden door het toevoegen van accessoires en bagage.
• Lees de instructies in de gebruikers- en montagehandleiding aandachtig
door voordat u een accessoire monteert.
• Het totale gewicht van accessoires en bagage die aan het gewicht van de
berijder en de passagier wordt toegevoegd, mag niet meer zijn dan 180 kg,
ofwel de maximale gewichtscapaciteit.
• Het gewicht van de bagage mag niet meer zijn dan 19 kg onder alle
omstandigheden.
• Het monteren van grote kuipdelen op de voorvork of het stuur wordt niet
aanbevolen.
LABEL RADIATEURDOP
GEVAAR
NOOIT OPENEN BIJ WARME MOTOR.
Hete koelvloeistof veroorzaakt brandwonden.
De overdrukklep opent bij 1,1 kgf/cm2.

Waarschuwingslabels
9
vervolg
Veilig rijden met de scooter
BANDENINFORMATIELABEL
Bandenspanning in koude toestand:
[Alleen bestuurder]
Voor 200 kPa (2,00 kgf/cm2)
Achter 250 kPa (2,50 kgf/cm2)
[Bestuurder en passagier]
Voor 200 kPa (2,00 kgf/cm2)
Achter 250 kPa (2,50 kgf/cm2)
Bandenmaat:
Voor 110/70-16M/C 52S
Achter 130/70R16M/C 61S
Bandenmerk: BRIDGESTONE METZELER
Voor BATTLAX BT45F G FEELFREE FRONT
Achter BT012R RADIAL G FEELFREE
VEILIGHEIDSLABEL
Draag altijd een helm en beschermende kleding met het oog op uw
veiligheid.
BRANDSTOFLABEL
Uitsluitend loodvrije benzine
ETHANOL tot 10 volumeprocent
of

Waarschuwingslabels
10
Veilig rijden met de scooter
LABEL BELADINGSLIMIET
Overschrijd nooit 10 kg.
LABEL BELADINGSLIMIET
Overschrijd nooit 1,5 kg.
LABEL BELADINGSLIMIET
Overschrijd nooit 0,5 kg.
LABEL BELADINGSLIMIET
Overschrijd nooit 3,0 kg.

Veiligheidsmaatregelen
11
Veilig rijden met de scooter
Veiligheidsmaatregelen
●Rijd voorzichtig met uw beide handen aan het stuur
en uw voeten op de vloer.
●Passagiers moeten zich aan de handgreep of aan
uw middel vasthouden, en hun voeten moeten zich
tijdens het rijden op de voetsteunen bevinden.
●Denk altijd aan de veiligheid van uw passagier en
andere bestuurders en rijders.
Zorg ervoor dat u en uw duopassagier een
goedgekeurde motorfietshelm, beschermbril en
duidelijk zichtbare beschermende kleding dragen. Rijd
defensief en houd altijd rekening met de weers- en
wegomstandigheden.
❙
Helm
Moet voldoen aan de veiligheidsnorm, duidelijk
zichtbaar zijn en de juiste afmetingen voor uw hoofd
hebben.
●De motorhelm moet comfortabel passen en veilig
met de kinriem zijn vastgemaakt.
●Vizier met een onbelemmerd gezichtsveld of
andere goedgekeurde oogbescherming.
❙
Handschoenen
Leren handschoenen met volledige vingers en een
hoge slijtweerstand.
❙
Motorlaarzen of -schoenen
Stevige motorlaarzen met antislipzolen en
enkelbeschermers.
❙
Motorjas en -broek
Beschermende, duidelijk zichtbare motorjas met lange
mouwen en duurzame broek voor het rijden (of een
beschermend motorpak).
Beschermende uitrusting
3
WAARSCHUWING
Het niet dragen van een helm verhoogt het
risico op ernstig of dodelijk letsel in geval
van een botsing.
Zorg ervoor dat u en uw duopassagier
altijd een goedgekeurde helm en
beschermende kleding dragen.

Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
12
Veilig rijden met de scooter
Voorzorgsmaatregelen voor
het rijden
Volg deze richtlijnen tijdens de eerste 500 km om de
toekomstige betrouwbaarheid en prestaties van uw
scooter te waarborgen.
●Vermijd het vol gas starten en snel accelereren.
●Vermijd abrupt remmen.
●Rijd behoedzaam.
Neem de volgende richtlijnen in acht:
●Vermijd sterk afremmen.
uPlotseling remmen kan de stabiliteit van de
scooter reduceren.
uGa waar mogelijk langzamer rijden voor een
bocht; anders bestaat het gevaar dat u uit de
bocht vliegt.
●Wees voorzichtig op oppervlakken met een lage
tractie.
uDe banden slippen sneller op dit soort
oppervlakken en de remweg is langer.
●Vermijd herhaaldelijk remmen.
uDoor herhaaldelijk te remmen, zoals bij
heuvelafwaarts rijden, kunnen de remmen
ernstig oververhit raken waardoor de
remwerking vermindert.
●Bedien de voor- en achterrem tegelijkertijd voor
een efficiënte remwerking.
❙
Antiblokkeersysteem (ABS)
Dit model is uitgerust met een antiblokkeersysteem
(ABS) dat is ontwikkeld om te voorkomen dat de
remmen blokkeren tijdens abrupt remmen.
●De remweg is niet korter met het ABS. In bepaalde
gevallen kan het gebruik van het ABS een langere
remweg tot gevolg hebben.
●Het ABS-systeem werkt niet bij snelheden van
10 km/h.
●Het kan zijn dat de remhendel en het rempedaal
lichtjes terugspringen wanneer u de rem bedient.
Dit is normaal.
●Gebruik altijd de aanbevolen banden om de juiste
werking van het ABS te waarborgen.
Inrijperiode
Remmen

Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
13
vervolg
Veilig rijden met de scooter
❙
Natte of regenachtige omstandigheden
Wegoppervlakken zijn glad wanneer ze nat zijn, en
natte remmen zorgen voor een verminderde
remwerking.
Wees bijzonder voorzichtig bij het remmen onder
natte omstandigheden.
Als de remmen nat worden, rem dan tijdens het rijden
op lage snelheid om ze te laten drogen.
●Parkeer op een stevige, horizontale ondergrond.
●Als u op een helling of onverhard terrein moet
parkeren, parkeer de scooter dan zodanig dat deze
niet kan wegrollen of omvallen.
●Zorg ervoor dat hete onderdelen niet in contact
kunnen komen met ontvlambare materialen.
●Raak de motor, geluiddemper, remmen en andere
hete onderdelen niet aan voordat ze zijn afgekoeld.
●Om de kans op diefstal te verkleinen, moet u altijd
het stuur en de contactschakelaar vergrendelen
(2P. 38) en de Honda SMART Key meenemen als u
uw scooter achterlaat. Deactiveer het Honda
SMART Key-systeem indien nodig. 2P. 33
Het gebruik van een antidiefstalalarmsysteem
wordt ook aanbevolen.
❙
Parkeren op de zijstandaard of de middenbok
1.
Zet de motor uit.
2.
De zijstandaard gebruiken
Klap de zijstandaard omlaag.
Laat de scooter langzaam naar links leunen totdat
het volle gewicht op de zijstandaard steunt.
De middenbok gebruiken
Ga voor het neerklappen van de middenbok aan de
linkerkant van de scooter staan. Houd de
linkerstuurgreep en de handgreep vast. Duw met
uw rechtervoet op het uiteinde van de middenbok
en trek tegelijkertijd omhoog en naar achteren.
Parkeren

Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
14
Veilig rijden met de scooter
3.
Draai het stuur volledig naar links.
4.
Draai de contactschakelaar in de stand (LOCK),
vergrendel de contactschakelaar (2P. 38), laat uw
scooter achter en neem uw Honda SMART Key
mee. Deactiveer het Honda SMART Key-systeem
indien nodig. 2P. 33
Volg deze richtlijnen om de motor en de katalysator te
beschermen:
●Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
●Gebruik benzine met het aanbevolen octaangetal.
Het gebruik van benzine met een lager octaangetal
heeft een verminderde motorprestatie tot gevolg.
●Gebruik geen brandstof met een hoog
alcoholgehalte. P. 1252
●Gebruik geen oude of verontreinigde benzine of
een olie-benzinemengsel.
●Voorkom het binnendringen van stof of water in de
brandstoftank.
Linkerstuurgreep Handgreep
Middenbok
Richtlijnen voor tanken en brandstof

Accessoires en aanpassingen
15
Veilig rijden met de scooter
Accessoires en aanpassingen
Wij raden u ten sterkste aan om geen accessoires te
monteren die niet specifiek door Honda voor uw
scooter zijn ontworpen en geen modificaties aan het
oorspronkelijke ontwerp van uw scooter aan te
brengen. Hierdoor kan uw voertuig onveilig worden.
Het ombouwen van uw scooter kan tevens uw
garantie doen vervallen en het gebruik van uw scooter
op de openbare weg illegaal maken. Voordat u besluit
om accessoires op uw scooter te monteren, moet u
nagaan of dit veilig en legaal is. Trek geen aanhangwagen met uw scooter en koppel
geen zijspan aan uw scooter. Uw scooter werd niet
ontworpen voor dit toebehoren en het gebruik
hiervan kan het stuurgedrag van uw scooter nadelig
beïnvloeden.
3
WAARSCHUWING
Ondeugdelijke accessoires of aanpassingen
kunnen leiden tot een ongeval waarbij u
ernstig of dodelijk letsel kunt oplopen.
Volg alle instructies in dit instructieboekje
met betrekking tot accessoires en
aanpassingen op.

Beladen
16
Veilig rijden met de scooter
Beladen
●Het vervoeren van extra gewicht heeft invloed op
het stuurgedrag, het remgedrag en de stabiliteit
van uw scooter. Rijd altijd met een veilige snelheid
die is afgestemd op de belading.
●Vermijd overbeladen en houd u aan de
voorgeschreven beladingslimieten.
2Maximale gewichtscapaciteit/Maximaal
bagagegewicht P. 127
●Maak alle bagage stevig vast, verdeel het gewicht
van de bagage gelijkmatig en plaats de bagage
dicht bij het midden van de scooter.
●Plaats geen bagage dicht bij de lampen of de
geluiddemper.
3
WAARSCHUWING
Overbelasting of verkeerd beladen kan een
ongeval veroorzaken waarbij u ernstig of
dodelijk letsel kunt oplopen.
Volg alle limieten en richtlijnen voor
belading in deze handleiding.

Veilig rijden met de scooter
17

18
Bedieningshandleiding
Locatie van onderdelen
Accu (P69)
Zekeringkast (P111)
Stelbout veervoorspanning van
achtervering (P87)
Gashendel (P85)
Remvloeistofreservoir vóór (P82)
Voorremhendel
Middencompartiment (P48)
Gereedschapsset (P48)
Motorolievuldop/oliepeilstok (P76)
Aftapbout voor motorolie (P78)
Stekker EM-modus (P100)
Datalinkstekker

19
Bedieningshandleiding
Stelbout veervoorspanning van
achtervering (P87)
Opbergvak voor (P49)
Achterremhendel
Remvloeistofreservoir achter
(P82)
Tassenhaak (P50)
Stopcontact voor accessoires
(P51)
Brandstofvuldop (P44)
Zadel (P46)
Documentzakje (P48)
Bougie (P74)
Carterontluchting (P73)
Motoroliefilter (P78)
Middenbok (P13)
Zijstandaard (P13)
Koelvloeistofexpansiereservoir
(P80)

20
Bedieningshandleiding
Instrumenten
SEL SET
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de temperatuur van de
motorkoelvloeistof weer.
Displaycontrole
Wanneer de contactschakelaar op (On) wordt gezet, worden alle modus- en digitale segmenten
weergegeven.
Als een deel van deze displays niet wordt weergegeven zoals het hoort, laat uw dealer dan controleren
op problemen.
SEL-schakelaar
Snelheidsmeter
Brandstofniveaumeter
Naald in de rode zone (E),
resterende brandstof
ongeveer 1,7 liter
SET-schakelaar
LET OP
Het rijden met de naald in
de zone H (Heet) kan
ernstige beschadiging van
de motor veroorzaken.

21
vervolg
Bedieningshandleiding
A
A
B
Controlelampje OLIEVERVERSING
•
Gaat branden wanneer de afgelegde
afstand de eerste keer ongeveer
1.000 km bereikt en elke 12.000 km
na het resetten van het controlelampje.
•
Gaat branden wanneer de afgelegde
afstand de eerste keer ongeveer
960 km bereikt en elke 12.800 km na
het resetten van het controlelampje.
uHet controlelampje gaat pas uit
nadat het is gereset.
Om het controlelampje te
resetten, houdt u de SET-
schakelaar ingedrukt terwijl u de
contactschakelaar in de stand
(On) zet en houdt u de SET-
schakelaar langer dan 3 seconden
ingedrukt.
Type ED
Type E
Klok (12-uursweergave)
Klok instellen: (P24)
Kilometerteller [TOTAL] & ritteller [TRIP A/B] & huidig
brandstofverbruik en gemiddeld brandstofverbruik [AVG]
Met de SEL-schakelaar selecteert u de kilometerteller, ritteller
A, ritteller B, huidig brandstofverbruik en gemiddeld
brandstofverbruik.
Kilometerteller Ritteller A Ritteller B
Gemiddeld brandstofverbruik Huidig brandstofverbruik

22
Instrumenten (Vervolg)
Bedieningshandleiding
• Kilometerteller:
Totale afgelegde afstand.
• Ritteller:
Afstand gereden na het terugstellen van de ritteller.
Houd de SET-schakelaar ingedrukt terwijl ritteller B wordt weergegeven om ritteller B terug te stellen.
Het gemiddelde brandstofverbruik wordt ook gereset wanneer ritteller A wordt gereset.
• Huidig brandstofverbruik:
Huidig brandstofverbruik op dat ogenblik. Wanneer de rijsnelheid van de scooter lager is dan
5 km/h, wordt "--.- " weergegeven. Als "--.-" wordt weergegeven bij snelheden hoger dan 5 km/h,
dient u voor onderhoud naar uw dealer te gaan.
• Gemiddeld brandstofverbruik:
Het gemiddelde brandstofverbruik is gebaseerd op ritteller A. Gemiddeld brandstofverbruik sinds het
terugstellen van ritteller A. Als "--.-" wordt weergegeven in andere gevallen dan na het terugstellen
van het gemiddelde brandstofverbruik, ga dan naar uw dealer voor onderhoud.

23
Bedieningshandleiding
vervolg
Display instellen
Sequentieel wijzigen van de volgende items.
• Klok instellen
• Eenheid kilometerstand
wijzigen
• Eenheid van brandstofverbruikmeter wijzigen
Uitsluitend type E
Normale weergave
Instelmodus
Klok instellen
Eenheid kilometerstand wijzigen
Uitsluitend type E
Eenheid van brandstofverbruikmeter wijzigen
Houd de SEL-schakelaar en de SET-schakelaar ingedrukt
Druk op de SET-schakelaar
Terugkeren naar de gebruikelijke weergave tijdens
instelling van het display.
• De toets gedurende 30 seconden niet
indrukken
• Zet de contactschakelaar op ( )Off en weer op
(On)

24
Instrumenten (Vervolg)
Bedieningshandleiding
Instellen van klok:
!aZet de contactschakelaar op (On).
!bHoud de SEL-schakelaar en de SET-schakelaar
ingedrukt; het uur begint te knipperen.
!cDruk op de SEL-schakelaar totdat het gewenste
uur wordt weergegeven.
uHoud ingedrukt om de uren versneld vooruit te
laten gaan.
!dDruk op de SET-schakelaar. De minuten beginnen
te knipperen.
!eDruk op de SEL-schakelaar totdat de gewenste
minuut wordt weergegeven.
uHoud ingedrukt om de uren versneld vooruit te
laten gaan.
!f
Druk op de SET-schakelaar. De klok is ingesteld en
het display schakelt over naar het wijzigen van de
eenheid van de brandstofverbruikmeter.
Druk op de SET-schakelaar. De klok is ingesteld en
het display schakelt over naar het wijzigen van de
eenheid voor de kilometerstand.
Eenheid van kilometerstand wijzigen:
!aDruk op de SEL-toets om "km" of "mijl" te
selecteren
!bDruk op de SET-schakelaar. De eenheid van
afgelegde afstand is ingesteld en het display
schakelt over naar het wijzigen van de eenheid
van de brandstofverbruikmeter.
Type ED
Type E
Uitsluitend type E

25
Bedieningshandleiding
Eenheid van brandstofverbruikmeter
wijzigen:
!a
Druk op de SEL-schakelaar om ''km/L'' of ''L/100 km'' te
selecteren.
Als "mile" voor afstand is geselecteerd, wordt het
brandstofverbruik aangegeven in "mile/L" of
"mile/gal."
!bDruk op de SET-schakelaar om de selectie te
beëindigen.
Uitsluitend type E
De ingevoerde instelling kan ook worden ingesteld
door de contactschakelaar op (Off) te zetten.
Als u ongeveer 30 seconden niet op de toets drukt,
schakelt de bediening automatisch over van de
instelmodus naar de normale weergave. Ook in dit
geval wordt de geselecteerde instelling
gehandhaafd.

27
Bedieningshandleiding
SEL SET
Richtingaanwijzer links Richtingaanwijzer rechts
Gaat branden wanneer de verificatie
van het voertuig en Honda SMART Key
is voltooid en de contactschakelaar kan
worden gebruikt.
Gaat uit wanneer de contactschakelaar
op (On) wordt gezet.
Als het controlelampje van de
Honda SMART Key knippert
(P96)
Controlelampje Honda SMART
Key

28
Bedieningshandleiding
Schakelaars
Claxonknop
Richtingaanwijzerschakelaar
uDoor op de schakelaar te drukken,
wordt de richtingaanwijzer
uitgeschakeld.
Schakelaar dimlicht/passeerlicht
• : Grootlicht
• : Dimlicht
• : Het grootlicht gaat
knipperen
Responsknop
Deze knop wordt gebruikt voor het
bedienen van het responssysteem.
Responssysteem: (P30)
Motorstopschakelaar
Moet normaal in de stand
(Run) blijven staan.
uSchakel in geval van nood
over naar de stand (Off)
(de startmotor werkt niet)
om de motor te stoppen.
AAN/UIT-knop
Deze knop wordt gebruikt voor het
activeren of deactiveren van het Honda
SMART Key-systeem en om de
activeringsstatus te bevestigen.
(P33)
Startknop

29
vervolg
Bedieningshandleiding
Stuurslot
Vergrendel het stuur wanneer u parkeert om
diefstal te voorkomen.
Een U-vormig wielslot of iets vergelijkbaars wordt
ook aanbevolen.
❙
Vergrendelen
!aDraai het stuur volledig naar links.
!bDuw de contactschakelaar omlaag en zet deze in
de stand (LOCK).
uDe contactschakelaar ontgrendelen (P37)
uDraai het stuur als het stuur moeilijk
vergrendeld kan worden.
!cVergrendel de contactschakelaar. (P38)
❙
Ontgrendelen
Druk de contactschakelaar in en zet deze in de
stand (Off).
uDe contactschakelaar ontgrendelen (P37)
Contactschakelaar
Schakelt het elektrische systeem aan/uit,
vergrendelt het stuur en bedient de
schakelaar voor het openen van het zadel.
Contactschakelaar ontgrendelen:
(P37)
Schakelt het elektrische systeem in voor het starten/rijden.
Schakelt de motor uit.
Vergrendelt het stuur.
SEAT
Bedient de schakelaar voor het openen van het zadel.
Duwen
Contactschakelaar
!a
!b
Draaien

30
Schakelaars (Vervolg)
Bedieningshandleiding
Responssysteem
Het responssysteem is een apparaat om de positie
van uw scooter te lokaliseren. Wanneer u op de
responsknop van de Honda Smart Key drukt met
de contactschakelaar in de stand (Off) of
(LOCK), informeert uw scooter u over de positie
door de richtingaanwijzers te laten knipperen en
de contactschakelaarring te verlichten. De
contactschakelaarring brandt ongeveer 1 minuut.
Het responssysteem maakt gebruik van zwakke
radiogolven. Deze kunnen medische apparatuur
beïnvloeden, zoals een pacemaker.
Responsknop
Ring
contactschakelaar

31
Bedieningshandleiding
❙
Werking
Druk op de responsknop van de Honda SMART
Key.
uHet responssysteem werkt niet als de
contactschakelaar wordt ontgrendeld.
Als de contactschakelaar langer dan 10 dagen in
de stand (Off) of (LOCK) staat, werkt het
responssysteem niet meer. Om het systeem te
resetten, ontgrendelt u de contactschakelaar
eenmaal.
uDe contactschakelaar ontgrendelen (P37)
De batterij in de Honda SMART Key
vervangen (P88)
LET OP
Als de accu van de scooter bijna leeg is, werkt het responssysteem
mogelijk niet.

32
Bedieningshandleiding
Honda SMART Key-systeem
Met het Honda SMART Key-systeem kunt u de
hoofdschakelaar bedienen zonder een sleutel in
een sleutelgat te steken.
Het systeem voert een identificatiecontrole uit
tussen de scooter en de Honda SMART Key om na
te gaan of het een geregistreerde Honda SMART
Key betreft.
Het Honda SMART Key-systeem maakt gebruik van
zwakke radiogolven. Deze kunnen medische
apparatuur beïnvloeden, zoals een pacemaker.

33
Bedieningshandleiding
vervolg
Het Honda SMART Key-systeem schake-
len
❙
Het Honda SMART Key-systeem naar
activering of deactivering schakelen
Druk op de AAN/UIT-knop tot de LED-kleur van de
Honda SMART Key verandert.
❙
De status van het Honda SMART Key-
systeem controleren
Druk licht op de AAN/UIT-knop. De LED van de
Honda SMART Key toont de status.
Als de LED van de Honda SMART Key de volgende
kleur heeft:
Groen: Verificatie van het Honda
SMART Key-systeem kan
worden uitgevoerd.
(activering)
Rood: Verificatie van het Honda
SMART Key-systeem kan niet
worden uitgevoerd.
(deactivering)
AAN/UIT-knop
LED

34
Honda SMART Key-systeem (Vervolg)
Bedieningshandleiding
Werkbereik
Het werkbereik varieert wanneer de
contactschakelaar wordt vergrendeld of
ontgrendeld.
Het Honda SMART Key-systeem maakt gebruik van
zwakke radiogolven. Daarom kan het werkbereik
groter of kleiner worden of werkt het Honda SMART
Key-systeem mogelijk niet goed in de volgende
situaties.
• Als de batterij van de Honda SMART Key leeg is.
•
Als er voorzieningen in de buurt zijn die sterke
radiogolven of geluid genereren zoals TV-torens,
krachtcentrales, radiostations of luchthavens.
•
Als u de Honda SMART Key bij u heeft met een
laptop of draadloos communicatie-apparaat zoals
een radio of mobiele telefoon.
• Als de Honda SMART Key in contact komt met
of wordt afgedekt door metalen voorwerpen.
❙
Als de contactschakelaar ontgrendeld is:
U kunt het systeem gebruiken binnen de
gearceerde ruimte getoond in de afbeelding.

35
Bedieningshandleiding
vervolg
❙
Als de contactschakelaar vergrendeld is:
U kunt het systeem gebruiken binnen de
gearceerde ruimte getoond in de afbeelding.
Ongeveer 2 m
Iedereen kan uw contactschakelaar ontgrendelen
en de motor starten als de Honda SMART Key
binnen het werkbereik van uw scooter is, ook al
bevindt u zich aan de andere kant van een muur of
raam. Als u bij uw scooter vandaan bent maar de
Honda SMART Key nog wel binnen het werkbereik
is, zet dan het Honda SMART Key-systeem uit.
Het Honda SMART Key systeem schakelen
(P33)

36
Honda SMART Key-systeem (Vervolg)
Bedieningshandleiding
Iedereen in het bezit van de Honda SMART Key
kan de motor starten en de contactschakelaar, de
zadelvergrendeling en het stuurslot ontgrendelen
als de Honda SMART Key binnen het werkbereik
ligt.
U moet de Honda SMART Key altijd bij u dragen
wanneer u op en van de scooter stapt of wanneer
u rijdt.
Leg de Honda SMART Key niet in het
middencompartiment of het opbergvak voor.
Als de contactschakelaar op (On) is gezet, kan de
scooter ook worden bediend door een persoon die
niet beschikt over een geverifieerde Honda SMART
Key.
Als u uw scooter heeft geparkeerd, vergrendel dan
de stuurinrichting en de contactschakelaar.
(P38)
Controleer of de contactschakelaarring uit gaat en
alle richtingaanwijzers eenmaal knipperen.

37
Bedieningshandleiding
vervolg
Contactschakelaar schakelen
❙
Contactschakelaar ontgrendelen
!aZorg ervoor dat de Honda SMART Key is
geactiveerd. (P33)
!bDruk de contactschakelaar in om het Honda
SMART Key-systeem te verifiëren.
uNadat het systeem is geverifieerd, wordt de
contactschakelaar ontgrendeld en gaan het
controlelampje van de Honda SMART Key en
de contactschakelaarring branden.
!cZet de contactschakelaar in de stand (On) als het
controlelampje van de Honda SMART Key gaat
branden.
uAls de contactschakelaar niet binnen
20 seconden nadat deze is ingedrukt in
de stand (On) wordt gezet, gaan het
controlelampje van de Honda SMART Key
en de contactschakelaarring uit en wordt
de contactschakelaar vergrendeld.
Als het Honda SMART Key-systeem niet goed
werkt (P97)
Wanneer iemand zonder Honda SMART Key de
contactschakelaar probeert te verdraaien, zal de
contactschakelaar vrij ronddraaien. Als u merkt dat
de contactschakelaar in een andere stand staat, zet
dan de contactschakelaar in de oorspronkelijke
stand ( (Off) of (LOCK)).
Honda SMART Key
Contactschakelaar
Controlelampje
Honda SMART
Key
Ring
contact-
schakelaar

38
Honda SMART Key-systeem (Vervolg)
Bedieningshandleiding
❙
Contactschakelaar vergrendelen
!aZet de contactschakelaar in de stand SEAT
(Off) of (LOCK).
!bVergrendel de contactschakelaar door het
volgende te doen:
• Verlaat het werkbereik met de Honda SMART
Key. (P34)
• Druk de contactschakelaar in.
• Wacht ongeveer 20 seconden nadat de
contactschakelaar van (On) naar (Off)
of (LOCK) is gezet.
• Schakel het Honda SMART Key-systeem naar
deactiveren. (P33)
!cZorg ervoor dat het controlelampje van de Honda
SMART Key en de contactschakelaarring uit gaan
en dat de richtingaanwijzers eenmaal knipperen.
Dit geeft aan dat de contactschakelaar is
vergrendeld.
Als het Honda SMART Key-systeem niet goed
werkt (P97)
Contact-
schakelaar
(On)
(Off)
(LOCK)
Ring
contactschakelaar

39
Bedieningshandleiding
Zorg er altijd voor dat de contactschakelaar in de
stand (Off) of (LOCK) staat als u de scooter
parkeert.
Als de contactschakelaar is vergrendeld in de stand
SEAT, kan deze slechts eenmaal op (Off)
worden gezet.
Als de contactschakelaar is vergrendeld in de stand
(Off), kan de stuurinrichting niet worden
vergrendeld. Ontgrendel de contactschakelaar om
het stuur te ontgrendelen.

40
Bedieningshandleiding
Motor starten
Start de motor volgens de volgende procedure,
ongeacht of de motor koud of warm is.
Deze scooter is uitgerust met een zijstandaard met
ontstekingsblokkering.
uAls de zijstandaard omlaag is geklapt, kan de
motor niet worden gestart.
uAls u de zijstandaard omlaag klapt terwijl de motor
draait, slaat de motor automatisch af.
Deze scooter is voorzien van een Honda SMART
Key-systeem. Houd de Honda SMART Key altijd bij
u tijdens het rijden op de scooter. (P34)
!aZorg ervoor dat de motorstopschakelaar in de
stand (Run) staat.
!bZet de scooter op de middenbok.
!cZet de contactschakelaar in de stand (On).
uDe contactschakelaar ontgrendelen (P37)
LET OP
•Als de motor niet binnen 5 seconden start, moet u het contact
op uit zetten en 10 seconden wachten voordat u de motor
opnieuw probeert te starten om de accuspanning te verhogen.
•Het langdurig versneld stationair draaien en het verhogen van
het toerental kunnen de motor en het uitlaatsysteem
beschadigen.
•De motor start niet als de gashendel volledig is geopend.
!c

43
Bedieningshandleiding
Remmen
Draai de gashendel dicht en bedien de voor- en
achterrem tegelijk.
Achterremhendel Voorremhendel

44
Bedieningshandleiding
Tanken
Type brandstof: uitsluitend loodvrije benzine
Octaangetal van brandstof: Uw scooter is
ontworpen voor het gebruik van een research-
octaangetal (RON) van 91 of hoger.
Tankinhoud: 9,1 liter
❙
Richtlijnen voor tanken en brandstof (P14)
Brandstofvuldop openen
!aOpen het zadel. (P46 )
!bDraai de brandstofvuldop linksom tot deze niet
verder kan, verwijder de vuldop en plaats deze op
de houder van de brandstofvuldop.
Vul geen brandstof bij tot voorbij de onderste rand
van de vulhals.
Houder
brand-
stofvuldop
Brandstofvuldop
Pijlmarkeringen
Onderste rand
van vulhals

45
Bedieningshandleiding
Brandstofvuldop sluiten
!
aPlaats de brandstofvuldop terug en draai hem
stevig vast door de dop naar rechts te draaien.
uDe pijlmarkeringen op de dop en de
brandstoftank moeten tegenover elkaar staan.
!
bSluit het zadel. (P 46 )
3
WAARSCHUWING
Benzine is een uiterst licht ontvlambare en
explosieve stof. U kunt brandwonden of
ernstig letsel oplopen in de omgang met
brandstof.
• Zet de motor uit en houd warmte,
vonken en vlammen uit de buurt.
• Vul de tank uitsluitend buiten.
• Verwijder gemorste brandstof
onmiddellijk.

46
Bedieningshandleiding
Opberguitrusting
Zadel openen
!aDraai het stuur tot het recht vooruit staat.
!bDraai de contactschakelaar naar de stand SEAT en
druk op de schakelaar voor het openen van het
zadel.
uDe contactschakelaar ontgrendelen (P37)
!cOpen het zadel.
Zadel sluiten
Sluit het zadel en duw de achterkant van het zadel
naar beneden totdat dit vastklikt. Controleer of het
zadel goed is vergrendeld door het licht omhoog
te trekken.
Pas op dat u uw sleutels niet in het
opbergcompartiment onder het zadel opbergt.
Zadel
SEAT
Contactschakelaar
Schakelaar voor openen van zadel

47
Bedieningshandleiding
vervolg
Helmhouders
De helmhouders bevinden zich onder het zadel.
In de gereedschapsset zit een
helmbevestigingskabel.
uGebruik de helmhouder uitsluitend bij het
parkeren.
D-ring helm
Helmbevestigings-
kabel Helm-
houders
3
WAARSCHUWING
Rijden met een helm die aan de houder is
bevestigd, kan invloed hebben op het
veilige gebruik van uw scooter en een
botsing veroorzaken waarbij u ernstig of
dodelijk lichamelijk letsel kunt oplopen.
Gebruik de helmhouder uitsluitend bij het
parkeren. Rijd niet met een helm die aan
de helmhouder hangt.

48
Opberguitrusting (Vervolg)
Bedieningshandleiding
Een helm kan worden bewaard in het
middencompartiment.
Plaats de voorkant van de helm naar voren.
uSommige helmen passen mogelijk niet in het
compartiment vanwege hun afmetingen of vorm.
Middencompartiment
Overschrijd nooit de maximale gewichtslimiet.
Maximumgewicht: 10 kg
uBerg geen brandbare of warmtegevoelige artikelen
op.
uBerg geen waardevolle of breekbare artikelen op.
Gereedschapsset/documentzakje
De gereedschapsset en het documentzakje
bevinden zich in het middencompartiment.
❙
Het zadel openen (P46)
Helm
Midden-
compartiment
Gereedschapsset Documentzakje
Compartiment voor
gereedschapsset
Compartiment voor
documentzakje

51
Bedieningshandleiding
Stopcontact voor accessoires
Het stopcontact voor accessoires bevindt zich in
het middencompartiment.
Open de afdekkap om toegang te krijgen tot het
stopcontact voor accessoires.
Het nominale vermogen is
12 W (12 V, 1 A)
POWER
OUTLET
12W MAX
(12V 1A)
Afdekkap
uLaat om te voorkomen dat de accu sneller
leegloopt of zwakker wordt de motor draaien
terwijl u stroom gebruikt via het stopcontact.
uStel de koplamp in op dimlicht. De accu kan
leeglopen of het stopcontact voor accessoires kan
beschadigd raken.
❙
Het zadel openen (P46 )

Onderhoud
Lees "Het belang van onderhoud" en "Standaardonderhoud" aandachtig door alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Raadpleeg "Specificaties" voor servicegegevens.
Het belang van onderhoud ..................................P. 53
Onderhoudsschema ..............................................P. 54
Standaardonderhoud............................................P. 58
Gereedschapsset....................................................P. 68
Demontage en montage van onderdelen
...............
P. 69
Accu ....................................................................P. 69
Middelste onderkap .............................................P. 70
Clip......................................................................P. 72
Carterontluchting ..................................................P. 73
Bougie ....................................................................P. 74
Motorolie............................................................... P. 76
Koelvloeistof ......................................................... P. 80
Remmen................................................................. P. 82
Zijstandaard .......................................................... P. 84
Gashendel.............................................................. P. 85
Andere afstellingen .............................................. P. 86
Koplamphoogte .................................................. P. 86
Achtervering........................................................ P. 87
Batterij Honda SMART Key .................................. P. 88

53
Onderhoud
Het belang van onderhoud
Het goed onderhouden van uw scooter is absoluut
essentieel voor uw veiligheid en het beschermen van
uw investering, het verkrijgen van een optimale
prestatie, het voorkomen van pech en het reduceren
van luchtverontreiniging. De eigenaar is
verantwoordelijk voor het onderhoud. Inspecteer uw
scooter voor elke rit, en voer de periodieke controles
uit die in het onderhoudsschema zijn vermeld. 2P. 54
Lees altijd de onderhoudsvoorschriften voordat u
onderhoud uitvoert en zorg ervoor dat u over de
benodigde gereedschappen, onderdelen en
vakkundigheid beschikt. Wij kunnen u niet
waarschuwen voor alle denkbare risico's die zich
kunnen voordoen tijdens het uitvoeren van
onderhoud. Alleen u kunt beslissen of u een bepaalde
taak wel of niet zou moeten uitvoeren.
Volg deze richtlijnen tijdens het uitvoeren van
onderhoud.
●Schakel de motor uit en draai de contactschakelaar
in de stand (Off).
●Plaats uw scooter op een stevige, vlakke
ondergrond met behulp van de zijstandaard, de
middenbok of een onderhoudsbok voor steun.
●Laat de motor, geluiddemper, remmen en andere
hete onderdelen afkoelen voor het uitvoeren van
een servicebeurt, anders kunt u brandwonden
oplopen.
●Laat de motor uitsluitend draaien wanneer dit
wordt aangegeven en alleen in een goed
geventileerde ruimte.
Het belang van onderhoud
3
WAARSCHUWING
Het niet goed onderhouden van uw
scooter of het niet repareren van een
defect voordat u gaat rijden kan leiden tot
een ongeval waarbij u ernstig of dodelijk
letsel kunt oplopen.
Volg altijd de inspectie- en
onderhoudsaanbevelingen en -schema's in
dit instructieboekje.
Veilig onderhoud

54
Onderhoud
Onderhoudsschema
Het onderhoudsschema vermeldt de
onderhoudsprocedures die vereist zijn voor veilige,
betrouwbare prestaties en een goed werkende
emissieregeling.
De onderhoudswerkzaamheden moeten worden
uitgevoerd overeenkomstig de normen en
specificaties van Honda door geschoolde en
bevoegde monteurs. Uw dealer voldoet aan deze
vereisten. Het bijhouden van een nauwkeurig
onderhoudsrapport zorgt ervoor dat uw scooter
goed wordt onderhouden.
Zorg ervoor dat de monteur die het onderhoud
uitvoert dit onderhoudsrapport invult.
Het periodieke onderhoud wordt beschouwd als
normale onderhoudskosten voor de eigenaar die
door uw dealer in rekening zullen worden
gebracht. Bewaar alle facturen. Deze facturen
moeten aan de nieuwe eigenaar worden verstrekt
wanneer u de scooter verkoopt.
Honda raadt aan om uw dealer een proefrit met
uw scooter te laten maken na het uitvoeren van
het periodieke onderhoud.

Onderhoudsschema
55
vervolg
Onderhoud
Onderhoudsniveau
: Tussenniveau. Wij raden u aan het onderhoud uit te laten voeren door uw
dealer, tenzij u over het benodigde gereedschap en de mechanische
vakkundigheid beschikt. De procedures zijn vermeld in een officiële
werkplaatshandleiding van Honda.
: Technisch. Met het oog op uw veiligheid raden wij aan om de scooter
voor een servicebeurt naar uw dealer te brengen.
Onderhoudslegenda
: Inspecteren (reinigen, afstellen, smeren, of vervangen, indien nodig)
: Vervangen
: Reinigen
Items
Inspectie
voor het
rijden
2P. 58
Frequentie
*1
Jaarlijkse
controle
Regelmatig
vervangen Zie pagina
× 1.000 km 1 12 24 36 48
Brandstofleiding –
Brandstofniveau –
Werking van de gashendel
85
Luchtfilter
*2 67
Carterontluchting
*3 73
Bougie
74
Klepspeling –
Motorolie
78
Motoroliefilter
78
Stationair motortoerental –
Radiateurkoelvloeistof
*4
3 jaar
80
Koelsysteem –
I I I I
I
I
I
I I I I
I
R
R
I
R
I
R
I I
I
R
R
R
R
R R
R
R
R
I
I
I
I
I
I
I I I I
I
I I I I
I
I
R

Onderhoudsschema
56
Onderhoud
Opmerkingen:
*1 : Herhaal het hier vermelde frequentie-interval bij hogere kilometerstanden.
*2 : Voer vaker servicebeurten uit wanneer u in buitengewoon natte of stoffige omgevingen rijdt.
*3 : Voer vaker servicebeurten uit wanneer u in de regen rijdt of met vol gas.
*4 : Voor het vervangen is technische vaardigheid vereist.
Items
Inspectie
voor het
rijden
2P. 58
Frequentie
*1
Jaarlijkse
controle
Regelmatig
vervangen Zie pagina
× 1.000 km 1 12 24 36 48
Secundair
luchttoevoersysteem –
Benzinedampafzuigsysteem –
Aandrijfriem –
Luchtfilter riemkast –
Olie eindaandrijving 2 jaar –
Remvloeistof
*4
2 jaar
82
Remblokslijtage
83
Remsysteem
58
Koplamphoogte
86
Lichten/claxon –
Motorstopschakelaar –
Slijtage koppelingsschoenen –
Zijstandaard
84
I I
I I
I
R
I
R
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I

Onderhoudsschema
57
Onderhoud
Items
Inspectie
voor het
rijden
2P. 58
Frequentie
*1
Jaarlijkse
controle
Regelmatig
vervangen Zie pagina
× 1.000 km 1 12 24 36 48
Vering –
Moeren, bouten,
bevestigingsmiddelen –
Wielen/banden
64
Balhoofdlagers –
I
I
I I I
I
I
I I I
I
I
I
I I I
I
I
I I I

58
Onderhoud
Standaardonderhoud
Met het oog op de veiligheid bent u
verantwoordelijk om een controle voor het rijden
uit te voeren en alle vastgestelde problemen te
corrigeren. Een controle voor het rijden is een
must, niet alleen met het oog op de veiligheid
maar omdat pech, of zelfs een lekke band, een
aanzienlijk ongemak kan betekenen.
Controleer het volgende voordat u met uw scooter
gaat rijden:
●Brandstofniveau - Vul de brandstoftank
wanneer dit nodig is. 2P. 44
●Gashendel - Controleer of de gashendel in alle
stuurstanden goed opent en sluit. 2P. 85
●Motoroliepeil - Vul indien nodig motorolie bij.
Inspecteer op lekken. 2P. 76
●Koelvloeistofpeil - Vul indien nodig koelvloeistof
bij. Inspecteer op lekken. 2P. 80
●Remmen - Controleer de werking;
●Lichten en claxon - Controleer de lichten,
controlelampjes en claxon op juiste werking.
●Motorstopschakelaar - Controleer op juiste
werking. 2P. 28
●Zijstandaardbeveiliging met
ontstekingsblokkering - Controleer op juiste
werking. 2P. 84
●Wielen en banden - Controleer de staat, de
bandenspanning en pas indien nodig aan.
2P. 64
Inspectie voor het rijden
Voor en achter: controleer remvloeistofniveau
en remblokslijtage. 2P. 82, 83

Standaardonderhoud
59
Onderhoud
Gebruik altijd originele Honda-onderdelen of
gelijkwaardige onderdelen om betrouwbaarheid en
veiligheid te waarborgen.
Vermeld de modelnaam, kleur en code vermeld op het
kleurenlabel bij het bestellen van gekleurde
onderdelen. Het kleurenlabel bevindt zich op het
middencompartiment onder het zadel. 2P. 46
Onderdelen vervangen
3
WAARSCHUWING
Het installeren van andere onderdelen dan
Honda-onderdelen kan uw scooter onveilig
maken en leiden tot een ongeval waarbij u
ernstig of dodelijk letsel kunt oplopen.
Gebruik altijd originele Honda-onderdelen
of gelijkwaardige onderdelen die voor uw
scooter werden ontworpen en
goedgekeurd.
Kleurenlabel

Standaardonderhoud
60
Onderhoud
Uw scooter is uitgerust met een onderhoudsvrije accu.
U hoeft het elektrolytniveau van de accu niet te
controleren en geen gedistilleerd water toe te voegen.
Reinig de accupolen als ze vuil zijn geworden of
verroest zijn.
Verwijder de afdichtingen van de accudoppen niet. De
dop hoeft tijdens het laden niet te worden verwijderd.
❙
Reinigen van de accupolen
1.
Verwijder de accu. 2P. 69
2.
Als de polen door corrosie zijn aangetast en met
een witte aanslag zijn bedekt, moeten ze met warm
water worden gewassen en afgeveegd.
Accu
LET OP
De accu is van het onderhoudsvrije type en kan permanent
worden beschadigd als de doppenstrip wordt verwijderd.
Dit symbool op de accu duidt aan dat het
product niet met het huishoudelijk afval
mag worden afgevoerd.
LET OP
Een verkeerd afgevoerde accu kan schadelijk zijn voor het milieu
en de menselijke gezondheid.
Leef altijd de lokale regels voor het afvoeren van accu's na.
3
WAARSCHUWING
Uit de accu komt tijdens normaal gebruik
explosief waterstofgas vrij.
Een vonk of vlam kan het exploderen van
de accu veroorzaken, waardoor u ernstig
of dodelijk letsel kunt oplopen.
Draag beschermende kleding en een
gelaatsscherm of laat de accu
onderhouden door een bevoegde
monteur.

Standaardonderhoud
61
vervolg
Onderhoud
3.
Als de polen sterk zijn verroest, moeten ze met een
staalborstel of schuurpapier worden gereinigd en
gepolijst. Draag een veiligheidsbril.
4.
Plaats de accu terug na het reinigen.
De accu heeft een beperkte levensduur. Raadpleeg
uw dealer met betrekking tot de vervanging van de
accu. Vervang de accu altijd door een andere
onderhoudsvrije accu van hetzelfde type.
De zekeringen beschermen de elektrische circuits van uw scooter.
Als een elektrisch systeem op uw scooter uitvalt, controleer dan op
doorgebrande zekeringen en vervang ze door nieuwe.
2P. 111
❙
Inspecteren en vervangen van zekeringen
Zet de contactschakelaar op uit om de zekeringen te verwijderen
en te inspecteren. Vervang een doorgebrande zekering door een
zekering met dezelfde stroomsterkte. Zie "Specificaties" voor de
stroomsterkte van zekeringen.
2P. 129
Als een zekering herhaaldelijk doorbrandt, is dit
wellicht te wijten aan een elektrische fout. Laat uw
scooter door uw dealer inspecteren.
LET OP
Het monteren van elektrische accessoires van andere fabrikanten
dan Honda kan het elektrische systeem overbelasten, de accu
doen ontladen en mogelijk het systeem beschadigen.
Zekeringen
LET OP
Als u de zekering vervangt door een zekering met een hogere stroomsterkte,
loopt u meer risico op beschadiging van het elektrisch systeem.
Doorgebrande zekering

Standaardonderhoud
62
Onderhoud
Het motorolieverbruik varieert en de oliekwaliteit
verslechtert afhankelijk van de rijomstandigheden en
de verstreken tijd.
Controleer het motoroliepeil regelmatig en vul bij met
aanbevolen motorolie indien nodig. Vuile olie of oude
olie moet zo snel mogelijk worden ververst.
❙
Motorolie kiezen
Zie "Specificaties" voor de aanbevolen motorolie.
2P. 128
Als u motorolie van andere fabrikanten dan Honda
gebruikt, controleer dan op het label of de olie aan de
volgende normen voldoet:
●JASO T 903-norm *1 : MB
●SAE-norm *2 : 10W-30
●API-classificatie*3 : SG of hoger
*1. De JASO T 903-norm is een index voor motorolie voor 4-
taktmotoren van motorfietsen. Er zijn twee klassen: MA
en MB. Het volgende label toont bijvoorbeeld de MB-
classificatie.
*2. De SAE-norm stelt de kwaliteit van olie vast aan de hand
van de viscositeit.
*3. De API-classificatie vermeldt de kwaliteit en
prestatiegraad van motorolie. Gebruik SG of hogere
olie, met uitzondering van olie aangeduid als
"Energiebesparend" of "Hulpbronbesparend" op het
ronde API-servicesymbool.
Motorolie
Oliecode
Olieclassificatie
Niet aanbevolen Aanbevolen

Standaardonderhoud
63
Onderhoud
Geen remvloeistof bijvullen of verversen, behalve in
een noodgeval. Gebruik uitsluitend verse remvloeistof
uit een afgesloten houder. Als u remvloeistof bijvult,
moet het remsysteem zo snel mogelijk door uw dealer
worden nagekeken.
Pro Honda HP-koelvloeistof is een voorgemengde
oplossing van antivriesmiddel en gedistilleerd water.
Een concentratie van antivriesmiddel van minder dan
40% biedt onvoldoende bescherming tegen
roestvorming en koude temperaturen.
Een concentratie tot max. 60% biedt een betere
bescherming in koudere klimaten.
U zult de scooter vaker moeten onderhouden als u in
de regen of met vol gas rijdt of nadat de scooter is
gewassen of is gevallen. Voer een servicebeurt uit als
het aanslagniveau in het transparante gedeelte van de
aftapslang te zien is.
Als de aftapslang overloopt, kan het luchtfilter
verontreinigd worden door motorolie met slechte
motorprestaties tot gevolg. 2P. 73
Remvloeistof
LET OP
Remvloeistof kan kunststof- en gelakte oppervlakken
beschadigen.
Verwijder gemorste remvloeistof onmiddellijk en reinig het
oppervlak grondig.
Aanbevolen remvloeistof:
Honda DOT 4-remvloeistof of gelijkwaardig
Aanbevolen koelvloeistof
Concentratie:
50% antivriesmiddel en 50% gedistilleerd
water
LET OP
Het gebruik van koelvloeistof die niet bestemd is voor aluminium
motoren of gewoon leidingwater kan corrosie veroorzaken.
Carterontluchting

Standaardonderhoud
64
Onderhoud
❙
Bandenspanning controleren
Controleer uw banden met het blote oog en gebruik
een bandenspanningsmeter om de bandenspanning
ten minste één keer per maand te meten of wanneer
u constateert dat de bandenspanning laag is.
Controleer de bandenspanning altijd wanneer uw
banden koud zijn.
❙
Controleren op beschadiging
Controleer de banden
op sneden, scheuren of
barsten die de koordlaag
van de band zichtbaar
maken of spijkers of
andere vreemde
voorwerpen die in de
zijkant van de band of
het bandloopvlak zijn
ingebed. Controleer ook op bobbels of uitstulpingen
in de flanken van de banden.
❙
Controleren op abnormale slijtage
Controleer de banden op
tekenen van abnormale
slijtage op het draagvlak.
Banden (inspecteren/vervangen)

Standaardonderhoud
65
vervolg
Onderhoud
❙
Profieldiepte controleren
Controleer de bandslijtage-indicatoren. Vervang de
banden onmiddellijk zodra deze zichtbaar worden.
Om veilig te kunnen rijden moet u de banden
vervangen wanneer de minimale profieldiepte is
bereikt.
Het gebruik van banden met een profieldiepte van
minder dan 1,6 mm is in Duitsland bij de wet
verboden.
Locatiemarkering
slijtage-indicator
T.W.I of TWI
3
WAARSCHUWING
Het rijden op banden die overmatig zijn
versleten of verkeerd zijn opgepompt, kan
een botsing veroorzaken waarbij u ernstig
of dodelijk letsel kunt oplopen.
Volg alle instructies in dit instructieboekje
met betrekking tot bandenspanning en
onderhoud.
Duitsland

Standaardonderhoud
66
Onderhoud
Laat uw banden door uw dealer vervangen.
Zie "Specificaties" voor aanbevolen banden,
bandenspanning en minimale profieldiepte. 2P. 128
Volg deze richtlijnen voor het vervangen van banden.
●Gebruik de aanbevolen banden of gelijkwaardige
banden waarvan de bandenmaat, constructie,
snelheidswaarde en het belastingsbereik identiek
zijn.
●Laat het wiel, na het aanbrengen van de band,
balanceren met originele wielbalanceergewichten
van Honda of gelijkwaardig.
●Monteer geen binnenband in een tubelessband op
deze scooter. De binnenband kan extreem heet
worden en klappen.
●Gebruik uitsluitend tubelessbanden op deze
scooter. De velgen zijn ontworpen voor tubeless
banden en bij snel optrekken of remmen kan een
band met binnenband op de velg gaan slippen
waardoor de band snel leegloopt.
3
WAARSCHUWING
Het monteren van ongeschikte banden op
uw scooter kan het stuurgedrag en de
stabiliteit nadelig beïnvloeden en leiden
tot een ongeval waarbij u ernstig of
dodelijk letsel kunt oplopen.
Gebruik altijd het soort banden en de
bandenmaat die in dit instructieboekje
worden aanbevolen.

Standaardonderhoud
67
Onderhoud
Deze scooter is uitgerust met een viskeus
luchtfilterelement.
Persluchtreiniging of andere reiniging kan de prestatie
van het viskeuze filterelement verslechteren en het
binnendringen van stof veroorzaken.
Voer geen onderhoud uit.
Onderhoud moet worden uitgevoerd door uw dealer.
Luchtfilter

68
Onderhoud
Gereedschapsset
De gereedschapsset bevindt zich in het
middencompartiment. 2P. 48
U kunt enkele reparaties onderweg uitvoeren,
kleine afstellingen maken en onderdelen
vervangen met het gereedschap in de set.
●10 × 12 mm steeksleutel
●10 × 14 mm steeksleutel
●Kruiskopschroevendraaier nr. 2
●Schroevendraaier nr. 2
●Handgreep voor schroevendraaier
●Stiftsleutel
●Helmbevestigingskabel
●Zekeringtrekker
●Koppeling EM-modus

69
Onderhoud
Demontage en montage van onderdelen
Accu
❙
Demontage
Zorg ervoor dat de contactschakelaar op (Off)
staat.
1.
Verwijder de middelste onderkap. 2P. 70
2.
Verwijder de stekkers uit de accuhouder.
3.
Verwijder de accuhouder door de bouten te
verwijderen.
4.
Koppel de minpool - los van de accu.
5.
Koppel de pluspool + los van de accu.
6.
Haal de accu eruit en pas op dat u de moeren
van de accupolen niet laat vallen.
❙
Montage
Monteer de onderdelen in de omgekeerde volgorde
van de demontage. Maak altijd eerst de pluspool
+
vast. Controleer of de bouten en moeren goed
vastzitten.
Zorg ervoor dat de klok wordt ingesteld op de
juiste tijd nadat de accu weer is aangesloten.
2P. 24
Zie voor het naar behoren hanteren van de accu
"Standaardonderhoud." 2P. 60
De accu loopt leeg 2P. 104
Accuhouder
Bouten
Stekkers
Minpool Pluspool
Moer van
accupool Moer van
accupool
Accu

Demontage en montage van onderdelen u Middelste onderkap
70
Onderhoud
Middelste onderkap
❙
Demontage
1.
Open het zadel. 2P. 46
2.
Verwijder de clips. 2P. 72
3.
Sluit het zadel, maar vergrendel het nog niet.
4.
Verwijder de bevestigingspennen aan de
onderkant van de middelste bovenkap.
5.
Trek de middelste bovenkap omlaag voor het
ontgrendelen van de borgclips A en verwijder
de middelste bovenkap.
Clips
Bevestigings-
pennen
Borgclips A
Borgclips A
Middelste
bovenkap

Demontage en montage van onderdelen u Middelste onderkap
71
Onderhoud
6.
Verwijder de schroeven A en de clips. 2P. 72
7.
Verwijder de middelste onderkap door de
schroeven B en borgclips B los te maken.
❙
Montage
Monteer de onderdelen in de omgekeerde
volgorde van de demontage.
Schroef A Schroef AClipClip
Borgclips B
Middelste
onderkap
Schroeven
B
Borgclips B
Borgclips
B
Borgclips B

73
Onderhoud
Carterontluchting
Carterontluchting reinigen
1.
Zet een opvangbak onder de
carterontluchtingsslang.
2.
Verwijder de carterontluchtingsslang en tap
bezinksel af.
3.
Breng de carterontluchtingsslang weer aan.
Carterontluchtingsslang

74
Onderhoud
Bougie
Bougie controleren
Zie "Specificaties" voor de aanbevolen bougie.
2P. 128
Gebruik uitsluitend het aanbevolen type bougie
met de aanbevolen warmtegraad.
1.
Verwijder de middelste onderkap. 2P. 70
2.
Maak de bougiedop los.
3.
Verwijder eventuele vervuiling rondom de
bougie.
4.
Verwijder de bougie met behulp van de juiste
bougiesleutel.
5.
Controleer de elektroden en het porseleinen
middengedeelte op aanslag, erosie of
koolstofvervuiling.
uVervang de bougie als er veel erosie of
aanslag is.
uReinig een door roet of olie vervuilde bougie
met een bougiereiniger of gebruik een
staalborstel.
LET OP
Het gebruik van een bougie met een ongeschikte warmtegraad
kan beschadiging van de motor veroorzaken.
Bougiedop

Bougie u Bougie controleren
75
Onderhoud
6.
Meet de bougieafstand met een draadtype
voelermaat.
uAls aanpassing nodig is, buig de zijelektrode
dan voorzichtig.
7.
Controleer of de bougiesluitring in goede staat
verkeert.
8.
Installeer de nieuwe bougie. Bevestig de
bougiesluitring en draai de bougie handmatig
in om scheef indraaien te voorkomen.
9.
Draai de bougie aan:
●Als de oude bougie in orde is:
1/8 slag na contact
●Draai een nieuwe bougie bij het installeren
tweemaal vast om losraken te voorkomen:
a) Draai eerst de bougie vast:
1/2 slag na contact.
b) Draai de bougie vervolgens terug.
c) Draai de bougie nogmaals vast:
1/8 slag na contact.
10.
Breng de bougiedop weer aan. Voorkom het
afklemmen van kabels of draden.
11.
Monteer de onderdelen in de omgekeerde
volgorde van de demontage.
De afstand moet als volgt zijn:
0,8 tot 0,9 mm
Bougieafstand
Zijelektrode
LET OP
Een verkeerd vastgedraaide bougie kan de motor beschadigen.
De zuigers kunnen worden beschadigd door loszittende bougies.
Als een bougie te strak is aangedraaid, kunnen de schroefdraden
worden beschadigd.

76
Onderhoud
Motorolie
Motorolie controleren
1.
Laat de motor 3 tot 5 minuten stationair
draaien als de motor koud is.
2.
Zet de contactschakelaar op (Off) en wacht
2 tot 3 minuten.
3.
Verwijder de olievuldop/peilstok en veeg deze
schoon.
4.
Zet uw scooter op de middenbok op een
stevige, vlakke ondergrond.
5.
Plaats de olievuldop/peilstok terug zonder deze
vast te draaien.
Controleer of het oliepeil zich tussen het
bovenste en onderste merkstreepje van de
olievuldop/peilstok bevindt.
6.
Monteer de olievuldop/peilstok en draai stevig
vast.
Olievuldop/
peilstok
Bovenste niveau
Onderste niveau

Motorolie u Motorolie bijvullen
77
Onderhoud
Motorolie bijvullen
Als het motoroliepeil zich onder of dicht bij het
onderste merkstreepje bevindt, moet u de
aanbevolen motorolie bijvullen. 2P. 62, 128
1.
Verwijder de olievuldop/peilstok. Voeg de
aanbevolen olie toe totdat deze het bovenste
merkstreepje bereikt.
uZet uw scooter op de middenbok op een
stevige, horizontale ondergrond wanneer u
het oliepeil controleert.
uVul niet hoger dan het bovenste
merkstreepje.
uZorg ervoor dat er geen vreemde
voorwerpen in de olievulopening
terechtkomen.
uVerwijder gemorste olie onmiddellijk.
2.
Plaats de olievuldop/peilstok terug en draai
stevig vast.
Zie "Standaardonderhoud" voor de aanbevolen
olie en oliekeuzerichtlijnen. 2P. 62
LET OP
Het te vol vullen met olie of het rijden met onvoldoende olie kan
de motor beschadigen. Meng geen olie van verschillende merken
en verschillende kwaliteit.

Motorolie u Motorolie verversen en motoroliefilter vervangen
78
Onderhoud
Motorolie verversen en
motoroliefilter vervangen
Voor het verversen van de olie en het vervangen
van het motoroliefilter is speciaal gereedschap
nodig. Wij raden u aan om uw scooter voor een
servicebeurt naar uw dealer te brengen.
Gebruik een nieuw origineel oliefilter van Honda of
gelijkwaardig dat voor uw model is
voorgeschreven.
1.
Laat de motor 3 tot 5 minuten stationair
draaien als de motor koud is.
2.
Zet de contactschakelaar op (Off) en wacht
2 tot 3 minuten.
3.
Zet uw scooter op de middenbok op een
stevige, vlakke ondergrond.
4.
Plaats een opvangbak onder de aftapbout.
5.
Verwijder de olievuldop/peilstok, de aftapbout
en de afdichtring om de olie af te tappen.
6.
Verwijder het oliefilter met een filtersleutel en
tap de resterende olie af. Controleer of de oude
afdichting niet aan de motor kleeft.
uBreng de olie en het oliefilter naar een
erkend recyclingcentrum.
LET OP
Het gebruik van het verkeerde oliefilter kan ernstige beschadiging
van de motor veroorzaken.
Aftapbout
Afdichtring

Motorolie u Motorolie verversen en motoroliefilter vervangen
79
Onderhoud
7.
Breng een dunne laag motorolie aan op de
rubberafdichting van een nieuw oliefilter.
8.
Monteer het nieuwe oliefilter en draai vast.
9.
Monteer een nieuwe afdichtring op de
aftapbout. Draai de aftapbout vast.
10.
Vul het carter met de aanbevolen olie (2P. 62,
128) en installeer de olievuldop/peilstok.
11.
Controleer het oliepeil. 2P. 76
12.
Controleer op olielekkage.
Aanhaalmoment: 26 Nm (2.7 kgf·m).
Rubberafdichting
Oliefilter
Aanhaalmoment: 25 Nm (2.7 kgf·m).
Vereiste olie
Verversen van olie en vervangen van
motoroliefilter:
1,4 liter
Uitsluitend verversen van olie:
1,2 liter

80
Onderhoud
Koelvloeistof
Koelvloeistof controleren
Controleer het koelvloeistofniveau in het
expansiereservoir terwijl de motor koud is.
1.
Zet uw scooter op de middenbok op een
stevige, vlakke ondergrond.
2.
Controleer door het kijkglas of het
koelvloeistofniveau zich tussen de UPPER- en
LOWER-merkstreepjes in het expansiereservoir
bevindt.
Als het koelvloeistofniveau zichtbaar daalt of het
expansiereservoir leeg is, is er waarschijnlijk sprake
van een ernstige lekkage. Laat uw scooter door uw
dealer inspecteren.
Koelvloeistof toevoegen
Als het koelvloeistofpeil onder het LOWER-
merkstreepje staat, vul dan bij met de aanbevolen
koelvloeistof ( 2P. 63) tot het UPPER-merkstreepje.
Vul uitsluitend vloeistof bij via de vuldop van het
expansiereservoir en verwijder de radiateurdop
niet.
1.
Verwijder de middelste onderkap. 2P. 70
2.
Verwijder de kap van het expansiereservoir.
Expansiereservoir
UPPER-
merkstreepje
LOWER-
merkstreepje

Koelvloeistof u Koelvloeistof verversen
81
Onderhoud
3.
Verwijder de dop van het expansiereservoir en
voeg vloeistof toe terwijl u het
koelvloeistofniveau controleert.
uVul niet hoger dan het UPPER-merkstreepje.
uZorg ervoor dat er geen vreemde
voorwerpen in de opening van het
expansiereservoir terechtkomen.
4.
Plaats de dop terug en draai stevig vast.
5.
Monteer de onderdelen in de omgekeerde
volgorde van de demontage.
Koelvloeistof verversen
Laat uw dealer de koelvloeistof verversen tenzij u
over het juiste gereedschap en mechanische
vakkundigheid beschikt.
3
WAARSCHUWING
Als de radiateurdop wordt verwijderd
terwijl de motor heet is, kan er
koelvloeistof uit spuiten waardoor
mogelijk brandwonden worden
veroorzaakt.
Laat de motor en de radiateur altijd
afkoelen voordat u de radiateurdop
verwijdert.
Kap van
expansie-
reservoir
Dop van expansiereservoir

82
Onderhoud
Remmen
Remvloeistof controleren
1.
Plaats uw scooter rechtop op een stevige en
horizontale ondergrond.
2.
Controleer of het remvloeistofreservoir
horizontaal staat en of het vloeistofniveau zich
boven het LOWER-merkstreepje bevindt.
Inspecteer de remblokken op slijtage als het
remvloeistofpeil zich onder het LOWER-
merkstreepje bevindt of de speling van beide
remhendels buitensporig wordt. Als de
remblokken niet zijn versleten, is er wellicht sprake
van lekkage. Laat uw scooter door uw dealer
inspecteren.
Voor
Achter
Remvloeistofreservoir van voorrem
LOWER-
merkstreepje
Remvloeistofreservoir van achterrem
LOWER-
merkstreepje

84
Onderhoud
Zijstandaard
Zijstandaard controleren
1.
Zet uw scooter op de middenbok op een
stevige, vlakke ondergrond.
2.
Controleer of de zijstandaard soepel werkt. Als
de zijstandaard stijf is of piept, reinig dan de
scharnierzone en smeer de scharnierbout met
schoon vet.
3.
Controleer de veer op beschadiging of
uitrekking.
4.
Ga op de scooter zitten en klap de zijstandaard
omhoog.
5.
Start de motor.
6.
Klap de zijstandaard volledig omlaag. De motor
moet afslaan wanneer u de zijstandaard
omlaag klapt. Laat uw scooter inspecteren door
uw dealer als de motor niet afslaat.
Veer
zijstandaard

86
Onderhoud
Andere afstellingen
Koplamphoogte afstellen
U kunt de verticale hoogte van de koplampen
afstellen voor een juiste uitlijning. Draai de schroef
naar binnen of buiten met behulp van de
meegeleverde kruiskopschroevendraaier in de
gereedschapsset. 2P. 48
Houd u aan de lokale wetten en voorschriften.
Verhogen
Verlagen
Schroef

88
Onderhoud
Batterij Honda SMART Key
De batterij in de Honda SMART
Key vervangen
Als het controlelampje voor de Honda-SMART Key
5 keer knippert als de contactschakelaar op (On)
wordt gezet of het werkbereik instabiel wordt,
vervang de batterij dan zo snel mogelijk.
Wij raden u aan om dit door uw dealer te laten
uitvoeren.
1.
Verwijder de bovenste behuizing door een
muntstuk of platte schroevendraaier met
daarover een beschermende doek in de gleuf te
steken.
uWikkel een muntstuk of een
schroevendraaier in een beschermende doek
om te voorkomen dat er krassen op de
Honda SMART Key komen.
uRaak het circuit of het aansluitcontact niet
aan. U kunt zo storingen veroorzaken.
uWees voorzichtig en maak geen krassen op
het waterdichte deksel en houd alles stofvrij.
uDemonteer de behuizing van de Honda
SMART Key voorzichtig.
Batterijtype: CR2032

Batterij Honda SMART Key u De batterij in de Honda SMART Key vervangen
89
Onderhoud
2.
Verwijder de oude batterij en breng een
nieuwe aan met de - zijde naar boven
gekeerd.
3.
Zet de twee helften van de afstandsbediening
weer in elkaar.
uZorg ervoor dat bovenste en onderste
behuizingen op de juiste plek zitten.
Accu
Beschermend
doekje
Sleuf
Bovenste behuizing
Onderste behuizing
3
WAARSCHUWING
Gevaar voor chemische brandwonden:
slik de batterij niet in.
Als een batterij wordt ingeslikt, kan deze
ernstige inwendige brandwonden en zelfs
de dood veroorzaken.
•Houd de batterij uit de buurt van
kinderen en zorg dat het batterijvak
goed gesloten is.
•Als het batterijvak niet goed sluit,
gebruik dan het product niet langer en
houd het uit de buurt van kinderen.
•Roep onmiddellijk medische hulp in als
een kind mogelijk een batterij heeft
ingeslikt.

91
Verhelpen van storingen
Motor start niet
De startmotor werkt maar de
motor start niet
Controleer het volgende:
●Controleer de juiste startvolgorde van de motor.
2P. 40
●Controleer of er benzine in de brandstoftank zit.
●Controleer of het PGM-FI-storingslampje (MIL)
brandt.
uNeem zo snel mogelijk contact op met uw
dealer als het controlelampje brandt.
De startmotor werkt niet
Controleer het volgende:
●Controleer of de motorstopschakelaar in de
stand (Run) staat. 2P. 28
●Controleer of de zijstandaard omhoog is
geklapt.
●Controleer of er een zekering doorgebrand is.
2P. 111
●Controleer op een losse accu-aansluiting of
corrosie op de accupolen. 2P. 60
●Controleer de staat van de accu. 2P. 104
Laat uw scooter inspecteren door uw dealer als het
probleem aanhoudt.
Specyfikacje produktu
Marka: | Honda |
Kategoria: | Silnik |
Model: | SH300A (2016) |
Potrzebujesz pomocy?
Jeśli potrzebujesz pomocy z Honda SH300A (2016), zadaj pytanie poniżej, a inni użytkownicy Ci odpowiedzą
Instrukcje Silnik Honda

2 Lutego 2025

11 Stycznia 2025

8 Stycznia 2025

8 Stycznia 2025

2 Stycznia 2025

31 Grudnia 2025

31 Grudnia 2025

31 Grudnia 2025

28 Grudnia 2024

14 Grudnia 2024
Instrukcje Silnik
- Silnik Yamaha
- Silnik Triumph
- Silnik Kawasaki
- Silnik Milwaukee
- Silnik KTM
- Silnik Ducati
- Silnik BMW
- Silnik GasGas
- Silnik Suzuki
- Silnik Husqvarna
- Silnik Aprilia
- Silnik Mercedes-Benz
- Silnik Danfoss
- Silnik Texas
- Silnik ELAC
- Silnik Kettler
- Silnik Mitsubishi
- Silnik Indian
- Silnik Piaggio
- Silnik Reebok
- Silnik Juki
- Silnik Beta
- Silnik Bajaj
- Silnik Royal Enfield
- Silnik Sherco
- Silnik Hyosung
- Silnik Benelli
- Silnik Cagiva
- Silnik Metabo
- Silnik Nautilus
- Silnik Mash
- Silnik Hero
- Silnik Victory
- Silnik Emco
- Silnik Chang Jiang
- Silnik Harley Davidson
- Silnik Moto Guzzi
- Silnik Derbi
- Silnik SMC
- Silnik Ridley
- Silnik Anova
- Silnik Zero
- Silnik MV Agusta
- Silnik BodyCraft
- Silnik Mahindra
- Silnik CRRCpro
Najnowsze instrukcje dla Silnik

15 Stycznia 2025

12 Stycznia 2025

10 Stycznia 2025

3 Stycznia 2025

3 Stycznia 2025

31 Grudnia 2025

30 Grudnia 2025

30 Grudnia 2025

30 Grudnia 2025

30 Grudnia 2025